Zoeken naar de essentie van het christendom
Inspirerende ideeën – Beklijvende beelden van Johannes Wickert
1. Rowan Williams(Groot-Brittannië)
Zoeken naar de essentie van het christendom (1)
Rowan Williams, aartsbisschop van Canterbury en hoofd van de anglicaanse kerk wil geloof n rede samenhouden
‘Tegenstelling tussen hervorming en traditie is niet onverzoenbaar’
Waarin verschilt het christelijke geloof van de islam of het boeddhisme? Wat zijn de uitdagingen voor het christendom vandaag? De primaat van Engeland, Rowan Williams, bijt de spits af.
Jan De Volder Alleen de ophaalbrug ontbreekt. Onder de bewolkte Londense hemel lijkt Lambeth Palace zo weggeplukt uit een middeleeuws ridderverhaal. Daar is het Londense centrum van de Church of England, tot nader order nog altijd de Engelse staatskerk: gelegen vlakbij de Houses of Parliament, waar 26 anglicaanse bisschoppen zitting hebben, evenwel aan de andere oever van de Thames, die symbolisch ook de scheiding tussen het spirituele en het politieke benadrukt.
Het is, met gevoel voor understatement geformuleerd, geen gemakkelijke tijd voor aartsbisschop Rowan Williams die worstelt om de eenheid te bewaren in de anglicaanse familie. Die is almaar meer verdeeld tussen vooruitstrevenden in Engeland en de VS en behoudsgezinden die vooral te vinden zijn in de boomende kerken in het Zuiden. Vorig jaar was Williams’ annus horribilis: de tienjaarlijkse Lambeth-conference werd geboycot door een deel van de conservatieve kerkleiders die een aparte bijeenkomst in Jeruzalem hielden.
Tot overmaat van ramp werd Williams in de tabloids uitgespuwd, nadat hij publiek de mogelijkheid had geopperd dat moslims in Groot-Brittannië een beroep zouden kunnen doen op aspecten uit de islamitische wetgeving. “Williams wil sharia invoeren”, gilde de pers en het gevolg waren liters drek over zijn arme hoofd. Willliams’ reflectie was zoals altijd fijnzinnig en genuanceerd. Maar was het niet hopeloos naïef om zoiets als opperste kerkleider te berde te brengen, vroegen ook medestanders zich af. Een goedlopend grapje vergelijkt hem met zijn voorganger George Carey: “Het probleem met Carey was dat hij op geen enkel moment scheen te vergeten dat hij de aartsbisschop was; het probleem met Williams is dat hij het zich op geen enkel moment schijnt te herinneren.”
Toen ik ABC – zoals medewerkers de aartsbisschop van Canterbury in interne nota’s noemen – vorige week interviewde, wachtte de kerkleider-theoloog alweer een zware week: behoudsgezinde Engelse anglicanen stichtten die dag een aparte vereniging, ’s anderendaags moest hij naar Los Angeles om de episcopaalse kerk ervan te weerhouden opnieuw homoseksuelen tot bisschop te wijden, en vrijdag moest hij weer in het Engelse York zijn voor alweer een cruciale synode met de Engelse anglicanen.
Your Grace, laat me u onmiddellijk het thema van deze interviewreeks voorleggen: wat is de essentie van het christendom? Waarin verschilt dat van andere monotheïstische godsdiensten?
“Het grootste punt van onderscheid is ons trinitaire godsverstaan. De ‘drievuldigheidsleer’ zegt niet alleen iets over God, maar ook over de mens. Door Jezus Christus en de heilige Geest hebben we de mogelijkheid deel te hebben aan het goddelijke leven. Dat geeft de mens een oneindige horizon van liefde en vrijheid. De essentie van het christelijke geloof is de uitnodiging om te staan waar Jezus staat, tot God te bidden als ‘Onze Vader’. En dat in het vertrouwen dat het leven van Jezus, dat het goddelijke leven zelf is, in zekere mate aan ons wordt doorgegeven.”
Het idee dat God drie personen is, klinkt in de oren van de andere monotheïstische godsdiensten bijna blasfemisch.
“Het christendom ziet de eenheid van God als goddelijk leven en goddelijke substantie. Andere tradities – zoals het jodendom en de islam – stellen dat God één is als persoon. Maar voor ons is er altijd relatie mee gemoeid: het gaat niet om de eenheid van een individu, maar om de eenheid van een continuïteit en een communio.”
U staat aan het hoofd van de Church of England en de brede anglicaanse familie. Wat is de belangrijkste bijdrage van het anglicanisme aan het christendom?
“Het anglicaanse christendom probeerde altijd twee dingen samen te houden: de continuïteit van het sacramentele leven en het bisschopsambt – dat hebben we gemeenschappelijk met de grote historische kerken in oost en west – én het principe van de reformatie dat de kerkelijke leer voortdurend moet worden getoetst aan de Schriften. Niet dat het ons altijd lukt, maar op zijn best toont het anglicanisme aan hoe een hervormd en vereenvoudigd geloof, dat heel katholiek en heel traditioneel is in zijn eerbied voor het sacrament en het bisschoppelijk ambt, de reformatie kan overleven. Dat is zeker een van onze bijdragen: het anglicanisme toont aan dat de tegenstelling tussen traditie en hervorming niet onverzoenbaar is.”
Twee van de zeven miljard aardbewoners zijn christenen. Wat ziet u als de grootste uitdaging voor het christendom?
“In de gebieden waar het christendom historisch gezien het best is ingebed, is dat de verontrustende trend naar relativisme en individualisme. Mensen zien het geloof als een consumentenkwestie: ‘ik pik hier en daar wel iets uit wat me zint’. Dat betekent dat de gemeenschapsidentiteit van het christendom zwak is. Dat geldt voor Europa, maar even goed voor Noord-Amerika. Die individualistische mentaliteit maakt ons zwak tegenover de islamitische wereld, die in een nieuwe dynamiek zit en die de gemeenschapsidentiteit boven alles stelt.”
In het Zuiden houdt de groei van het christendom wel gelijke tred met die van de islam.
“Jawel, maar ook dat baart me zorgen. Als dat alleen de groei betekent van zeer rigide en eng gedefinieerde vormen van christendom, dreigt dat gepaard te gaan met een verlies van spirituele diepte en intellectueel zelfonderzoek: dat was altijd een bijzonder waardevol onderdeel van het christendom. Ik ben beducht voor een toekomst die alleen een wedijver inhoudt tussen een machtige communautaire islam en een machtig communautair christendom, waarbij geen van beide zich herbront, zowel spiritueel als intellectueel.”
Gaat het erom geloof en rede samen te houden, zoals paus Benedictus XVI benadrukt?
“Dat is absoluut vitaal voor de toekomst van het christendom. Volgens mijn grootste voorganger, de heilige Anselmus van Canterbury, gaan geloven en trachten te begrijpen altijd samen. Met hem meen ik dat Christus zowel het hart als het intellect uitdaagt. De hele christelijke traditie gaat er trouwens vanuit dat geloof leidt tot een zoektocht waarbij de rede een belangrijke rol speelt.”
Tertio is bekommerd om de opbouw van een verenigd Europa. Wat is Europa, in essentie? En welke rol speelt het christendom daarin?
“Wie denkt dat je een toekomst voor Europa kunt bouwen zonder te refereren aan de rol van het christendom, dwaalt. Ik zie twee belangrijke elementen: door het christendom heeft Europa in zijn mentaliteit en zelfverstaan altijd iets universeels. Europa staat niet op zichzelf, het is deel van een grotere wereld. Het evangelie was er niet alleen voor Europeanen, maar moest worden uitgedragen. Het christendom droeg ertoe bij dat Europa niet bevroren werd in een louter tribale of lokale dynamiek.”
“Ten tweede is er de erfenis van de middeleeuwen: de kerk streefde ernaar de ‘wet van het land’ te definiëren. Men zocht morele en sociale normen die het lokale en de plaatselijke heerser overstegen. Daarin zit de kern van de universele menselijke waardigheid. Door zijn christelijke erfenis heeft Europa hard gewerkt om dat begrip van universele rechten en gerechtigheid te codificeren.
Dat gaf het volk ook de mogelijkheid zijn bestuurders te bekritiseren wanneer die iets probeerden door te drukken wat tegen de goddelijke wil inging. Het beste voorbeeld is de weerstand die katholieken en protestanten ontwikkelden tegen het Derde Rijk, al was die niet altijd even duidelijk als zou moeten. Maar diegenen die in het verzet gingen, zoals theoloog Dietrich Bonhoeffer of gewone gelovigen als Franz Jägerstätter, deden dat op basis van wat het christendom hen ten diepste had overgeleverd.”
De Europese Unie (EU) is niet erg populair, niet het minst aan de Engelse zijde van het Kanaal. Wat gaat dit Europa worden?
(zucht) “Dat is me helemaal niet duidelijk. Wel duidelijk is dat mensen hun hart niet aan Europa schenken als de EU niet meer is dan een eengemaakte bureaucratie voor welgestelde landen. Dan is ze een lege doos. Europa moet zich bewust worden van zijn spirituele en ethische traditie en dat uitdragen in de wereld, voor het welzijn van de armere landen. In zo’n Europa kan ik geloven, dat is het Europa waar ik voor bid.”
Hoe kunnen grote christelijke centra als Rome, Moskou, Canterbury en eventueel Constantinopel en Genève Europa helpen?
“Het is belangrijk dat de leiders van de christenheid zich uitspreken over de grote morele en politieke thema’s die de nationale horizonten overschrijden, zoals migratie, rechten voor minderheden, de ecologische en de financiële crisis. De kerken kunnen de regeringen eraan herinneren dat sommige zaken in een grotere context moeten worden aangepakt. Bovendien kunnen ze de politici ook het bredere kader in herinnering brengen en de spirituele bronnen van ons continent aanbieden. Kijk maar hoe het begrip ‘subsidiariteit’ – dat afkomstig is uit de theologie en de sociale leer van de kerk – school heeft gemaakt. Het christendom heeft schatten te bieden aan het Europa van morgen.”
Is de secularisatie een kans voor Europa? Of is het altijd een handicap?
“Dat hangt af van de definitie. Secularisatie kan scheiding van kerk en staat betekenen, waarbij de staat geen specifieke religieuze groep bevoordeelt, maar ieder laat bloeien en de relaties tussen kerken en geloofsgemeenschappen regelt. Dat is gezond: de staat speelt een rol, maar geen totalitaire. Daarnaast stelt een bepaald seculier denken dat de basis van de samenleving niet religieus mag zijn. Als je een bepaald geloof of godsdienst wil aanhangen, mag je dat in je private hoekje gaan doen. Dat reduceert religie tot een eigenaardigheid uit de privésfeer. Er zijn nogal wat stemmen in Groot-Brittannië en Europa die daarop aansturen. Dat moeten we bestrijden, want het houdt een onjuist begrip van het mens-zijn zelf in.”
De Engelse kerk geniet heel wat privileges van overheidswege. Ik heb begrepen dat u bereid bent daaraan te verzaken?
“Ik heb gemengde gevoelens. Wat het ‘establishment’ van de Church of England heet, betekent dat de kerk een zekere rol heeft in het publieke domein. Zo zitten de bisschoppen in het House of Lords. Bepaalde benoemingen gebeuren technisch gezien onder het gezag van de monarch. Het betekent in elk geval niet dat we veel geld zouden krijgen van de staat, wel integendeel.
Die positie van de kerk heeft haar voordelen: ook onze joodse en islamitische vrienden zijn soms blij dat de kerk haar stem kan laten horen. Nu, als die positie zou worden veranderd, zou de kerk dat overleven. Ik ben tien jaar bisschop geweest in de kerk van Wales die geen gepriviligeerde banden heeft met de overheid. Ik wil die positie niet te alle prijze verdedigen. Het probleem is evenwel dat de pleitbezorgers van het ‘disestablishment’ allemaal behoren tot de secularisten van de tweede soort: zij willen de kerk het recht ontzeggen haar stem publiek te laten horen. Daaraan bied ik weerstand: als de officiële positie van de kerk in de staat betekent dat ze daardoor ook haar stem kan laten horen in de publieke ruimte, moeten we dat verdedigen tot de laatste snik.”
De anglicaanse wereld is almaar meer verdeeld, vooral door vrouwen- en homokwesties, tussen de liberale noordelijke kerken en de veel traditionelere kerken in de ‘Global South’. Kunnen jullie nog wel samenblijven?
“Dat hoop ik en daar bid ik voor. Daar is mijn hele werk aan gewijd. Of het gaat lukken, weet God alleen. De Lambeth-conferentie leidde tot een positieve dynamiek: het is helemaal anders als bisschoppen persoonlijk met elkaar overleggen dan als ze discussiëren via websites en de media. Die persoonlijke relaties hebben we in het verleden te veel verwaarloosd. Voor een constructief gesprek is er terughoudendheid nodig aan beide zijden: de Noord-Amerikaanse kerken zijn zo hard van stapel gelopen dat ze het gesprek hebben bemoeilijkt. Mijn hoop is dat ze verder afzien van homowijdingen. Verdeeldheid in deze moeilijke tijd kunnen we missen.”
Ook de Engelse kerk is hoe langer hoe meer verdeeld. Onder leiding van Michael Nazir-Ali, de bisschop van Rochester, verzamelen de behoudsgezinden zich. Vreest u ook daar geen afsplitsing?
“Die traditionalistische anglicanen zeggen meer voeling te hebben met de anglicanen in het Zuiden dan met die in Engeland of Amerika. Toch stuurt bijna niemand aan op een echte splitsing. Ik geloof hen als ze zeggen dat ze in de kerk willen blijven. Ik luister naar hun bekommernissen en voor de rest zou ik er niet zoveel belang aan hechten als de media nu schijnen te doen.”
Uw lezing voor de Royal Courts of Justice zorgde voor een stevige rel. Heel wat media lieten het uitschijnen dat u onverkort de sharia wilde invoeren. Er is helaas geen ruimte om in te gaan op de details van dat debat, maar hoe blikt u erop terug?
“Ik wilde een vraag opwerpen: in hoeverre zou het mogelijk zijn om bepaalde elementen uit de islamitische wet onder de Britse wet te introduceren? Als premisse stelde ik duidelijk dat er geen enkele toegeving kan worden gedaan aan twee basisrechten: de gelijke behandeling onder de nationale wet en de vrouwenrechten. Op mijn reflectie kreeg ik veel interessante antwoorden: sommige moslims vonden mijn kijk op de sharia te optimistisch, anderen zeiden dat dit exact is wat ze nodig hebben: de erkenning van sommige elementen om te komen tot een professionele en verantwoordelijke uitoefening van het islamitische recht in dit land.”
“Ik herinner me vooral de ongelooflijke diepe schrik voor de islam die naar boven kwam. Velen hakten in op de aartsbisschop van Canterbury en dat was niet prettig. Maar ik vroeg me af: hoe moet je je voelen als je moslim bent en in dit land woont? Ik zou nerveus worden. De temperatuur liep zo hoog op en de karikaturen waren zo sterk en zo afwijkend met wat de grote meerderheid van de moslimgemeenschappen in Groot-Brittannië beleven.”
Heeft u spijt dat u die toespraak heeft gehouden?
“Dat denk ik niet. Al zou ik enkele dingen wel anders verwoord hebben als ik had geweten wat ze teweeg zouden brengen.”
Eerste Welshman in Canterbury
Rowan Douglas Williams werd geboren in 1950 in Swansea, Wales. Als kind leerde hij op school over de Belgische pater Damiaan. “Hij was de eerste katholiek die ik als een echte held aanzag”, herinnert hij zich. “Het is fascinerend hoe zijn verhaal zoveel steun genereerde over alle confessionele grenzen heen. Ik ben blij dat hij wordt heiligverklaard. Ook de anglicaanse wereld blijft hem eren.” Na briljante studies theologie en filosofie in Cambridge en Oxford werd Williams in 1977 priester gewijd. Hij huwde in 1981 met Jane Paul, met wie hij twee kinderen heeft. In 1992 werd Willams bisschop van Monmouth en in 1999 aartsbisschop van Wales. In juli 2002 werd hij aangesteld tot de eerste Welshmen in de zetel van Canterbury. Met zijn 52 jaar was hij toen de jongste primaat van Engeland in twee eeuwen. “En misschien ook diegene die er het meest tegen opzag”, pleegt hij te zeggen. (JDV)
2. Martien Brinkman (Nederland)
Zoeken naar de essentie van het christendom (2)
Martien Brinkman ziet hoe Jezus culturen verandert en hoe culturen Jezus veranderen
‘Christendom verbindt vermenselijken van God met vergoddelijken van mens’
In Azië wonen christenen tussen islamieten, hindoes, boeddhisten, sjamanisten en taoïsten – wat sporen nalaat in hun theologie. Datzelfde gebeurt in Afrika onder invloed van de traditionele Afrikaanse religies. Zo ontstaan niet-westerse Jezusbeelden waarbij Jezus een goeroe, voorouder of genezer is. Tegelijk krijgen die begrippen een nieuwe betekenis door de toepassing op Jezus. Theoloog Martien Brinkman verdiepte zich in die boeiende ‘dubbele transformatie’.
Koenraad De Wolf en Emmanuel Van Lierde De protestantse theoloog Martien Brinkman bestudeerde tijdens zijn sabbatjaar de niet-westerse theologie en de interreligieuze dialoog tussen de christelijke minderheden en de dominante godsdiensten in Azië en Afrika. Dat leidde tot het uitdagende boek De niet-westerse Jezus. Jezus als bodhisattva, avatara, goeroe, profeet, voorouder en genezer.
“Mijn interesse voor die niet-westerse Jezus ontstond bij jullie, in Leuven”, zegt Brinkman die van 1993 tot 1998 de paus Adrianus VI-leerstoel voor oecumenische theologie bekleedde aan de faculteit Godgeleerdheid van de K.U.Leuven. “Daar doceerde ik zowel in het Nederlands als in het Engels. Onder die Engelstaligen waren veel Afrikanen en Aziaten. Een Indiase student vroeg of hij een werkstuk over de ‘Indiase Jezus’ mocht schrijven. Hij wilde dat doen ‘omdat hij bang was’. Als christen woonde hij in een streek waar de Hindutva-beweging – een nationalistische hindoebeweging met als motto ‘India voor de hindoes’ – de plak zwaaide. Die hindoes treden zeer gewelddadig op tegen christenen. Die student wilde aangeven dat binnen het hindoeïsme plaats was voor Jezus en dus ook voor hem en zijn medechristenen. Dat wekte mijn interesse voor inculturatie en niet-westerse theologie.”
Hoe ziet die Indiase Jezus eruit?
“Hindoes nemen Jezus gewoon op in hun godsdienst. Ze eigenen zich Jezus toe en geven Hem een plaats naast Krisjna en Boeddha. Toch krijgt Jezus een eigen kleur in het hindoeïsme. Ik reisde veel in Azië en Afrika. De christenen daar staan niet te springen voor een interreligieuze dialoog. Ze scheurden zich net af van hun traditionele cultuur en religie door aan te sluiten bij het westers christendom. Wat is dan typisch Afrikaans of Aziatisch aan hun christendom? Is dat niet te westers gekleurd? Pas in de nasleep van de dekolonisatie vond een terugkeer naar de roots plaats en kregen die plaatselijke cultuur en religie weer aandacht. Maar om de hoek loerde een ander gevaar. Is het nog christelijk als hun geloof van zijn typisch westerse gedaante wordt ontdaan? Je moet de taal van de omgeving spreken en aansluiten bij een cultuur, maar wat is dan het eigene van het christendom? Waarin onderscheiden christenen zich van die cultuur waarbij ze zich aansluiten?”
In die dialoog tussen christendom en cultuur ziet u een dubbele transformatie gebeuren. Wat bedoelt u daarmee?
“Wanneer christenen zich vestigen in een andere cultuur, sluiten ze zich aan bij het religieuze besef van de bevolking, maar tegelijk brengen ze daar iets nieuws. God was al in Afrika voor de missionarissen. In Bijbelvertalingen gebruikten ze een godsnaam die de Afrikanen al kenden. Wat voor nieuws brachten de missionarissen dan als ze geen nieuwe God brachten?
Je ziet die dubbele transformatie al in het Nieuwe Testament. Elke naam in de evangeliën voor Jezus is een religieuze titel die aan het jodendom of soms aan de Griekse wereld wordt ontleend: rabbi, mensenzoon, zoon van God, leraar, geneesheer… Maar die naam wordt veranderd door de impact van de herinnerde Jezus. Die titel geeft een betekenis aan Jezus, maar Jezus zelf vult die opnieuw in. Zo’n naamgeving is niet onschuldig, want daardoor krijgt Jezus andere trekken. Een naakte Jezus zonder culturele inkleding bestaat niet, al zoeken sommigen naar die ware, historische Jezus.”
Zoon van God is wellicht het bekendste voorbeeld.
“In het Oude Testament werden eerst de koningen, nadien de profeten en uiteindelijk het hele volk zoon van God genoemd. Dat had niets te maken met een letterlijke verwekking. In de Griekse wereld ging het bij een zoon van Zeus wel om de letterlijke verwekking van een godenkind bij een mens. Moeten we Jezus’ zoonschap lezen tegen de achtergrond van de joodse of de Griekse context? De Koran dacht dat het over de Griekse betekenis ging en reageerde dat je niet zo menselijk mag denken over Allah. Het Nieuwe Testament is daarover niet zo helder. Dat zoonschap is letterlijker te nemen dan in het Oude Testament, maar niet zo plastisch als in de Griekse godenwereld. Vandaar de spanning tussen de geslachtslijsten van Jezus en het feit dat Hij van de Geest komt. Jezus valt dus niet zomaar uit de hemel, maar toch is Hij ook niet zomaar het kind van mensen. De maagdelijkheid beklemtoont dat Hij echt uit God is.”
Toch kun je niet zomaar elke titel aan Jezus geven door die wat anders in te kleuren.
“Dat klopt. Je kunt op zijn minst zeggen wat Hij niet is. Maar de herinnering aan Hem is gekleurd door de namen die Hij krijgt. In de Septuagint, de Griekse Bijbelvertaling, werd Jahwe vertaald met Heer. Ook Jezus werd de Heer genoemd. Bij de Grieken is een heer de baas van de slaven, maar Jezus was geen slavenbaas. Hij geeft dus een andere betekenis aan het woord ‘Heer’, maar tevens geeft die meer gezag aan Jezus, de zoon van een timmerman.
Neem dan Heiland. In de Heilandlegende uit de zevende eeuw was sprake van een ruwe koning. Toen die legende verbonden werd met de evangelies, werd dat beeld veranderd in een messiaanse koning. Ook Jezus gaat op een koning gelijken: Christus Koning verschijnt in de liturgie en de kunst. Zo zie je kruisbestuivingen tussen de cultuur en de religie, wat we contextualisaties of inculturatie noemen.”
Waar liggen de grenzen van de inculturatie? Wanneer laat je het christendom los door het te veel aan de cultuur aan te passen?
“Wil de kerk universeel zijn, dan moet ze haar band bewaren met de traditie – diachroon, in de tijd – en met alle werelddelen – synchroon, op alle plaatsen tegelijkertijd op hetzelfde moment. Ik zie drie criteria voor die katholiciteit. Eerst is er het nieuwtestamentische getuigenis. Dat kunnen we niet loslaten. De ‘remembered Jesus’ vinden we in de evangeliën. Daaruit blijkt dat je van Jezus niet iemand kunt maken die geen oog heeft voor de armen en de uitgestotenen.
Daarnaast zijn er de grote concilies. Die leerden ons altijd met twee woorden te spreken over Jezus, over zowel zijn goddelijkheid als zijn menselijkheid. Als we dat niet doen, vertellen we maar de halve waarheid. Hetzelfde doet zich voor met kruis en opstanding. Het ene kan niet zonder het andere. Alle christelijke stromingen delen die kern, samengevat in de geloofsbelijdenis en in de christelijke feesten en sacramenten.”
“Dat brengt me bij mijn derde criterium. Dat is de huidige vierende kerk die een bepaalde interpretatie van Jezus geeft door haar feesten, sacramenten, lezingen en preken. De wijze waarop we ons christen-zijn beleven en vieren, zet ook de geloofsbakens uit. Toch zijn dat geen bikkelharde criteria, want katholieken hebben zeven sacramenten en wij, protestanten, twee. Ook het aantal feesten verschilt en de een leest de Bijbel strikter dan de ander. De contextuele en culturele invullingen gebeuren altijd tegen die achtergrond van Bijbel, traditie en gemeenschap.”
Hoe vullen Afrikanen en Aziaten Jezus in?
“Afrikanen begrijpen beter het beeld van een geneesheer dan van een heiland en in India prefereren ze Jezus als goeroe. Voor hen is het Germaanse woord ‘heiland’ een vreemd begrip en daarom gaan ze op zoek naar andere namen. Maar een geneesheer of goeroe deelt het lot van de mensen niet zoals Jezus dat deed. Daarom voegen ze kwalificaties toe en spreken ze over de gekruisigde goeroe. Jezus is niet zomaar een voorouder van één stam. Net als bij de Heiland moet dat begrip opengebroken worden om een universele toepassing te krijgen. Zo wordt Jezus de voorouder bij uitstek en westerlingen kunnen iets leren van dat Jezusbeeld. Hoe horen onze doden thuis bij Jezus? Het is een kans om minder individualistisch over Jezus te denken, maar Hem te zien met de gemeenschap van heiligen rondom Hem.
Die nieuwe namen voegen iets toe aan het traditionele Jezusbeeld, maar Jezus transformeert evengoed die begrippen. Tussen de Afrikaanse geneesheren zitten soms slechteriken. Als je Jezus zo noemt, moet je het beeld uitzuiveren.”
Wie zuivert dat beeld dan uit?
“Al te vaak denkt het Westen dat te moeten doen. Het is een vergissing van de Romeinse curie anderen op te leggen hoe ze naar Jezus mogen kijken. De Afrikanen en Aziaten weten zelf goed genoeg wat kan en wat niet kan. Afrikanen beseffen de ambivalentie van hun beelden. Ze weten dat Jezus geen koning is zoals hun verschrikkelijke leiders.
Azië kent minder ambivalente beelden zoals de ‘avatara’. Dat is een goddelijke gezant uit de hemel. Hun knelpunt is veeleer de vraag of die goddelijke boodschapper werkelijk het menselijke bestaan deelt zoals Jezus dat deed. Voor hen is de goddelijkheid geen probleem, wel de menselijkheid. Aziaten hebben moeite met de incarnatie. Hindoeïsme en boeddhisme zijn onthechtingsreligies, terwijl Jezus zich net hecht aan het menselijke bestaan.”
“Vroeger behoorden de christenen in India bij de hogere kasten door de band met de Engelse kolonisten. Vandaag behoren de meeste christenen tot de lagere kasten van de ‘dalits’, de onaanraakbaren. Voor hen daalt Jezus af tot de armsten der armen. Wie dat doet, kan geen traditionele avatara zijn. Als je Jezus toch een avatara noemt, dan doet zich een transformatie voor. Daarmee onderstreep je de goddelijkheid van Jezus, maar dat betekent tevens dat avatara’s toch het lot van mensen delen. Zo zie je weer dat het christendom aansluit bij religieuze begrippen en die bijstuurt. Dat inculturatieproces tekent de hele geschiedenis.”
Waar ligt dan precies het unieke
van het christendom?
“Het unieke ligt in de wijze waarop Jezus het goddelijke en het menselijke bij elkaar brengt. De christelijke theologie neemt daar drie posities over in. Ofwel ligt het accent op de vermenselijking van het goddelijke door de ‘kenosis’, de ontlediging waarover de Filippenzenhymne spreekt (2, 6-11). Daartegenover staat de vergoddelijking van de mens. Vooral de orthodoxe traditie spreekt over die ‘theosis’, de Godwording. Dat betekent niet het einde, maar de vervulling van de mensheid. Het westerse christendom bewandelt normaal een middenweg tussen die opgaande en neergaande lijn.”
“Ook in de evangelies duiken die posities op. Bij Lucas wordt het mensenkind steeds meer vervuld van het goddelijke. Vanaf het doopsel zie je een opgaande lijn. Bij Johannes wordt het Woord vlees. Dat is de neergaande lijn. Aziaten en orthodoxen lezen het liefst Johannes, het Westen prefereert Lucas, maar je moet beiden bij elkaar houden.
In die combinatie van vergoddelijking en vermenselijking ligt het unieke en het gevaarlijke van het christendom. Er bestaat immers altijd het gevaar God te kleineren of van de mens een God te maken. Je dreigt snel te belanden in blasfemie of je begaat de oerzonde van de hoogmoed. Het jodendom en de islam laten God niet zo dicht bij de mens komen, bij hen is het goddelijke niet zo solidair. Boeddhisme en hindoeïsme willen dan weer afstand nemen van het menselijke.”
Is dat gevaar niet zeer groot bij de ontmoeting van het christendom met niet-westerse culturen?
“Azië en India kunnen zich moeilijk een God voorstellen die zich vernedert. Ze willen een God in glorie. Een God die zich solidariseert, is een problematische God. Afrikanen kunnen zich een mens indenken met bijzondere gaven, een van de Geest vervulde mens die opstijgt tot bij God, maar het Opperwezen daalt voor hen nooit af uit zijn hemel.
Het christendom vraagt van iedereen een stevige denkoefening waarbij je moet vermijden dat de mens zich God waant en daardoor niets menselijks meer doet voor de ander, en waarbij je eveneens moet vermijden dat God losstaat van de wereld. Een God die zich niet bekommert om de mens of die uitsluitend een mens zou zijn onder ons, is niet de christelijke God. Hoezeer de christen ook is vervuld van God, toch beseft hij dat hij van God is onderscheiden. Al kan de inwoning van Christus in ons ver gaan zoals bij mystici, de grens blijft dat God niet met ons samenvalt. Dat is belangrijk in vergelijking met new age waar dat verschil met God vervaagt. Die visie is niet langer christelijk.”
“Toch kan de mens als beeld van God dicht naderen bij God. De mens wordt niet klein gehouden. Bovendien ontfermt God zich over de mens. God slaat zijn tent op bij de mensen, maar dat betekent niet dat we greep op Hem hebben. We hebben de nabije God nooit in onze broekzak.
Die balans tussen die twee lijnen in de christologie zie je ook in de christelijke kunst. Nu eens ligt de klemtoon meer op de menselijkheid, dan weer op de goddelijkheid. Die golfbeweging zie je zelfs in de theologie. Met de actiegroepen van mei ’68 lag de klemtoon op het solidaire. Door de oosterse invloeden, esoterie en new age gaat het nu weer meer over het goddelijke.”
Oecumene of interreligieuze dialoog
Martien Brinkman (1950) is hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en was vele jaren verbonden aan het Centrum voor Interculturele theologie, Interreligieuze dialoog, Missiologie en Oecumenica (IIMO) in Utrecht. Hij is een gewijde voorganger van de gereformeerde kerk en is directeur van het Internationaal instituut voor gereformeerde theologie.
Aanvankelijk was Brinkman vooral begaan met oecumene, maar hij groeide uit tot een expert in interculturele theologie en interreligieuze dialoog. “Vooral in niet-westerse culturen lopen oecumene en interreligieuze dialoog door elkaar. De confrontatie met andere religies is daar onvermijdelijk”, zegt Brinkman. Door de inculturatie dreigen de Jezusstromingen verder uit elkaar te groeien waardoor Afrikaanse christenen een heel andere geloofsopvatting hebben dan Japanse en Chinese christenen. Blijven dat christenen of worden het nieuwe godsdiensten? “De band met de wereldkerk blijft noodzakelijk om niet te ver uiteen te drijven, anders wordt het elk zijn Jezus en krijgen we weer stamgodsdiensten. Daarom ben ik als protestant niet tegen het primaat van de paus, zolang hij dat collegiaal uitoefent. Zo’n teken van eenheid in de kerk is nodig. Ook het bisschopsambt kan daarin een belangrijke rol spelen”, merkt hij op.
“Het verschil tussen de christelijke denominaties wordt buiten het Westen totaal anders benaderd. In India is een christen eerst op zijn Indiaas christen en dan pas katholiek of protestant. Er is vooral nood aan interreligieuze dialoog om de vrede en het samenleven te bevorderen. Oecumene komt op de tweede plaats.” (KDW, EVL)
3. Etienne Vermeersch (België)
Zoeken naar de essentie van het christendom (3)
Etienne Vermeersch mist ethische meerwaarde in de openbaring
‘Niet ingaan tegen slavernij of nazisme maakte geloof ongeloofwaardig’
Hoe kijken ongelovigen aan tegen het geloof? Wat denken atheïsten over het christendom? In hun strijd tegen God gaan de New Atheists zoals Christopher Hitchins, Daniel Dennett en Richard Dawkins als een stormram tekeer. Dichter bij huis hebben we moraalfilosoof Etienne Vermeersch. Net zoals niemand beter dan een geliefde of een beste vriend in een ruzie de zwakke kanten van een ander weet te treffen, zo weet hij als gewezen katholiek de gevoelige snaren te raken. Maar omdat hij zijn ‘tegenstander’ erg goed kent, past hij ook in deze reeks.
Emmanuel Van Lierde Tussen de stapels boeken en papieren banen we ons een weg in de werkplaats van filosoof Etienne Vermeersch. Terecht verdient hij daarvoor de prijs van het meest wanordelijke bureau van Europa. Toch steekt er orde in die chaos want de aimabele man wijst ons direct de weg. “Dat is een kast vol over de wereldgodsdiensten, en deze hier, allemaal boeken over de historische Jezus en daar staan de kerkvaders. Dit is de meest godsdienstige kamer van het huis.”
Niet verwonderlijk voor een man die bekend staat als een bestrijder van het christendom, maar die tegelijk jarenlang het christendom vanbinnen uit kende tijdens zijn jeugd en jezuïetenopleiding. Velen kennen Vermeersch als een harde polemist in debatten. Tijdens het interview valt daar niets van te merken. Voor ons zit een zachtaardige man die een grote rust uitstraalt. Zonder vrees vallen we dan ook met de deur in huis.
Wat is voor u de essentie van het christendom?
“In het zoeken naar een uitleg voor het geluk van de bozen – denk aan het boek Job – ontstaan volgens mij twee types godsdiensten. Het eerste ziet een oplossing in de wedergeboorte. Je reïncarneert in een beter of slechter leven en zo wordt het goede toch beloond en het kwade bestraft. Een andere uitweg zie je bij de godsdiensten die door Zarathoestra zijn beïnvloed. Voor hen volgt op het leven een definitief oordeel over goed en kwaad waardoor je naar het paradijs of de hel gaat. “
“Die visie delen het mazdeïsme – de godsdienst van Zarathoestra –, het late judaïsme – net als Jezus geloofden de farizeeën en de essenen daarin, maar de sadduceeën niet –, het christendom, het manicheïsme en de islam. Typisch voor het christendom is de koppeling van dat leven na de dood aan de verlossing door Jezus Christus. Al wordt de mens geboren in zondigheid, door de dood van Christus is hij gered als hij zich laat dopen en het geloof aanneemt. Daardoor krijgt hij eeuwig leven. Het christendom is daarom een verlossingsgodsdienst.”
Voegt het katholicisme daar nog iets aan toe?
“Het christendom zelf is door de openbaring al behoorlijk dogmatisch, maar de katholieke kerk heeft door haar hiërarchie nog een strakker dogmatisme in de hand gewerkt.”
Wat heeft onze cultuur aan het christendom te danken?
“Uiteraard is de westerse kunst, literatuur en muziek ondenkbaar zonder het christendom. Maar zonder het christendom was het wellicht een andere godsdienst die aanleiding had gegeven tot kunstuitingen.
Wat mij vooral opvalt na mijn studie van de Indische godsdiensten, is de scherpe scheiding in het christendom en de islam tussen de dogmatisch vaststaande waarheid en de radicaal af te wijzen onwaarheid. Hindoes zijn bereid alles te geloven. Eender welke god is goed. Zij hebben geen scherp criterium om waarheid te onderscheiden en niemand maakt zich daar zorgen over welke verhalen je voor ‘waar’ aanneemt. Dogmatische godsdiensten maken wel het onderscheid tussen waar en onwaar, tussen wat je wel en wat je niet mag geloven. Wat niet waar is, is vals en daar blijf je van weg.
Juist die dogmatische houding was wellicht een stuwende factor voor de wetenschapsontwikkeling. Hoewel de wetenschap zich vaak ontwikkelde in strijd met het dogma, hebben ze de radicale keuze voor waarheid en het scherp afwijzen van onwaarheid gemeen. Voor het christendom geldt – net zoals voor de meeste andere godsdiensten trouwens – de uitspraak van voetballer Johan Cruijff: ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’.”
Waarom was dat christelijke geloof voor u niet langer geloofwaardig?
“Toen ik uittrad, was mijn geloof in de kerk sterk afgezwakt, maar ik was nog niet ongelovig. Dat vergde nog nadenken en worstelen. Mijn verdere studie versterkte mijn ongeloof wel steeds meer.
De beslissende teksten uit de Bijbel zoals de verrijzenisverhalen zijn ongeloofwaardig en er is niet het minste bewijs voor. Bovendien spreken sommige passussen elkaar tegen. De belangrijkste reden voor mijn ongeloof is de totale ethische irrelevantie van de ‘openbaring’. Nagenoeg alle waardevolle ethische voorschriften die erin voorkomen, vind je al terug in oudere Egyptische en Babylonische teksten. Een bijzondere openbaring van God was daar niet voor nodig, want we wisten het al. De Bijbel heeft niets nieuws gebracht. Daarnaast zijn er belangrijke normen die een goddelijke openbaring wel had moeten bijbrengen en die totaal ontbreken.”
Waaraan denkt u dan?
“Een totaal mensonwaardig systeem zoals slavernij wordt door de Bijbel niet veroordeeld, maar goedgekeurd. Dat Philo van Alexandrië, een tijdgenoot van Jezus, zich wel uitsprak tegen slavernij en het dus beter weet dan God, doet voor mij de deur dicht.
Tot in de achttiende eeuw hebben alle christelijke kerken slavernij aanvaard en toegepast, hoewel de negerslavernij in Amerika onnoemelijk wreed was. Het heeft tot ver in de negentiende eeuw geduurd voor slavernij werd afgeschaft. Dat de pausen slaven hadden tot 1796, dat bisschoppen en priesters slavinnen hadden – ik zal geen tekeningetje maken waarvoor – en dat kloosters in Brazilië zelfs tot in de negentiende eeuw met slaven werkten, zegt voldoende. Het is een schande die definitief alle ethisch krediet aan het christendom ontzegt – ook aan de islam overigens.”
Er waren toch ook tegenstanders van slavernij?
“De tegenstanders waren tot de zeventiende eeuw op één hand te tellen. Het was net zo met het nazisme. Miljoenen Duitse christenen liepen Hitler achterna. Hans en Sophie Scholl werden door hun geloof geïnspireerd om tegen het nazisme te strijden, maar de ontroerende houding van die edelmoedige jongeren van ‘Die weisse Rose’ kan de schandelijke lafheid van hun medechristenen niet vergoelijken.”
U zegt dat de Matthäuspassie van Bach u ontroert, maar dat u weent omdat het niet waar is. Blijft u tegenover het geloof met dat gevoel achter: dat het spijtig is dat het niet waar is?
“Jarenlang weende ik omdat het niet waar is. Als je zolang, zo overtuigd geloofde, kun je dat niet zomaar loslaten. Dat vergt tijd. Bachs passies ontroeren me nog altijd, maar ik ween niet meer. De nostalgie is verdwenen omdat ik me bewust ben van de gruwelen van de kerkgeschiedenis: de slavernij, de godsdienstoorlogen, de ketter- en heksenvervolgingen, het meeheulen met het nazisme… Dat alles doet de balans naar het negatieve overhellen.”
Het christelijke godsbeeld klopt volgens u niet. Wat is daar mis mee?
“De drie monotheïstische godsdiensten zien God als een persoon die de Schepper van alles is. Hij is oneindig machtig, oneindig wijs en oneindig goed. Ik heb niets tegen dat godsbeeld, maar niets in de werkelijkheid beantwoordt daaraan. Lijden en kwaad tonen aan dat God ofwel niet almachtig ofwel niet oneindig goed is. Wat de christelijke God als Verlosser betreft, zie ik geen enkele reden waarom wij verlost moeten worden. Ik bestrijd dat alles niet, ik stel alleen dat daar geen werkelijkheid aan beantwoordt.
Toch heeft de verre en nabije God van het christendom iets aantrekkelijks. De God van de islam is volkomen transcendent en veraf van de mensen. Het Concilie van Nicea in 325 verzoende de verre God de Vader met de nabije God de Zoon.”
“De Godmens deelt ons bestaan, onze armoede en ons lijden. Al is dat intellectueel absurd – een God die niet kan lijden en dan toch lijdt –, het heeft een grote emotionele betekenis. Je kunt gevoelens tegenover die Godmens koesteren zoals tegenover een mens en dat leidde bij de mystici en bij anderen tot intens beleefde liefde. Ik denk aan Franciscus van Assisi, Teresa van Avila of Thérèse van Lisieux. Zo’n dogma – de twee naturen van Christus – is mijn inziens uniek in de wereldgeschiedenis.”
U sprak altijd over het godsbeeld, niet over het godsbestaan. Is dat omdat Gods bestaan noch te bewijzen noch te ontkennen valt?
“In het vage weg kun je niet over God spreken, je moet eerst definiëren wat je met God bedoelt. De God van de Bijbel of de Koran kan volgens mij niet bestaan, maar over een ongedefinieerde God kun je niets zeggen. Ik spreek niet over zo’n vage God, ik spreek alleen over de ‘geopenbaarde’.”
Christenen zijn niet ethischer dan anderen. Alle mensen zoeken het goede, al halen ze hun inspiratie om het goede te doen, elders. Op welke punten vinden gelovigen en ongelovigen elkaar?
“Of alle mensen het goede zoeken, laat ik in het midden. Marc Dutroux suggereert het tegendeel. Wel hebben de meesten een afkeer van het boosaardige. Ethiek wordt bepaald door de maatschappelijke omstandigheden die een algemeen aanvoelen tot stand brengen. Sommige Chinezen villen honden levend, dat is voor hen normaal, terwijl wij daarvan gruwelen. Ethiek evolueert met de cultuur. Tot in de achttiende eeuw was slavernij normaal, nu vindt iedereen dat onmenselijk. Pas na de afgrijselijke Dertigjarige Oorlog werd godsdiensttolerantie als nodig ervaren om het samenleven mogelijk te maken. Dat we nu in Europa tolerant worden tegenover homoseksualiteit, is een culturele evolutie die niet te stoppen is. Het is het resultaat van nieuwe inzichten rond seksualiteit en autonomie. Omdat gelovigen en humanisten in dezelfde tijd en cultuur leven en beiden beïnvloed worden door de maatschappelijk geldende ethiek, kunnen ze elkaar vinden.
De ethische opvattingen van Hans Küng en Edward Schillebeeckx verschillen niet van de mijne. Als de humaniteit en de rede primeren, vinden we elkaar zonder problemen. Christenen in Europa denken niet meer zo dogmatisch en hiërarchisch als weleer en dat maakt het makkelijker om samen te werken. Maar met veel moslims en conservatieve christenen uit Amerika valt geen land te bezeilen. Veel hangt ervan af met welke gelovigen je te doen hebt.”
Christenen en vrijzinnigen botsen soms toch door een verschillend mensbeeld?
“Ik zie vooral een verschil tussen het mensbeeld van de ‘evangelicals’ en de ‘conservatives’ in Amerika en dat van Europese christenen. Die zijn totaal verschillend, maar bij ons verschilt het mensbeeld van vrijzinnigen en christenen niet zo erg, tenzij het door dogmatische uitspraken wordt doorkruist. Ieder gezond denkend mens weet dat binnen vijftig jaar priesters zullen mogen trouwen en vrouwen priester zullen worden. Man en vrouw zijn evenwaardig in ons mensbeeld, behalve voor reproductie omdat we biologisch verschillen. Bij veel moslims en bij de kerkelijke hiërarchie treedt daar nog een ‘achterlijkheid’ op.
Kiezen voor het celibaat gaat niet in tegen de mensenrechten, maar het opleggen is dom. Maar dat je een verschil maakt tussen mannen en vrouwen om priester te worden, gaat daar wel tegen in. Door de maatschappelijke evoluties groeit ons mensbeeld naar elkaar toe. Kijk naar de klimaatcrisis, we beseffen allemaal dat we ofwel samen ten onder gaan, ofwel samen de zaak omkeren. We voelen ons lotgenoten en uit noodzaak evolueren we naar medemenselijkheid.”
Toch denk ik dat we een andere kijk hebben op autonomie, zoals bij euthanasie.
“Autonomie betekent dat ieder mens fundamenteel vrij is. Dat iedereen autonomie heeft, betekent dat je rekening moet houden met de autonomie van de ander. Medemenselijkheid en respect voor het zelfbeschikkingsrecht van de ander horen bij het autonomiebegrip. Maar sommige godsdiensten hebben dat respect niet. Zij bepalen hoever jouw autonomie gaat en ze negeren de gewetenskeuze.”
Katholieke ziekenhuizen en artsen hebben toch het recht die behandelingen te weigeren?
“Artsen en verplegend personeel kunnen door de gewetensclausule weigeren aan abortus of euthanasie mee te werken. Ze moeten wel tijdig hun patiënten inlichten en hen doorverwijzen. Ziekenhuizen daarentegen hebben geen geweten. Daarom mogen ze zo’n behandelingsverbod niet collectief opleggen. Ze moeten de gewetensvrijheid van de arts respecteren. Als die euthanasie in eer en geweten gerechtvaardigd vindt, zondigt hij, ook vanuit theologisch oogpunt, als hij zijn geweten niet volgt. Dat is toch de hoogste wet: uw geweten volgen. Ziekenhuizen die dat verbieden, zetten aan tot zonde.”
Bijna voltooid leven
Etienne Vermeersch (1934) groeide op in een streng katholieke en Vlaamsgezinde familie. Al tijdens zijn humaniora aan het Brugse Sint-Lodewijkscollege kende hij twee geloofsconflicten. Hij verdedigde vanuit Gods almacht de predestinatieleer die een godsdienstleerkracht bestreed en het nadenken over Gerard Walschaps roman Zuster Virgilia leidde tot het ontkennen van een rationele grondslag voor het godsgeloof. Toch waagde hij “de sprong in het geloof” en trad in bij de jezuïeten, maar de geloofstwijfels kwamen terug en na vijf jaar trad hij uit.
Vermeersch trok naar de Gentse rijksuniversiteit voor klassieke filologie en wijsbegeerte, en bleef er tot zijn emeritaat. Naast Leo Apostel en Jaap Kruithof groeide hij uit tot een van de bekendste gezichten van de RUG, later de UGent. Hij huwde met Josiane van Droogenbroeck, een lerares Frans. Ze kozen ervoor geen kinderen te hebben.
De 75-jarige Vermeersch blikt tevreden terug op een rijk gevuld leven. “Wie leeft, verandert en vergaat. Het besef van eindigheid geeft ons leven spankracht en dynamiek die afwezig zouden zijn als het eindeloos voortduurt. Als je ouder wordt, moet je een grotere bereidheid hebben te sterven. Je moet je niet beklagen omdat je niet onsterfelijk bent of niet kunt vliegen zoals superman. Je moet de feiten aanvaarden zoals ze zijn. Dat is niet tragisch. Een ‘onrijpe dood’ is tragisch – een kind dat sterft, een onvoltooid leven –, maar dat is bij mij niet het geval”, zegt de filosoof. “Een van mijn dromen komt nu uit: ik heb een artikel in het voornaamste wetenschappelijke tijdschrift Nature. Daar heb ik lang op gewacht, maar indien ik dat niet realiseerde, betekende dat niet dat mijn leven onvoltooid was. Ik heb bijna een ‘gezegende’ leeftijd na een behoorlijk goed leven.”
Waarover dat artikel gaat, willen we nog weten. “Ik schreef een reactie op een bijdrage van neurobiologen. Volgens hen zijn beslissingen al in onze hersenen genomen enkele seconden voor we er ons bewust van zijn. Dat zou betekenen dat we geen vrije wil hebben. Ik weerleg die conclusie en u mag gerust zijn: we hebben wel een vrije wil”, beklemtoont Vermeersch. (EVL)
4. Bernard Sesboüé (Frankrijk)
Zoeken naar de essentie van het christendom (4)
Theoloog en jezuïet Bernard Sesboüé schuwt de grote vragen niet
‘God zoekt de mens voordat de mens God zoekt’
De gerenommeerde theoloog en jezuïet Bernard Sesboüé kent de Bijbel en de christelijke traditie uitstekend. Hij heeft een uitgesproken voorkeur voor de kerkvaders en publiceerde vele boeken en artikels over alle domeinen van het geloof. De gewezen hoogleraar van het Centre Sèvres in Parijs zoekt als geen ander naar ‘de essentie van het christendom’. Een gedroomde gesprekspartner voor onze gelijknamige reeks.
Koenraad De Wolf en Emmanuel Van Lierde Jammer genoeg werd amper één boek uit de vele publicaties van Bernard Sesboüé in het Nederlands vertaald. Ik geloof. Een uitnodiging voor de 21ste eeuw (Altiora/Kok, Averbode/Kampen, 2000) is een turf van meer dan zeshonderd pagina’s over het actuele verstaan van de geloofsbelijdenis. Met een intellectuele eerlijkheid tot op het bot gaat hij na hoe dat oeroude geloof ook vandaag mensen gelukkig kan maken. Ook zijn andere boeken zijn alle stevige werken over de grote geloofsthema’s.
Maar net omdat de man zulke lijvige boeken schreef, vreesden we dat hij geen korte antwoorden zou geven op onze vragen. Niets bleek minder waar toen we op een zonnige ochtend naar de communauteit in de Rue Monsieur trokken waar ooit ook de jezuïet Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955) woonde. Een gedenkplaat aan de gevel herinnert aan de paleontoloog die het christelijke geloof in overeenstemming wou brengen met de evolutieleer. Sesboüé wijst ons met genoegen op zijn intellectuele voorganger. Onze gastheer heeft onze vragen goed bestudeerd en geeft heldere, krachtige en tot onze verbazing korte antwoorden. Midden in ons vragenlijstje last hij een korte pauze in. “Genoeg gewerkt, nu eerst iets drinken en dan de tweede helft. Zo is het goed”, zegt de vitale tachtiger lachend. “Allons-y les enfants”, steekt hij daarna weer van wal.
Wat is volgens u de essentie van het christendom?
“De essentie ligt in de openbaring dat God zich voor de mens interesseert. In alle religies zien we dat de mens God zoekt. In het christendom zien we dat God zich naar de mens keert. Dit betekent niet dat God in andere religies de mens niet zoekt, maar de joods-christelijke godsdienst is de enige die dat thematiseert. Het christendom onthult de stap van God naar de mens. Voor het christendom is het essentieel dat God bestaat, maar nog essentiëler dat de mens bestaat voor God. De moderniteit desinfecteert God: de mens zou zich niet meer interesseren voor God en God niet meer voor de mens.
Dat kan niet volgens het christendom. De mens redt zichzelf niet door zijn werken, we worden gered door de genade van God die van ons houdt. Of zoals Johannes het zegt: ‘Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad’ (1 Johannes 4,10). God komt altijd eerst.”
Wat zegt het christendom over het leven na de dood en de verrijzenis?
“Het christendom kondigt over de verrijzenis twee zaken aan. De eerste is dat wij eeuwig als personen zullen leven. Dat personalisme is typisch christelijk. Bij oosterse religies gaat de mens uiteindelijk op in de kosmos of het nirwana waardoor hij zijn identiteit verliest. Het christendom daarentegen openbaart dat de mens als persoon eeuwig leeft voor God. Bij moord en geweld zie je dat de mens van geen tel is, terwijl het christendom ons leert dat elke mens onvervangbaar is en een groot respect verdient.
Het tweede is de aankondiging van de verrijzenis van het lichaam. De moeilijkheid is te zeggen met welk lichaam wij verrijzen. Paulus antwoordt daarop in de eerste Korintiërsbrief, hoofdstuk 15. Het gaat niet over het fysische, chemische of biologische behoud van onze organen, wel over het menselijke van het lichaam: de mens is een wezen van relatie.
Wij hebben geen lichaam, wij zijn ons lichaam. In al onze kwetsbaarheid leven, handelen en spreken we daarmee en geven ons daarmee aan de ander. We zijn een sprekend en een liefhebbend lichaam. Dat is de plaats van de liefde en de creativiteit in de wereld. Als het christendom belooft dat het lichaam verrijst, betekent dit dat het kwetsbare lichaam wordt vervolmaakt. Het wordt opgenomen in de relatie van allen met allen, in de gemeenschap van de heiligen.”
Waarom noemen christenen Jezus Christus de unieke bemiddelaar en de Zoon van God?
“Jezus Christus is de Zoon van God om de unieke bemiddelaar tussen God en mensen te kunnen zijn. Die twee titels staan rechtstreeks in verband met elkaar. We hebben allen nood aan redding. Nu verstaan we dat niet goed meer, maar ik hertaal dat als: we zoeken allen het geluk, vooral geluk in de liefde. Maar dat vinden we niet uit eigen kracht en daarom is het nodig dat God naar ons komt.
De bemiddeling van Christus is dubbel. Hij bevrijdt ons van onze zonden en Hij brengt ons in gemeenschap met God. Als bemiddelaar is hij geen tussenpersoon want die verschilt van wat hij overbrengt. De bemiddelaar verschilt niet van zijn boodschap. Dat kan maar omdat Hij echt de Zoon van God en werkelijk mens is. Daar ligt meteen het unieke: dat één iemand waarlijk God en waarlijk mens is zoals de kerk het traditioneel verwoordt en altijd heeft verdedigd.
De interreligieuze dialoog stelt de kerk nu voor een moeilijkheid. Zeggen aan andersgelovigen dat Christus de unieke bemiddelaar is, wordt aangezien als een ondraaglijke pretentie, een soort kolonialisme. Oosterlingen aanvaarden dat Jezus onze leider en redder is, maar ze vragen ons waarom wij niet aanvaarden dat zij door hun leiders zoals Boeddha worden gered. Die kwestie is het grootste doctrinaire knelpunt van deze eeuw. Voorheen streed de kerk voor de eenheid van Christus – dat hij waarlijk God en mens in één persoon was –, nu moet ze zijn uniciteit bevechten. Dat is de uitdaging waar we voor staan. De kerk kan geen afstand nemen van de uniciteit van Christus omdat die in de Schrift ligt verankerd, maar we moeten een nieuwe, nederige taal vinden die aantoont dat de uniciteit een universeel appel aan alle mensen is en niet de affirmatie van een superioriteit van de ene boven de andere.”
Pédagogie du Christ is een van uw boeken. Wat houdt die pedagogie in?
“Die uitdrukking kan twee betekenissen hebben. Zij kan wijzen op de pedagogie die Jezus gebruikte om zich te openbaren ofwel op de pedagogie die wij gebruiken om over Jezus te praten. Die tweede pedagogie put haar inspiratie bij de eerste.
Jezus openbaarde zich aan zijn leerlingen als een mens, maar Hij was geen mens als de anderen. Hij had een mysterieuze identiteit en in het samenleven ontdekten de leerlingen dat Jezus van Nazareth meer was dan een mens. Zijn leven liep uit op het mysterie van het kruis – voor de leerlingen een groot schandaal. De verrijzenis bracht hun geloof in Hem tot stand. In het licht van de verrijzenis herlazen ze zijn levensloop en begrepen zo dat God in Jezus de mensen ontmoet.
Hun aanvankelijke christologie van beneden zette zich om in een christologie van boven. Je ziet die twee sporen in de Schrift: aan de ene kant heb je Jezus die ten hemel stijgt en verheven wordt – de opstijgende christologie – en aan de andere kant het Woord dat vlees is geworden en uit de hemel neerdaalt – de afdalende christologie. Daarom moet je zeer aandachtig het getuigenis over Christus volgen. Zo kun je stap per stap begrijpen dat God van de mens houdt tot het einde toe.”
Het moeilijkste dogma is dat van de Drie-eenheid. Hoe kunnen we dat dogma vandaag begrijpen?
“De triniteit is paradoxaal omdat het christendom een monotheïsme wil blijven en tezelfdertijd stelt dat de ene God bestaat uit drie onderscheiden personen. De betekenis daarvan kunnen we zoeken in de Bijbel die zegt dat God liefde is. Als er maar één persoon is in God, dan kan er alleen zelfliefde zijn, een soort opperste egoïsme. Liefde veronderstelt een ander om lief te hebben. Er moet wederkerigheid zijn.
God kon de mens niet scheppen als Hij in zichzelf niet al de ervaring van andersheid had. Het is omdat God trinitair is, dat Hij kan scheppen. Omdat de Vader liefde is voor de Zoon in de Geest, kan Hij ons beminnen en zijn Zoon zenden. Walter Kasper zei ooit dat ‘alleen de Drie-eenheid een antwoord op het atheïsme kan inhouden’. Alleen het mysterie van de Drie-eenheid toont ons hoe en waarom God zich in de mens interesseert, waarom Hij van de mens houdt en hem zoekt: uit liefde.”
Over de Vader en de Zoon praten, lukt nog wel, maar over de heilige Geest zijn we snel uitgepraat. Wie is die derde persoon van de Drie-eenheid?
“De moeilijkheid met de heilige Geest komt doordat de Geest in de Schrift geen gezicht heeft. In het Nieuwe Testament spreken de Vader en de Zoon, maar de Geest spreekt niet. Van de Zoon hebben we een beeld omdat Hij mens werd. En Jezus zei: ‘wie Mij ziet, ziet de Vader’.
Van de heilige Geest hebben wij alleen materiële gezichten: de duif, de vurige tongen, het levende water, de wind. Openbaart de Schrift de Geest wel als een persoon of veeleer als een kracht van God? Typisch voor de Geest is dat hij geen vis-à-vis of een partner in het gebed is omdat Hij in ons woont zoals Paulus aangeeft: door de Geest kunnen we Abba, Vader of ‘Jezus is de Heer’ zeggen. Dat betekent dat de Geest in onze diepste subjectiviteit aanwezig is. Hij is een metapersoon in ons. Hij woont in ons en maakt het mogelijk dat wij ons richten tot de Vader en de Zoon. Hij is ons goddelijk onderbewustzijn, maar overstijgt ons ook.
In de eerste eeuwen waren er credo’s die het alleen over de Vader en de Zoon hadden. Er was geen behoefte om over de Geest te spreken omdat het de Geest zelf is die ons tot geloof en tot de belijdenis van dat geloof brengt.”
Waarom is het voor een moderne mens zo moeilijk te geloven?
“Geloven is nooit gemakkelijk. Het is een daad van vertrouwen die vraagt zich te onthechten van zichzelf. Als het geloof nu moeilijk ligt, komt dat wellicht omdat een ontwikkelde mensheid vooral met zichzelf en zijn eigen vooruitgang bezig is en niet meer de elementaire noden voelt waarvoor onze voorouders zich tot God richtten.
Waarom werd onze wereld zo onverschillig tegenover het geloof? De kerk kende altijd haar vervolgingen. Vandaag is onze ‘vervolging’ die van de onverschilligheid. Dat is een discrete vorm van vervolging. Het verlies van de relatie met God is volgens Karl Rahner een soort zelfmoord van de mensheid. We leven in een wereld waaruit de naam van God verdwijnt. Dat levert een humaniteit op die zelfs niet meer atheïstisch is, want ook het a-theïsme is een verhouding tot God. Die humaniteit verwordt tot een mierennest met de grootst mogelijke technische snufjes, maar zonder ziel. Daarom blijft het geloof ook in deze eeuw van kapitaal belang omdat het over de zin van het bestaan gaat. We moeten blijven getuigen van het geloof dat in ons leeft, van de zin.
Het credo werd altijd geactualiseerd in functie van de vragen die mensen in hun tijd hebben. Ook nu moet het geloof incultureren. Die hertalingen blijven nodig, ook in culturen die lang vreemd bleven aan het christendom. Zo denk ik dat er een Chinees christendom nodig is.”
Wat betekent de kerk dan? Hebben we de kerk nodig voor ons heil?
“Het oude adagium luidt: ‘Buiten de kerk geen heil’. Dat werd in moderne tijden een schandaal door de interpretatie van onverdraagzaamheid. Nochtans moet dat adagium niet temporeel of geografisch worden begrepen. ‘Buiten de kerk’ betekent ‘zonder de kerk’, zoals ook Jezus tot zijn leerlingen zei: ‘Buiten Mij kunt gij niets’. De kerk is onafscheidelijk van Jezus en staat in dienst van zijn unieke bemiddeling. Wat op een specifieke plaats en op een bepaalde tijd gebeurde – het optreden van Jezus Christus – werd een gebeuren met belang voor de hele geschiedenis en de hele wereld.
De grote moeilijkheid is te denken hoe de kerk die universele dienst uitoefent voor al wie haar niet kent. Het Tweede Vaticaans Concilie erkende die moeilijkheid door te stellen dat alleen God het weet. De kerk speelt wel een rol voor andersdenkenden, maar hoe, dat is niet duidelijk. De kerk is een kleine rest in dienst van de menigte of een – beperkt – sacrament van heil voor allen. Allen worden gered omdat de kerk van Christus nog altijd bestaat.”
Dogmaticus en systematicus
De Franse jezuïet Bernard Sesboüé (1929) gaat al zijn hele leven de uitdaging aan mensen uit te nodigen tot het christelijke geloof. Daarbij beweert hij zonder blikken of blozen dat dit geloof gelukkig maakt, ook in de 21ste eeuw. Alle grote thema’s van het christendom passeren de revue in zijn oeuvre waarin hij het geloof verstaanbaar en aanvaardbaar wil maken. Daarbij schuwt hij de debatten in het heetst van de strijd niet zoals blijkt uit zijn jongste pennenvrucht De Mgr Lefèbvre à Mgr Williamson. Anatomie d’un schisme. Dat alles maakt van de leerling van Karl Rahner een gerenommeerde en geëngageerde theoloog. Onder zijn grote werken staat een tweedelige studie over de christelijke heilsleer Jésus-Christ l’unique médiateur en hij had de leiding over de vierdelige Histoire des dogmes.
Sesboüé is inderdaad een dogmaticus. Die benaming roept dadelijk reserves op: is ‘dogmatisch’ geen synoniem voor ‘onkritisch’? Vandaag hebben we het liever over een ‘systematische theoloog’, al kleeft ook daaraan een postmoderne achterdocht: de systemen of ‘grote verhalen’ hebben hun tijd gehad en we moeten ons met fragmenten tevreden stellen. De jezuïet schaamt zich hoegenaamd niet een dogmaticus en een systematicus te zijn. Als geen ander kent de gewezen hoogleraar van het Centre Sèvres in Parijs de inzichten van de exegese, de kerkvaders, de kerkgeschiedenis en de theologie. Hij staat bekend als een klassieke, om niet te zeggen conservatieve denker, maar net in het actualiseren van de traditie weet hij de rijkdom van het geloof naar boven te halen. “Wie mij conservatief noemt, heeft mij niet goed gelezen. Volgens mij heeft de katholieke kerk de afspraak met de moderniteit gemist. Dat blijkt ook uit mijn reflectie over het ambt in de kerk”, verdedigt hij zich.
De jezuïet engageerde zich ook in de oecumene. In 1967 trad hij toe tot de Groupe des Dombes en bleef actief lid tot 2005. Al was dat een officieuze groepering, de kerkelijke overheden volgden nauwlettend de evoluties van hun oecumenische dialoog. Sesboüé ondersteunde ook in Franse en internationale commissies de officiële dialoog. Hij bundelde zijn inzichten daarover in het boek Pour une théologie oecuménique. Église et sacraments. Eucharistie et ministères. La Vierge Marie. “Het is onredelijk te denken dat breuken van vijfhonderd jaar oud in het Westen en duizend jaar oud in het Oosten worden opgelost in twee generaties. De oecumene staat nog in haar kinderschoenen. De dialoog en de bekering van de harten moeten met geduld worden voortgezet. Er zijn al belangrijke doctrinaire stappen gedaan, maar de gelovigen moeten in de praktijk bereid zijn te volgen. Aan de basis, en niet aan de top, mis ik soms de interesse voor de oecumene”, stelt Sesboüé. (KDW, EVL)
5. Jacques Scheuer (België)
Zoeken naar de essentie van het christendom (5)
Expert Aziatische godsdiensten Jacques Scheuer (UCL)
Oosterse weg heen en terug wordt innerlijke confrontatie
Waarin verschilt het christelijke geloof van de islam of het boeddhisme? Wat zijn de uitdagingen voor het christendom vandaag? Jezuïet Jacques Scheuer belicht de relatie met de hindoeïstische en boeddhistische spirituele tradities.
Koenraad De Wolf In hoeverre zijn de hindoeïstische en boeddhistische spirituele tradities, die op veel westerlingen een mythische aantrekkingskracht uitoefenen, verzoenbaar met het christelijke geloof? Zijn de hulpmiddelen die ze aanreiken complementair aan de onze? Leiden hun boodschappen en praktijken naar een beter begrip van je eigen traditie en ga je daardoor je geloof anders beleven? Jacques Scheuer, jezuïet en hoogleraar aan de universiteit van Louvain-la-Neuve (UCL), zoekt naar antwoorden.
Benaderen de christenen in Azië en die in het Westen het hindoeïsme en het boeddhisme anders?
“Aziatische christenen kunnen alvast hun voordeel doen door hun aanwezigheid op het terrein en de contacten met de religieuze zoektocht van hindoeïsten en boeddhisten. Uitzonderingen niet te na gesproken, zijn christenen in het Westen minder gevoelig voor die lokale geworteldheid, geschiedenis en culturele identiteit. Zij focussen op wat voor hen begrijpbaar en assimileerbaar is. Westerse christenen zijn meer selectief, wat ook hun recht is. Toch rijst de vraag in hoever hun beeldvorming niet is verminkt door datgene wat hen door onderwijs en vorming wordt bijgebracht.”
“De belangstelling van de westerse christenen gaat niet zozeer naar de collectieve en de culturele dimensies van het hindoeïsme en het boeddhisme, hun rituele gebruiken en de persoonlijke zoektocht naar innerlijkheid en wijsheid of hun spiritualiteit en mystieke benadering. Zij stellen vooral vragen over het levenseinde, de dood – of in Indiase termen uitgedrukt de vraag naar de bevrijding of verlossing. Sinds ongeveer 25 eeuwen – het leven van Boeddha en parallel daarmee de innerlijke ervaringen en de lering van de hindoeïstische Upanishaden – staat het perspectief van redding of van verlossing onveranderlijk centraal in het religieuze leven in India en een groot deel van Azië. Door die visie op het levenseinde kunnen christenen kennismaken met de spirituele rijkdom van Azië. Zij kunnen die verkennen, ernaar luisteren, ze beleven, om vervolgens terug te keren naar hun roots. Die weg heen en terug kan leiden tot een onophoudelijke innerlijke bevraging.”
Aan de basis van het hindoeïsme liggen de grote klassieke Upanishaden, die zich situeren tussen de zevende en de derde eeuw voor het begin van onze tijdrekening. Wat leren die ons?
“In de debatten onder de wijzen en in de gesprekken tussen meesters en leerlingen tekenden zich in die periode de grote lijnen af die nog altijd de basis vormen van het gedachtegoed en de spiritualiteit van de hindoes. Een aantal brahmaanse priesters alsook prinsen en de familieoversten nam niet langer genoegen met offers en rituelen. Die lieten de bescherming en de weldaden toe van deze of gene heilige, maar velen bleven teleurgesteld achter. Zij voelden zich de gevangenen van een bedrieglijke cyclus. Hun verlangens en de acties of riten – de ‘karma’ – die deze verlangens verwekten en, door de beperkte resultaten, het voordurende opwekken van nieuwe verlangens en nieuwe projecten, leidde tot een cyclus die niet alleen functioneerde van de ene dag op de andere, maar ook reikte tot voorbij de dood. Bood die ketting zonder einde van ‘wedergeboorten’ of ‘reïncarnaties’ wel een uitweg, vroegen sommigen zich af? Bestond een andere dimensie? Was bevrijding mogelijk?”
“Een aantal kritische wijzen, denkers, asceten en yogi’s nam afstand van de samenleving – hun familie, kaste en beroep – en van de heersende religie van de riten. Door een harde discipline, een constante bedrijvigheid (yoga) en een permanente waakzaamheid, streefden ze ernaar in zichzelf de opborrelende stroom van verlangens en gehechtheden, van beelden en illusies te beheersen. Zij ontdekten geleidelijk een dieperliggende en meer essentiële identiteit: een onveranderlijk zelf of ‘atman’, dat reikt boven alle voorbijgaande en relatieve positieve en negatieve waarden, dat totaal vrij is ten opzichte van de tijd en de dood.”
In de zoektocht van de hindoes vindt een beweging plaats van de oppervlakte naar de diepte of van de buitenkant naar de innerlijkheid. Ligt daar een fundamenteel verschil met het christendom?
“In het hindoeïsme is die essentiële, diepe en mysterieuze realiteit geen object en ze behoort evenmin toe aan een individueel subject – een ‘ik’ of een ‘ego’. In de diepgaande en stilzwijgende meditatie manifesteert zich geen ‘ander’ subject of object. Het gaat veeleer over een ervaring die tegelijkertijd zo intiem en zo kosmisch en zelfs universeel is, dat je die kunt vatten met de omschrijvingen ‘geen ander’ en ‘geen twee’. Die ervaring stond aan de wieg van de grote filosofische en spirituele traditie van de ‘a-dvaita’ of de ‘non-dualiteit’, die uitgaat van de onscheidbaarheid van de mens en de schepping en van de schepper en zijn schepping.”
“Die opvatting verschilt fundamenteel van de basisvisie in de monotheïstische godsdiensten: zowel het christendom als de islam, en bij de filosofische scholen in Griekenland. In het christendom domineert een andere symboliek de gedachten en de verbeelding. Spontaan situeren wij God buiten en boven de wereld. Hoewel sommigen in het Westen die symboliek verwerpen als iets kinderachtig en lomp, is de taal van het ‘bestaan buiten ons’ even subtiel als die van de interioriteit in het hindoeïsme. Wie spreekt over een ‘diepte’ of over een ‘hoogte’ gebruikt in beide gevallen een symbolische taal. Er bestaat geen enkele reden waarom die twee zienswijzen elkaar zouden uitsluiten. Misschien heeft de ene de andere wel nodig.”
Toch suggereren die beide benaderingen niet hetzelfde.
“In de Bijbelse en de christelijke traditie staat de relatie met de ander of met de Ander centraal. Het gaat met andere woorden over de verbondenheid tussen het ‘ik’ en het ‘jij’ of ‘Jij’. Die verbondenheid is haar grote kracht. Het woord van de profeten is dat van een God die anders is. India kent niet echt profeten.
Ook de christelijke liefde, de rechtvaardigheid en de mensenrechten dragen de sporen in zich van de aanwezigheid van de ‘ander’. Maar dat anders zijn of die veruitwendiging van God kan ook leiden tot een atheïsme: God verschilt zo van de wereld, dat de wereld zonder hem perfect verder kan. Die vorm van atheïsme is ondenkbaar binnen het hindoeïstische perspectief. Sommigen hindoes twijfelen gemakkelijker aan het bestaan van de wereld dan aan het bestaan van het Absolute. Voor een christen leidt de verkenning en het doorgronden van de wereld van het hindoeïsme tot de ontdekking van een andere symboliek en een ander perspectief – hoewel dat hem niet helemaal onbekend is. Augustinus bijvoorbeeld, sprak over God ‘die meer intiem is met mij dan ikzelf’. Maar de boodschap van de non-dualiteit bij het hindoeïsme en onder verschillende vormen bij het boeddhisme, nodigt uit tot een radicale ervaring: wie ben ik, ‘vooraleer’ ik mezelf ben? Wat betekent dat opstijgen naar de bron? Of die duik in de diepte tot op het punt waarop het Absolute en ikzelf alleen nog maar ‘geen twee’ zijn.”
Kunnen we dat beleven en begrijpen binnen een christelijk perspectief?
“Is die houding niet een radicale manier om te begrijpen wat de apostel Paulus heeft gezegd: ‘Het is niet ikzelf die leef, maar Christus die leeft in mij.’ En zegt Jezus niet in het evangelie volgens Johannes: ‘De Vader en ik zijn één’. Is dat geen uitnodiging om ons gevoel van de Geest van God te verdiepen – die ongrijpbare wind waarvan we niet weten vanwaar hij komt en waarheen hij gaat? Sommige christenen in India zijn begonnen met de verkenning van dat terrein. Maar zonder enige twijfel staan we pas aan het begin van die doortocht, van de weg heen en terug.”
Een tweede grote religie met roots in India die u heeft bestudeerd is de boeddhistische strekking van het ‘Grote Voertuig’ of Mahâyâna. Daar ligt de klemtoon sterk op de meditatie. Kunt u dat verklaren?
“Boeddha wil zeggen ‘wakker’. De ontelbare boeddhistische meditatietechnieken zijn evenveel middelen om te leiden naar de wijsheid en het bevrijdende bereiken van de verlichting. Soms hebben wij de indruk dat die individuele en eenzame meditatiepraktijken iets individualistisch en egoïstisch hebben. Het gaat immers over een activiteit op zichzelf, een vorm van zelfvervolmaking die geen rekening houdt met het lijden van de medemens. Volgens oude boeddhistische teksten werd Boeddha, toen hij eindelijk de toestand van verlichting bereikte, geconfronteerd met een verleiding en een keuze. De verleiding was de wijsheid van de verlichting die hij had bereikt door zijn ascese, meditatie en innerlijke strijd, alleen voor zichzelf te houden. Maar hij koos er integendeel voor om de rest van zijn lange leven – hij werd meer dan tachtig jaar – te wijden aan het delen van wat hij had ontdekt en zijn volgelingen te onderwijzen en te vormen.”
“Enkele eeuwen later, bij het begin van onze jaartelling, kwam die vraag opnieuw aan de orde bij de school van het ‘Grote Voertuig’. In India en later in China en Japan ontwikkelde zich het ideaal van ‘bodhisattva’ – het nastreven van verlichting. Die vorm van spiritueel heldendom werd aangedreven door het verlangen vlug te evolueren naar een toestand van verlichting, maar ook dat was geen vorm van egocentrisme. De bodhisattva begrijpt wel dat een zuiver individuele verlichting geen enkele zin heeft. Een mens wordt pas ten volle bevrijd als ook alle lijdende wezens – al wie nog gevangen zit in zijn verlangens en illusies – op hun beurt zijn bevrijd.”
Betekent dit dat je de wijsheid, als je de verlichting bereikt, niet kunt scheiden van medelijden?
“Inderdaad, wanneer de bodhisattva de perfecte wijsheid bereikt, bij de integrale bevrijding van de cyclus van de reïncarnaties, beslist hij vrijwillig terug te keren naar die cyclus van het lijden, om diegenen te helpen die daarin nog gevangen zitten. Essentieel in het boeddhisme is het begrip dat de wijsheid zich spontaan uitdrukt in een vorm van actief medelijden. Je hebt in het boeddhisme geen wijsheid zonder medelijden. Een wijsheid die alleen maar besloten blijft in zichzelf is voor een boeddhist niet authentiek. Zo heb je evenmin te maken met authentiek medelijden wanneer die haar voedingsbodem niet vindt in de wijsheid. Je kunt de werkelijkheid niet zien zoals die is zonder vrees en zonder zich illusies te maken. Want al te vaak verstoppen alle vormen van geïnteresseerde berekeningen of illusies over onszelf zich onder het masker van de zelfopoffering voor de anderen. Maar omdat het medelijden de vrucht is van een echte wijsheid kan ze zich grenzeloos ontwikkelen op een vrije en een inventieve manier.”
Treffen we die gedachte ook aan in het christendom?
“Over Jezus zegt de apostel Petrus ‘dat Hij al weldoende rondging’ (Handelingen 10,38). In de Aziatische landen die diepgaand zijn getekend door het boeddhisme, vroegen de christelijke denkers zich af of die ideale figuur van de bodhisattva ons niet uitnodigt voor een nieuwe kijk op de figuur van Jezus.”
Vinden we bij Jezus ook niet dat samengaan van wijsheid en medelijden? Staat Hij vanuit zijn volledige gelijkenis met God die Hij zijn Vader noemde, niet eveneens open voor zijn broeders? En deelt Hij ook niet hun vreugde en hun lijden?
“Dat is iets zeer diepgaands en universeels dat de christenen, zelfs die in het Oosten, kan inspireren. Veeleer dan een bevel is de naastenliefde een leven dat ontspringt aan de bron, de spontane uitdrukking van onze gerichtheid naar de goddelijke werkelijkheid. Op dat punt kunnen we spreken van een complementariteit, zelfs een wederzijdse bevruchting, tussen de spirituele tradities van het Oosten en het Westen. Het boeddhisme legt een grote gevoeligheid aan de dag voor het ontmaskeren van de illusies over zichzelf en over de wereld, als obstakels op de weg naar de wijsheid. En sinds de profeten bekommert de Bijbelse traditie zich om het tot stand brengen van rechtvaardigheid en respect voor de kleinen en de armen. Die bezorgdheid vanuit de twee hoeken kan bevruchtend en bezielend werken. De christenen, ook in Azië, hebben daar veel bij te winnen.”
Veel westerlingen die de dimensie van de innerlijkheid willen ontdekken zijn op zoek naar een houvast. Het aanbod is groot, maar in hoeverre is het authentiek?
“Binnen de hindoeïstische en boeddhistische scholen bestaan aangepaste oefenprogramma’s die inwerken op het lichaam, de ademhaling, de verbeelding en een zekere beheersing van het mentale. Veel tradities doen een beroep op rituelen of gebruiken de hulpbronnen van de emotie of de affectiviteit. Naast vele andere is yoga een goed voorbeeld, als die zich niet beperkt tot enkele fysieke oefeningen en een gezondheidsrecept. Westerse christenen merken vaak terecht op dat dergelijke programma’s door de manier waarop ze worden gegeven, niet overeenstemmen met de authentieke benadering. Dat lijkt logisch. Je kunt de praktijken die in Azië na eeuwen zijn ontstaan niet zomaar overnemen in Europa zonder te vervallen in een vorm van exotisme en een artificiële benadering. Wel kunnen veel andere praktijken creatief en in de geest van het christelijke geloof worden overgenomen in onze hedendaagse westerse cultuur. De catechese en de initiatie in de sacramenten zouden daar hun voordeel kunnen bij doen.”
Hoe ziet u de toekomst van de religies?
“Alle religies staan vandaag voor een uitgestrekt braakliggend terrein. Christenen, hindoeïsten en boeddhisten staan voor de uitdaging de actuele beleving van hun godsdienst in overeenstemming te brengen met hun traditie. Christenen moeten dat doen vanuit een nauwe verbondenheid met de geest van het evangelie, maar moeten ook openstaan voor wat ze van andere spirituele tradities kunnen ontvangen.”
Promotor van dialoog met oosterse godsdiensten
Jezuïet Jacques Scheuer kreeg een theologische opleiding in India en vervolgde zijn studies in het indianisme aan de Ecole Pratique des Hautes Etudes in Parijs. Zijn doctoraal proefschrift aan de Sorbonne in Parijs handelde over de ‘mythologie van het hindoe-epos’. Scheuer is hoogleraar in de Geschiedenis van de Aziatische godsdiensten aan de universiteit van Louvain-la-Neuve (UCL). Hij doet onderzoek over het filosofische en spirituele onderwijs van het shivaïsme van Kasjmir. Scheuer is een geëngageerd lid van de Brusselse vereniging Voies de l’Orient die sinds vele jaren gestalte geeft aan een actieve dialoog met de oosterse godsdiensten. Hij is de auteur van de boeken Vivre de plusieurs religions: promesse ou illusion (met Dennis Gira, 2000), L’Education: ce qu’en disent les religions (2003) en Pélerinage et espace religieux (2007). Op dit ogenblik legt hij de laatste hand aan zijn boek over de boeddhistische wijsheid en het christelijke geloof. (KDW)
6. Louis Dupré (Verenigde Staten/België)
Zoeken naar de essentie van het christendom (6)
Godsdienstfilosoof Louis Dupré over verhouding tussen religie en moderniteit
Als dankbaarheid en eerbied verdwijnen, verdwijnt menselijkheid
De Vlaams-Amerikaanse filosoof Louis Dupré, een frêle man met een schrandere geest en een ongelofelijke eruditie, ijvert voor een integraal humanisme in een post-religieuze cultuur. Al geruime tijd bestudeert hij het verband tussen religie en cultuur.
Emmanuel Van Lierde Nog altijd behandelen de Vlaamse media het geloof stiefmoederlijk. De antireligieuze en cynische houding van opiniemakers houdt aan. Maar is het in de Verenigde Staten (VS) zoveel beter, willen we graag weten.
“Amerika moet nog door een Europese geloofscrisis heen. Naarmate het land zich speculatiever en filosofischer met levensvragen bezighoudt, zal het geloof ook daar afnemen en de secularisatie doorzetten”, zegt Louis Dupré. “Amerika bezit enkele van de meest vooraanstaande universiteiten, beschikt over de best geïnformeerde kranten en weekbladen en er wordt sowieso meer gelezen dan in Europa. Maar ik stel vast dat vele leerstoelen en mediaposities worden bekleed door geseculariseerde intellectuelen. Die leidinggevende intelligentsia promoot een seculiere en soms antireligieuze mentaliteit. Ze vormen niet de meerderheid – die is nog gelovig en bij jongeren is de belangstelling voor geloof zelfs zeer groot –, maar bepalen het maatschappelijke debat in de media. Ze hebben de meeste invloed en werken de secularisatie in de hand”, stelt de Vlaams-Amerikaanse filosoof vast.
“Bovendien heeft de morele revolutie van de jaren 1960 met haar focus op zelfontplooiing, onbeperkte vrijheid en rijkdom, een klimaat geschapen waartegen de eisen van het christendom niet zijn opgewassen. In de halve eeuw dat ik in Amerika woon, wijzen de veranderingen duidelijk in de richting van een steeds minder religieus georiënteerde toekomst.”
Volgens filosoof Charles Taylor hebben we de secularisatie aan het christendom te danken. Deelt u die mening dat de secularisatie in de schoot van het christendom ontstond?
“Ja en neen. De term ontstond zeker niet als een theologisch begrip. Aanvankelijk betekende secularisatie de onteigening van gronden die aan de kerk toebehoorden. Later ging de term refereren aan dat deel van de werkelijkheid dat losstaat van het religieuze of er zelfs tegengesteld aan is.
Dat latere secularisatiebegrip is zeker ten dele veroorzaakt door theologische concepten die ontstonden aan het einde van de middeleeuwen. Gaandeweg werden natuur en genade opgevat als twee op zichzelf staande realiteiten. Als een andere werkelijkheid werd de genade toegevoegd aan de op zichzelf staande natuur. Tot in de dertiende eeuw waren die twee complementair. Nog bij Thomas van Aquino waren het twee begrippen die afzonderlijk konden worden beschouwd, maar die samen één concrete realiteit uitmaakten – onderscheiden, maar niet te scheiden. Toch begon toen de invloed van Aristoteles – voor wie alleen de natuur bestond, de bovennatuur kende hij niet – door te dringen waardoor een scheiding ontstond tussen natuur en genade, tussen profaan en sacraal. Zo begon de secularisatie in de schoot van de christelijke theologie.”
Bekijkt u de secularisatie als een positieve of een negatieve ontwikkeling?
“Wellicht had de secularisatie als goed gevolg dat filosofen, ook binnen het christendom, de autonomie van de dingen duidelijker gingen affirmeren en waarderen, los van het religieuze. Al boette de theologie aanvankelijk aan belang in en verloor ze een deel van haar domein, de wetenschap en de kunst wonnen daarbij. Niet verwonderlijk dat vanuit de theologie reacties kwamen tegen de secularisatie, want voor de gelovige hoort alles uit het leven thuis bij het geloof en bestaan geen afzonderlijke domeinen. Vooral de hervormde theologie kon de scheiding tussen natuur en genade niet aanvaarden en wou beide weer samenbrengen. Ze bevestigde weliswaar de eigenheid van de dingen, maar dan zo dat de werkelijkheid, los van God, als corrupt moet worden beschouwd en dus de genade nodig heeft om tot haar recht te komen. Daardoor verloor die realiteit evenveel als ze had gewonnen. Wat er ook van zij, de secularisatie is een onherroepelijk feit en theocratische systemen zoals in Iran of Afghanistan tonen aan hoezeer die tot onverdraagzaamheid en religieuze dwang leiden die de moderne mens onaanvaardbaar vindt. Er is geen alternatief voor de secularisatie.”
Dreigen de menselijkheid en het humanisme af te nemen als God en religie verdwijnen?
“Ja, beslist wel! Omdat een integraal humanisme een harmonisch geheel biedt waarbij alle waarden en menselijke aspiraties worden erkend. Het principe van die eenheid ligt uiteraard boven die uiteenlopende waarden en houdt samen waar anders alleen maar conflict zou ontstaan. In de westerse geschiedenis vervulde tot nu toe maar één principe die functie: een God die aan de oorsprong van alle waarden staat en ze fundeert. Ik zie nog altijd geen andere mogelijkheid voor een integraal humanisme.
Merk wel op dat andere levensbeschouwingen zoals het marxisme ook een integratie van waarden voorstaan en alles onder één principe brengen, maar ze doen geen recht aan alle menselijke waarden. Het was trouwens mijn onderzoek van het marxisme dat me op weg zette naar de studie van de godsdienst. Het ideaal om een sociaaleconomische gelijkheid te bereiken, is op zich edel, maar het marxistische humanisme offert alle tegenwoordige generaties op aan de toekomst. In zo’n systeem hebben die generaties geen andere zin dan het tot stand brengen van dat ideaal. De mens gebruiken als middel voor het bereiken van een ideale toestand, doet afbreuk aan elk echt humanisme. Dat is nog meer het geval voor een ideaal dat beperkt is tot ras of volk zoals bij het nationaalsocialisme. Wie er niet toe behoort, wordt geliquideerd. Dat is een onmenselijk systeem.
De achteruitgang van het menselijke is evident als het transcendente verdwijnt, al bedoel ik daarmee nog niet direct het christelijke. Toch kan ook een religieus systeem onmenselijk zijn. Zo is het islamfundamentalisme minder humaan dan het atheïstische humanisme. Elke echte religieuze houding begint met een authentiek humanisme. Een waar humanisme, net zoals een religieus geloof, veronderstelt een houding waarbij de dingen niet als vanzelfsprekend of als onbeperkt manipuleerbaar worden beschouwd, maar als gegeven met een eigen waarde die niet reduceerbaar is tot nut. Dat vergt eerbied. Uiteindelijk berust die houding op een dankbaarheid voor wat ons wordt gegeven. In die fundamentele dankbaarheid ontmoeten het gelovig en het ongelovig humanisme elkaar.”
Hoe kunnen christenen zich handhaven in een pluralistisch Europa?
“Zij moeten leren zien dat het bestaan van andere religies geen aanval op het christelijke geloof betekent. Integendeel. Dat mensen geboren worden in een moslimcultuur is even ‘toevallig’ als dat wij in een christelijke cultuur geboren zijn. De christen die gelooft in een goddelijke voorzienigheid moet die verscheidenheid leren zien als een deel van Gods plan. De eerste christenen – ook die uit het heidendom kwamen en zich daarvan losmaakten – beleefden dat zo. Ze wisten dat de joden het uitverkoren volk waren. Al maakten ze zich los van hun joodse wortels, ze wisten dat het jodendom er niet toevallig was. Als we denken dat wij de waarheid in pacht hebben en de anderen ernaast zitten, maken we er ons te gemakkelijk van af. Wij moeten leren leven met de ander, niet slechts in tolerantie, maar met waardering. We moeten die ander als een openbaring van God leren zien.
Dat betekent niet dat je je religieuze identiteit moet relativeren, want dan verliest voor jou het christendom zijn religieuze noodzakelijkheid. Je moet geen moslim of boeddhist worden om een andere godsdienst te respecteren. Je mag ook geen cocktail maken van religieuze belijdenissen. Een godsdienst is in zijn geheel te nemen of te laten, al zijn er gemeenschappelijke kenmerken. Evenmin betekent dit dat je alle pogingen om de waarheid van je religieuze roeping te verklaren, moet opgeven of dat je moet afzien van de mogelijkheid van een bekering tot een godsdienst die je als een meer morele levenshouding beschouwt. Maar laten christenen vooral beginnen met zelf het evangelie uit te stralen, alvorens anderen te bekeren.”
Waar christenen in het Midden-Oosten een kleine, vaak onderdrukte minderheid zijn, hebben ze het nog moeilijker om te overleven dan in een pluralistisch Europa.
“Dat klopt en daarom vraag ik me af of het wenselijk is het traditioneel christelijke Europa open te stellen voor een onbeperkt aantal immigranten die niet bereid zijn in vrede te leven met die cultureel verwortelde godsdienst. Het is een historische vaststelling dat Europa uit een christelijke traditie voortkomt, al trachten sommigen zelfs elke christelijke referentie uit de geschiedenis weg te halen.
Ik trek ook de wenselijkheid in twijfel van de toetreding tot Europa van niet-geheel Europese landen die uit een andere religieuze traditie komen. Dat dreigt de Europese eenheid en vrede grondig te verstoren. Je ziet nu al in de grote steden hoe moeilijk het is om mensen van een andere cultuur te integreren.”
Welke toekomst ziet u voor het christendom in een seculiere tijd?
“Tijdens de Pieter Gillislezing stelde ik dat christenen in een sterk geseculariseerde omgeving geen andere keuze hebben dan dat geloof vanuit een innerlijke verdieping en van binnenuit te beleven. Doen ze dat niet, dan verliest hun geloof zijn betekenis. Het is juist door het publieke karakter van het christelijke leven dat sterk christelijke streken zoals Vlaanderen, Nederland en Ierland, zodra de sociale druk verdween, in snel tempo totaal seculariseerden. Het geloof zat verankerd in het openbare leven en de sociale en culturele structuren legden het geloof van buitenaf op. Geloof met toekomst begint van binnenuit, in plaats van af te hangen van een gevestigde traditie. Dat blijkt uit de vitale geloofskernen. Vooral jongeren uit een heidense, ontchristelijkte omgeving die vanuit een persoonlijke overtuiging kiezen voor het geloof, zijn meer christelijk dan leken in die landen ooit waren. Hun geloof staat sterker en is authentieker, al krijgen ze daarvoor geen openbare steun.”
Waarom leidde de verlichting in Europa wel en in de VS niet tot de secularisatie?
“In Europa richtte de verlichting zich tegen een sterke, gevestigde kerkelijke macht. Ofwel was je gelovig, ofwel was je verlicht. De twee vielen zelden samen. In Noord-Amerika bestond geen gevestigde kerkelijke macht. Daarom was een strijd daartegen niet nodig. De ‘Founding Fathers’ hielden er meestal de deïstische opvattingen van de Franse verlichting op na, maar zij wilden te allen prijze de godsdienstoorlogen van Europa vermijden. Voor hen gold daardoor een heel ander verlichtingsideaal. Ze kozen voor onbeperkte godsdienstvrijheid om oorlog tussen de godsdiensten te vermijden. Ze zagen er geen voordeel in een bepaalde religie op te leggen of uit te sluiten zoals in Europa gebeurde door het katholieke of protestantse geloof voor te trekken.
Toch werd ook in Amerika aanvankelijk het principe van religieuze vrijheid aanzienlijk beperkt, een meegenomen erfenis uit het toenmalige antikatholieke Engeland. Katholieken werden op sommige plaatsen niet geduld en stichtten met Lord Baltimore hun eigen staat Maryland. Ook Quakers waren niet welkom en trokken met Roger Williams naar Pennsylvania. Uiteindelijk heeft de sterk religieuze inslag van de eerste immigranten zich kunnen handhaven – niet puur als theorie, maar als levenshouding. Juist door die praktische oriëntering werd het Amerikaanse christendom minder kwetsbaar voor een theoretische secularisatie.”
Wat is voor u de essentie van het christendom?
“Wie die vraag oprecht beantwoordt, geeft zichzelf bloot omdat dit te maken heeft met het innerlijke van de gelovige. De persoon van Christus en het goddelijke mysterie dat rond Hem hangt – tegelijk ‘tremendum’ en ‘fascinans’, overweldigend en fascinerend –, zijn voor iedere christen bepalend. De christelijke leer valt helemaal samen met die persoon. De andere mens kreeg daardoor een nieuwe waarde, hij verdient ten diepste respect, waardering en zorg. Wij zijn als mensen anders geworden, geen vreemdelingen meer, maar broeders. Maar je moet echt die godsdienst toebehoren om daar iets van te maken.”
Van cultuur naar religie
Louis Dupré (1926) is een van de belangrijkste, hedendaagse godsdienst- en cultuurfilosofen. In 1952 promoveerde hij aan de K.U.Leuven tot doctor in de wijsbegeerte op een proefschrift over Karl Marx. Zes jaar later week hij uit naar de Verenigde Staten, eerst naar de universiteit van Georgetown in Washington en nadien naar de universiteit van Yale in New Haven, Connecticut. Daar werd hij in 1973 hoogleraar godsdienstfilosofie. Aanvankelijk maakte Dupré naam als Marx-specialist, over wie hij drie monografieën schreef, nadien als kenner van Søren Kierkegaard. De kritiek van beiden op de moderniteit en haar inherente culturele fragmentering vormde de kiem van zijn latere oeuvre. In zijn studies over beide grote denkers ontplooide Dupré zijn scherpe analytische vermogen dat het denken van één auteur glashelder vat.
Maar hij is vooral een synthetische denker. Gaandeweg groeide bij hem de behoefte om op basis van doorgedreven detailstudie de religieuze beleving in een geseculariseerde wereld in kaart te brengen. Drie belangrijke godsdienstfilosofische boeken kwamen daaruit voort: The Other Dimension; Transcendent Selfhood (Terugkeer naar innerlijkheid) en A Dubious Heritage. Tenslotte vergrootte hij nog de cirkel van zijn onderzoek. De godsdienstfilosoof stelde de brede cultuurfilosofische vraag naar de verhouding tussen de (christelijke) religie en het ontstaan van de moderne westerse cultuur. Ook uit dat onderzoek volgde een drieledige studie, waarvan de twee eerste delen verschenen: Passage to Modernity, dat de periode tussen de veertiende en de zestiende eeuw behandelt, en The Enlightenment and the Intellectual Foundations of Modern Culture, dat focust op de verlichting. Aan het derde over de invloed van de romantiek op de cultuur is Dupré volop bezig. (EVL)
7. Batholomeus I (Turkije)
Zoeken naar de essentie van het christendom (7)
Oecumenisch patriarch Bartholomeus I staat op de barricaden voor het leefmilieu
‘We leven niet in tijden van angst, maar van dialoog’
“Nieuwe communicatiemiddelen maken meer dialoog mogelijk. We mogen die unieke kans niet missen.” Dat zegt orthodox en oecumenisch patriarch Bartholomeus I. Hij pleit voor een bescheidener levensstijl die het leefmilieu ten goede moet komen.
Koenraad De Wolf De taxichauffeur aarzelt even en knikt bij de vraag naar het oecumenische patriarchaat van de orthodoxe kerk aan de Rum Patrikhanesi in de wijk Fener. Hij rijdt in een desolate buurt een onooglijk straatje omhoog. De weg is zo steil dat de auto nauwelijks vooruitgaat. Nabij de top wijst hij naar een nog smaller steegje. Het zicht op de Gouden Hoorn is fabuleus, maar in het doodlopende straatje is iedere verwijzing naar het patriarchaat ver zoek. Even verderop stappen we een wat groot gebouw uit de jaren 1920 binnen, maar het blijkt een christelijke school te zijn – de enige in Istanbul.
We moeten terug naar beneden, waar enkele straten verder het recentelijk schitterende gerestaureerde patriarchaat staat. De ‘muezzin’ roept iets verderop de gelovigen op voor het gebed in de moskee. Turkije is zo goed als helemaal islamitisch. Dat was ooit anders; Istanbul telde in 1886 nog 150.000 Grieks-orthodoxen. Hun exodus had plaats in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog en was door de westerse mogendheden gepland (zie ook Tertio nr. 594-595 – “Turken horen thuis in Europa”). Er kwam een tweede emigratiegolf in de jaren 1950 met de crisis rond Cyprus. Istanbul telt ten hoogste nog tweeduizend Grieken.
De bakermat van de naar schatting 250 miljoen orthodoxen wereldwijd oogt ontzettend klein; zeker wanneer je bedenkt dat de locatie eeuwenlang belangrijker was dan het Vaticaan. De pronkstukken van de kleine, maar op en top gedecoreerde 18de-eeuwse Sint-Joriskathedraal zijn de zogenaamde geselpaal van Christus, een mozaïekicoon uit de 11de eeuw en vooral de met ivoor ingelegde troon van patriarch Bartholomeus I.
Eminentie, wat is voor u het essentieelste punt van het christendom, in vergelijking met de andere monotheïstische godsdiensten?
“Het mysterie van de liefde is de essentiële boodschap van het christelijke geloof. De overtuiging dat God van ons houdt waar we ons ook bevinden en dat God van ons houdt in de hoogst mogelijke graad – zelfs tot op het ogenblik van zijn dood op het kruis. Die hoge graad van liefde moet uiteraard model staan voor onze relatie met onze medemensen. In het Marcusevangelie (Marcus 12, 28-31, nvdr) lezen we hoe Jezus antwoordde op de vraag van een Schriftgeleerde: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Het op een na belangrijkste is dit: heb uw naaste lief als uzelf. Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’ Die houding impliceert dat de anderen die we liefhebben, samenvallen met onszelf.”
“Een van de vroege woestijnvaders vertelt hoe een heilige bij de ontmoeting met een melaatse opmerkte: ‘Ik wou dat ik zijn lichaam kon overnemen en hem het mijne geven.’ Dat is de medelijden hebbende houding van liefdadigheid die van iedere christen wordt verwacht: het verlangen zich met de andere te identificeren in een volkomen solidariteit. Pas wanneer we leren hoe we dat kunnen doen en wanneer we weten te waarderen wat het betekent God te zien in onszelf en in andere mensen, zullen we begrijpen hoe de liefde triomfeert over de dood en de dood zelf overtreft.”
Wat is de precieze bijdrage van de orthodoxie aan het christendom?
“Zonder enige twijfel de kracht van het hart: de verzekering dat het hart alles van de hemel en de aarde in zich draagt en de hele menselijke persoon omhelst. Dat omvat niet alleen het lichaam, de gedachten en de geest. Ook het verstand, de wil en de emoties maken daar deel van uit. ‘In het hart liggen niet te peilen diepten’, zei de heilige Macharius, die in de vierde eeuw in de Egyptische woestijn als een kluizenaar leefde. Het oosterse christendom heeft het hart altijd als een schat bewaard omdat het de plaats is van convergentie en gesprek voor alle levende wezens en voor het geheel van de natuur die werd geschapen. Wanneer het hart vrede kent, kunnen de mens en de natuurlijke omgeving zich met elkaar verzoenen. Wanneer het hart in gebed is, bezielt een goddelijke energie heel de schepping.”
U bent alom bekend als de ‘groene patriarch’. Hoe kunnen christenen bijdragen aan de redding van de natuur en de strijd tegen de opwarming van de aarde?
“De belangstelling voor het leefmilieu erfde ik van mijn voorganger, wijlen patriarch Dimitrios, die 1 september uitriep als een dag van gebed voor de bescherming van het milieu. De kerk moet op dat punt nog meer haar verantwoordelijkheid nemen. Het woord ‘ecologie’ is afgeleid van het Griekse ‘oikos’, wat ‘thuis’ betekent. De planeet is ons gemeenschappelijk huis dat we met grote zorg moeten koesteren. Het is onze opdracht christenen en niet-christenen, en vooral de jongeren te sensibiliseren voor de toekomst van onze planeet. Er blijft hoe dan ook nog een lange weg te gaan. De klimaattop van de Verenigde Naties in december 2009 in Kopenhagen werd een maat voor niets, maar de 194 deelnemende landen aan de VN-klimaattop in Cancún in Mexico, bereikten vorig jaar wel een akkoord over maatregelen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. De compromistekst bevat veeleer vage afspraken over de oprichting van een ‘groen fonds’, maatregelen tegen de ontbossing en afspraken over het uitwisselen van technologie. Nieuwe doelstellingen om de uitstoot van CO2 in te dijken, zijn er helaas niet. Toch staat vast dat niet alleen de bevolking, maar ook de regeringsleiders beseffen dat woorden alleen niet volstaan om ons zieke leefmilieu te genezen.”
Hoe kunnen we het tij keren?
“Cruciaal is de uitdaging wat we verkondigen in de praktijk te brengen. We moeten al de prachtige woorden over de klimaatwijziging en de opwarming van de aarde concreet gestalte geven en beginnen met te delen. In de eerste plaats door na te gaan wat de wereld zelf nodig heeft. We staan onafwendbaar voor de uitdaging een antwoord ten gronde te formuleren op de ecologische crisis. Die is zonder voorgaande en bedreigt ernstig de hele wereld. Theologisch gesproken betekent dit dat we berouw moeten tonen voor de manier waarop we de impact van de verkwistende milieuvervuiling hebben genegeerd. Ik benadrukte herhaaldelijk dat de ecologische crisis in de eerste plaats het gevolg is van onze levensstijl. We hebben geen andere keuze dan die kritisch te evalueren en radicaal om te buigen. Dat vereist offers, met als eerste het afstand doen van luxegoederen.”
Welke toekomst ziet u voor het christendom in de landen met een dominante islamcultuur?
“Miljoenen moslims leven in West-Europa en het is onze taak te voorkomen dat ze, zoals alle andere minderheden, wegkwijnen in getto’s. We moeten ze integreren in een samenleving die hen verwelkomt. De open Europese samenleving vindt de aanwezigheid van moskeeën een evidentie. Waarom mogen we dan bijvoorbeeld in Saoedi-Arabië geen christelijke kerken bouwen?”
“Onze wereld heeft grote nood aan meer interreligieuze verstandhouding, verdraagzaamheid en dialoog. Het oecumenische patriarchaat in Istanbul neemt sinds vele jaren het voortouw bij de gesprekken op de verschillende niveaus. We hebben bijvoorbeeld bilaterale besprekingen met onze moslimbroeders en moslimzusters. En we verspreidden meermaals gemeenschappelijke verklaringen tegen religieuze vooroordelen en de daaruit voortvloeiende terroristische handelingen. Iedere oorlog in naam van een godsdienst is ook een oorlog tegen de godsdienst. Toen de vijandigheid en de misverstanden tussen het westerse christendom en de moslimwereld in een gevaarlijke impasse waren beland, drongen wij aan op weloverwogen inspanningen en we reikten de moslims de hand in het hele Midden-Oosten.”
“Bovendien ben ik ervan overtuigd dat het orthodoxe christendom een unieke roeping en een bijzondere verantwoordelijkheid in zich draagt om bijstand te verlenen aan het proces van toenadering tussen Oost en West. Zowel de Turkse republiek als het oecumenische patriarchaat staat te midden van twee continenten – Europa en Azië – en heeft ook een voet in beide werelden.”
De intrede van Turkije in de Europese Unie is een heikel punt in West-Europa. Waarom heeft het oecumenische patriarchaat dat lidmaatschap altijd verdedigd?
“Ik ben ervan overtuigd dat alle naties – ook de westerse landen – moeten leren de openheid en de verdraagzaamheid in de praktijk te brengen. Als een kleine christelijke minderheid in een overwegend moslimland wordt het oecumenische patriarchaat in Istanbul voortdurend geconfronteerd met moeilijkheden. De voorbeelden zijn veelvuldig. Maar geen van die moeilijkheden heeft ons medeleven en onze steun voor het Turkse volk doen verminderen. En evenmin kreeg onze vastberadenheid om dienst te doen als brug tussen Turkije en Europa een knauw. We steunden bijvoorbeeld alle internationale inspanningen om de economie en de democratie in Turkije te versterken. Tot en met het uitnodigen van de harde critici van de Griekse conservatieve partij. We zijn fervente voorstanders van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie en reisden naar alle uithoeken van Europa om dat uiteen te zetten. We zijn ervan overtuigd dat de integratie van Turkije in de Europese Unie kan uitgroeien tot een concreet voorbeeld en een krachtig symbool van een wederzijdse heilzame samenwerking tussen het Westen en de islamitische wereld. Precies dat kan de nog immer reële dreiging vermijden van een botsing tussen twee beschavingen.”
Hoe ziet u de toekomst van de oecumenische dialoog?
“Wanneer we openlijk en eerlijk in elkaars ogen kijken, kunnen we de schoonheid en de grootsheid van Gods aanwezigheid in de wereld ontdekken. Om dat doel te bereiken, is het hoe dan ook noodzakelijk dat de wil voorhanden is om elkaar de hand te reiken en met elkaar te spreken. Vanuit die benadering is het geen toeval dat het oecumenische patriarchaat de oecumenische dialoog heeft geïnitieerd. Uiteraard is iedere echte dialoog een geschenk van God. Door de moeilijkheden te erkennen van iedere ernstige dialoog, blijven we hoe dan ook hoopvol. Nooit voorheen in de geschiedenis hadden de mensen, door ontmoetingen en dialoog, de mogelijkheid zoveel positieve veranderingen tot stand te brengen voor zoveel mensen. De wereldwijde verspreiding van de nieuwe communicatiemiddelen, waarmee vooral de jongeren goed zijn vertrouwd, kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. We leven niet in tijden van angst, maar van dialoog. Die unieke kans mogen we niet missen.”
Istanbul ademt geschiedenis
Onder het bewind van Romeins keizer Constantijn de Grote verhuisde de hoofdstad van het Romeinse Rijk in het jaar 330 van Rome naar Istanbul. Ze heette toen nog Byzantium en kreeg de naam Constantinopel – de stad van Constantijn. Na de opsplitsing van het rijk in een westelijk en oostelijk deel, in het jaar 395, stortte het westelijke rijk vlug in elkaar. Het oostelijke rijk kende nog eeuwenlang een opmerkelijke bloei. Constantinopel was tot de late middeleeuwen de grootste stad ter wereld en de Hagia Sofia de prachtigste kathedraal. Het ‘Grote schisma’ tussen de rooms-katholieke kerk en de oosters-orthodoxe kerken voltrok zich in 1054. Constantinopel bezweek vier eeuwen later onder de druk van het oprukkende Ottomaanse Rijk.Sultan Mehmet II veroverde de stad in 1453 en de islam werd de dominante godsdienst. De Hagia Sophia veranderde in de Aya Sofia moskee. Constantinopel bleef een kosmopolitische stad, maar de Grieken zijn er hooguit nog met tweeduizend. (KDW)
Spirituele leider van 250 miljoen orthodoxen
Oecumenisch patriarch Bartholomeus I van Constantinopel heeft de Turkse nationaliteit en groeide in de kleine Griekse gemeenschap op. Hij werd in 1940 geboren als Demetrios Archondonis op het Turkse eiland Imbros en is de zoon van een cafébaas. De briljante student leerde theologie aan het seminarie in Halki, waarna hij zich voort bekwaamde aan het Pontificaal Oriëntaals Instituut in Rome, het Oecumenisch Instituut in Bossey (Zwitserland) en de Ludwig Maximilians Universiteit in de Duitse stad München.
Hij werd hoogleraar aan de pauselijke universiteit Gregoriana in Rome en het Patriarchisch Theologisch Seminarie in Halki. Na zijn priesterwijding (1969) werd hij metropoliet van Philadelphië (1973) en metropoliet van Chalcedon (1990). Hij werd op 2 november 1991 de spirituele leider van de zowat 250 miljoen orthodoxe gelovigen wereldwijd, als aartsbisschop en oecumenisch patriarch van Constantinopel. Bartholomeus I is alleen de primus inter pares van de orthodoxe patriarchen en heeft veel minder invloed dan de paus. Hij kan bemiddelen bij conflicten, maar heeft geen zeggenschap over de diverse, vaak op een nationalistische leest geschoeide orthodoxe kerken. Vooral met de Russisch-orthodoxe kerk, die vele tientallen miljoenen gelovigen telt, zijn de verhoudingen gespannen. Moskou wil maar al te graag die leidende rol overnemen.
Bartholomeus, die vloeiend Grieks, Turks, Italiaans, Duits, Frans en Engels spreekt, besteedde na de implosie van het communisme grote aandacht aan de wederopbouw van de orthodoxe kerken. Zijn inzet voor het leefmilieu bezorgde hem de bijnaam ‘de groene patriarch’. Bartholomeus is een gangmaker van de toenadering tot de katholieke kerk. Paus Benedictus XVI bezocht Istanbul in november 2006 en Batholomeus’ tegenbezoek aan Rome had in juni 2008 plaats. (KDW)
8. Hans Küng (Duitsland)
Zoeken naar de essentie van het christendom (8)
De kerk bevindt zich volgens theoloog Hans Küng opnieuw in de middeleeuwen.
‘Geestelijke dictatuur jaagt mensen de kerk uit’
Hij moet zowat de scherpste criticus van paus Benedictus XVI zijn: de Zwitserse theoloog Hans Küng. In zijn ogen is Joseph Ratzinger een vijand van de moderniteit en bevindt de kerk zich weer in de middeleeuwen. Tegelijkertijd houdt hij nog altijd van die katholieke kerk, ondanks alles. Het christelijke geloof is zijn grote liefde en zonder kerkgemeenschap kun je Christus en zijn evangelie niet ontdekken.
Wat is voor u de essentie van het christendom?
“Daarover schreef ik een vuistdik boek: Het christendom. Wezen, geschiedenis en toekomst. In enkele regeltjes krijg je dat niet gezegd. Wat vaststaat is dit: het wezen van het christendom is niet, zoals sommigen denken, een grote theorie, een wereldbeeld of een kerkelijk systeem. Het is simpelweg Jezus Christus. Een christen is hij die op zijn hoogstpersoonlijke levensweg zich op die Jezus Christus tracht te oriënteren. En laten we eerlijk zijn: een organisatie, vereniging of kerk zou zich eigenlijk niet ‘christelijk’ mogen noemen als ze zich niet naar waarheid in woord en daad op Hem kan beroepen.”
Kunnen we ook spreken over iets typisch katholiek?
“Katholiek is wat de gehele, algemene, omvattende kerk aanbelangt. Het gaat – ondanks alle schisma’s en breuken – over de continuïteit van het geloof en de geloofsgemeenschap. Evangelisch is hij die in kerkelijke tradities, leer en praktijken steeds kritisch teruggrijpt naar de Schrift en die bij elke praktische hervorming het evangelie als norm neemt. Correct begrepen hoeven een ‘katholieke’ en een ‘evangelische’ levenshouding elkaar niet uit te sluiten: een katholiek kan waarachtig evangelisch leven en een protestant kan evenzeer getuigen van een katholieke mentaliteit. Voor mij betekent dit dat – ondanks alle weerstand vanuit kerkelijke machtsapparaten – feitelijk massa’s christenen in de wereld vanuit het evangelie een echte oecumene tot stand brengen. Waarachtig christen-zijn betekent vandaag oecumenisch christen-zijn.”
U bestudeerde grondig de drie monotheïstische godsdiensten. Waar liggen de gelijkenissen en de verschillen?
“Wat ze gemeenschappelijk hebben, is het geloof in de God van Abraham. Voorts denken het jodendom, het christendom en de islam niet cyclisch, maar lineair. Het gaat niet over een eindeloze herhaling van gebeurtenissen – zoals de weerkerende seizoenen –, maar over een doelgerichte geschiedenis. Een rij van profeten verkondigde het Woord van God en zette aan tot ‘godsdienst’. De drie godsdiensten geloven in de openbaring die voor altijd normatief blijft en in een heilig boek werd vastgelegd. Tot slot leggen de geboden van de ene God de basis voor de moraal die nodig is voor een elementaire humaniteit. Als ik dan kernachtig het verschil weergeef, hangt het jodendom samen met Israël als het volk van God, het christendom met Jezus als Gods Messias en Zoon, en de islam met de Koran als het Woord en Boek van God.”
In vele discussies wordt beweerd dat godsdiensten niet te verzoenen zijn met de mensenrechten en de Verlichting. Is dat zo?
“De drie monotheïstische godsdiensten hadden grote moeilijkheden met de mensenrechten en de Verlichting. Het protestantisme heeft de Verlichting in grote mate mee voltrokken in de 17de en de 18de eeuw. Dat hervormingsproces voltrok zich in de 19de eeuw bij het jodendom en vandaag staat de islam voor die uitdaging om zijn relatie tot de Verlichting en de mensenrechten uit te klaren. En laten we niet vergeten dat de katholieke kerk pas onder Johannes XXIII, met het Tweede Vaticaans Concilie in het midden van de twintigste eeuw, de mensenrechten heeft aanvaard.”
U richtte de Stichting Weltethos op voor de dialoog tussen de godsdiensten. Hoever staat het met dat project?
“Het bewustzijn neemt toe dat er geen wereldvrede zonder godsdienstvrede komt. Die kerngedachte verwoordde ik al vroeger in mijn trilogie over het jodendom, het christendom en de islam. Sinds de verklaring van Weltethos bij het parlement van de wereldgodsdiensten in 1993 in Chicago bestaat er min of meer een consensus over de grote ethische imperatieven van alle religies: het principe van humaniteit en de gulden regel van de wederkerigheid – doe niet aan een ander wat je zelf niet wil. Daar kun je vier algemeen menselijke imperatieven aan toevoegen: de geweldloosheid (niet doden), de gerechtigheid (niet stelen), de waarachtigheid (niet liegen) en het partnerschap (niet seksueel misbruiken). Het is wenselijk dat de kerken zich sterker engageren voor dat Weltethos. De christelijke waarden kun je alleen als algemeen menselijke waarden promoten en overdragen.”
Uw project staat tegenover de visie van Samuel Huntington over de botsende beschavingen. Hoe verschillend kijken jullie naar de wereldvrede?
“Huntington had er goed aan gedaan zich wat meer met religie bezig te houden, alvorens zijn these over de botsende beschavingen te lanceren. Hij veronachtzaamde de eigenheden, de verwantschap en de convergenties tussen de godsdiensten. Er zijn genoeg voorbeelden te vinden die aantonen dat joden, christenen en moslims vreedzaam kunnen samenleven. Zo’n vrede komt niet tot stand als het ‘christelijke’ Amerika moslimlanden zoals Irak of Afghanistan aanvalt, maar wel als mensen met elkaar in gesprek gaan en constructieve oplossingen nastreven. Een vredesverdrag, zoals dat tussen Egypte en Israël, had er voor Israël en de staat Palestina allang kunnen zijn als Amerika dat daadkrachtig had ondersteund.”
Hoe is het mogelijk in de interreligieuze dialoog tegelijk vast te houden aan de eigen waarheid en respect te tonen voor andersgelovigen?
“In al mijn boeken wordt uitvoerig aangetoond dat je stevig geworteld kunt zijn in je eigen geloof en tegelijk kunt openstaan voor de waarheid van anderen. Wie zelf niet sterk in zijn schoenen staat, wordt makkelijk agressief tegenover de ander. Wie sterk staat in zijn overtuiging, is ook bekwaam om daarover met anderen in gesprek te gaan.”
Het Vaticaan gaat na of Aziatische theologen niet te veel toegevingen deden in de interreligieuze dialoog en het religieuze pluralisme. Verwacht u daar nieuwe veroordelingen zoals destijds met de bevrijdingstheologie of zoals met u, Eugen Drewermann en Jacques Dupuis?
“Het Vaticaan heeft niets geleerd uit de recente ontwikkelingen. Het is hervallen in het preconciliaire paradigma van de inquisitie en de intolerantie.”
Over welke maatschappelijke thema’s zou de kerk zich moeten buigen?
“In plaats van voortdurend de wereld de les te lezen, zou de kerkleiding beter in haar eigen rangen zorgen voor een minimum aan orde en netheid. Het aan het licht komen van het seksuele misbruik en de bijbehorende doofpotcultuur tonen aan hoe corrupt het roomse systeem is waaronder de hele katholieke kerk te lijden heeft.”
Ik durf het u bijna niet te vragen, maar hoe staat het vijftig jaar na Vaticanum II met de realisatie van dat oecumenisch
en pastoraal Concilie?
“Het Tweede Vaticaans Concilie was een grootse gebeurtenis. Aan de ene kant betekende het de integratie van de inzichten van de Reformatie: het herontdekken van de Bijbel, de volkstaal in de liturgie, de actieve deelname van de gelovigen, de inculturatie enzovoort. Aan de andere kant zocht het Concilie de inzichten van de moderniteit te integreren: de godsdienstvrijheid en de mensenrechten, een positieve houding tegenover het jodendom, maar ook tegenover de islam en de andere religies, en zelfs tegenover de seculiere wereld met haar moderne wetenschappen en cultuur. Maar door de voortdurende belemmeringen vanuit de Romeinse curie is het Concilie maar half in zijn opzet geslaagd. Een discussie over voorbehoedsmiddelen, het celibaat, het openstellen van kerkelijke ambten voor vrouwen, het vieren van de eucharistie met andere christenen en vooral een hervorming van het pausschap – wat de grootste hindernis op de weg naar de eenheid der christenen is – werden verhinderd.“
“Ondertussen verdwenen de collegialiteit en de geest van het Concilie en zijn we weer in een geestelijke dictatuur belandt, maar honderdduizenden haken daardoor af en verlaten de kerk. Ook het katholieke middenveld liet de banden met Rome steeds meer los. Je kunt leken niet langer ongestraft naar een tweederangs positie verbannen.”
Samen met Joseph Ratzinger was u de jongste theoloog op het Concilie en nu behoren jullie beiden tot de oudste nog actieve theologen. Hoe evalueert u het zesjarige pontificaat van paus Benedictus XVI?
“Na mijn vier uur durend onderhoud in de herfst van 2005 met paus Benedictus XVI – mijn vroegere collega aan de universiteit van Tübingen – was ik hoopvol gestemd dat Joseph Ratzinger de kerk zou verder leiden op de weg van het Tweede Vaticaans Concilie. Maar in plaats van dat te doen, heeft hij zich steeds meer afgekeerd van het Concilie en keerde hij terug naar de middeleeuwse, barokke, contrareformatorische en antimoderne kerk uit het verleden. In mijn open brief aan alle bisschoppen uit 2010 heb ik dat aan de kaak gesteld, maar ik kreeg daarop van hen niet de minste reactie. Uit angst zwijgen ze. Bisschoppen die veranderingen willen, krijgen het hard te verduren en staan onder druk. Met lede ogen zien ze de leegloop van de kerk.”
Als ik uw jongste boeken en opinies lees, staat de kerk op een keerpunt. Ofwel blijft ze verstarren, ofwel stelt ze zich eindelijk open voor de wereld.
“Het seksuele misbruik en het verdonkeremanen daarvan door de hiërarchie tonen aan hoe ziek de kerk is en wijzen op de noodzaak van een radicale hervorming. ‘Is de kerk nog te redden?’ is de centrale vraag van mijn jongste boek. In mijn antwoord ging ik zoals steeds grondig exegetisch, historisch en systematisch te werk om zo tot de oorzaken van de kerkcrisis door te dringen. De keuze waar de katholieke kerk nu voor staat, is die tussen een wereldomvattende gemeenschap blijven of steeds meer een sekte van pausgezinde ultraconservatieven worden. Als u wilt weten hoe de kerk deze crisis te boven kan komen of net daaraan ten onder gaat, raad ik u aan mijn boek te lezen. Daar vindt u alle antwoorden.”
De kerk moet zich toch niet zomaar aanpassen aan de tijdgeest, want wat zou haar dan onderscheiden van anderen?
“Uiteraard moet je niet met alle modetrends meelopen, maar wereldvreemdheid en weigerachtig staan tegenover de mensenrechten zijn ook niet de goede weg. Het gaat ook niet over een aanpassing, maar over een bezinning op het Nieuwe Testament en van daaruit over een nieuwe openheid tegenover vrouwen, echtgescheidenen, homoseksuelen, leken überhaupt, en tegenover de verworvenheden van de Reformatie en de Verlichting.”
“Onderscheidend zal altijd de relatie met Jezus Christus zijn. Een kerk die zijn boodschap niet meer ernstig neemt, kun je bezwaarlijk christelijk noemen. En door de pracht en praal van de paus heen herkennen steeds minder mensen de plaatsvervanger van Christus. Er moet dringend een einde komen aan dat middeleeuwse gedoe.”
Ziet u zichzelf als een kerkcriticus?
“Kerkcriticus is geen beroep. Al meer dan vijftig jaar ben ik een hoogleraar in de katholieke theologie, die dag in dag uit trouw zijn werk in dienst van de kerkgemeenschap vervult. De kerk was nooit in crisis geraakt, als ze mijn publicaties zoals De kerk, Onfeilbaar?, Christen zijn, Bestaat God?, Eeuwig leven? ernstig had genomen. Toch ben en blijf ik van ganser harte theoloog en met passie en discipline vervul ik mijn opdracht.Zal ik het nog mogen meemaken dat een bisschop of zelfs een bisschoppenconferentie ingaat tegen de paus naar het voorbeeld van Paulus die zich openlijk verzette tegen Petrus, toen hij niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelde (zie Galaten 2,14)?”
Majestueuze trilogie
“Geen vrede onder de volkeren zonder vrede tussen de godsdiensten. Geen vrede tussen de godsdiensten zonder dialoog tussen de godsdiensten. Geen dialoog tussen de godsdiensten zonder onderzoek naar de fundamenten van de godsdiensten.” Onder dat motto ijverde Hans Küng voor de dialoog tussen culturen en godsdiensten. Zijn opzet stond lijnrecht tegenover de visie van Samuel Huntington met diens boek A Clash of Civilizations. Net om die botsing tussen culturen te vermijden, is een mondiale bewustzijnsverandering nodig. Om die te bewerken richtte Küng in 1989 de Stichting Weltethos op waarvan hij de voorzitter is (zie www.weltethos.org). Die stichting ontplooide een enorme activiteit, wat leidde tot vele publicaties. De basis van dat project wordt gedragen door een majestueuze trilogie van Küng waarin hij als geen ander een historisch-systematische analyse maakt van het jodendom, het christendom en de islam. Waar ze in wezen om draaien, hun geschiedenis, de verschillende stromingen, hun politieke, culturele en religieuze betekenis, de gelijkenissen en verschillen met andere godsdiensten en de actuele hete hangijzers komen aan bod. Die studie van de drie monotheïstische godsdiensten is volgens de Zwitserse theoloog noodzakelijk om de situatie van onze tijd te begrijpen en om oplossingen aan te reiken voor een leefbare toekomst, want hij blijft erop hameren dat er “geen wereldvrede zonder godsdienstvrede” komt. Alleen een vruchtbare dialoog tussen de levensbeschouwingen over het morele handelen biedt in deze tijd van wereldwijde omwentelingen perspectieven voor een vredevol samenleven. Zo’n interreligieuze dialoog moet volgens Küng ook zelfkritisch zijn en mag niet blind zijn voor de verschillen. Net daarom schreef hij zijn vuistdikke boeken die haarfijn analyseren wat mensen verbindt en wat hen onderscheidt. Pas vanuit een duidelijke identiteit kun je de ander tegemoettreden. Küngs trilogie is sinds kort integraal in het Nederlands beschikbaar. Laat hun volume u niet afschrikken, want elk deel blinkt uit in helderheid en leesbaarheid. (Emmanuel Van Lierde)
Omstreden klokkenluider
Hans Küng werd in 1928 geboren in het Zwitserse Sursee. De priester was vanaf 1960 verbonden aan de Duitse universiteit van Tübingen waar hij eerst fundamentele theologie en later dogmatiek doceerde. Op uitnodiging van paus Johannes XXIII werd hij bij het Tweede Vaticaans Concilie betrokken. Küng is niet alleen een van de internationaal bekendste katholieke theologen van deze tijd, hij is bovendien het meest omstreden. Hij nam geen blad voor de mond en toonde zich een hevige kerkcriticus. Hij verdedigde steeds weer de afschaffing van het celibaat en de gelijke behandeling van vrouwen in de kerk, hij trok de onfeilbaarheid van de paus in twijfel en stond vaak lijnrecht tegenover het leergezag. Het conflict bereikte een hoogtepunt toen paus Johannes Paulus II hem in 1979 zijn leerbevoegdheid ontnam. Küng ging dan maar zijn eigen weg als onafhankelijk hoogleraar voor oecumenische theologie en heeft ondertussen meer dan vijftig boeken geschreven. (EVL)
9. Tariq Ramadan (Zwitserland)
Zoeken naar de essentie van het christendom (9)
Het Westen scoort volgens islamoloog Tariq Ramadan beter voor godsdienstvrijheid
‘Moslims en christenen moeten wedijveren voor het goede’
“Moslims en christenen hebben elkaar nodig”, betoogt Islamoloog Tariq Ramadan. “We moeten geen alliantie vormen tegen de seculiere maatschappij, maar die wel blijven bevragen en bevruchten. Ook de moslims in het Midden-Oosten hebben de christenen nodig.”
Jan De Volder We ontmoeten Tariq Ramadan bij Secours islamique, de islamitische hulporganisatie die in Brussel haar hoofdkwartier heeft achter Tour en Taxis. De zaal waar hij gastspreker is voor een fundraisingavond loopt snel vol enthousiaste mannen en vrouwen, bijna alle jong en religieus.
Ramadan is een fenomeen. Welbespraakt, meertalig, onderlegd, charismatisch. Maar altijd optornend tegen de verdenking dat hij een wolf is in schaapsvacht, die er bovendien een dubbele agenda op nahoudt. Je hoort nochtans zo vaak klagen dat de moslims in Europa geen voormannen en intellectuelen hebben. Wel hier is er één naar wie het bovendien aangenaam luisteren is, ook als je het niet met hem eens bent.
Wat is voor u, als moslim, de essentie van het christendom?
“Mijn ervaring is gebaseerd op de ontmoeting met christenen op het terrein en op studie. Essentieel in het christendom lijkt me die persoonlijke en bijzondere relatie met Christus, in naam van een bepaalde opvatting over God en mens. De mens kan zich redden door de tussenkomst van een andere mens die de Weg is leidend naar de goddelijke liefde. Het begrip 'liefde' is essentieel voor de christenen.
De weg van Christus brengt u nader tot de Vader die liefde is. In het christendom is er bovendien geen liefde zonder inspanning, zonder het werken aan jezelf. Je ontmoet Christus niet per toeval. Ik moet denken aan die paradoxale formulering van Sint-Augustinus: ‘Je zou me niet zoeken, als je me al niet had gevonden.’ De liefde Gods komt tot ons zonder dat we dat beslisten, maar die liefde van God vereist wel een beslissing, een bewustwording.”
Welke convergenties en divergenties ziet u met de islam? Hoe is de verhouding tussen de twee grootste monotheïstische godsdiensten?
“Het grootste verschil is het statuut van Jezus. Die dimensie van bemiddeling met de Vader bestaat niet voor ons. Wij erkennen Jezus als een groot profeet, maar niet als Zoon van God. Dat is een radicaal verschil. Wel herkenbaar daarentegen is de vereiste van opvoeding tot de liefde. In naam van die liefde wordt de arme bevrijd. Ik heb dat beter beseft in mijn gesprekken met bevrijdingstheologen, maar ook met theologen die meer tot het klassieke korps behoren van de rooms-katholieke, protestantse, anglicaanse en oosterse kerken. Dat heeft mezelf geholpen om meer het centraal staan van de liefde te beleven in de zoektocht naar het goddelijke. Persoonlijk brengt dat mij ertoe de islamitische teksten beter te begrijpen. Ik denk aan het Koranvers: ‘Wij hebben jullie tot volken en stammen gemaakt, opdat jullie elkaar leren kennen.’ Dat is de paradox: soms moet je naar de ander gaan, om daarna beter weer tot jezelf te komen. Met mij is het alvast zo gegaan.
Samengevat: Jezus nodigt de mens uit zijn hart op te voeden in liefde om te naderen tot de Allerhoogste. Dat geldt ook voor de islam: je nadert niet tot God zonder liefde. Dat inzicht staat volgens mij in het centrum van onze respectieve tradities.”
Christenen en moslims samen beslaan meer dan de helft van de mensheid. Zijn de twee godsdiensten geroepen om te botsen of om samen te werken?
“Helaas heerst in veel geledingen van onze respectieve godsdiensten vaak het idee van de concurrentie. Er is competitie over het getal, de juistheid van de aanspraken, enzovoort. Dat is jammer. De enige aanvaardbare competitie is de wedijver in het goede. De Koran zeg: ‘Ieder heeft een richting waarheen hij zich wendt. Wedijver dan met elkaar in goede daden’ ( 2:148)."
“Al te vaak zijn gelovigen vervreemd van de ware godsdienst, zowel in de substantie als in de vorm. Ik nam in november 2009 in het Vaticaan deel aan een islamitisch-christelijke dialoogsessie. Kardinaal Jean-Louis Tauran erkende daar dat de terugkeer van God in Europa ook aan de moslims te danken was. Dat is belangrijk. Het gaat er niet om een verbond van de godsdiensten op te zetten tegen het seculiere of atheïstische Europa. Het gaat niet om een verbond tegen iets of iemand. Wel moeten we dit continent blijven bevruchten, ook door een betere kennis van elkaar.”
Hoe ziet u dat concreet?
“Een samenleving die almaar meer op consumptie is gericht, confronteert ons met dezelfde uitwassen. Net zoals Kerstmis verwordt de vastenmaand Ramadan steeds meer tot een consumptiegebeuren. Paradoxaal genoeg wordt dat de maand waar de moslims het meest verbruiken en eten, zij het dan ’s nachts. Daar zitten we in het religieuze formalisme en niet in de essentie van de godsdienst. We hebben geen onderlinge competitie nodig, noch een verbond tegen een gemeenschappelijke vijand, maar een spiritueel verbond.
Ik ontmoet veel christenen die het daar volmondig mee eens zijn. Het gaat om een universele boodschap van het hart. Zouden christenen en moslims bijvoorbeeld niets samen te zeggen hebben over hoe onze samenleving met bejaarden omgaat? Of over de voortschrijdende medicalisering die ook voor problemen van het hart en de ziel wordt uitgebouwd? We hebben elkaar nodig, zoals we ook het jodendom nodig hebben, om trouw te blijven aan de essentie en nederig te zijn.
Die dialoog is geen uitsluitende zaak van specialisten. Integendeel, hij moet ook de gewone gelovige bereiken, en ook de ongelovigen.”
Godsdienstvrijheid is een heikel punt. In de westerse samenleving is die verworven, in islamitische landen hebben niet-islamitische minderheden het niet onder de markt. Hoe staat u daar tegenover?
“De kwestie van de godsdienstvrijheid en de wederkerigheid stond ook centraal op de dialoogontmoeting in het Vaticaan. Het is mijn overtuiging dat moslims dat discours niet uit de weg mogen blijven gaan. We moeten vermijden dat de behandeling die christenen ondervinden in moslimlanden een reden wordt om moslims in het Westen ook slechter te behandelen. Het gaat hier om mensenrechten en godsdienstvrijheid is een principekwestie, niet iets dat verhandelbaar is.
Het is evident dat godsdienstige diversiteit een probleem vormt in veel samenlevingen waar de moslims in de meerderheid zijn. Saudi-Arabië stelt dat er op het Arabisch Schiereiland, met de heilige plaatsen, maar plaats is voor één godsdienst. Dat is de reden waarom ze christelijke gastarbeiders het recht ontzeggen hun godsdienst te beleven. Dat is schandalig uit islamitisch oogpunt.
Op andere plaatsen toont de geschiedenis aan dat de islam wel degelijk in staat is om te gaan met religieuze diversiteit. Toch zie je dat dit op veel plaatsen niet het geval is. Blijft evenwel de vraag of het hier om strekkingen gaat binnen de islam of om de islam als zodanig. De politiek kan ermee gemoeid zijn die de kwestie instrumentaliseert.”
Kunnen de islamlanden zich niet meer spiegelen aan de gelijke behandeling die moslims in de westerse christelijke en seculiere wereld krijgen?
“In een land als Frankrijk is godsdienstvrijheid ook niet in eerste instantie een vrucht van het katholicisme, maar de kerk is er binnen het seculiere systeem wel een bondgenoot van geworden. Daarvoor is ze door veel fases van interne hervorming, debat en conflict gegaan. De moslims moeten leren de werkelijkheid onder ogen zien. Het is waar dat het Westen beter scoort voor godsdienstvrijheid, zowel op het formele vlak van het recht als op het concrete vlak van het samenleven. Het is waar dat de moskeeën mogen functioneren in de Verenigde Staten, Europa en Australië.
De islamitische landen moeten respect voor de diversiteit ontwikkelen en er de noodzaak van inzien. Het probleem rijst evenzeer in landen als Maleisië of Indonesië. Daar hoor je dat christelijke kerken wel mogen bestaan, maar dat ze hun godsdienst niet mogen doorgeven. Dat is toch tegen het begrip 'godsdienstvrijheid'? Het heeft geen zin anderen te weigeren wat we voor onszelf opeisen. Ik zeg dat ook in die landen.”
Vindt u gehoor?
“Zeker, maar jammer genoeg niet vaak onder de echt invloedrijke personen. Saudi-Arabië verbood een reeks radio-uitzendingen aan mijn ideeën te wijden. Ik ben er niet welkom. Voor mij is het een kwestie van coherentie. Zelf vecht ik in Frankrijk en Europa voor gelijkberechtiging van de moslims. Dan vind ik dat ik ook moet opkomen voor niet-moslims in de Arabische landen.”
Nochtans hebben veel christenen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten veel schrik voor wat er komt na de revolutie. Hoe schat u de zaak in?
“Er zijn toch kopten die de revolutie genegen zijn. Iedereen stelt zich vragen, niet alleen de christenen. Wie gaat het halen bij verkiezingen? Krijgen we een democratie die onder controle staat van het leger? De afloop is niet te voorspellen. De kracht van de revolutie in Egypte was dat ze gebeurde zonder leiders of intellectuelen. Maar nu is dat een zwakte.
Niets is gewonnen, maar ik ben voorzichtig optimistisch. Natuurlijk, je verandert een samenleving niet in een handomdraai, daar is geduld voor nodig. Maar de samenwerking tussen moslims en kopten die op het Tahrirplein voelbaar was, is belangrijk voor de toekomst van Egypte.”
Welke rol ziet u het Moslimbroederschap, dat uw grootvader Hassan el-Banna heeft gesticht, spelen?
“Het Moslimbroederschap ontstond als een antikolonialistische en vredelievende beweging die zich toelegde op sociale en educatieve doeleinden. De repressie in de jaren 1950 veroorzaakte een radicalisering. Sommigen verlieten de beweging om een gewelddadige revolutie te preken. Ayman Al-Zawahiri, de topman van Al-Qaeda, volgde die weg. Het grootste deel van het Broederschap bleef evenwel legalistisch. Het heeft de jongste twintig jaar een geweldige evolutie meegemaakt: over de rechtsstaat, democratische verkiezingen, de deelname van vrouwen aan het publieke leven, enzovoort. De toekomst zal tonen hoe sterk deze ideeën zijn doorgedrongen.
De botsing tussen de oude en de jonge generatie bracht de beweging op de rand van de implosie. De jongeren voelen zich aangetrokken door het model van Turks premier Recep Tayyip Erdogan. Ze richtten een politieke partij op, Vrijheid en Rechtvaardigheid, die losstaat van de Broederschap. Anderen wilden een partij die onder directe controle staat van het Broederschap en nog anderen wilden helemaal geen politieke partij. Het is moeilijk uit te maken hoe groot hun gewicht is in de Egyptische samenleving. Zelf maken ze zich sterk dat ze bij verkiezingen tot 30 procent van de stemmen kunnen binnenhalen.”
Is dit het uur van Yusuf Kharadawi, de invloedrijke prediker op Al Jazeera?
“Ik ben daar niet zo zeker van. De tussenkomst van Kharadawi op het Tahrirplein was sterk bediscussieerd. Bovendien is hij in de ogen van velen verdacht omdat hij erg dicht bij de machthebbers van Qatar staat. Dat blijkt bijvoorbeeld in het conflict in Bahrein, waar hij het neerslaan van de opstand door de Saudi’s heeft verdedigd. De slachtoffers waren immers sjiieten. Zijn ideeën leunen dicht aan bij die van de petromonarchieën.”
Als u christen was in het Midden-Oosten, wat zou u doen?
“Er is de jongste twintig jaar veel ten goede veranderd in het discours over de christenen. Maar burgerlijke waakzaamheid blijft geboden. Ik heb al te veel mensen gezien die iets anders zeiden in de periode voor ze de macht hadden en in de periode erna.”
Al Qaeda perverteerde de naam van de islam en heeft in zijn naam veel bloed doen vloeien. Moeten moslims zich dan ook niet verheugen over de eliminatie van Osama bin Laden?
“Ik ben helemaal niet blij met de wijze waarop Osama bin Laden werd uitgeschakeld. Ze hebben hem geëxecuteerd, terwijl ze hem hadden moeten berechten.
De hele enscenering stoort me enorm. Die manier van doen heeft in de islamitische wereld alle mogelijke steun aan de operatie weggenomen.
Natuurlijk ben ik blij als het extremistische
en terroristische geweld wordt gestopt. Maar of de Amerikanen het op een goede manier aanpakken, daar ben ik allesbehalve zeker van.”
Charismatische en controversiële intellectueel
Tariq Ramadan (48) werd in Zwitserland geboren en geldt als een van de toonaangevende moslim-intellectuelen in Europa. Hij is een kleinzoon van Hassan al-Banna, de stichter van de Moslimbroederschap in Egypte die in 1949 werd vermoord.
Ramadan doceert Eigentijdse islamitische studies aan de Universiteit van Oxford en is gastdocent in tal van andere instellingen. Als voorzitter van het European Muslim Network (EMN) is hij een pleitbezorger van een Europese islam. Hij schreef tal van boeken en artikels, en is een veelgevraagd conferencier.
De man is bijzonder omstreden, zoals blijkt uit verschillende aan hem gewijde publicaties en reportages. De Franse journaliste Caroline Fourest analyseerde in Frère Tariq Ramadans discours en beschuldigt hem met dubbele tong te spreken. De Rotterdamse Erasmusuniversiteit ontsloeg hem als lesgever en het bestuur van de havenstad gaf de moslimintellectueel de bons als raadgever omdat hij meewerkte aan Press-tv, een door Iran ondersteunde zender.
Bij Meulenhoff verscheen Wie is er bang voor Tariq Ramadan? van Paul Berman. Voor ontelbare moslimimmigranten in Europa is Ramadan een boegbeeld, leraar en woordvoerder. (JDV)
10. Lee Wax (Groot-Brittannië)
Zoeken naar de essentie van het christendom (10)
Vrouwelijke rabbijn Lee Wax kiest voor eerlijkheid in de interreligieuze dialoog
‘Mijn joodse identiteit werd met de jaren sterker’
“Ik vond op een bepaald punt dat de joodse identiteit meer alle aspecten van het dagelijkse leven moest doordesemen”. Lee Wax, een van de weinige vrouwelijke rabbijnen, ging godsdienst dieper en voller beleven. Voor haar moet de interreligieuze dialoog toelaten om onze complexiteit met elkaar te delen.
Jan De Volder Vrouwen zijn niet dik gezaaid bij religieuze leiders. Het wordt de wereldgodsdiensten wel vaker verweten. Het ‘reform-jodendom’ dat in de negentiende eeuw ontstond, kent wel vrouwen als rabbijn-voorgangers. Orthodoxe joden vinden dat maar niets. Lee Wax, een vrouwelijke rabbijn uit het Verenigd Koninkrijk, woont in een rijhuis in Finchley, Noord-Londen. Dat ze rabbijn is, valt niet uit haar kleding op te maken.
Hoe kwam u erbij rabbijn te worden?
“Het woord ‘rabbi’ betekent ‘leraar’. Ik was amper 13 jaar toen ik begon te onderwijzen. Mijn rabbijnschap heb ik eerder verworven door les te geven dan door doorgedreven theologische studies. Ik groeide na de oorlog op in een reformgemeenschap van het Verenigd Koninkrijk. Het was een beetje een links milieu, maar cultureel wel traditioneel joods. Ik ging naar een joodse school, op mijn elfde sprak ik al Hebreeuws, en vóór onze activiteiten als ballet, judo of het koor gingen we naar de synagoge. Maar erg religieus was onze familie niet: we aten niet koosjer, mijn vader werkte op zaterdag, naar de diensten in de synagoge gingen we maar sporadisch. Ik hield ervan te studeren en anderen te onderwijzen. Dat deed ik ook in mijn vrije tijd. Na mijn Bar Mitswa ging ik op mijn dertiende onderwijzen in de Zondagsschool. Maar met de jaren werd mijn joodse identiteit sterker.”
Hoe kwam dat?
“Ik maakte als 17-18-jarige nare ervaringen mee, zoals de dood van een goede vriendin. Ik stelde me de grote levensvragen en was veel meer met de ‘zin van het leven’ bezig dan mijn leeftijdsgenoten. Die spirituele zoektocht deed me het jodendom meer bevragen. Ik kwam in contact met de joodse organisatie ‘Limmud’, wat ‘leren’ betekent. Ze gaf me de gelegenheid naar Israël te gaan. Ik werd voltijdse opvoedster, lerares en stafmedewerkster van die organisatie. Vandaar naar het rabbijnschap was maar een kleine stap. Vele anderen in Limmud gingen me voor. Ik werd rabbijn in 1994; de dertiende vrouwelijke rabbijn in het Verenigd Koninkrijk.”
Hoe lang bestaat de traditie van
het vrouwelijke rabbinaat?
“Nog niet zo heel lang. Sally Jane Priesand werd in 1972 de eerste vrouwelijke rabbijn in een reformgemeenschap in de Amerikaanse staat Ohio. Vóór haar was er Regina Jonas die in 1935 in Duitsland rabbijn werd. Ze kwam terecht in het concentratiekamp van Theresiënstad en er bestaan getuigenissen van hoe ze als rabbijn optrad en de medegevangenen spirituele bijstand gaf. Helaas heeft ze de oorlog niet overleefd en haar verhaal kwam pas later aan de oppervlakte.”
Dat vrouwen rabbijn kunnen worden is maar een van de verschillen tussen reform-jodendom en orthodox jodendom. Hoe zou u de relatie tussen beide beschrijven?
“Die is lang niet zo goed als ik zou willen. Er zijn tal van discussiepunten en we verliezen veel tijd met die interne discussies en disputen. Sigmund Freud sprak over de fixatie op de kleine verschillen en die indruk heb ik sterk. We hebben zoveel gemeenschappelijk, maar we steken ongelooflijk veel energie in onze onderlinge debatten. De meeste orthodoxe joden zullen in het publiek ook niet spreken met reform-joden. Maar in de privésfeer gaat het er vaak wel hartelijker aan toe. Ik ontmoette onlangs een orthodoxe rabbijn op het kerkhof, voor het plaatsen van een steen op het graf een jaar na het overlijden. Hij was verrast me daar te zien, maar was heel aangenaam in de omgang. Natuurlijk gaf hij me geen hand, dat doen ze nooit met vrouwen. Ik vind dat niet zo erg. Eigenlijk beschouw ik me niet langer als een reform-rabbijn.”
Hoe komt dat?
“Ik behoorde altijd al tot de meer traditionele vleugel van het reform-jodendom. En op een bepaald punt vond ik dat de joodse identiteit minder vrijblijvend moest zijn, meer alle aspecten van het dagelijkse leven moest doordesemen. Het gaat er niet zozeer om dat ik strikter werd, wel dat ik de godsdienst dieper en voller ging beleven. Het joodse geloof wordt de lens waardoor je de hele werkelijkheid beschouwt en bejegent. Mijn kinderen gingen naar een joodse basisschool. Ik vind ‘faith based’ onderwijs op die leeftijd heel belangrijk omdat het je de juiste ethische basis bijbrengt. Voor de middelbare school hadden mijn man en ik het gewone onderwijs in gedachten, maar zowel onze dochter als onze zoon verkoos naar een joodse school te gaan. We volgen thuis nu de koosjer richtlijnen en we volgen de sabbat op. Als het echt moet, nemen we de auto, maar voor de rest: niet werken, niet winkelen, geen tv of geen computer. Met onze twaalfjarige zoon veroorzaakt dat een voortdurende discussie. Maar ook dat is heel joods. Wanneer hij ouder is, zal hij zelf beslissen welke weg te volgen in het geloof.”
Hoe belangrijk is het gebed in uw leven?
“Dat werd in de loop der jaren belangrijker. De gebedsdienst van reform-joden in de synagoge is traditioneel kort – drie kwartier. Alles verloopt heel gestructureerd, de teksten zijn vereenvoudigd, de herhalingen weggelaten. Ze hebben een heel mooie traditie van zang, ondersteund door orgelmuziek. In de meer orthodoxe gemeenten is de dienst langer en de voorganger leidt de gebeden, maar er is meer ruimte voor stilte en voor je eigen ritme bij de gebeden. Daar heb ik behoefte aan. Ik hou niet meer zo van die groepsrecitatie die je bij het reform-jodendom hebt.”
Welke relatie hebt u met het christendom? Wat is voor u het essentiële van dat geloof?
“Dat is een grote vraag. Wat ons natuurlijk het meest onderscheidt, is de figuur van Jezus van Nazareth. Wij geloven niet dat een menselijke persoon een bemiddelaar kan zijn tussen God en de mens. Wij geloven niet dat Hij de Messias is. Als hij de Messias was, dan zou het er in de wereld toch niet aan toegaan zoals dat nu het geval is. Ik weet wel dat christenen spreken over de tweede en definitieve wederkomst van Jezus. Maar wij wachten gewoon op de Messias. De geschiedenis van het joodse geloof staat bol van de valse Messiassen. Gewoonlijk komen die voor in tijden van catastrofen, wanneer de joden radeloos zijn. De jongste in de rij is Menachem Mendel Schneerson, de laatste rebbe van de Lubavitch-strekking. Hoewel hij in 1994 gestorven is, blijven zijn aanhangers volhouden dat hij zal terugkeren als de Messias. Dan zijn er ook de zogenaamde christelijke joden die Jezus toch erkennen als de Messias. Maar dat alles is heel onaangenaam.”
Heeft u het Nieuwe Testament gelezen? Wat denkt u daarbij?
“Mijn man is er beter in dan ik. Zijn ouders kwamen na de oorlog uit Wenen en Praag naar Engeland wonen en wilden hun joodse wortels vergeten. Hun zoon noemden ze John Martin Nicolas, Engelser kan moeilijk. Hij ging naar traditionele Engelse scholen en weet dus veel meer af van de kerk. Ik heb wel het Nieuwe Testament gelezen. Met de evangelisten Matteus, Marcus en Lucas heb ik niet veel problemen, maar wel met Johannes. Je ziet dat zijn tekst later is geschreven en dat het christendom al anti-joods is geworden. Wanneer we soms samen met christenen religieuze teksten lezen, vind ik het belangrijk hen daarop te wijzen: er staan uitdrukkingen in die voor joden zeer onprettig zijn. Christenen die met joden willen omgaan, moeten zich daarvan bewust zijn.”
U doet actief aan interreligieuze dialoog?
“Dat was deel van onze opleiding als rabbijn. Ze vroegen ons naar Duitsland te gaan en ik vond dat een heel traumatische gedachte. Ik maakte er uiteindelijk vrienden en een Duitse vrouwelijke pastor werd een van mijn beste vriendinnen. Eerlijkheid is het belangrijkste in de interreligieuze dialoog. We moeten onze verschillen niet uitwissen, maar onze complexiteit met elkaar delen. De bizarre kanten van iedere traditie leren kennen en delen. En met onszelf leren lachen, wat soms moeilijk is maar wel heel belangrijk. We moeten aanvaarden dat we niet gelijk zijn.”
Interreligieuze dialoog is gewoonlijk een mannenzaak. Vindt u dat vrouwen beter in dialoog kunnen treden?
“Absoluut. Mannen worden veel gemakkelijker polemisch. Vrouwen zijn beter in het overstijgen van grenzen, in het elkaar ontmoeten en waarderen. Ze zijn minder dan mannen gericht op het scoren van punten. Weet u , het Hebreeuwse woord voor ‘compassie’ is ‘rahum’ en dat is verwant met het Hebreeuwse woord voor schoot of baarmoeder. Ik denk dat vrouwen veel meer ‘compassionate’, medelijdend en empathisch, kunnen zijn. Dat helpt om bruggen te bouwen. Ook de Torah noemt God barmhartig. Het is een aspect van de moederlijkheid van God en ik vind dat een fascinerende link.”
U maakt deel uit van het IKETH-netwerk. Wat is dat precies?
“Dat is een kleine organisatie met zo’n zeventig leden. Het is een Duits letterwoord dat staat voor Interreligiöse Konferenz Europäischer Theologinnen. Theologen en pedagogen vinden er elkaar. Er is ook een vrouwelijke imam bij van Duitse afkomst. Dit jaar lag het accent op de ‘islamofobie’ en wat ieder in haar gemeenschap daartegen kan doen. We hadden ook al veel aandacht voor de vrouwenwijding. Enkele leden van onze groep zijn katholieke vrouwen die privaat tot priester zijn gewijd.”
Hoe ziet u de relatie tussen jodendom en islam?
“Weet u, binnen IKETH schieten we uitstekend met elkaar op. Dat is immers ‘self-selecting’: als je niet wil gaan, kom je niet. Niemand is gemandateerd. Ik vind de contacten met de moslimvrouwen heel stimulerend. En sowieso zijn er tal van vooroordelen over vrouwen in de islam. Ik denk dat de realiteit vaak verschilt van wat de karikaturen ervan maken.
De katholieke kerk heeft met het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) een grote omslag gemaakt in haar denken over het jodendom. Hoe zou u de relatie vandaag beschrijven?
“Het is evident dat de relaties beter zijn dan ze eeuwenlang waren. Dingen als de jodenmissie zijn technisch gesproken voorbij. Ik put daar veel hoop uit. Maar ik heb toch schrik dat in het discours over de staat Israël het antisemitisme opnieuw binnensluipt. Misschien zijn we daar wat paranoïde in, maar toch. Natuurlijk staat het iedereen vrij om kritiek te leveren op de staat Israël. Dat doe ik ook. Maar voorafgaand zou toch als een paal boven water moeten staan dat die staat er mag zijn en dat is niet altijd het geval. Ik heb het gevoel dat de grens tussen legitieme kritiek op Israël en antisemitisme voortdurend onder druk staat. Maar net daar ligt ook de grens tussen goede en slechte relaties.”
Hoe kijkt u zelf naar het Israëlisch-Palestijns conflict? Hoe nauw voelt u zich daarbij betrokken?
“Ik heb een tijd in Israël gewoond en ik houd van het land. Ik ben een zioniste in de zin dat ik geloof dat Israël het terechte huis is voor het Joodse volk. Maar ik geloof ook dat de Palestijnen recht hebben op hun eigen land. Als we het land niet leren delen, komt er nooit vrede. Ook daar spelen vrouwen een belangrijke rol. Zo maakte ik kennis met een organisatie die is opgericht door een Joodse en een Palestijnse vrouw die beiden familieleden in het conflict verloren. Vrouwen hebben een verlangen naar vrede. Ik ben wel bezorgd over de opstanden in de Arabische landen. Je ziet al dat de druk aan de grenzen van Israël verhoogt. Ik hoop dat vreedzaam samenleven mogelijk wordt. Dat veronderstelt wel dat het bestaansrecht van Israël niet langer wordt betwist.”
‘Boerkaverbod is inherent racistisch’
Rabbi Lee Wax is voorzitter van de Raad van Bestuur van ICETH, dat in het Engels staat voor Interreligious Conference of European Women Theologians. Het doel is de spirituele dimensie van interconfessionele en interreligieuze ontmoetingen uit te diepen, een Europese solidariteitsgemeenschap uit te bouwen van vrouwelijke theologen en op die manier bij te dragen tot de vrede in Europa. Concreet is het gender- en feministische discours dominant en streeft ICETH naar gelijkberechtiging van vrouwen en mannen, ook binnen de geloofsgemeenschappen. Toch uitte de organisatie in een recente persverklaring haar diepe bezorgdheid over het verbod op het dragen van een boerka in België. “We kunnen niet zeggen of moslimvrouwen al dan niet een boerka moeten dragen. Toch geloven we dat deze wet inherent racistisch is en dat de Belgische regering islamofobie verspreidt met de verdediging van de vrouwenrechten als excuus. We geloven ook dat deze wet, die verpakt is als een stem voor de vrijheid, de aandacht moet afleiden van de ernstige problemen van het land en het misbruiken is van de politieke macht. We betreuren dit verbod als iets dat ernstige gevolgen heeft voor vrouwen en voor de vrijheid van religieuze geloofsuitingen.” (JDV)
11. Peter Turckson (Ghana)
Zoeken naar de essentie van het christendom (11)
Voor kardinaal Peter Turkson zijn kleur, ras en etnische achtergrond zijn geen criteria bij pauskeuze
‘Katholieke kerk kan leren van Pinksterkerken’
Het evangelie doorgeven via radio, televisie, internet en interpersoonlijke contacten. En focussen op de vorming van ‘echt bekeerde, rijpe en edelmoedige katholieken’. Kardinaal Peter Turkson kiest voor die weg. Hij is ervan overtuigd dat de katholieke kerk een beslissende factor van hoop is voor Afrika.
Jan De Volder Peter Turksons verblijf in Rome, waar hij sinds twee jaar de Raad voor Rechtvaardigheid en Vrede leidt, gaat niet onopgemerkt voorbij. Meermaals kwam hij in het nieuws met sterke uitspraken over hiv en aids, oorlog en onderontwikkeling. De kardinaal lijkt zich als een vis in het water te voelen in de Romeinse wereld, in tegenstelling tot andere Afrikaanse kerkleiders die vanuit hun bisdommen naar Rome werden geroepen. Turkson ontvangt ons vriendelijk en warm in zijn kantoren aan San Calisto, hartje Trasteverewijk, en antwoordt met een mix van Angelsaksische flair en Romeinse discretie op onze vragen.
Kan u ons kernachtig zeggen wat voor u de essentie is van het christendom, in vergelijking met andere geloofstradities?
“Zoals paus Benedictus XVI wil ik op zo’n vraag geen klassiek antwoord geven in de zin van ‘De essentie van het christelijke geloof is…’ Ik wil u het verhaal vertellen van een Afrikaanse vrouw die ongeveer 150 jaar geleden werd geboren in Darfur, Sudan. Slavenhandelaars ontvoerden haar toen ze negen was, sloegen haar tot bloedens toe en verkochten haar vijf keer op de slavenmarkt. Ze kreeg iedere dag zweepslagen toen ze werkte in dienst van de vrouw en de moeder van een generaal, en ze hield er levenslang 144 littekens aan over. Een Italiaan kocht haar op haar dertiende en ze kwam in Venetië terecht waar ze een heer en meester leerde kennen die haar zozeer liefhad dat ze zei: ‘Ik word duidelijk bemind en wat er mij ook overkomt, ik word door deze Liefde verwacht.’ Wat hierop volgt, is het verhaal van de Canossianerinnenzuster die we kennen als de heilige Jozefina Bakhita. Zij geeft het antwoord op uw vraag: de essentie van het christelijke geloof voor haar was de ontmoeting met Iemand die haar een goedgegronde hoop gaf voor haar leven. Dat is de essentie voor ieder die Christus ontmoet heeft en dankbaar is christen te zijn en misschien een katholiek.”
Wat heeft het christendom, en het katholicisme in het bijzonder, aan de volkeren van Afrika gegeven tijdens een eeuw evangelisatie?
“Wat heeft de kerk aan Vlaanderen gegeven? Het antwoord gaat zowel op voor Vlaanderen na dertien eeuwen als voor Afrika na meer dan een eeuw. Het christendom geeft de mensen de kans Christus te ontmoeten en uit die ontmoe-ting ontstaat een betrouwbare hoop op leven in al zijn volheid. Die hoop is geworteld in het geloof en wordt dagelijks beleefd in de naastenliefde voor mensen veraf en dichtbij, en vooral voor hen die in de grootste nood verkeren.”
Wat kan Afrika bieden aan het christelijke geloof en aan de katholieke kerk?
“Ieder continent en ieder volk brachten en brengen steevast een enorme gave aan het christelijke geloof en aan de katholieke kerk: dat Christus en de kerk volledig van hen worden. De eerste keer gebeurde dat toen de Grieken de Galileeër Jezus Christus begonnen te volgen en tot de joods-christelijke gemeenschap begonnen te behoren. Hij werd mettertijd de Heer voor allen en niemand moest Galileeër of jood worden om Hem te kunnen volgen. Naar mate de Afrikanen steeds meer in Jezus Christus geloven – niet alleen numeriek, maar vooral ook met meer diepte – en steeds meer authentieke katholieken worden, kan Christus door hen en in hen het hart zelf van de Afrikaanse cultuur van binnenuit bezielen. Zo wordt Christus, door de leden van zijn Lichaam, zelf een Afrikaan.”
Als een nauwe medewerker van paus Benedictus XVI in het Vaticaan bent u in staat een evaluatie te geven van zijn pontificaat tot nog toe.
“Toen kardinaal Joseph Ratzinger op 78 paus werd gekozen, dachten velen dat het maar een overgangspontificaat zou zijn. Het was dezelfde negatieve houding die velen hadden toen de patriarch van Venetië paus Johannes XXIII werd. Hij was jonger en zijn pontificaat duurde maar vijf jaar. Het is alsof werd gezegd: ‘wat kun je verwachten? Zijn pontificaat kan geen blijvende waarde hebben’. Gelukkig is God groter dan die enge gezichts-punten en nu begrijpt eenieder dat dit pontificaat blijvende waarde heeft. Zelf moest ik als aartsbisschop een grote voorganger opvolgen. Toen ze me vroegen wat ik zou doen om in diens voetsporen te kunnen gaan, antwoordde ik: ‘ik ga dat niet eens proberen. Ik ga mijn eigen weg’. Je kunt zien dat Benedictus XVI, met de intellectuele kracht die hem eigen is, niet geprobeerd heeft de schoenen van zijn voorganger aan te trekken, maar hij heeft zijn eigen stijl van leiderschap uitgewerkt. Met bijzonder veel succes, tot op vandaag.”
Geldt de paus, die als naam de patroonheilige van Europa koos, niet als een heel ‘Europese’ paus? Wat kunt u zeggen vanuit Afrikaans perspectief?
“Er moet altijd een beginpunt zijn. De naamkeuze verwijst inderdaad naar de heilige Benedictus die zo belangrijk was in de ontstaansgeschiedenis van Europa. Maar Benedictus XVI is de paus van de universele kerk. Hij toonde zijn liefde voor Afrika tijdens zijn pastorale bezoeken aan Kameroen en Angola, waar hij het Instrumentum Laboris voor de synode van Afrika kwam voorstellen. Afrika is het enige continent waar zo’n particuliere synode al twee keer werd gehouden. Benedictus XVI gaat terug naar Afrika, naar Benin, waar hij de apostolische exhortatie – het document dat voortkomt uit de synode van 2009 – gaat voorstellen. Denk maar niet dat de Afrikanen zich vergeten wanen door deze paus, helemaal niet. Paus Benedictus oordeelt heel positief over de groei van de kerk in Afrika en over haar swingende liturgische vieringen. Hij heeft ervaren hoe het gezang en de dansen niet tot verstrooiing leiden, maar ons integendeel helpen beter te bidden. Hij waardeert ook het proces van inculturatie. Het feit dat hij een priester van Bénin, Barthélemy Adoukonou, be-noemd heeft tot secretaris van de Pauselijke raad voor de Cultuur wijst op die waardering.”
De synode voor Afrika benadrukte de rol van de katholieke kerk in het streven naar een betere toekomst voor Afrika. In een continent met weinig ‘middenveldactoren’ een belangrijke kwestie, niet?
“Als u bedoelt dat we in Afrika weinig niet-gouvernementele organisaties hebben, heeft u gelijk. De meeste ngo’s komen van buiten Afrika en krijgen hun financiële steun ook van buitenaf. Maar er zijn veel individuele Afrikanen die heel bekwaam zijn en sleutelfuncties bekleden in die organisaties. Ik ken die vooral in mijn eigen land Ghana, maar ook in andere Afrikaanse landen is dat het geval. Persoonlijk koester ik de droom, een African Situation Centre uit te bouwen voor conflictpreventie en vredesbevordering. Ik geloof dat we daar competente mensen voor hebben. Zoiets vraagt na-
tuurlijk eerst de vereiste financiële middelen, maar de actoren zijn er, zoals bijvoorbeeld duidelijk werd in de Nationale Vredesraad voor Togo. Ik denk dat er genoeg spelers zijn om projecten van vrede en gerechtheid op te zetten. Ook rustende staatsmannen, zoals Kofi Annan, kunnen een rol spelen.”
U verwijst naar Ghana en Kofi Annan. Hoe komt het dat Ghana het zo goed doet onder de Afrikaanse landen? Jullie hadden een democratische overgang, Amerikaans president Barack Obama wilde uitgere-kend jullie land bezoeken en jullie hadden zelfs het sterkste Afrikaanse voetbalteam op de jongste Wereldbeker in Zuid-Afrika.
“President Obama kwam naar Ghana uit erkente-lijkheid voor onze democratische ervaring. Hoewel de verkiezingsresultaten zeer nipt waren – het was een overwinning van 51 tegen 49 procent – legde het volk zich bij de uitslag neer en bleef de situatie onder controle. Het vermeed geweld zoals dat helaas onlangs in Ivoorkust wel gebeurde. Voor mij heeft dat te maken met de volksaard van de Ghanezen, die vreedzaam is, maar ook met leiderschap. Betrouwbaar leiderschap is cruciaal in de politiek, maar ook in de kerk en in de lokale culturen. De traditionele chiefs blijven in ons land een vooraanstaande rol spelen en sommige van onze leiders hebben internationale uitstraling.”
Schandalen van seksueel misbruik door priesters en religieuzen hebben de voorbije jaren overschaduwd. Volgens sommigen is het celibaat het echte probleem. Kan u daar inkomen?
“Zoals u wellicht weet, waren priesterschap en celibatair leven niet altijd met elkaar verbonden. Maar het celibaat is een discipline die de kerk lang geleden heeft aangenomen. De vraag is of een niet-celibataire clerus het beter zou hebben gedaan. Daar ben ik lang niet zeker van. De hele zaak van pedofilie is verbonden met immaturiteit – een persoonlijke ontwikkeling die ergens onderweg is gestopt – en met gezagsmisbruik. Die tekortkomingen zijn niet verbonden met een celibataire levensstijl of met de klerikale staat. Als iemand ontrouw is aan zijn celibaatsbelofte, zou hij dan trouwer zijn aan zijn huwelijksbelofte? Aan het einde van de rit moeten we een op het geloof gebaseerde verantwoordelijkheidszin ontwikkelen. Dat hebben we geleerd omdat sommige priesters niet trouw zijn geweest.”
“De echte vragen zijn daarom: hoe beleven we onze roeping? Hoe oprecht is onze bekering? Hoe ontwikkelen we onze spiritualiteit? Zowel in Afrika als hier kampen we met een onderontwikkelde spiritualiteit. De missionarissen die het christe-
lijke geloof naar Afrika brachten, waren buitenlan-ders. Ze deden hun best om de mensen naar hun kerk te leiden. De aanpak kan vandaag anders zijn en we moeten mensen opvoeden tot een christe-lijk geloof dat hun hart vervult en zich toont in acties voor anderen. Denk bijvoorbeeld aan de vastenpraktijk. De veertigdagentijd zou een periode moeten zijn van boetedoening en onthouding als voorbereiding voor de Goede Week en Pasen. Dat is allemaal verzacht; alle veeleisendere praktijken zijn verwijderd. We eten misschien iets minder op Aswoensdag en Goede Vrijdag, en dat is het dan. Ik geloof dat we de discipline van het geloof moeten herontdekken en ook een zekere strengheid in onze christelijke levensstijl. Laten we ophouden met onszelf te bedriegen door de christelijke praxis maar oppervlakkig te beleven.
Het gebruik van condooms in de strijd tegen aids is al langer een twistappel tussen het katholieke leergezag en gezondheidsorganisaties. Hoe kijkt u er tegenaan?
“Condooms geven een vals gevoel van zekerheid. Ze zijn vaak van slechte kwaliteit; zeker in Afrika waar ze vaak in slechte omstandigheden worden bewaard. Ook als ze van goede kwaliteit zijn, bieden ze maar bescherming tegen het hiv-virus als ze correct en altijd worden gebruikt. Daarom vormen onthouding en echtelijke trouw veel effectievere strategieën om te voorkomen dat iemand hiv doorgeeft of oploopt. De Heilige Vader geeft in zijn recente interviewboek met Peter Seewald het voorbeeld van een mannelijke prostitué die een condoom gebruikt en hij noemt het een mogelijke eerste stap ‘in de richting van een meer moreel gedrag’. Het is een eerste stap op de weg naar de ontdekking dat ‘niet alles is toegestaan en dat je niet altijd zomaar kunt doen wat je wil’. Maar de paus voegt eraan toe dat ‘dit niet de echte manier is om met het hiv-virus af te rekenen’. De waarheid is dat de Afrikaanse landen de aidspandemie perfect aankunnen als de rijke en machtige wereld echt medelijden had met de mensen die leven met aids en hiv in Afrika, en zouden zorgen voor meer antiretrovirale middelen en een rechtvaardigere wereldhandel. Dat is helaas nog steeds niet het geval en ik zie niet veel tekenen dat het zal beteren.”
De katholieke kerk ziet ook in Afrika haar gelovigen in massa hun toevlucht nemen tot de pentecostale en evangelicale kerken. Hoe moet de katholieke kerk daarop antwoorden?
“Door exact dezelfde middelen te gebruiken die de evangelicalen en pentecostalen gebruiken. Ze hebben een mediastrategie; ze kennen de reclame en marketingwetten voor de verspreiding van hun boodschap. Wij, katholieken, moeten onze evangelisatiemethodes bijstellen. Al te vaak doen we wat we altijd hebben gedaan. Alsof we missionarissen waren die van het ene geïsoleerde dorp naar het andere gingen of als-of onze liturgie saai kon zijn omdat er toch geen andere vormen van vermaak waren. De dorpen, hoe afgelegen ook, werden allemaal globaal. We moeten de Goede Boodschap daarom doorgeven via radio, televisie, internet en interpersoonlijke contacten. We moeten ook niet gebio-logeerd zijn door ‘de grootte van onze cijfers’ en focussen op de vorming van echt bekeerde, rijpe en edelmoedige katholieken. Daarom moeten we innovatief zijn en tegelijk trouw aan het ge-loof dat we hebben ontvangen van onze voorvaderen, tot aan Jezus en de profeten toe. “
Kofi Annan werd de eerste zwarte secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Barack Obama de eerste zwarte president van de Verenigde Staten. Wanneer zullen we een eerste zwarte paus hebben?
“Dat is een moeilijke vraag. De verkiezingsprocessen zijn niet vergelijkbaar. Wanneer de kardinalen hun stem uitbrengen, trachten ze daarbij te zien wat Gods wil is. Het kan misschien een louter menselijke of zelfs politieke daad lijken, maar wij geloven dat de heilige Geest zijn rol speelt. In onze gebeden als kiezers, vragen we aan God een nieuwe herder voor de kerk aan te stellen. Daardoor stemmen Italianen niet noodzakelijk voor Italianen en Amerikanen niet noodzakelijk voor Amerikanen. Kleur, ras, etnische achtergrond zijn helemaal geen criteria. Ik zou dat aan de
heilige Geest overlaten. Net zoals de Heer wer-kers zendt naar de oogst, zal God duidelijk maken aan het conclaaf in welke handen het de leiding van de kerk best toevertrouwt.”
Zwarte papabile
De Ghanees Peter Kodwo Appiah Turkson (63) is sinds twee jaar voorzitter van de Pauselijke raad voor Rechtvaardigheid en Vrede. Als seminarist en priester studeerde hij onder meer in New York en Rome. Hij werd in 1992 aartsbisschop van Cape Coast in Ghana en van 1997 tot 2005 was hij voorzitter van de Ghanese bisschoppenconferentie. Hij ontving in 2003 de kardinaalstitel en werd de eerste kardinaal uit de geschiedenis van het West-Afrikaanse land. Kerkelijke kringen beschouwen hem als een van Afrika’s meest intelligente en communicatieve kerkleiders. Indien een volgend conclaaf een Afrikaanse paus zou kiezen, wordt de vriendelijke Ghanees de meest waarschijnlijke kanshebber. (JDV)
Beklijvende beelden van Johannes Wickert
De schilderkunstige visie van kunstenaar Johannes Wickert op de essentie van het christendom vertrekt vanuit het verband tussen Jezus’ kruisdood en het scheuren van het voorhangsel van de tempel in Jeruzalem. Dat opent de weg naar de bevrijding van ieder mens.
Voorhangsel in tempel symboliseert overgang van profane naar sacrale wereld
Tweeduizend jaar geleden symboliseerde het voorhangsel in de tempel in Jeruzalem letterlijk en figuurlijk de overgang van de profane naar de sacrale wereld. In de centrale kamer die door een dik gordijn van de andere ruimten was gescheiden, stond de ark van het verbond. Die bevatte de twee stenen tafels met daarop de tien geboden. Eenmaal per jaar, op de Grote Verzoendag, betrad de hogepriester het ‘heilige der heiligen’ met een schaal met reukwerk en het bloed van het offer. Op die manier bracht hij verzoening tot stand voor heel het volk.
Verband tussen Christus’ dood en de vernieling van de tempel
Jezus’ kruisdood, de cruciale passage uit het Nieuw Testament, beschrijft de evangelist Lucas (Luc 23, 45-47) als volgt: “Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit.” Ook de evangelisten Mattheus (Mat 27, 51) en Marcus (Mar 15, 38) beschrijven die gebeurtenis.
Door het scheuren van het voorhangsel precies op het moment van zijn kruisdood, maakte Jezus de weg naar het heiligdom vrij. De flarden van het gordijn waren de stille getuigden van het lijden dat Hij had doorstaan.
Of het nu gaat over de vervloeking van de vijgenboom en de reiniging van het tempelplein (Mc. 11, 12-33), de veroordeling van Christus door het Sanhedrin (Mc. 14, 58) en de bespotting door een medegekruisigde – ‘Gij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt...’ (Mc. 15,29) – telkens wordt een link gelegd met de kruisdood van Jezus. Is het scheuren van het voorhangsel een verwijzing naar die samenhang?
Bevrijding van ieder mens
Betekent dat met Christus’ dood de tempel heeft afgedaan? Dat de dierenoffers ter verzoening met God hun betekenis hebben verloren? Dat de bemiddeling van een hogepriester niet langer nodig is om met God in contact te komen? En is de verrezen Christus nu de weg naar de Vader? Kunnen wij God ontmoeten in ons hart en niet in de tempel?
Het gescheurde voorhangsel maakt niet alleen de toegang tot het allerheiligste in de tempel vrij, maar bevrijdt ook ieder mens. Ieder mens kan ‘abba’ – Vader zeggen en een persoonlijke relatie hebben met en door Christus. Dit betekent dan ook dat de nieuw opgestane Christus sindsdien overal aanwezig is. Ieder mens kan Hem ook ontmoeten in zijn hart. God en mens worden met elkaar verbonden. Jezus’ woorden: ‘Het is volbracht’, betekenen niet het einde, maar een nieuw begin. Vanaf dat kantelmoment bekleden het respect en de caritas een wezenlijke rol in het christendom.
In zijn leven doorbreekt iedere gelovige verschillende voorhangsels. Het laatst gebeurt dat bij de dood. Dan vindt een echte ontmoeting plaats met God: van aangezicht tot aangezicht.
Aan de basis van dit project liggen twee vragen over de essentie van het christendom. Volgend op het lang niet eenduidige antwoord van toonaangevende theologen en filosofen, reikt kunstenaar Johannes Wickert een eigenzinnig schilderkunstig antwoord aan.
Geïnspireerd op de elf interviews met toonaangevende theologen en filosofen van verschillende denominaties rond de meest wezenlijke kenmerken van het christendom en het onderscheid van het christendom met andere religies stond Johannes Wickert stond voor de gigantische uitdaging een schilderkunstig antwoord te geven op dat alles.
De kunstenaar had na een lange ziekte fysiek zijn tweede adem teruggevonden. Intellectueel kan hij dat aan vanuit zijn enorme belezenheid en zijn jarenlang opgebouwde kennis als wetenschapper en psycholoog. En ook mentaal beschikt hij over voldoende veerkracht om tot een synthese te komen.
Kairosmoment: de vernieling van de tempel
Het vertrekpunt van deze nieuwe schilderijencyclus vormde het ‘kairosmoment’ van de kunstenaar. De Griekse cultuur kent twee begrippen voor de tijd. Naast Chronos of de personificatie van de tijd, staat Kairos voor de ‘juiste tijd’ die voorbij gaat aan de gewone tijd en de ruimte die men zintuiglijk ervaart. Tijdens een ‘kairosmoment’ komt het inzicht dat alles met elkaar verband houdt en is verbonden met een liefdevol en onbenoembaar mysterie dat ons omringt – voor gelovigen de aanwezigheid van God. Na lang rijpen, breekt plots het juiste moment aangebroken om naar buiten te treden. Kairos geeft aan dat een juiste tijd bestaat voor alles.
Het ‘kairosmoment’ van Wickert was het besef dat hij zijn schilderijencyclus zou opbouwen rond de cruciale evangelietekst over het vernielen van de tempel op het ogenblik van Jezus’ kruisdood.
Zevendelige cyclus
Wickert maakte een cyclus van zeven schilderijen – een heilig getal. Het eerste doek brengt het ‘kairosmoment’ zelf in beeld, waarna een Dodenengel een voorhangsel doorbreekt. Vervolgens komen het drieluik ‘hart, hoofd en handen’ aan bod: benaderingen die in hun samenhang het christendom ook wezenlijk onderscheidt van andere godsdiensten. Bij de visualisering van die thema’s grijpt de kunstenaar terug naar de middeleeuwse figuren Franciscus van Assisi, Nicolaas van Cusa en Elisabeth van Thüringen die op ieder van die terreinen een pioniersrol vervulden.
Verder belicht de kunstenaar het thema van de interreligieuze dialoog en het sluitstuk vormt zijn interpretatie van de Bijbelpassage over het scheuren van het voorhangsel op het ogenblik van Jezus’ dood.
Kritiek op kerkinstituut
Wickert scherpt de aandacht voor de ‘kairosmoment(en)’ in het leven van ieder van ons, waarbij telkens opnieuw voorhangsels worden doorbroken. Onderhuids voel je de kritiek op het kerkinstituut dat – zoals de tempel in Jeruzalem – al te vaak een belemmerend voorhangsel vormt bij de beleving van het geloof. Dat vormt vaak een obstakel, in de plaats van het bevorderen van de geloofsgroei. Zo staat de grote aandacht bij Wickert voor de lichamelijkheid haaks op het ideaal van de maagdelijkheid dat de kerk promoot. Hoewel seksualiteit wezenlijk deel uitmaakt van de ‘condition humaine’ werd dat door de kerk al vanaf de vroeger middeleeuwen systematisch verdrongen en voorgesteld als de bron van het kwaad.
Voor Johannes Wickert was het ‘kairosmoment’ het scheuren van het voorhangsel. Dat vormt de rode draad in deze zevendelige schilderijencyclus waarin de historische figuren Franciscus, Cusanus en Elisabeth van Thüringen een sleutelrol vervullen.
1. Kairosmoment
Ieder van ons in zijn leven maakt – zonder dat vaak te beseffen – een of meerdere ‘kairoservaringen’ mee. We wachten altijd op iets of iemand. Mensen hopen dat hun verwachtingen uitkomen, hoewel ze soms hun een leven blijven wachten.
Hoewel de personages op het doek Wachtenden aan de bushalte Kairos op het punt staan een ‘kairosmoment’ te beleven – daarnaar verwijzen de blauwe band en de blauwe rand rond hun voeten – beseffen de meesten dat niet. Komt de juiste bus nog? Is die al vertrokken zonder dat zij dat hebben gemerkt? Is vandaag wel de juiste tijd?
Het wachten is een levensthema dat ook diep zit verstrengeld in de religie. De Messiasverwachting komt aan bod bij alle profeten in het Oude Testament – en bij joden leeft die gedachte door tot op vandaag. Het hele Nieuwe Testament is opgebouwd rond de eindtijdverwachting: de wederkomst van Christus.
Wachten op het ‘kairosmoment’ is ook symbolisch het wachten op het scheuren van het voorhangsel bij ieder van ons.
Wachten
een leven lang
tussen onrust
en gelatenheid.
Wachten
op een groot geluk
nog nooit gezien,
nog nooit beleefd.
Leven is wachten
naast elkander
op wat komen gaat,
en van elkanders
dromen proeven
en in elkanders ogen
de verwachting lezen
en de twijfel of…
Ik ooit
op een alledaags moment
Gods glimlach
over mijn bestaan zal voelen.
Gods glimlach, even maar,
en toch genoeg
om weer te kunnen wachten,
een leven lang.
2. Dodenengel
Het leven van ieder van ons is eindig. Wie wordt geboren, zal ook sterven. Het christendom kent de traditie van een doodsengel die zorg draagt voor de overledenen op het ogenblik van hun dood. In het verhaal van Lazarus en de rijke man (Luc 16, 22) droegen de engelen de geest van de overleden Lazarus in de schoot van Abraham. Maar ook in andere religies, zoals de islam duikt een engel van de dood op onder de naam Azraël.
Op het schilderij Dodenengel stapt een figuur met één voet door een blauwwit ‘voorhangsel’. Bij de dood wordt immers het laatste voorhangsel doorbroken alvorens God te aanschouwen van aangezicht tot aangezicht. De figuur glimlacht: de dood is geen droevige gebeurtenis, maar de voltooiing van rijk leven. Sterven kan ook een mooi moment zijn, zoals de middeleeuwse theoloog en mysticus meester Eckhart (+ 1328) schreef: ‘wanneer mensen alles loslaten en zich letterlijk ontledigen komen ze open voor de liefde van God’. Hoewel Eckhart en na hem vele anderen de gelovigen verzekerden dat iedereen in de hemel liefdevol zal worden ontvangen, wordt in onze cultuur nog altijd vanaf jonge leeftijd de angst voor de dood ingelepeld. De dodenengel van Wickert die het lichaam van de overledene al in zich heeft opgenomen, nodigt ieder van ons uit de dood te zien als een positief gegeven. Alles loslaten en vredig heengaan is de hoogste vorm van levenskunst.
Als de engel van de dood
over de drempel komt…
En alles anders wordt:
geen pijn meer,
geen bewegen,
geen huiver,
geen geween.
Als mijn bestaan
in tweeën scheurt
en zichtbaar wordt
mijn ziel
mijn eigenste gedachten.
Dan zal ik weten
dat ik mijn hele leven
op de drempel stond
de drempel
naar het huis van God.
3. Hart: Franciscus van Assisi
Het ‘kairosmoment’ van Franciscus van Assisi (1182-1226), de zoon van een rijke Italiaanse lakenkoopman, was zijn ontmoeting in 1204 met de melaatsen. Hij ruilde zijn liederlijke levenswijze voor een leven van armoede, gebed en dienstbaarheid aan de armen. Franciscus belichaamde een nieuwe vorm van christelijke vroomheid die niet stoelde op het verstand, de wetenschap of geschriften, maar op zijn intuïtie. Hij leefde solidair met heel de schepping: het gras, de vogels, de mens, de dieren, de zon en de maan. De wolf was hem even dierbaar als een vriend en hij hoedde er zich voor het gras en de bloemen plat te treden. Franciscus deelde de schepping niet op in categorieën en weigerde daarin een hiërarchie te onderkennen omdat heel de aarde nood heeft aan liefde. Die respectvolle omgang met de natuur was voor Franciscus een manier om dichter bij God te komen. Deze diepgewortelde ecologische benadering die hij aan het eind van zijn leven verwoordde in de lofzang Het zonnelied, vormt ook vandaag nog een krachtig medicijn tegen de eenzaamheid in onze wereld. Franciscus is een sleutelfiguur in de geschiedenis omdat hij in het spoor van Jezus een stap verder deed. Jezus bracht de hemel op aarde waardoor het goddelijke in Hem zichtbaar werd. En Franciscus sublimeerde de aarde waardoor die een goddelijk karakter kreeg.
Volgens de traditionele voorstelling van Giotto in de kerk van Assisi die werd overgenomen door tal van andere kunstenaars, preekt Franciscus van bovenaf tot de dieren. Wickert toont hem gehurkt: als de gelijke van de vogels en de hem omringende natuur. De gele hoed verwijst naar zijn gouden aureool als heilige en op de achtergrond kijken zijn leerlingen toe. Franciscus wilde dat ook zijn volgelingen – de minderbroeders – in harmonie zouden leven met de natuur en de medemens.
Vogels en vissen,
ik ben je broer,
je grote, onhandige broer.
Aarde, water en lucht
zijn onze huid, onze thuis.
Dezelfde zon maakt ons blij.
En achter de zon
één grote Liefde,
stil als een glimlach:
Vader in de hemel.
4. Hoofd: Cusanus
Nicolaas van Cusa (1401-1464) – in het Latijn Cusanus – was afkomstig uit de Duitse stad Kues. Hij componeerde muziek, engageerde zich in de ziekenzorg en was ook een vroom man: als bisschop van Brixen en kardinaal. Maar bovenal was deze volbloed humanist en ‘geniale denker van de 15de eeuw’ – hij studeerde filosofie, theologie, talen, wiskunde en astrologie – een groot intellectueel. In zijn boeken streefde hij ernaar God te begrijpen. De kern van zijn Docta ignorantia – Geleerde onwetendheid uit 1440 is dat de menselijke kennis van God het alleen mogelijk maakt te zeggen wat hij niet is. Cusanus ontwikkelde ook de idee van de coincidentia oppositorum: het elkaar raken van het oneindig grote en het oneindig kleine in één oneindig ver punt dat beide verzoent en dat samenvalt met God. Verder was hij de grondlegger van het analytische denken en begrijpen en zijn boek De Mente – Over de geest bejubelde de vreugde die uitgaat van de scheppende arbeid: de weg bij uitstek om tot God te komen.
Johannes Wickert toont Cusanus als muzikant, terwijl hij studeert en tijdens het schrijven van een boek – waarbij de weergave van zijn hersenen diens leefwereld evoceert. De meest verrassende voorstelling is Cusanus als lepelsnijder: de mens is tot veel meer in staat dan het imiteren van de natuur – de traditionele mimesis-these –, maar kan met een dosis creativiteit iets maken dat je niet in de natuur aantreft. Hij snijdt een lepel zonder voorbeelden en vindt daar vreugde in.
Zijn leven
was een melodie
die hijzelf
had uitgevonden.
Spelend kan hij
onbehouwen dingen
herscheppen
tot zijn ding.
En wijsheid van zijn tijd
kan hij doorgronden
en onthullen
tot nieuw geluk.
Gehurkt, gekromd, gebogen,
blijft hij een god in ’t klein
die scheppend
niets dan vreugde kent.
5. Handen: Elisabeth van Thüringen
Elisabeth van Thüringen (1207-1231), de dochter van koning Andreas II van Hongerije, werd uitgehuwelijkt aan Lodewijk IV van Thüringen met wie ze drie kinderen kreeg. Haar ‘kairosmoment’ was de hongersnood van 1226: ze hielp de armen en deelde zelf heimelijk de broden die ze bakte uit. Toen Elisabeth na de dood van Lodewijk IV tijdens de zesde kruistocht een huwelijksaanzoek van haar zwager weigerde, ontnam die haar kinderen en bezittingen, waarna paus Gregorius IX Elisabeth een schadevergoeding en een woonst in Marburg schonk. Als lid van de Derde Orde van Franciscus bouwde ze een ziekenhuis en verzorgde met grote toewijding de armen, zieken, bedelaars, kinderen, weduwen, wezen en bejaarden. In 1235 werd ze heilig verklaard.
Elisabeth staat symbool voor de christelijke invulling van het principe van de wederkerigheid of een wederdienst in dezelfde orde van grootte wanneer je iets doet voor een ander. Een christen zet zich voor zijn medemens in: niet voor het geld of uit eergevoel, maar uit liefde tot God die ons als eerste heeft liefgehad. En leeft de verrezen Christus niet in ieder van ons? Roger Schutz, de stichter van de Taizégemeenschap zei: ‘in ieder mens bidt Christus zonder onderscheid, ook als hij dat niet weet’. Wie de naastenliefde beoefent, ontvangt liefde en kracht. Hoe meer je anderen helpt, hoe meer christen je jezelf voelt.
Johannes Wickert schildert bovenaan flarden van de figuur van Elisabeth, wiens licht – eeuwen na haar dood – nog altijd schijnt over de wereld. Ze is vergezeld van de rozen – verwijzend naar het wonder dat zich voltrok toen zij de broden die zij onder haar mantel verborgen hield bij een controle veranderden in een bos witte en rode rozen.
De jonge vrouw die links bovenaan op het doek een oude man eten geeft, krijgt als wederdienst een vruchtenschaal. En onderaan zien we symbolisch de solidariteit met de Derde Wereld: allen eten van een bord Belgische frieten.
Rijkdom maakt eenzaam,
eenzaam
als de eenzame vrek
gevangen in zijn eigen paleis.
Alleen liefde maakt vrij,
zo vrij
als een vogel,
ontsnapt uit de kooi.
In het land van de liefde
maken we samen
een tafel, zo rijk
als het hart van een roos.
6. Interreligieuze dialoog
Cusanus en Franciscus waren ook pioniers van de interreligieuze dialoog. Na de inname van de stad Constantinopel door de islamitische sultan Mehmet II in 1453 schreef Cusanus het boek De pace fidei over een vredesdialoog tussen verschillende religies en volkeren. Eerder al had Franciscus van Assisi tijdens de kruisvaarten een persoonlijke vredesmissie ondernomen bij de sultan van Damiate en voerde hij avant-la-lettre een interreligieuze dialoog met de islam. Franciscus getuigde van een God van nederige dienstbaarheid in een geest van vrede en geweldloosheid.
Wickert liet zich bij de uitwerking van die idee op het doek leiden door de gedachte van de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860): “Um fremden Wert willig un frei anzuerkennen und gelten zu lassen, muss man eigenen haben – Om waarden van de andere te kunnen waarderen en tot hun recht te laten komen, moet men eerst eigen waarden hebben."
Op het middenpaneel van Wickerts schilderij toont de sultan aan Franciscus het islamitische Boek van de belofte dat rijkdom en welvaart voorspelt voor iedereen. Beiden staan met hun voeten in het water. Die symbolische voorstelling kan meervoudig worden geïnterpreteerd. Wellicht geeft die uitdrukking aan de twijfel die overheerste tijdens deze eerste interreligieuze contacten. Links verschijnen twee westerse figuren en rechts twee islamitische vrouwen, met op de achtergrond een ondergaande zon in drievoud.
Een weerloze broeder
op blote voeten
komt vertellen over vrede.
Hij heeft geen macht,
geen geloofsbrieven.
Hij zingt een lied
over de zon, de vogels en het leven
dat zo schoon is en veel te kort
om oorlog te voeren.
“Sultan” horen wij hem zeggen
“wij hebben allebei
God opgesloten
in onze godsdienst.
We hebben grenzen getrokken
rond God
met dogma’s en rituelen,
genoeg om elkanders
vijanden te worden.
Als we nu God zouden vrij laten
om gewoon god te zijn:
één grote Liefde
tussen mensen,
dieren en gewassen
onder dezelfde zon
Dan zou er geen reden meer zijn
om met elkaar
oorlog te voeren.”
om de broeder te laten gaan
in vrijheid en vrede.
Fransiscus ging
maar voelde weer die pijn
in zijn hart
omdat hij moest terugkeren
naar de plek
waar God gevangen zat.
7. Voorhangsel in de tempel
Het sluitstuk van deze schilderijencyclus vormt meteen ook het begin. Johannes Wickert brengt de cruciale passage uit het Nieuw Testament in beeld waarbij op het ogenblik dat Jezus aan het kruis sterft het voorhangsel scheurt als symbool van de verwoesting van de tempel.
De drie luiken tonen achtereenvolgens – afgezoomd door flarden van het gescheurde voorhangsel – het heden, verleden en toekomst van het christendom.
Het linkerluik – de Ecologische Christus – toont onze actuele wereld. De Christusfiguur, in de gedaante van een tuinman, is onder de dreiging van de industrie en de kernenergie begaan met de schepping. Hij draagt zijn steentje bij door in stilte een glasscherf weg te nemen. Het kleine is niet klein, want die eenvoudige, symbolische daad draagt bij tot het herstel van het ecologisch evenwicht. Wanneer ieder van ons een bijdrage levert, kan een betere wereld tot stand komen.
Het middenpaneel toont de Verrezen Christus. De vruchtenkorf die Hij aanbiedt, bevat een overvloed voor iedereen. Op de achtergrond we zien een trap die verwijst naar de Jacobsladder. In het boek Genesis (Gen 28,12) ziet aartsvader Jacob in een van zijn dromen een ladder die de aarde met de hemel verbond. Wickert verwijst ook naar de woorden die Jezus tot de apostel Thomas zei: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij.” (Joh 14,6)
Het rechterluik, de Wederkomst van Christus, verwijst zowel naar de Apocalyps en het Laatste Oordeel, als naar een nieuw begin. Op de voorgrond ligt de hoogzwangere Maria en bovenaan houdt een groep gelovigen een ‘maanwacht’ in afwachting van Zijn wederkomst. Twaalf mensen – een heilig getal dat naar de apostelen verwijst – staan met een gele hoed of aureool stilzwijgend in een kring. In hun samenzijn schuilt een grote innerlijke kracht. Zij nemen de verantwoordelijkheid op voor het kind dat zal worden geboren: de nieuwe Messias die de wereld zal redden.
Ecologische Christus
Ooit begon materie
uit een oude uitgedoofde ster
een nieuw verhaal.
In dit verhaal dansen
mens en materie de tango.
Twee en toch één.
Alle materie kan leven worden.
Erosie maalt de hardste kei
tot zachte moleculen
die hun weg zoeken
tot in de voedselketen
tot in het bloed en de hormonen.
In mijn hersencellen
kunnen zij mee de grondstof vormen
van gedachten en gebeden,
van stil geluk
of van woede of verdriet.
Materie is heilig zoals leven heilig is.
Verrezen Christus
Elk jaar één keer
ging de hogepriester
achter het voorhangsel
om vergeving vragen.
Want de zonden en de angsten
waren niet verdwenen.
elk jaar opnieuw, eeuw na eeuw.
Op de hoogte van Golgotha
werd een rechtvaardige
terechtgesteld.
Met die jongen
die zachtjes doodbloedde
onder publieke belangstelling
heeft God zich vereenzelvigd.
voor altijd.
Het voorhangsel voorbij
de zonden en de angsten voorbij.
Gods liefde werd weer zichtbaar
in de vruchten, in de aarde,
in het leven.
Komende Christus
Het gescheurde voorhangselbaart een nieuwe tijd.
Elk kind dat geboren wordt
kan een kleine Messias zijn:
een boodschap uit de verte
dat God,
met kleine mensen
grote dingen doet.