Het Pendelmodel vergelijkt de samenleving met een rivier. Aangestuurd door een pendel beweegt de hoofdstroom zich tussen de oevers van het ik en de ander. Die nieuwe bril doet ons op een andere manier kijken naar het verleden en het heden, en wegens de historische wetmatigheid die daarin schuilt ook naar de toekomst.
Wij stellen vast dat in bijna elke maatschappij van de voorbije paar duizend jaar religies het sluitstuk vormen. Zij staan in voor de zingeving en bepalen de normen en waarden. Zo is de geschiedenis van West-Europa onverbrekelijk verbonden met het christendom. De centrale plaats van God ruimt vanaf de renaissance plaats voor de relatie tussen God en de mens. Later leiden de Verlichting, de Franse Revolutie, de Industriële Revoluties en het primaat van de economie tot een radicaal egocentrisme. Dat ontmantelt het christendom, maar dompelt het Avondland onder in een beschavingscrisis.
De uitweg om de vastgelopen pendel aan de oever van het ik los te weken, is het aanknopen van een relatie met de Bezieling van het Universum. Die maakt de weg opnieuw vrij voor de ander en voor religies. Wel zal de impact van de gelovige tradities in het multireligieuze West-Europa van morgen afhangen van hun interne dynamiek. Zij zorgen er mede voor dat een warmere samenleving tot stand komt.
Ik heb de tekst van het Pendelmodel met een grote mate van instemming gelezen. Ik ben onder de indruk van de grondigheid van de analyses en de concrete, soms heel gedetailleerde voorstellen die worden geformuleerd om een nieuwe wending te geven aan bepaalde ongunstige maatschappelijke evoluties.
Bij deze tekst wil ik enkele gedachten formuleren.
1. Ik onderschrijf de basisidee in dit manifest, met name de sleutelrol van de religies als onmisbaar, richtingaanwijzer, enzovoort. Wel zou ik meer de nadruk leggen op het feit dat elke religie, vanuit haar wezenlijke aard, een verwijzing inhoudt naar het absolute en het tijdloze. Dat is ook de reden waarom een religie zich niet hoeft aan te passen aan een tijdgeest. Integendeel, zij maakt gebruik van oude teksten, riten en symbolen, omdat die het beste een tijdloosheid uitdrukken. Elke vernieuwing, vooral als die geëist wordt door de seculiere maatschappij, dreigt een religie haar betekenis te ontnemen. Zij krijgt dan een aan de tijd gebonden karakter, en dat is in strijd met haar essentie. In mijn ogen ligt daarin een belangrijke oorzaak van de malaise die de christelijke religie in Europa doormaakt. Zij heeft zich te veel aangepast aan de tijd, ondanks het algemeen gehoorde verwijt dat zij zich nog te weinig aangepast heeft.
Een religie is vanuit haar aard dus noodzakelijk conservatief. Dat volgt uit het voorgaande. Zij wil bewaren. Wat absoluut is, wat goddelijk is, hoeft niet te evolueren. Ook daar ligt een reden waarom de religie in Europa niet meer gedijt. De moderne samenleving eist dat alles zich aanpast aan de heersende inzichten, maar die zijn veranderlijk en vaak weinig gefundeerd.
2. Wanneer wij in West-Europa spreken over de scheiding tussen Kerk en Staat, wil dat niet zeggen dat de Kerk zich moet terugtrekken voor de Staat. Beide moeten tegenover elkaar staan en hun aanvullende verantwoordelijkheden opnemen.
3. Een religie legt de eindbestemming van het leven van de mens buiten het individu. Daardoor is zij bij uitstek zingevend. De ultieme bestemming kan dan ook niet het geluk van het individu zijn. Het gaat dan ook over veel meer dan het persoonlijk welzijn en welbehagen. Uit het religieuze geloof volgt dat de mens deel uitmaakt van een hem overstijgende werkelijkheid, die niet vergankelijk is en zonder onvolkomenheid. Of zoals Paulus zegt: het ‘pleroma’ of ‘de voleinding en volheid der tijden’. En daarin ligt de ultieme bestemming van de mens.
4. De idee die vandaag ‘bon ton’ is, met name dat de islam moet verwesteren, is onzinnig. En nog onzinniger is de illusie dat westerlingen moslims zouden kunnen opleggen hoe ze zich moeten gedragen of wat ze moeten aannemen.
5. De gangbare politieke retoriek over het belang van de ‘waarden’, zoals de vrijheid, is waardeloos. De echte waarden, of wat wezenlijk van waarde is voor een samenleving, situeert zich op het immateriële domein.
Verder leidde de eenzijdige waardering van de wetenschap als bron van waarheid tot een nihilistische mensbeeld: de naakte aap, het zelfzuchtige gen, de ontspoorde diersoort, een woekerende kanker op aarde, enzovoort. Nog erger is het mensbeeld dat we sinds het begin van de twintigste eeuw aantreffen in de kunsten. Daar wordt de mens met een soort van pervers genoegen wanstaltig, mismaakt of ziekelijk afgebeeld. We moeten begrijpen dat niet-Europese beschavingen weinig geneigd zijn de ‘waarden’ te respecteren van onze cultuur.
6. Ook ik stel met lede ogen vast dat de westerse samenleving bezig is om zich af te snijden van haar eigen wortels. In het verleden ligt de voedingsbodem van wat in de toekomst moet groeien. Maar we verwaarlozen de kennis van het verleden, of erger, we negeren en minachten die. Met de teloorgang van de kennis van klassieke talen verliezen we de bron die onze beschaving tweeduizend jaar lang heeft geïnspireerd.
7. Het Pendelmodel bevat vele mooie metaforen, zoals het christendom dat nog slechts 'schim in plaats van fundament' is, de 'bezieling van het universum', de kerk moet niet zoet maar zout zijn, en het 'hart van Christus'. Dat laatste roept herinneringen op aan een beeld dat aan het wegdeemsteren is, maar in werkelijkheid heel mooi was: het Heilig Hart.
Mijn persoonlijke opvattingen sluiten vrijwel over de hele lijn aan bij deze van Koenraad De Wolf. Ik ben dan ook erg blij met wat hier, ongetwijfeld ten koste van veel tijd en inspanning, helder is geformuleerd. Nu hoop ik dat deze tekst de gepaste lezers vindt.
Gerard Bodifee
Astrofysicus en filo
In zijn meest recente roman, Judas, laat de Israëlische romancier Amos Oz een van zijn hoofdpersonages zeggen: “Weliswaar zullen de dromers ons niet verlossen, evenmin als hun discipelen dat zullen doen, maar zonder dromen zou de vloek die op ons rust zevenmaal zo zwaar zijn. Dankzij de dromers zijn ook wij, de nuchtere mensen, misschien iets minder versteend en wanhopig dan we zonder hen zouden zijn”.
Die omschrijving lijkt me nagenoeg perfect van toepassing op Koenraad De Wolf. Uit zijn tekst treedt hij naar voren als een dromer zoals Oz die omschrijft. Ik ken hem slechts als journalist van Tertio en van de aan deze tekst voorafgaande publicaties, Tien woorden. Nieuw mensbeeld voor de 21ste eeuw en Utopia revisited. Nieuw maatschappijmodel brengt mensen samen in plaats van ze te verdelen. Alleen al uit beide titels spreekt een gedrevenheid die ook dit ‘manifest’ doordesemt. Voor die eerlijke gedrevenheid, voor dit authentieke zoeken naar een betere samenleving heb ik alle sympathie.
Een dergelijke zoektocht heeft natuurlijk iets utopisch. En vandaag, 500 jaar na het verschijnen van Thomas More zijn Utopia, staat - in weerwil van allerlei manifestaties ter herdenking van dit boek - het utopisch denken veeleer in een slecht daglicht. In naam van de grote verhalen en van hun utopische denkbeelden, zo wordt geopperd, zijn vreselijke misdaden gelegitimeerd. Omdat utopische idealen vaak de weg naar de hel hebben geplaveid, kunnen we ons daarom beter tevreden stellen met kleine verhalen, verhalen op mensenmaat. Koenraad De Wolf is het daarmee niet eens. Ook hij weet dat utopieën gevaarlijk kunnen zijn. Maar een zekere vorm van utopisme mag van hem wel. Er schuilen gevaren in het nastreven van utopische wensdomen, maar het samengaan van beide is geen ijzeren noodlot. Veeleer staan we voor de uitdaging om vanuit onze utopische denkbeelden stap voor stap te bouwen aan een warmere samenleving.
Dit utopisch ideaal is verweven met wat Koenraad de Wolf omschrijft als het pendelmodel: voortdurend pendelen we tussen de twee oevers van de rivier, het ik en de ander, het zichtbare en het onzichtbare, deze wereld en een andere wereld. Aan de hand van dit pendelmodel tekent hij in grote lijnen de geschiedenis van de westerse cultuur (en impliciet van alle culturen) tot op vandaag. Dat voor hem universele pendelmodel situeert hij in wat hij verder omschrijft als een antagonistisch kader. De éne pool staat diametraal tegenover de andere pool. Naarmate het ego sterker op de voorgrond treedt, zo schrijft hij, verdwijnt de empathie voor de medemens naar de achtergrond, en vice versa.
Maar precies het antagonistische karakter van zijn pendelmodel is mij te eenzijdig. Ongetwijfeld legt De Wolf de vinger op de wonde van talloze hedendaagse kwalen, maar hij lijkt daarbij te vergeten of in elk geval beklemtoont hij ternauwernood dat er altijd tegenbewegingen opstaan – ook vandaag – en dat hij geen ‘lone wolf’ is die predikt in de woestijn. ‘Ikke en de rest kan stikken’ en ‘waarden zijn alleen op het ik gericht’ geven een segment van onze samenleving weer, maar zeker niet het geheel ervan. Trouwens, indien het pendelmodel wil slagen, indien een nieuw evenwicht in de richting van een warmere samenleving ooit kan gerealiseerd worden – het opzet van Koenraad De Wolf - dan moet er in de beide polen van het pendelmodel iets positief aanwezig zijn. Het hoeft niet persé zo te zijn dat, naarmate het ego sterker op de voorgrond treedt, de empathie voor de medemens naar de achtergrond verdwijnt. Is het niet eerder zo dat de moderne formele autonomie en zelfbeschikking op zich een goed is, dat we trouwens niet willen prijsgeven, op voorwaarde dat het uitmondt in echte authenticiteit? Is het niet eerder zo dat ‘je naaste beminnen’ hand in hand gaat met ‘jezelf beminnen’?
Authenticiteit is één van de nieuwe sleutelwoorden waaraan De Wolf een belangrijke rol toekent in zijn manifest. Liefst vijftien basishoudingen geïnspireerd door nieuwe woorden stelt hij voor als even zoveel middelen om een nieuwe relatie tot een bezield universum uit te bouwen. Tegen de draad van de tijd laat hij daarbij religie een centrale rol spelen. In tegenstelling tot wat vandaag te hooi en te gras wordt beweerd dat religies per definitie gevaarlijk, verdelend en voorbijgestreefd zijn, poneert hij dat religies onmisbaar zijn voor de uitbouw van een warmere samenleving en dat een dergelijke samenleving allereerst behoefte heeft aan een interreligieuze dialoog. Maar een dergelijke dialoog kan slechts, zo meent hij terecht, indien religies terugkeren naar hun diepste bronnen, indien het christendom ‘terugplooit op het hart van Christus’ en het sentimentele ‘suiker’ opnieuw inruilt voor het ‘zout der aarde’.
Die zoektocht naar nieuwe woorden is inderdaad broodnodig. Maar juist in de concretisering van die zoektocht en in het aanreiken van nieuwe woorden op het einde van zijn manifest lees ik een opvallende paradox. Opvallend is immers hoe Koenraad de Wolf, die zich doorheen zijn tekst uitermate kritisch uitlaat over de heerschappij van ‘marketing’, de dominantie van het kapitalisme en de onderschikking van immateriële waarden ten opzichte van materiële goederen, juist een beroep doet op termen en denkbeelden uit deze sfeer om zijn utopische denkbeelden concrete gestalte te geven. Dat wordt al duidelijk uit zijn titel: overgang van Kerk 1.0 naar 2.0. Dat alternatieve kerkbeeld wemelt van termen als ‘marketing’, ‘professionals’, ‘masterplan’, ‘overgang van passiviteit naar actie’, ‘win-win’, out-of-the-box’, paradoxaal genoeg modieuze termen die vandaag zo graag worden ingezet om een maatschappelijk model in stand te houden waartegen Koenraad De Wolf in de rest van zijn manifest van leer trekt.
De blauwdruk van een praktische uitvoering is voor mij daarom het minst overtuigende deel van zijn betoog. Maar die kritiek neemt mijn groot respect voor zijn eerlijke bewogenheid niet weg. Ik blijf ervan overtuigd dat figuren als hij broodnodig zijn en blijven. Het hoofdpersonage van Amos Oz heeft het bij het rechte eind: dankzij dromers als Koenraad De Wolf kunnen velen misschien iets minder versteend en wanhopig worden dan ze zonder hem zouden zijn.
Guido Vanheeswijck
Hoogleraar Universiteit Antwerpen en KU Leuven
Verantwoording
1. Het universele Pendelmodel
2. Religieals sluitstuk van de samenleving
Zes domeinen leiden het dagelijkse leven in goede banen
Religie als stabiliserende factor
Conflict tussen religieuze voorschriften en wettelijke bepalingen
Wanneer politieke en religieuze verantwoordelijken zich op elkaars
terrein begeven, loopt het fout
Tweesnijdend zwaard
Uitzonderingen bevestigen de regel
3. In West-Europa mondt het theocentrisme uit in
de ontmanteling van het christendom
Middeleeuwse visie plaatst God in het midden
Renaissance verschuift aandacht naar relatie tussen God en mens
Verlichting, Franse- en Industriële Revolutie versterken secularisering
Primaat van het economische denken
Keuze voor machtskerk mondt uit in ontmanteling christelijke identiteit
4. West-Europa anno 2016: beschavingscrisis is onafwendbaar
Postreligieuze samenleving op de dool
Tolerantie vermindert
Waarden zijn alleen op het ik gericht
In de ban van materieel gewin en populair vermaak
Aanstoten tegen de limieten
Roep om roer om te gooien klinkt luider
IJsbreker gevraagd
5. Relatie met Bezieling van het Universum doet pendel omslaan
Openheid voor de bron buiten het ik
Vier hefbomen
Veelvoud aan win-win situaties leidt naar religie
Terugplooien op het Hart van Christus geeft
de christelijke Kerken opnieuw moreel gezag
Fundament centraal stellen, is geen fundamentalisme
Interne dynamiek ontwikkelen rond drie omschakelingen
Inspirerend voorbeeld: aandacht voor kansarmen
in christelijke zorginstellingen
Multireligieus Europa behoeft sterke interreligieuze dialoog
6. Synthese: nieuw evenwicht realiseert warmere samenleving
ADDENDUM
Praktische uitvoering: overgang van Kerk1.0 naar Kerk2.0
De beeldspraak van een pendel zich tussen de beide oevers van een rivier beweegt, stelt het Pendelmodel aanschouwelijk voor. Dat paradigma is toepasbaar op de samenlevingen van de voorbije paar duizend jaar. Wegens de historische wetmatigheid die daarin schuilt, laat het ons met een andere bril kijken naar het verleden, het heden en de toekomst.
Combinatie van twee beelden
Een catachrese of een stijlfiguur die twee beelden combineert zonder een rechtstreeks verband, stelt het Pendelmodel aanschouwelijk voor.
Vooreerst is er de beeldspraak van de stroming van een rivier die wordt afgebakend door twee oevers.
Verder verwijst het model naar de pendel. Het pendelen komt voor in alle tijden en culturen: van de Inca’s in Zuid-Amerika, tot het Oude China. Een druppelvormig metalen of kristallen voorwerp detecteert voor het oog onzichtbare stralen.
Wij gebruiken die metafoor in een afgeleide vorm. Die verwijst alleen naar de pendelbeweging of de evolutie van de samenleving tussen de oevers van onze denkbeeldige rivier.
Hoofdstroom en zijstromen
De opdeling van de geschiedenis in tijdperken is kunstmatig, want die is altijd in beweging. Op onze denkbeeldige rivier drijven de mensen in bootjes op de stroming. De meerderheid volgt de hoofdstroom, want mensen zijn van nature kuddedieren. Onderweg komen, verwijzend naar de schokgolven in de geschiedenis, stroomversnellingen en watervallen voor.
Wanneer de onvrede over een bepaalde richting toeneemt, ontstaan nieuwe aftakkingen. Beekjes zoeken haaks op de hoofdstroom een eigen bedding. Vele drogen uit of worden opnieuw opgeslorpt door de hoofdstroom. Maar wanneer almaar meer bootjes die nieuwe richting uitgaan, kan een beek aanzwellen tot een zijrivier en uitgroeien tot de nieuwe hoofdstroom.
Bipolair antagonistisch kader
De denkbeeldige rivier van het Pendelmodel is een bipolair kader dat wordt begrensd door de oevers van het ik en van de ander. Tegenover de focus op het individu, met in zijn meest extreme vorm een radicaal egocentrisme, staat de verwijzing naar de ander en de Andere of God. Hier is de pool het theocentrisme.
Het ik en de ander vormen in hun complementariteit de kern van het menselijke bestaan. Want voorbij de kleuterfase bouwt ieder mens zijn identiteit op in relatie tot de anderen. Niemand leeft op zichzelf. Je wordt pas ten volle mens in relatie met de anderen. Die geven ook zin aan ons leven, want mensen hebben elkaar nodig.
Het ik en de ander zijn ook antagonistisch. Naarmate het ego sterker op de voorgrond treedt, verdwijnt de empathie voor de medemens naar de achtergrond, en omgekeerd.
Het ik en de ander zijn antagonistisch. Hoe groter de aandacht voor het ego, des te meer vervaagt de empathie voor de medemens.
Killer aan de uiteinden
De warme stroom situeert zich zowat in het midden van de rivier, waar de aandacht voor het ik en de ander elkaar in evenwicht houden.
Want hoe meer de stroom in de richting van een van beide oevers evolueert, des te killer zij wordt. En wanneer mensen zich massaal vastklampen aan één oever kan de rivier daar zelfs dichtvriezen.
Stroming versnelt
Een wetmatigheid in de geschiedenis leert dat naarmate de tijd verstrijkt, het water in de rivier vlugger stroomt en de stroomversnellingen en watervallen elkaar sneller opvolgen. Ontwikkelingen die vroeger pas na eeuwen in een definitieve plooi vallen, voltrekken zich nu binnen enkele decennia of jaren.
Verder dobberen almaar meer bootjes op het water als gevolg van de stijging van de wereldbevolking.
Universeel karakter
Omdat het Pendelmodel toepasbaar is op een zeer groot aantal samenlevingen van de voorbije paar duizend jaar, draagt het in grote mate een universeel karakter in zich.
Deze methodiek doet ons met een andere bril kijken naar de ontwikkelingen in het verleden en het heden. En wegens de historische wetmatigheid die daarin schuilt, biedt die ook inzicht in toekomstige evoluties.
Om mensen op een geordende manier te doen samenleven, gelden afspraken inzake het bestuur, Justitie, economie, sociaal beleid en cultuur. Verder groeit de impact van supranationale instellingen. Last but not least vormen in de meeste samenlevingen van de voorbije paar duizend jaar de religies het sluitstuk. Vanuit hun verwijzing naar een andere werkelijkheid buiten de bestaande wereld, staan zij in voor de zingeving – de eindbestemming aan de mens – en bepalen de waarden en normen.
Elke maatschappij maakt afspraken om het samenleven in goede banen te leiden. De verantwoordelijkheid voor het bestuur ligt in een dictatuur bij een sterke man en zijn vertrouwelingen. In een parlementaire democratie neemt de regering de uitvoerende macht voor zijn rekening en berust de wetgevende macht bij het parlement.
Justitie hoort in te staan voor de naleving van de wetten en beslecht de conflicten tussen de burgers op een rechtvaardige manier. En de economie, bevredigt de materiële behoeften of de productie, de distributie en de consumptie van de goederen uit de landbouw, de nijverheid en de dienstensector.
Het gezin, de arbeid, de huisvesting, de gezondheidzorg, het onderwijs en de sociale bescherming van de zwakste groepen vormen de hoekstenen van het sociaal beleid. En onder de vijfde pijler, de cultuur, vallen naast de wetenschap en de techniek, ook de kunst, de muziek en de literatuur. Die tillen de kwaliteit van de samenleving naar een hoger niveau.
Naast deze afspraken op het niveau van elke natie, wint het supra-nationalisme aan belang. Zo bepaalt de Europese Unie ingrijpend het leven van haar half miljard inwoners. De Afrikaanse Unie en de ASEAN hebben veel minder invloed. En dat geldt ook voor de Verenigde Naties, hoewel de autoriteit van een aantal deelorganisaties aan belang wint. Een voorbeeld is het Internationaal Strafhof in Den Haag. De G20, de bijeenkomst van de negentien grootste economische naties en de Europese Unie, bepaalt wereldwijd het financiële beleid. En in veel landen groeit de invloed van multinationals.
Deze zes domeinen hebben met elkaar gemeen dat zij zich binnen de bestaande wereld situeren.
Religies verschillen met de voormelde domeinen door hun verwijzing naar een andere werkelijkheid, voorbij de begrenzingen van de wereld.
In bijna alle samenlevingen van de voorbije paar duizend jaar vormen ze het sluitstuk. De voorbeelden zijn legio: het christendom tot de 18de eeuw in West-Europa, de islam in vele landen van het Midden-Oosten, het Jodendom in Israël en het shintoïsme in Japan. Vaak is één religie de staatsgodsdienst van een land.
Ondanks grote verschillen delen religies dezelfde basiswaarden
Religies verschijnen onder de gedaante van goden, gedachten, abstracte krachten of de relatie tot een kosmisch geheel of een persoon. Inhoudelijk bestaan zeer grote verschillen, want elke religie geeft een andere invulling aan de bovenzintuiglijke werkelijkheid. Wel wordt in alle tradities een grote offerbereidheid gevraagd, onder andere bij het beoefenen van de naastenliefde.
Alle gelovigen als zinzoekers of pelgrims onderweg naar een meer volkomen bestaan. Zij worden, zoals de eerste christenen, ‘mensen van de weg’ genoemd, omdat zij hun bestemming nog niet hebben bereikt.
Je kunt het geloven vergelijken met het beklimmen van een berg. Wegens de verschillen tussen de godsdiensten doen de gelovigen van de verschillende nominaties dat langs een andere flank, maar van dezelfde berg. ‘Er is slechts één religie, maar er zijn honderd versies van’, noteert de Engelse schrijver Bernard Shaw een eeuw terug. Want ondanks de verschillen, delen zij in grote lijnen dezelfde basiswaarden.
Band met een Opperwezen of God
Allereerst is er de band met een allesomvattende, tijdloze, grenzeloze en onzichtbare werkelijkheid die ons overstijgt. De Duitse theoloog Friedrich Schleiermacher noemt dat ‘het schouwen van het oneindige vanuit het eindige.’
Het Latijnse woord ‘religare’ betekent opnieuw of goed verbinden. Religie spreekt over de hechte band van de mens met een Opperwezen. En gedurende heel zijn leven wil de gelovige dichter bij Hem komen, Maar God blijft onbereikbaar. De berg die wordt beklommen, is immers permanent in een nevel gehuld en niemand heeft ooit de top gezien. Die grenzeloze allesomvattende andere werkelijkheid kan niemand dan ook ten volle vatten.
Wel loopt als een rode draad door de geschiedenis het streven van de mens om die grenzeloze werkelijkheid concreet te maken. Theologen beschrijven Hem, kunstenaars geven Hem een gelaat en in de loop van de geschiedenis zijn duizend-en-een namen en titels bedacht om het Opperwezen te benoemen. Maar geen enkele schenkt voldoening, want God kun je niet zien of bij de hand nemen. Hij is geen object, maar een gebeuren. En ieder beeld degradeert Hem tot een figuur die inwisselbaar is met andere goden. Daarom wordt in veel tradities Zijn naam met opzet niet genoemd en geldt een beeldverbod.
Blind vertrouwen
Het geloof geeft uitdrukking aan een mystieke band. Voor gelovigen is God het kloppende hart of de helpende hand achter het geheim van het leven.
Vanuit een oerverlangen om bij Hem te zijn, vertrouwen gelovigen blindelings de weg die zij bewandelen, want finaal weten zij niet waarheen die hen brengt. Religie gaat dan ook niet over kennis, maar over een diep geworteld basisvertrouwen.
De basisteksten waarop gelovigen terugvallen, zijn geen wetenschappelijke artikelen, maar kun je alleen lezen door de bril van het geloof. Omdat de meeste dateren van duizend(en) jaren terug is hun interpretatie niet vanzelfsprekend. De tijdsgeest waarin die tot stand zijn gekomen, verschilt volkomen van de onze.
Proeve van antwoord op levensvragen
Vanwaar dat blinde vertrouwen? Gelovigen vinden bij God de rust en de geborgenheid in hun zoektocht naar het mysterie van het bestaan. Want bijna alle religieuze tradities spreken over de eindbestemming van de mens. En die ligt buiten het individu. Mensen streven tijdens hun leven naar geluk, maar het bereiken van het individuele geluk is niet de eindpunt. Bij de dood maakt de gelovige de overgang naar een ander leven en vindt zijn ultieme voltooiing in het volkomen goede dat wordt vereenzelvigd met God. Daardoor wordt hij deelachtig aan een hem overstijgende werkelijkheid die volkomen en onvergankelijk is.
Door dat perspectief van verlossing geven religies een antwoord ten gronde op de existentiële levensvragen:
Waarom leven wij?
Wat is de zin en het einddoel van ons handelen?
En waarheen gaan wij na de dood?
Wegens hun bevrijdende karakter op het vlak van de zingeving oefenen vele religies een grote aantrekkingskracht uit. Het is geen toeval dat onderzoeken aantonen dat gelovigen tot de gelukkigste mensen behoren. Toch is enige nuancering geboden. Eenieder zoekt, of hij al dan niet door het geloof wordt geïnspireerd, een antwoord op de zinvragen. En dat antwoord is ook voor iedereen verschillend.
Kenmerkend voor alle religieuze tradities is een basishouding van schroom, respect en ontzag. In symbolische rituelen vereren zij biddend en smekend hun Opperwezen of God. Dat gebeurt bij voorkeur op spirituele plaatsen zoals heiligdommen, bedevaartsoorden, tempels, kerken en kapellen die alle tradities een grote aantrekkingskracht uitoefenen.
Eeuwigheidswaarde vormt stabiliserende factor
Dat religieuze tradities bij primitieve volkeren van generatie op generatie ongeschonden worden overgeleverd, illustreert hoe diep zij in het collectief onderbewustzijn zitten verankerd. Religies dragen dan ook een eeuwigheidswaarde in zich. Elke religie heeft een eigen scheppingsverhaal dat is geopenbaard in aloude geschriften.
Vanuit het ‘conservare’ of het bewaren van het absolute, het goede of het goddelijke, zijn religies van nature behoudsgezind. Zij vormen in elke samenleving een stabiliserende factor: niet alleen voor het regime, maar ook voor de gelovigen wegens de zekerheid en de houvast die deze hen biedt. Religies zijn dan ook belangrijke behoeders van tradities.
Wegens de zekerheid en de houvast die religies bieden, zijn ze een stabiliserende factor: zowel voor de bestuurders, als voor de gelovigen.
Bepalen van waarden en normen
Maar hun maatschappelijke impact reikt nog verder, vanuit de sleutelrol die zij meestal vervullen. Hun impact is zo groot dat zij de waarden en normen bepalen.
Wanneer wij teruggrijpen naar de beeldspraak van onze rivier werpen de religieuze tradities, vanuit de structurele aandacht voor de ander en de Andere, een buffer op tegen de dreigende almacht van het eigen ik of de drang van de mens om alles in eigen handen te nemen.
De verantwoordelijkheid voor de eerste zes terreinen, die zichbinnen de samenleving situeren, ligt bij de wereldlijke leiders. Daartegenover zijn de religieuze leiders bevoegd voor de werkelijkheid buiten de bestaande wereld. In de praktijk zijn in alle tijden en culturen religies en de overheid nauw met elkaar verweven. Staatsgodsdiensten zijn de regel, niet de uitzondering.
De afbakening van hun beider bevoegdheid leidt alleen tot conflicten wanneer religieuze voorschriften en wettelijke bepalingen elkaar tegenspreken. Zo staan de discriminatie van de vrouw in de katholieke kerk, de besnijdenis van pasgeboren joodse jongetjes en het dragen van een boerka door moslimmeisjes en het onverdoofd slachten van schapen naar aanleiding jaarlijkse Offerfeest in West-Europa bijvoorbeeld haaks op de wet op gelijkheid van man en vrouw, de kinderrechten en de dierenrechten.
De mainstream in de samenleving oordeelt dat de wet altijd voorrang heeft op de persoonlijke overtuiging. ‘Mensen zijn in de eerste plaats burgers’, luidt de redenering, ‘en pas dan lid van een religieuze gemeenschap. Overigens behoort die overtuiging tot de private sfeer. Want de overheid die zich neutraal opstelt, behandelt alle burgers gelijk.’
Hoewel gerechtelijke uitspraken in verschillende landen die redenering onderschrijven, staat die haaks op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Die waarborgt wereldwijd de godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Geen enkele politicus, overheid of rechter is bevoegd om zich in te laten met een religieuze leer. Dat vrouwen geen priester mogen worden, is overigens geen misdrijf. Een besnijdenis, het dragen van een boerka en het onverdoofd slachten zijn dat evenmin.
De overheid kan dan ook geen algemene maatregelen opleggen, alleen in individuele gevallen optreden wanneer een vrouw bijvoorbeeld wordt verplicht om een boerka te dragen. Wel zijn de godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting niet absoluut. Die kunnen altijd worden ingeperkt wanneer religies de staatsveiligheid of de rechten van andere mensen bedreigen.
In het verleden zijn door wereldlijke leiders talrijke godsdienstoorlogen gevoerd. En veel conflicten zijn ontstaan vanuit hun drang om de religies te controleren. Dat politieke formaties zich laten inspireren door de leer van religies is niet verkeerd, vanuit het goede dat die nastreven. Maar politici hebben zich nooit in te laten met de inhoud van religies.
Even problematisch zijn de politieke ambities van religieuze leiders. Religies hebben geen enkele bevoegdheid om binnen de bestaande wereld te opereren. Dat Saoedi-Arabië, Iran en Soedan de Sharia de islamitische wet geldt in burgerlijke zaken is evenzeer een aberratie.
Kortom: telkens wanneer politieke en religieuze verantwoordelijken zich op elkaars terrein begeven, loopt het fout.
De ontkerstening van West-Europa is een uitzondering in de geschiedenis. Er bestaat geen precedent van een samenleving die zich bewust afkeert van religie.
Religies ontsnappen niet aan het dualisme waarvan de samenleving tot in zijn diepste vezels is doordrongen. In zijn antropologische betekenis betreft het de tegenstelling tussen het sterfelijke lichaam en de onsterfelijke ziel. Het ethische dualisme plaatst het goed tegenover het kwaad. En in zijn kosmische betekenis heeft dat betrekking op de tegenstelling tussen geest en materie, eindigheid en oneindigheid, tijdelijkheid en eeuwigheid. In de Chinese filosofisch-religieuze stroming van het Taoïsme verzinnebeelden het Yin en het Yang dat dualisme. En in het Pendelmodel zijn dat het ik en de ander.
In nagenoeg alle religies is de rode draad het streven naar vrede, verzoening, liefde, gerechtigheid en geluk. En dat wordt ook in praktijk gebracht door de overgrote meerderheid van de gelovigen en de religieuze leiders. Toch betreft het ook hier een tweesnijdend zwaard, want in een geperverteerde vorm kunnen religies ontaarden in excessen. Zo bevat een aantal religieuze teksten een gewelddadige component. Dat in het Oude Testament en de Koran wordt opgeroepen tot oorlog en geweld kan je nietlos zien van de bekeringsijver die het christendom en de islam, de twee grootste religies wereldwijd, kenmerken. Bovendien ligt de verantwoordelijkheid voor die ontsporingen bij een aantal religieuze leiders. Denk aan de zwarte bladzijden van het pausdom, met de kruisvaarten als een dieptepunt. En een ongeziene veroveringsdrang en machtsstrijd tussen de leiders van de toonaangevende dynastieën kenmerken de eerste eeuwen van de islam.
Vandaag vinden in de Islamitische Staat, zogezegd in naam van de Koran, de meest gruwelijke wreedheden plaats tegen onschuldige burgers en worden in Parijs, Brussel en elders in Europa terreurdaden van een ongeziene wreedheid gepleegd.
En hoe vaak misbruiken regimes of politieke leiders religie? Op de gesp van de riemen van de Duitse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog staat ‘Gott mit uns’. En de Amerikaanse president George W. Bush noemt de volledig uit de hand gelopen oorlog in Irak ‘the will of God’. En in het Midden-Oosten kenmerkt, sinds de oprichting van de staat Israël in 1948, een spiraal van geweld de gespannen verhoudingen tussen de Joden en de Palestijnen.
Hoe dan ook is het gebruik van geweld in naam van religie altijd een vloek. Want dat staat haaks op het streven naar vrede, verzoening, liefde, gerechtigheid en geluk dat in alle tradities diep is geworteld.
Religies ontsnappen niet aan het dualisme waarvan de samenleving tot in zijn diepste vezels is doordrongen. Haaks op hun fundamenteel streven naar vrede, verzoening, liefde, gerechtigheid en geluk staat de aanwezigheid van een gewelddadige component.
Vandaag wordt in West-Europa de sleutelrol van religies in de samenleving in brede milieus op hoongelach onthaald. Want in het grotendeels ontkerstende Avondland vervult het gedurende vijftien eeuwen dominante christendom alleen een figurantenrol. ‘De humane waarden vormen toch een volwaardig alternatief’, luidt de redenering. ‘Realiseren wij geen vredevolle samenleving door de economische groei, die meer welvaart creëert, te koppelen aan de aandacht voor de zwaksten en de verdediging van de Rechten van de Mens?’
Het antwoord is negatief, want ondanks alle voorzieningen blijft een wezenlijke leegte achter omdat humane waarden geen antwoord geven op de zinvragen. De ontkerstening van West-Europa is dan ook een uitzondering in de geschiedenis. Er bestaat geen precedent van een samenleving die zich bewust afkeert van religie.
Dat inzicht oogt weinig bemoedigend wanneer wij het wedervaren onder ogen nemen van de enige areligieuze samenleving in de geschiedenis van de voorbije paar duizend jaar. De communisten, die het atheïsme als staatsfilosofie huldigen, bannen elke vorm van zingeving nadat zij in Rusland in 1917 de macht grijpen. Lenin noemt ‘elk religieus besef, zelfs elk spelen met de idee dat God bestaat, een onuitsprekelijke gruwel en de verfoeilijkste pest.’ En een revolutionaire rechtbank in de Sovjet Unie veroordeelt in 1923 God bij verstek ter dood. Dat is geen grap. De communisten negeren niet alleen het bestaan van God, maar laten ook geen enkele ruimte voor het transcendente. Vanuit het primaat van het collectief regelt de overheid alles voor haar inwoners. Toch slaagt geen enkel communistisch regime er in, vaak na decennia van een genadeloze vervolging, de religies uit te roeien. Waarom? Die vormen een wezenlijk onderdeel van de ‘condition humaine’. De mens is van nature een religieus wezen. Die dimensie zit, zoals gezegd, stevig verankerd in ons collectieve onderbewustzijn. Dat verklaart waarom de communistische landen China, Vietnam en Cuba mondjesmaat een religieus tolerantiebeleid voeren, evenwel onder strikte controle van de staat. Vandaag houdt alleen Noord-Korea vast aan zijn rabiate areligieuze politiek.
Het volstaat om naar de ontwrichte samenlevingen in de voormalige communistische landen te kijken, om vast te stellen tot welk een puinhoop een samenleving zonder religie leidt. Ook die tweede uitzondering bevestigt onze stelling.
In West-Europa is het christendom, waarvan de Tien Geboden en de Bergrede het fundament vormen, gedurende 1.500 jaar het sluitstuk van de hoofdstroom in de samenleving. Uit onvrede tegen het theocentrisme plaatst vanaf de 14de eeuw de zijstroom van de renaissance de mens op de voorgrond in relatie tot God. Vervolgens groeit het antropocentrisme, in het spoor van de Verlichting en de Franse Revolutie, de Industriële Revolutie en de globalisering, uit tot de nieuwe hoofdstroom. Dat mondt uit in een radicaal egocentrisme dat recentelijk het christendom ontmantelt.
Het christendom vormt vanaf de vierde eeuw het sluitstuk van de hoofdstroom in de West-Europese samenleving.
‘Het verschil tussen het Christendom en alle andere godsdiensten is dat men daarin de mensen God ziet zoeken, terwijl in het Christendom het God is die de mens zoekt’, schrijft de Engelse pedagoog Thomas Arnold. Christenen geloven dat Jezus Christus, die is gemaakt naar de gelijkenis met God, mens is geworden, opdat de mens op zijn beurt tot God kan komen. De eerste gelovigen worden christenen genoemd, omdat de mensen in hun manier van leven zien dat zij de leer van Christus toepassen. Vanaf de vierde eeuw is het theocentrisme de hoofdstroom. De Griekse woorden ‘theos kentron’ betekenen ‘God in het midden’, want in de middeleeuwen zijn kerk en staat één.
Tien Geboden als richtsnoer van het menselijk handelen
Dat machtsmonopolie van het christendom stoelt op een aloude strakke doctrine. De wortels daarvan situeren zich in de Thora of het Oude Testament. Daarin staat de naleving van de wet centraal. De duizenden jaren oude Tien Geboden vormen het richtsnoer voor het menselijk handelen.
De kern vormen de drie eerste geboden, die op God zijn gericht:
Daarop volgen twee morele geboden:
Ten slotte gelden vijf verboden:
De Tien Geboden, die het fundament leggen van een rechtvaardige maatschappij,
situeren zich in het hart van de westerse beschaving. Maar als een rode draad door de Bijbel loopt de ongehoorzaamheid van het volk dat God en gebod vergeet.
Deze Tien Geboden dragen wegens de wereldwijze verspreiding van het westerse denken in het spoor van de kolonisering, een universele betekenis in zich. Daarnaast gelden wereldwijd nog andere hoofdstromen. In China bijvoorbeeld is het mensbeeld geïnspireerd op de geschriften van filosoof Confucius.
Bergrede plaatst de liefde centraal
Het Nieuwe Testament zet een grote stap vooruit in het menselijk denken. In zijn Bergrede stelt Christus de liefde en het geluk van de mens centraal. De armen en de zwakken, tot wie hij zich in acht zaligsprekingen richt, symboliseren de geestelijke basishoudingen die de gelovigen moeten aannemen.
Vervolgens formuleert Hij dwingende leefregels. Gelovigen moeten barmhartig zijn, goede werken doen zonder iets terug te verwachten en hun meningsverschillen bijleggen. Verder mogen zij geen echtbreuk plegen, geen kwaad met kwaad vergelden, in alle omstandigheden vredelievend optreden, lief hebben in de plaats van te haten, aalmoezen geven en zich zo min mogelijk inlaten met aardse zaken. Ten slotte vraagt Hij te bidden, te vasten en standvastig te zijn in het geloof.
Liefde en geluk zijn de sleutelwoorden in Christus’ radicale normen- en waardenpatroon. Hij wil een wereld waar mensen niet alleen God beminnen, maar ook de naaste zoals zichzelf en waar de economie ondergeschikt is aan het geluk.
In zijn Bergrede voltooit Christus wat Mozes als geboden ontvangt. Beiden vormen de kern van de christelijke boodschap.
Mens in ondergeschikte rol
De middeleeuwer is in de ban van contemplatie, boetedoening en het ideaal van de armoede, want als zondig wezen is hij afhankelijk van Gods genade. De dominante filosofische stroming aan de door de kerk opgerichte universiteiten is de scholastiek. Thomas van Aquino is de invloedrijkste figuur. Het doel is de theologie één te maken met de wijsbegeerte. Het dogmatische autoriteitsgeloof, dat vertrekt vanuit de goddelijke openbaring, schenkt grote aandacht aan het menselijk geluk in het hiernamaals. Het levensdevies luidt: ‘memento mori’ – gedenk te sterven.
Meer dan de geschriften laten de middeleeuwse piëta’s ons de vroomheid van die tijd aanvoelen. En hoe sterk het Christendom mensen bezielt, blijkt uit de creaties van de allergrootste architecten, schilders, beeldhouwers en componisten. Zij lichten vanuit christelijke perspectief een tip van de sluier op van de andere werkelijkheid die buiten de ons bekende wereld ligt.
Vanuit de ondergeschikte rol van de mens zijn kunstenaars en architecten anonieme ambachtslui die God verheerlijken. Wegens de geringe waarde van het individu, is de verbanning uit de gemeenschap de ergst denkbare straf.
Al vanaf de 13de eeuw ervaren intellectuelen het rigide theocentrisme als kil en verstikkend. De herontdekking van het mensbeeld in de antieke cultuur verschuift de focus van het hiernamaals naar de relatie tussen God en mens.
Bewondering voor de klassieke Oudheid
In Italië, waar de gotiek nooit voet aan de grond krijgt, groeit de belangstelling voor het eigen verleden. De renaissance, letterlijk de wedergeboorte, verwijst naar de hernieuwde belangstelling voor de klassieke oudheid.
Staten wedijveren met cultuur
Op het Italiaanse schiereiland beconcurreren de stadstaten en koninkrijken in toepassing van het Verdrag Van Lodi van 1454 elkaar niet langer militair. Tussen de steden Venetië, Firenze, Milaan, Genua, Napels en Rome groeit een culturele rivaliteit. Die is uniek in de geschiedenis.
In de destijds economisch meest welvarende regio van Europa bloeien de handel en het bankwezen. De elite van koopmannen en bankiers verwerft bezit, luxe en rijkdom en geniet van het leven. Nieuwe opvattingen over smaak en stijl maken hun opwachting.
Zelfbewuste mens treedt op de voorgrond
Het optimistische ‘carpe diem’ of pluk de dag neemt de plaats in van het ‘memento mori’. Maar de meest ingrijpende verandering is de verheerlijking van de mens, zoals in de antieke oudheid.
Dat inzicht groeit door de studie van de antieke auteurs. De koorzang Ode aan de mens uit Antigone van Sophocles opent in vers 332 met ‘Polla ta deina, kouden anthropou deinoteron pelei’ – ‘Veel is geweldig, maar niets is geweldiger dan de mens’. De Griekse literatuur staat dan ook bol van figuren die de vindingrijkheid, de grootsheid en het vernuft van de mens etaleren. Zo verzinnebeeldt de Odyssee van Homerus de overwinning van alle obstakels die de mens op zijn levensweg ontmoet. En Prometheus, de Griekse mythologische figuur die het vuur steelt bij de Olympische goden, staat symbool voor de menselijke kennis, vooruitgang en grootsheid.
Het antropocentrisme wordt geboren. Voor het eerst sinds de antieke oudheid willen zelfbewuste mensen zichzelf onderscheiden en hun rivalen overtreffen. Dichter, kunstkenner en kunstmecenas Lorezo ‘il magnifico’ bijvoorbeeld, een telg uit het geslacht van de Medici, bestuurt de Florentijnse Republiek.
Als product van de middeleeuwse scholastiek stimuleren de katholieke universiteiten het wetenschappelijk onderzoek. Er worden grote stappen vooruit gezet in de ontplooiing van het menselijk vernuft. Andreas Vesalius legt de basis van de anatomie en de geneeskunde en Copericus toont aan dat de zon en niet de aarde het centrum is van ons universum. Wel groeien de spanningen wanneer de nieuwe inzichten de Bijbel tegenspreken. Wanneer Galileo Galilei, die met een telescoop het heelal bestudeert, levenslang huisarrest krijgt, roept hij uit: ‘Eppur si muove – En toch beweegt ze [de aarde rond de zon].’
Wegens de grote aandacht voor de ‘humanitas’ of de menselijkheid worden de intellectuelen van die tijd humanisten genoemd. In de filosofie boet de scholastiek aan belang in.
Naar een relatie tussen God en mens
Er vindt een omslag plaats, maar God wordt nog lang niet losgelaten. Wanneer de Italiaanse humanist Giovanni Pico della Mirandola in de 15de eeuw in een scheppingsverhaal de mens de vrijheid geeft om zelf zijn grenzen te bepalen, schrijft hij even verder: ‘laten wij de blik afwenden van de dingen op de aarde, geen aandacht schenken aan de hemellichamen en, alles wat bij de wereld hoort op de tweede plaats stellend, uitvliegen naar de hof die voorbij deze wereld grenst aan de verhevenheid Gods.’
De Franse humanist François Rabelais noteert een halve eeuw later in zijn humanistisch opvoedingsproject: ‘En lees op alle uren van de dag de Heilige Schrift: om te beginnen in het Grieks het Nieuwe Testament en de Brieven van de Apostelen; in het Hebreeuws het Oude Testament.’
Nadat astronoom Johannes Kepler de ellipsvormige banen van de planeten ontdekt, noteert hij in zijn boek Harmonie van de wereld in 1619: ‘Nu rest mij alleen nog te bidden tot de Vader van alle licht. Ik dank U, o Heer en Schepper, dat gij mij verheugd hebt door het aanschouwen van uw schepping en mij me jubel hebt vervuld bij het zien van het werk uwer handen.’ Geloof en rede zijn voor dat genie van de renaissance complementair. ‘Telkens ik in gedachten die prachtige orde [van de natuur] aanschouw, hoe elk ding uit een ander volgt en zelf ook opgevolgd wordt, is het alsof ik een goddelijke tekst heb gelezen, die niet met letters maar met de wezenlijke dingen in de wereld zelf is geschreven.’
Filosoof en staatsman Francis Bacon is er dan weer van overtuigd: ‘Weinig wetenschap verwijdert van God, veel wetenschap brengt Hem terug.’
Wanneer de ideeën van de renaissance dankzij de boekdrukkunst vanaf de 16de eeuw doordringen ten noorden van de Alpen, leggen zij de basis van de opkomst van het protestantisme, de reformatie en het schisma met de Katholieke Kerk.
De verschuiving van de aandacht van het hiernamaals naar de relatie tussen God en de mens, is het beste zichtbaar in de cultuur. Kunstenaars en architecten tonen mensen in volle glorie, maar wegens de vele kerkelijke opdrachten, situeren zij zich nog vaak binnen een religieuze context.
De secularisering kiemt in de 18de eeuw wanneer een minderheid afstand neemt van elke religieuze inkleuring. De mens neemt zijn lot in eigen handen en het vooruitgangsgeloof wordt geboren. Het komt tot een kortsluiting tussen religie en de rede.
Dogmatische autoriteitsgeloof ruimt plaats voor de rede
In een aantal intellectuele milieus groeit de weerstand tegen de almacht van christelijke Kerken met hun vele tentakels. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw vertrekt de filosofische stroming van de Verlichting, in het spoor van de humanisten, niet langer van de goddelijke openbaring, maar van het vermogen van de mens om zelf zin te geven aan zijn leven. Dat gebeurt op basis van universele waarden zoals de menselijke waardigheid, vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid, die één voor één hun oorsprong vinden in het Christendom. De Franse filosoof Luc Ferry noemt dat de overgang van de ‘vermenselijking van het goddelijke’, naar de ‘vergoddelijking van het menselijke’.
Bij de eerste Verlichtingdenkers, onder wie René Descartes, komt los van, maar niet tegen de religie, een rationele en universele moraal tot stand die het menselijk geluk op aarde nastreeft en niet langer in het hiernamaals.
‘Ik beschouw God als de in de dingen wonende oorzaak van alles, niet als een oorzaak buiten de dingen’, zegt filosoof Baruch Spinoza. ‘Alles is volgens mij in God en beweegt zich in God;’
Spinoza bekritiseert, evenals John Toland, de religie. Maar beiden geloven nog in het bestaan van God. Het godsgeloof heeft aanvankelijk nog een plaats in dat nieuwe paradigma, maar het daaropvolgende proces van secularisering dringt de rol van de religie verder terug.
De stem om Kerk en Staat te scheiden, klinkt luider.
Mens denkt meester te zijn van zijn lot
De wetenschap die langzaamaan de plaats inneemt van de religie, stoelt op kennis die het resultaat is van vrij onderzoek. Als nauwgezet observator van de natuur ontdekt Isaac Newton de natuurwetten, zoals de snelheid waarmee een lichaam valt, en giet die
in onveranderlijke formules. Newton maakt de werkelijkheid meer begrijpelijk, hoewel een derde van zijn standaardwerk Philosophia naturalis. Principia mathematica – Wiskundige beginselen van de natuurfilosofie uit 1713 handelt over God. Want voor theoloog Newton is het beoefenen van de wetenschap een godsdienstige plicht. ‘De zwaartekracht verklaart de bewegingen van de planeten, maar legt niet uit wie ze in beweging heeft gezet. (…) De diversiteit van de organismen kan alleen zijn ontstaan uit de ideeën en de wil van een Wezen dat noodzakelijkerwijs bestaat. (…) God regeert alle dingen. (…) Hem ter sprake brengen maakt deel uit van de natuurfilosofie. (…) Al mijn ontdekkingen zijn antwoorden op mijn gebed.’
Vervolgens lanceert de Franse filosoof Voltaire op basis van een eenzijdige lectuur van de geschriften van Newton, alleen de natuurwetten, het axioma dat de mens alle domeinen van de werkelijkheid wetenschappelijk kan ontrafelen. Voltaire distantieert zich van God : ‘avec dieu onne se côtoient pasonse salut’ – geen schouderklopjes, maar een vaarwel.
De idee dat het onbekende alleen nog maar moet worden ontdekt, telt steeds meer aanhangers. De mens denkt voortaan meester te zijn van zijn lot.
Dat die stroming vanuit Frankrijk het Avondland verovert, is geen toeval. Dat land is in de 18de eeuw politiek en cultuur toonaangevend. Zoals tijdens de renaissance wordt ook deze verandering aangestuurd vanuit de invloedrijkste natie op dat moment.
Voltaire lanceert op basis van de eenzijdige lectuur van de werken van Newton het axioma dat de mens alle domeinen van de werkelijkheid kan ontrafelen.
Geboorte van het vooruitgangsgeloof
Het vooruitgangsgeloof wordt geboren. Die optimistische overtuiging gaat ervan uit dat wij evolueren naar een hoger stadium van volmaaktheid. Los van een Schepper of God bedenkt de verlichte mens nieuwe politieke en ethische systemen om een betere wereld tot stand te brengen. Als geesteskind van de Verlichting propageert de Franse Revolutie in het laatste decennium van de 18de eeuw de principes van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. ‘Ni Dieu, ni maître’, luidt het devies.
Ongeveer tezelfdertijd maakt de economie een nog ingrijpender omwenteling mee. Gedreven door het geloof in de collectieve vooruitgang is onze samenleving nu al twee eeuwen in de ban van meer en beter produceren. Tijdens de Eerste Industriële Revolutie die vanuit het Verenigd Koninkrijk overwaait naar het Europese vasteland, worden de goederen door het gebruik van stoommachines niet langer handmatig, maar machinaal geproduceerd. De mens en de natuur worden ondergeschikt aan de economie.
Kortsluiting tussen religie en rede
Wanneer de Franse keizer Napoleon aan astroloog Pierre-Simon Laplace vraagt: ‘U hebt een boek geschreven over de werking van het universum, maar vermeldt nergens zijn schepper,’ antwoordt hij: ‘Ik heb die overbodige hypothese niet langer nodig.’ De kortsluiting tussen geloof en rede groeit uit tot een historische breuk, want tot dan hebben ze elkaar altijd bevorderd.
Maar voortaan trekken de kerk en de wetenschap zich terug in hun eigen grote gelijk, met een toenemende wederzijdse irritatie en afkeer.
Slechts enkelingen gaan tegen die stroming in. Voor Albert Einstein, een van de grootste genieën, ‘gaat wetenschap zonder religie kreupel en is religie zonder wetenschap blind.’ In een brief aan Maurice Solovine schrijft Einstein: ‘Het is veeleer onwaarschijnlijk dat in het heden belangrijke bevindingen worden gepubliceerd. Om die te ontdekken moet men alvast kunnen terugvallen op een grotere onderliggende periode.’
Het moderne geseculariseerde denken
Ondertussen legt de Duitse filosoof Ludwig Feuerbach in de 19de eeuw de basis van het moderne geseculariseerde denken. ‘God is een door de mens gemaakt wezen, waarop de mens omwille van eigen geluk en genotsverhoging zijn menselijke idealen, noden en wensen projecteert.’ Hij beschouwt God als een projectie van de mens en religie als een illusie die de verlangens van de mens bevredigt ter compensatie van zijn beperktheid en eindigheid. Feuerbach pleit voor een beschaving die stoelt op de inzichten van de natuurwetenschap. Diens polemische geschriften zijn zeer invloedrijk.
De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche verkondigt: ‘God is dood en wij hebben hem vermoord.’ En voor de Duitse filosoof Karl Marx is godsdienst ‘opium van het volk’ omdat de mensen zich onder de druk daarvan niet inzetten voor maatschappelijke veranderingen. Door het afschrijven van God wordt de mens de enige norm.
Oorlogsgeweld verwezenlijkt democratische idealen
De na de Franse Revolutie goedgekeurde Verklaring van de Rechten van de Mens kent de mens van nature onvervreemdbare rechten toe inzake de gelijkheid en de vrijheid die boven elke staatsstructuur staan. Maar de verwezenlijking van dat democratische ideaal ontspoort in anarchie en veel oorlogsgeweld.
Nadat de veroveringstocht van de Franse keizer Napoleon in Rusland uitmondt in een fiasco, volgen in 1815, 1830 en 1848 de revoluties elkaar op. Na de Frans-Duitse oorlog van 1870 volgt de catastrofe van de Eerste Wereldoorlog, met zeventien miljoen slachtoffers. Twee decennia later eist de Tweede Wereldoorlog een vier keer hogere dodentol.
Voor wie de horror van oorlog aan den lijve meemaakt, is God inderdaad dood. Waar is Hij in het concentratiekamp van Auschwitz?
Vrijheid en aandacht voor persoonlijke gevoelens
Wel brengt de erfenis van de Franse Revolutie vele positieve verworvenheden met zich, met voorop een grotere vrijheid. Die komt eerst tot stand in de economie en het wetenschappelijk onderzoek, en dringt later door tot de cultuur en de intermenselijke verhoudingen. In brede lagen van de samenleving groeit een grotere gevoeligheid voor empathie, genegenheid, warmte en liefde. Het liefdeshuwelijk doet zijn intrede, alsook de affectieve relatie van ouders met hun kinderen.
In de politiek vindt na de Eerste Wereldoorlog de invoering plaats van het algemeen stemrecht.
Boven alles groeit de economie vanaf het einder van de 19de eeuw uit tot de belangrijkste motor van de samenleving.
Tweede en Derde Industriële Revolutie
Ondertussen geraakt de West-Europese samenleving almaar meer in de ban van het economische denken. Vanaf het einde van de negentiende eeuw schakelt de Tweede Industriële Revolutie een versnelling hoger door het gebruik van turbines, elektriciteit en verbrandingsmotoren op basis van fossiele brandstoffen. Ten slotte leggen de voorbije decennia de computer en de nieuwe communicatievormen, zoals het internet en de gsm, de basis van de Derde Industriële Revolutie en de globalisering. Dat moeilijk definieerbare begrip slaat op de wereldwijde door informatie- en communicatietechnologie aangestuurde interactie tussen mensen, bedrijven, regeringen en culturen. Daarbij verdringen de diensten en de communicatie de productie van goederen. De nieuwe wagens heten laptops, smartphones en tablets. Zij zijn via de snelwegen van het internet en satellietverbindingen wereldwijd dag en nacht en zeven dagen op zeven met elkaar verbonden. Zoekmachines en softwareprogramma’s verwerken niet te vatten hoeveelheden informatie.
De Franse filosoof Michel Serres is zeer optimistisch over de mogelijkheden die dit alles voor de mensheid biedt. Het lijkt alsof een onzichtbaar internationaal ruimtestation dat gebeuren in goede banen leidt. Maar is dat wel zo? Hoe gaan we om met de concentratie van de knowhow in enkele handen en mogelijke misbruiken? Want de mens is in zijn doen en laten daarvan volledig afhankelijk.
Ongeziene welvaartstijging
De arbeidsproductiviteit stijgt gestaag. Tijdens de Eerste Industriële Revolutie neemt die gemiddeld toe met één procent, tijdens de Tweede Industriële Revolutie twee procent en vanaf de Derde Industriële Revolutie 2,5 procent per jaar.
Die ontwikkeling leidt tot een in de geschiedenis ongeziene stijging van de welvaart. Sinds 1945 verviervoudigt het inkomen. Wij zijn nog nooit zo rijk geweest. Omdat sociale correctiemechanismen die welvaart spreiden over brede lagen van de bevolking komt in hoge mate een verzorgingsstaat tot stand. Er heerst vrede, vrijheid en een hoge mate van ‘law and order’. Bovendien leven wij door de goed uitgebouwde gezondheidzorg langer en gezonder.
Keerzijde van de medaille
‘Als het beter gaat met de economie, dan gaat al de rest slechter’, merkt de Amerikaanse schrijver Art Buchwald raak op.
Het verwerven van materieel bezit groeit uit tot de norm voor het krijgen van maatschappelijk aanzien. Iedereen is dan ook in de ban van het verwerven van zoveel mogelijk geld. ‘Geld is als mest’, weet Francis Bacon al in de 17de eeuw. ‘Het is alleen goed als het wordt verspreid.’ Toch is geld vandaag, meer dan ooit, de heilige koe. Het lijkt alsof iedereen is behept door de dwanggedachte om almaar meer poen te scheppen. Mensen krijgen nooit genoeg van altijd meer van hetzelfde: geld, geld en nog eens geld. En dat vanuit de illusie dat het alleen maar positieve effecten met zich brengt. Wie doorprikt die ballon?
En ook voor dat andere onaantastbare dogma, de economische groei, moet alles wijken. Iedereen wordt onwillekeurig meegezogen in die spiraal.
Waarom? Die een halt toeroepen, is geen optie omdat de tegenstrevers dan nog machtiger worden. Mensen, bedrijven en overheden hebben geen andere keuze dan mee te draaien in die ‘ratrace’.
Wel zijn de gevolgen verstrekkend. Maar wie heeft oog voor de keerzijde van de medaille? In de plaats van het doorgeven van tradities richt het onderwijs zich op de flexibele inschakeling van jongeren op de arbeidsmarkt. En aan de universiteiten worden de niet-economische studierichtingen stiefmoederlijk behandeld, terwijl van de academische vrijheid alleen een lege doos rest. De intellectuele elite wordt immers afgerekend op de publicatie van artikelen in zo hoog mogelijk gequoteerde internationale tijdschriften. Die worden alleen geteld, maar door niemand gelezen.
Politiek gaat niet langer over ideeën, maar over goed financieel bestuur en het wegnemen van obstakels voor de economie. En de mondiale financiële crisis van 2008 toont aan dat wereldwijd elke (democratische) controle ontbreekt. De oppermachtige kaste van bankiers, speculanten en ratingbureaus die nota bene zelf de regels bepaalt, is zelfs onaantastbaar. Voor het vergiftigen van de wereldwijde financiële markt met Amerikaanse rommelkredieten is niemand gestraft.
Hoofdredacteurs van kranten zijn marketeers en directeurs in de social profit worden afgerekend op hun winstcijfers. Liu Xiaobo, in 2010 de winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, kwijnt nog altijd weg in een concentratiekamp in China. Want aan de mensenrechten wordt alleen een lippendienst bewezen wanneer economische belangen in het geding zijn. En niemand durft de nieuwe wereldmacht nummer één voor het hoofd te stoten.
Meer dan de filosofen Feuerbach, Nietzsche en Marx heeft de horror van de wereldoorlogen God in het hart van miljoenen mensen dood gemaakt.
Wat gebeurt er ondertussen binnen de christelijke kerken? Als een rode draad lopen twee tendensen. Tegenover de hiërarchie, die haar machtspositie verzilvert, keren basisbewegingen terug naar de roots. Wel heeft de machtskerk altijd het laatste woord. Maar op het ogenblik dat daarvan alleen een reus op lemen voeten rest, worden de christelijke fundamenten van de westerse samenleving ontmanteld.
Kwantiteit primeert
In de eerste eeuwen van onze tijdrekening worden de christenen zwaar vervolgd. Maar het bloed van de martelaren vormt het zaad voor nieuwe roepingen. En die aanpak is op termijn succesvol. Na de erkenning door keizer Constantijn de Grote in 313, wordt het christenendom in 380 de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk.
Vanaf dat moment past de Kerk haar identiteit aan. Lang voor het uitvinden van dat begrip, is marketing haar belangrijkste handelsmerk. Het winnen van zoveel mogelijk zieltjes is nodig voor de versterking van haar machtspositie. En om het geloof aantrekkelijk te maken voor de heidense volkeren, worden hun gebruiken in een christelijke verpakking gestopt. Kerstmis valt samen met het Germaanse feest van de zonnewende en tal van kerken komen tot stand bovenop de tempels van heidense goden.
Kerkvorsten versus basisbewegingen
Door de eeuwen heen doet het beleid van veel kerkvorsten in niets onder voor dat van wereldlijke heersen. Vaak combineren kerkleiders beide functies. Zo telt het Heilige Roomse Rijk, het huidige Duitsland, tientallen prinsbisdommen en een aantal prinsaartsbisdommen.
Maar die machtskerk stoot intern op kritiek. Vanaf de middeleeuwen keren monastieke gemeenschappen terug naar de bron. Voorbeelden zijn de cisterciënzers, de kartuizers, de Franciscanen en de Broeders van het Gemene Leven. Zij koppelen de beleving van een authentiek christendom aan een sociale dimensie, maar de machtskerk heeft altijd het laatste woord.
Ook na de Franse Revolutie blijven de christelijke Kerken in veel West-Europese landen in de landelijke gebieden oppermachtig. En zelfs na de afbrokkeling van hun positie na de Tweede Wereldoorlog blijven zij stevig verankerd in het maatschappelijk weefsel. Want een historische wetmatigheid leert dat structuren zeer taai zijn. Nog altijd etaleren sommige kerkleiders graag hun paarse gewaden.
Kwalitatieve leegloop
De ontkerkelijking van de voorbije halve eeuw gaat hand in hand met de daling van het aantal bedienaars van de eredienst. Maar nog schrijnender is het verlies aan kwaliteit. Tot een halve eeuw terug behoren religieuzen in alle segmenten van de samenleving tot de intellectuele elite. Zo ook in de wetenschappen. De bigbangtheorie over het ontstaan van de wereld is bedacht door priester en eminente wetenschapper Georges Lemaitre.
Wat vandaag van het christendom rest, is pastorale bewogenheid. Want inhoudelijk durft amper iemand het maatschappelijke debat aan te gaan. De zeldzame toonaangevende intellectuelen, zoals Eugen Drewermann en Hans Kung, hebben ofwel de kerk verlaten of zitten op een zijspoor.
Sociologisch Christendom
Rond het midden van de 19de eeuw schrijft filosoof Sören Kiekegaard: ‘In onze tijden is er geen vervolging meer. Men heeft het christendom zo karakterloos gemaakt dat er niets meer te vervolgen valt.’ Het vandaag in West-Europa gangbare afgietsel van het christendom is in grote mate inwisselbaar met andere religies en waardesystemen. Voor Jan-met-de-pet is alles wat naar religie ruikt dan ook eenzelfde pot nat.
Nog altijd houdt het sociologische christendom rond de scharniermomenten van het leven stand. Wel zijn doopsels, vormsels, huwelijken en zelfs begrafenissen vaak fora van de schone schijn, bedoeld om het maatschappelijk prestige te etaleren. Men vraagt of eist zelfs een vrije keuze van teksten en liederen, die vaak haaks staan op de traditie. Wel bevinden wij ons in de omgekeerde wereld wanneer niet langer God, maar de mens centraal staat in de liturgie. Is dat geen blasfemie? Religie verliest immers haar betekenis wanneer die zich niet langer oriënteert op de werkelijkheid buiten deze wereld.
Zou Christus zich niet afkeren van wat er in veel kerken en instellingen gebeurt die in Zijn naam zijn opgericht? Wanneer Hij als eregast zou worden uitgenodigd, komt hij waarschijnlijk niet opdagen omdat hij zich daarin niet langer herkent.
Ontmanteling christelijke fundamenten
Het Christendom verspreidde zich vanuit West-Europa wereldwijd. Maar vandaag rest van de christelijke Kerken in het Avondland door hun desintegratie nog slechts een schim. Zonder één woord wordt de band met het christendom doorbroken.
In de politiek kunnen de christelijke geïnspireerde partijen niet voorkomen dat de historische fundamenten van de samenleving in een ongezien snel tempo worden ontmanteld. In de ethische dossiers legaliseren vele landen abortus en in de Benelux is euthanasie legaal. En de soepele echtscheidingswetgeving zet de gezinswaarden onder druk.
Anno 2016 luidt het devies in West-Europa: ikke en de rest kan stikken. Kenmerkend voor onze postreligieuze samenleving op de dool, is de dalende tolerantiegraad en de groeiende fascinatie voor materieel gewin en populair vermaak. Wij staan op een keerpunt omdat de limieten van wat de mens en de natuur aankunnen, worden overschreden. Een beschavingscrisis is onafwendbaar, maar de roep om verandering krijgt amper gehoor.
In West-Europa werd globaal genomen nooit voorheen op zo’n grote schaal zo’n hoog welvaartsniveau bereikt. Aan de basis daarvan liggen tien positieve dynamieken:
1° We hebben de meest open economie van alle geïndustrialiseerde landen.
2° De productiviteit behoort tot de hoogste ter wereld door de sterke discipline en het hard werken.
3° Veel landen staan in de top van de beste sociale zekerheid.
4° Het aandeel van de hooggeschoolden in de beroepsbevolking blijft stijgen. En daarbovenop hebben de meeste landen een goed functionerend onderwijssysteem van hoog niveau.
5° De rijkdom is gespreid over brede lagen van de bevolking.
6° De goed uitgebouwde gezondheidszorg maakt dat we lang en gezond leven.
7° De inwoners zijn van nature grote spaarders.
8° Het diepgewortelde sociale engagement leidt tot een sterk uitgebouwd verenigingsleven en middenveld.
9° Alle landen hebben een behoorlijk werkende democratie.
10° Er leeft tot op zekere hoogte een gevoel van burgerzin.
Daarbovenop geniet West-Europa van bijkomende troeven:
° Een mild klimaat.
° Een vruchtbare ondergrond.
Door het sluipende gif van radicaal egocentrisme worden al die positieve dynamieken evenwel één voor één ondermijnd. Het gevolg is dat we worden geconfronteerd met een op drift geslagen samenleving die langs alle kanten ontspoort.
Omdat in de plaats van religie alleen een leegte komt, zoeken mensen elders antwoorden op hun zinvragen. Omdat ook die geen antwoord ten gronde aanreiken, vervaagt de consensus over onze gemeenschappelijke waarden.
Wat komt in de plaats van de religie die de westerlingen vrijwillig overboord hebben gegooid? Het antwoord is niets. Er rest alleen een grote leegte. Want in onze postreligieuze samenleving is er amper plaats voor ethiek en aan de mensenrechten wordt alleen een lippendienst bewezen.
Wel blijven mensen onveranderd streven naar geluk. En een antwoord op de zinvragen maakt daar onverbrekelijk deel van uit. Omdat het ontmantelde Christendom die rol niet meer opneemt, overheerst de apathie of beproeven westerlingen elders hun geluk.
Hoe komt dat?
Een wezenlijk kenmerk van de dynamiek in elke samenleving in alle tijden en culturen is de ‘horror vacui’ of de angst voor de leegte. Zo zijn op het niveau van het bestuur bijvoorbeeld alle functies van hoog tot laag altijd ingenomen. En die dynamiek geldt ook voor de zingeving. Op het ogenblik dat het christendom de mensen niet langer appelleert, vullen automatisch andere religieuze bewegingen en levensbeschouwingen de vrijgekomen opening in. Die ontwikkeling verklaart de aantrekkingskracht in West-Europa van de oosterse godsdiensten, goeroes en religieuze sekten. Wel bieden die zelden een oplossing ten gronde omdat zij in wezen vreemd zijn aan onze traditie en cultuur. Hun benadering zit niet ons collectieve onderbewustzijn.
Omdat in het spoor van die ontwikkeling de consensus over de gemeenschappelijke waarden verder vervaagt, geraakt onze postreligieuze samenleving steeds meer op de dool. De gevolgen zijn verstrekkend.
Door de desintegratie van het christendom regeert de angst, neemt de onzekerheid toe en vermindert de tolerantie.
De ontmanteling van het christendom is de belangrijkste verklaring waarom meer dan ooit de angst regeert. Die is de antipode van het geluk. Veel mensen ervaren de teloorgang van het christendom intuïtief als een gemis.
Waarom?
Het verdwijnen van die van generatie op generatie overgeleverde stabiliserende factor en houvast, voedt de onzekerheid. Mensen hebben meer dan vroeger angst: om ziek te worden, hun job te verliezen en welvaart prijs te geven. En zij reageren als verlamd bij de instroom van asielzoekers of de terroristische dreiging. Dat klimaat wordt mede gevoed door de media. Televisie-journaals zonder één positief bericht zijn de regel.
In zo’n klimaat groeit de onverdraagzaamheid en vermindert de tolerantie tegenover iedereen die niet beantwoordt aan het ideaal van jong, fris, sexy en hardwerkend. De meest kwetsbare groepen in de onderbuik van de samenleving zijn de dupe. Maar het hardst krijgen de asielzoekers en vreemdelingen het te verduren omdat zij als een reële bedreiging worden ervaren.
De toetssteen om onze postreligieuze samenleving te beoordelen, zijn niet de vrijheden die de grondwet garandeert. Want die zijn alleen een stukje papier. En ook de grondwet van de autoritaire staten Rusland, China en zelfs Noord-Korea garanderen die. De echte barometer is de graad van tolerantie. En die daalt in West-Europa zienderogen. Want elke dag klinkt de roep luider: naar de aanwezigheid van meer politie op straat, de herinvoering van grenscontroles, de uitwijzing van illegalen met boven alles ‘het eigen volk eerst’. Hier ligt de voedingsbodem van de onstuitbare opmars van extreem rechts. In Frankrijk, Nederland, Denemarken, Hongarije en Polen is die de grootste partij. Ook in Duitsland is de opmars ingezet en bij de presidentsverkiezingen in Oostenrijk in mei 2016 haalt de kandidaat van de extreem rechtse FPÖ 49,7 procent van de stemmen.
Hand in hand daarmee wordt de vrije meningsuiting steeds meer aan banden gelegd. In stilte doet de censuur opnieuw haar intrede en de persvrijheid vermindert.
De echte toetssteen om de West-Europese postreligieuze samenleving te beoordelen, is de graad van tolerantie. En die daalt gestaag.
De waarden die onze samenleving huldigt, zijn mede door ons nihilistisch mensbeeld, zonder uitzonderling op het ik gericht. Maar door het overboord gooien van alles wat naar zingeving en traditie ruikt, knippen wij de wortels van de boom van de westerse beschaving door. Die lijkt gedoemd om te verdwijnen.
Rangorde op de waardenladder wijzigt
Door welke waarden laten de mensen zich leiden bij het maken van belangrijke keuzes? Nu in onze postreligieuze samenleving de overgrote meerderheid van de bevolking niets meer wil te maken hebben met de christelijke waarden, nemen andere waarden hun plaats in. De christelijke waarden verdwijnen niet, want die zijn wegens hun eeuwenoude wortels taai. Wel wijzigt de rangorde op de waardenladder ingrijpend.
De christelijke waarden die men ook aantreft in het humanisme, staan nog overeind. Min of meer toch. Want de moraal van de overvloed die in het christendom geldt voor de liefde en de gerechtigheid bijvoorbeeld, is van een andere orde dan de minimale invulling die het humanisme daaraan geeft.
Specifieke christelijke waarden zoals de vergiffenis en het lief hebben van de vijanden, staan vandaag helemaal onderaan de waardenladder. Illustratief voor het aan belang inboeten van de solidariteit is dat nog alleen bij extreme humanitaire rampen eenmalige caritatieve acties op gang komen. Maar een langdurig engagement is niet meer van deze tijd. En de vrijgevigheid voor goede doelen daalt gestaag.
Hier speelt voluit het antagonistische karakter van ons bipolaire Pendelmodel. Naarmate de aandacht voor het ik sterker op de voorgrond treedt, verschuiven de waarden die de ander centraal stellen naar de achtergrond.
Ikke en de rest kan stikken
In alle tijden spelen goede voorbeelden een belangrijke rol bij het voorleven van waarden. De occasionele media-aandacht voor een authentieke figuur zoals paus Franciscus, verzinkt in het niet met de dagelijkse aandacht voor de fratsen van de malafide Amerikaanse presidentskandidaat Donald Trump.
Ondertussen huldigt onze samenleving door de eenzijdige waardering van de wetenschap als bron van waarheid een nihilistisch mensbeeld. Dat komt het scherpst tot uitdrukking in de hedendaagse kunst. De dominante stroming sinds de jaren 1970 is de conceptuele kunst. Die gaat, zoals de naam het zegt, alleen nog over concepten of ideeën die kunstenaars bedenken, maar door anderen laten uitvoeren. Wanneer kunstenaars dan toch in hun ziel laten kijken, geven zij alleen nog uitdrukking aan de individueelste expressie van de individueelste emotie.
Ook in de politiek en de wetenschap vormt het ego het epicentrum. En de (waan)idee dat alles maakbaar, manipuleerbaar en controleerbaar is, is algemeen gangbaar. Het autonome en mondige individu wil niet meer worden betutteld. En de eindigheid en onvolkomenheid zijn hindernissen die zoveel mogelijk uit de weg moeten worden geruimd.
De top vijf van de waarden die vandaag de drive van de samenleving bepalen, zijn onveranderlijk op het ik gericht. Die worden vanaf de kleuterklas ingelepeld:
1° Ikke en de rest kan stikken,
2° Schep zoveel mogelijk poen,
3° Vertrouw niemand – alleen uzelf,
4° ‘Après nous le déluge’ en
5° Amuseer u rot.
Medemensen als hefboom om de eigen ambities waar te maken
Al die waarden houden geen enkele rekening met de ander. Wie alleen aan zichzelf denkt, verliest niet alleen het vermogen tot zelfkritiek, maar ook de empathie. Dat is de vaardigheid om zich in te leven in de gevoelens van anderen. In een samenleving waar iedereen ongelimiteerd de vrije teugels viert, geldt het gezegde: homo homini lupus. De mensen zijn wolven voor elkaar.
Waarom?
Iedereen wil in de zakenwereld, de sportwereld, enzovoort … excelleren wegens de ongeziene lonen en bonussen die worden uitgekeerd bij succes. Sommigen verdienen in één maand meer dan een gewone werknemer tijdens zijn hele loopbaan. Hallucinant is dat dergelijke uitwassen als normaal worden bestempeld.
De ordewoorden van radicale individualisten zijn dan ook: zoveel mogelijk profiteren en elkaar demoniseren. Zij hebben lak aan elk appèl op het plichtsbesef. Vanuit een berekend gedrag zijn medemensen hefbomen om de eigen ambities waar te maken.
Die mentaliteit tref je ook aan bij de belangengroepen, zoals de vakbonden, die geen millimeter van onze welvaart willen prijsgeven. En op het niveau van de naties is de duizendmaal beloofde verhoging van de ontwikkelingshulp naar 0,7 procent van het binnenlands nationaal product nooit verwezenlijkt.
Die houding kan je niet los zien van wat filosoof Arthur Schopenhauer het ‘oersociale conflict’ noemt. Mensen zijn van nature niet bereid om te delen omdat zij er rotsvast van overtuigd zijn dat zij zelf te weinig hebben om te overleven. In de ongekende weelde waarin de westerlingen vandaag leven, houdt dat argument geen enkele steek. Maar toch heeft die mentaliteit diepe wortels.
Opmars van de laicité
Opmerkelijk is dat de voorvechters van de onbeperkte vrijheid van de mens die met alle mogelijke middelen willen bannen in de zingeving. Die aanpak maakt dan ook deel uit van de agenda om het christendom volledig te ontmantelen.
In naam van de laicité of het secularisme, dat ijvert voor de volledige scheiding tussen Kerk en staat, geldt een taboe voor religieuze symbolen in de openbare ruimte. Religie wordt alleen nog getolereerd in de privésfeer.
God, die tot de 18de eeuw centraal staat in onze cultuur, wordt vandaag doodgezwegen. Enkele uitzonderingen niet te na gesproken, komt hij nog amper aan bod in de media en de cultuur.
Even opmerkelijk is dat de christelijke Kerken zich, bij gebrek aan het geloof in de eigen boodschap, gedwee neerleggen bij die marginalisering.
Teloorgang van tradities
In het zog van het wegkwijnende christendom gaan ook andere tradities geruisloos voor de bijl. Aangestuurd door het primaat van de economie richt het onderwijs zich steeds meer op nuttige vakken zoals wiskunde, wetenschappen en talen. En dat ten koste van de algemeen vormende vakken.
En wie kent nog de betekenis van de Zeven Vrije Kunsten of de ‘Artes liberales’. Als de hoekstenen van het studieprogramma in de antieke oudheid en aan de middeleeuwse universiteiten, met uitlopers tot in het midden van de 20ste eeuw, leggen zij in de opvoeding het zwaartepunt op de intellectuele ontwikkeling. De taalvakken van het Trivium bestuderen de grammatica, de logica en de rethorica – het Latijn, het logisch redeneren en de kunst van de welsprekendheid. Vervolgens leggen de rekenvakken van het Quadrivium zich toe op de rekenkunde, de meetkunde, de harmonieleer of de muziek en de kosmologie.
Vandaag rest amper de herinnering aan die oeroude traditie die onze westerse samenleving vorm heeft gegeven. Overal wordt ons aangepraat dat wij beter af zijn met steenkolenengels en apps op onze laptop die het cijferwerk driedimensionaal projecteren. Maar is dat wel zo?
Doorknippen van wortels doet westerse beschaving afsterven
In naam van het economische vooruitgangsdenken knippen wij bewust de wortels door van de boom van de westerse beschaving die zoveel schitterende vruchten heeft voortgebracht. Die is dan ook gedoemd om op de korte termijn af te sterven. Wat rest alleen een continent van egoïsten die cultureel, geestelijk en intellectueel analfabeet zijn.
Het vrijwillig doorknippen van de wortels van de tradities doet de boom van de westerse beschaving afsterven. Wat rest is een continent van egoïsten die cultureel, geestelijk en intellectueel analfabeet zijn.
Ondertussen leidt de groei van het vooruitgangsdenken, die zich uitsluitend op materieel gebied manifesteert, tot een obsessieve drang naar het verwerven van materieel bezit. Die ontwikkeling gaat gepaard met een verkleutering en de onstuitbare opmars van het populair vertier. De Tien Geboden zijn verworden tot antigeboden.
Spiraal van nooit genoeg
De westerling is alleen succesvol wanneer hij een derde auto, een buitenverblijf in het buitenland en naast een zwembad in openlucht ook een binnenzwembad bezit. Hij gaat ook minstens viermaal per jaar met vakantie. Door haar interne dynamiek werkt die manier van denken een spiraal van nooit genoeg in de hand. Mensen worden meegezogen in de drang naar meer, vanuit de illusie dat daardoor hun geluk evenredig zal toenemen. En politici spelen daar gretig op in door bij elke verkiezing meer economische groei te beloven.
Die perverse spiraal versterkt niet alleen de overconsumptie, maar ook de vervreemding. Veel schouders zijn onvoldoende sterk om al die welvaart te dragen. En welke waarde heeft materieel bezit? Van de duurste wagen rest alleen schroot na een verkeerd rijmaneuver. En een brand doet alle geld en onroerend goed in rook opgaan.
De Duitse filosoof Erich Fromm schrijft een halve eeuw terug: ‘De Homo consumens leeft in de illusie van geluk, maar lijdt ondertussen aan verveling en passiviteit. Hoe meer macht hij heeft over machines, hoe machtelozer hij wordt als mens; hoe meer hij consumeert, hoe meer hij slaaf wordt van zijn toenemende behoeften en hoe meer hij gemanipuleerd wordt door het industriële systeem.’
Verkleutering en populair vertier
Het is ontluisterend hoe snel de verkleutering zich doorzet. Het intellectuele niveau in reclameboodschappen, en in het zog daarvan ook van de berichtgeving, is dat van een kind van twaalf jaar. Het devies lijkt wel: hoe simplistischer, hoe beter.
Omdat de werkelijkheid complexer in elkaar steekt, begrijpen veel mensen niet meer wat er in de wereld gebeurt. Voor intellectuele debatten, die overigens nog amper worden gevoerd, bestaat nauwelijks belangstelling.
Verder verlegt het door de media gepromote populaire vertier van sport, spel en amusement steeds verder de grenzen. Alsof wij ons elke dag zoveel mogelijk moeten amuseren. Onze samenleving is zoals in de nadagen van het Romeinse Rijk in de ban van brood en spelen. De meest bekeken televisieprogramma’s zijn kookrubrieken en de best verkochte boeken kookboeken.
Vierhonderd jaar terug waarschuwde de Franse filosoof Blaise Pascal er al voor dat mensen bij gebrek aan een eigen identiteit en een spirituele thuis zich elke dag alleen nog maar amuseren.
Omdat het maatschappelijke debat wordt gereduceerd tot oneliners, begrijpen veel mensen niet meer wat er in de wereld gebeurt.
Geboden verworden tot antigeboden
De rol van de Tien Geboden is uitgespeeld, wanneer nog maar enkelingen zich in hun handelen daardoor laten leiden. Omdat die bakens hinderpalen vormen voor het vooruitgangsdenken, schuift de mainstream van de samenleving hen opzij.
Wat is er geworden van de eerste drie geboden die op God zijn gericht?
Als de nieuwe profeten dichten handige reclamejongens niet alleen popidolen en sporters, maar ook acteurs en kunstenaars een godenstatus toe. De plekken waar zij optreden, groeien uit tot de nieuwe kerken. Die bulken van de glamour, de glitter en het uiterlijke vertoon. En kledinglijnen brengen een symbiose tot stand met deze goden, waardoor alle fans delen in hun levensstijl. Clubformules en getrouwheidskaarten versterken het wij-gevoel en binden de leden. Toch hebben die nieuwe goden een hoog wegwerpgehalte. Velen veranderen zonder verpinken van idool om zich, al was dat maar even, beter te voelen.
Tezelfdertijd banaliseert de reclame zonder schroom religieuze symbolen om te choqueren, te provoceren of een humoristisch effect op te wekken.
Wat met de morele geboden om de sabbat in ere te houden en uw ouders te eerbiedigen?
Onze economie draait 24 uur per dag en zeven dagen per week. Materiële beloningen zoals een bedrijfswagen, een gsm, een portable en een fitnessabonnement maken dat iedereen permanent ‘stand-by’ is.
Ondertussen huist in de grootsteden in één op de twee woonsten een alleenstaande. Slechts weinigen beseffen de tragiek van de snel groeiende groep van de wegkwijnende vereenzaamde en hulpbehoevende ouderen.
En ten slotte de verboden op doodslag, overspel, diefstal, valse getuigenissen en het beslag leggen op andermans bezit.
Onze samenleving wordt almaar gewelddadiger en in de amusementsindustrie is extreem geweld big business. Een hang naar sensatie wil de verveling doorbreken en gewenning leidt tot het verleggen van de grenzen. Kenmerkend voor de criminaliteit is dat de steeds jongere daders almaar driester optreden.
Het economische denken doet ook in de seksuele omgang zijn intrede. Een industrie maakt van seksualiteit een consumptieartikel en degradeert vrouwen en kinderen tot lustobjecten. Er ontstaat zelfs een nieuwe vorm van slavernij. Het sekstoerisme draait een miljardenomzet.
De aandacht voor immateriële waarden, zoals de burgerzin, de verdraagzaamheid en de aandacht voor cultuur, milieu en tradities slinkt zienderogen. En door de normvervaging is oneigenlijk gebruik algemeen aanvaard, wat de stap naar corruptie verkleint. En hoe vaak wordt de berichtgeving gemanipuleerd in functie van commerciële belangen?
Ten slotte versterkt het vooruitgangsdenken de geldingsdrang, het verwerven van macht, invloed en de hebzucht. Het vermogen komt meer en sneller in handen van een kleine groep. 62 personen bezitten evenveel als de armste helft van de wereldbevolking.
Terwijl het verlichtingsdenken stokt en de economische groei zijn grenzen bereikt, verwordt de solidariteit tot een lege doos. De mens claimt een absoluut zelfbeschikkingsrecht terwijl de antipolitiek in opmars is. Maar door de hamartia of de onwil om bij te leren, gaat de ratrace onverminderd voort.
Verlichtingsdenken stokt
Sinds twee eeuwen gaat het verlichtingsdenken uit van het axioma dat empirisch onderzoek alles kan verklaren. De vooruitgang van het wetenschappelijk onderzoek kan nauwelijks in kaart worden gebracht. Zo stuurt een chip die je niet met het blote oog kunt zien, een raket naar de maan.
Toch heeft geen enkele wetenschapper het wonder van het leven ontrafeld. Hoe meer wetenschappers weten, des te minder begrijpen zij het leven. Volgens Albert Einstein weten wij ‘nog niet één duizendste van één procent van wat de natuur ons heeft geopenbaard.’
Voorbij de grenzen van wat de planeet aankan
De voorbije veertig jaar leidt de verzevenvoudiging van de wereldproductie tot de vervijfvoudiging van het gebruik van fossiele brandstoffen. In 1972 voorspelt de Club van Rome de uitputting van de grondstoffenvoorraden. Die is er niet gekomen, maar het groeiritme van dat verbruik is onhoudbaar. Terwijl het regenwoud voor de bijl gaat, smelten de poolkappen en groeit het ozongat. In 2006 maakt de voormalige Amerikaanse vicepresident Al Gore de documentaire film An Inconvenient Truth – Een ongemakkelijke waarheid over de opwarming van de aarde. Die is tien jaar later nog brandend actueel.
Het vooruitgangsdenken doet ons aanbotsen tegen de grenzen van wat de planeet en de mensen aankunnen. De ecologische ‘overshoot’ ligt een kwart hoger dan de biocapaciteit, terwijl een derde van de wereldbevolking zelfs elementaire basisbehoeften ontbeert. Ook blijft de ecologische voetafdruk stijgen in de westerse landen. En de hoeveelheid koolstofdioxide of CO² in de lucht zit op haar hoogste peil in twee miljoen jaar.
De ‘Earth Overshoot Day’, de dag waarop de aarde meer grondstoffen gebruikt dan zij in één jaar opbouwt, valt in 2015 op 13 augustus. Bovendien zorgt de rijkste twintig procent van de wereldbevolking voor tachtig procent van de milieudruk. De grenzen van wat de planeet aankan, worden ver overschreden.
Veel lage-inkomstenlanden zijn onbestuurbaar
Vanaf de jaren 1980 zit sleet op de westerse welvaartstaat. De solidariteitsmechanismen zijn te ingewikkeld, te onpersoonlijk, te bureaucratisch en financieel ondoorzichtig. Minstens vijftien procent van de West-Europeanen leeft op of onder de armoedegrens. Terwijl het Rijnlandmodel op springen staat, moet de echte internationale solidariteit nog worden geboren. De situatie in de 79 armste landen is meer dan ooit hopeloos. Omdat wij niet bereid zijn om meer dan een kruimel welvaart af te staan, diept de kloof met het arme Zuiden uit. Veel lage-inkomstenlanden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika waar de bevolking binnen één generatie verdubbelt, zijn onbestuurbaar. Essentiële voorzieningen ontbreken, de onveiligheid neemt toe en de arbeidsmarkt kan de instroom van nieuwe arbeidskrachten niet aan. De toekomst van wie daar wordt geboren, oogt weinig rooskleurig.
De grootste bedreiging voor onze aardbol is de clash die er zit aan te komen, waarbij alle problemen uit de onbestuurbaar geworden landen van de Derde Wereld worden geëxporteerd naar het Westen.
De grootste mondiale bedreiging is de nakende clash die alle problemen uit de onbestuurbaar geworden landen van de Derde Wereld exporteert.
Absoluut zelfbeschikkingsrecht
De West-Europeaan, die allergisch reageert op geboden, verboden, hiërarchie en gezag, oordeelt, bijna als vanzelfsprekend, over een absoluut zelfbeschikkingsrecht te kunnen beschikken.
Veel landen legaliseren abortus. En in de Benelux bestaat een wettelijk kader voor euthanasie. Daar propageert de euthanasielobby met de medewerking van de overheid het euthanasiasme. Op subtiele wijze worden ouderen moreel onder druk gezet om vrijwillig uit het leven te stappen en hun omgeving en de samenleving niet langer tot last te zijn. De stap naar het T4-programma in Nazi-Duitsland dat alle nutteloze eters elimineert, is klein.
Naast humane en ideologische beweegredenen en het onvermogen van onze samenleving om een plaats te geven aan het lijden, spelen eens te meer economische motieven. Een bed in een palliatieve eenheid kost € 80.000. Een letale dosis € 10. De verborgen agenda is dat euthanasie de gezondheidszorg betaalbaar moet houden.
Antipolitiek in opmars
In de jaren 1970 en 1980 is het enthousiasme voor de Europese gemeenschap, die nog in volle uitbouw is, groot. Maar nu die in belangrijke mate ons leven bepaalt, valt het eindresultaat alleen maar tegen. De geest is uit de fles. Gesymboliseerd door de euro is de Europese Unie alleen een economisch succesverhaal. En de uitbreiding naar het voormalige Oost-Europa gaat veel te snel.
Politiek en sociaal faalt de gemeenschappelijke aanpak schromelijk. En op het internationale toneel speelt Europa alleen een figurantenrol. De geschiedenis en de cultuur, die alle Europeanen verbindt, krijgen nauwelijks aandacht.
De jarenlange kritiek van het Verenigd Koninkrijk, die in de eerste plaats is ingegeven door eigenbelang, heeft een grond van waarheid. Europa is verworden tot een zielloze bureaucratische gigant waar niemand nog vat op heeft, maar die handenvol geld kost en die het leven van de inwoners almaar meer bepaalt. Dat een meerderheid van de Britten voor een Brexit kiest, is geen toeval. En die is vermoedelijk de eerste dominosteen in een lange rij die zal vallen, want overal is het desintegratieproces volop aan de gang. En die trend lijkt onomkeerbaar. De toekomst van de Europese Unie oogt dan ook somber.
Bij de Europese verkiezingen van 2014 behalen de partijen van extreem rechts en de antipartijen een op de vijf zetels. Sindsdien hebben die alleen maar de wind in de zeilen.
Beschavingscrisis onafwendbaar
West-Europa wordt geconfronteerd met een crisis in:
° de economie,
° het onderwijs,
° de financiële wereld,
° de arbeidsmarkt,
° de voedselvoorziening,
° de energiebevoorrading,
enzovoort.
En tezelfdertijd komt maar geen oplossing uit de bus voor de wereldbedreigende grensoverschrijdende vraagstukken:
° de overbevolking,
° de veiligheid,
° de hopeloze toestand in de 79 armste landen,
° het respect voor de mensenrechten,
° de milieuvervuiling,
° de opwarming van de aarde en de klimaatwijziging
° en last but not least de migratie.
Internationale samenwerking is noodzakelijk om tot oplossingen te komen. Maar de Verenigde Naties zijn niet meer dan een praatbarak. En de G20, het officieuze mondiale coördinatieorgaan, dient in de eerste plaats de financiële belangen van de deelnemers.
Wat wij meemaken is uiteindelijk een beschavingscrisis. In het kapitalistische denken zijn crisissen heilzaam omdat zij de minder performante actoren elimineren. Maar vandaag staat het kapitalisme zelf ter discussie.
Hamartia zwengelt ratrace aan
Hoewel de financiële crisis van 2008 andermaal het failliet aantoont van de vooruitgangsidee, wordt alles in het werk gesteld om die ‘ratrace’ zo snel mogelijk opnieuw op gang te trekken. Om nog niet meer welvaart prijs te geven dan de vijf tot zeven procent die verloren is gegaan, draait de mallemolen opnieuw op volle toeren. Voor de noodzakelijke bezinning is er ook nu geen tijd.
Waarom? De verklaring ligt bij de ziekte die de Griekse wijsgeer Aristoteles in zijn Poetica de ‘hamartia’ noemt: het onvermogen en zelfs de manifeste onwil om bij te leren. Vol van zichzelf menen veel bewindvoerders dat zij de waarheid in pacht hebben en van niemand nog iets kunnen leren.
De ongeziene stijging van de materiële welstand leidt in West-Europa niet tot een toename van het ‘bien être’ of het welzijn. Maar dat wil niemand geweten hebben.
Onevenwicht
De diepgewortelde overtuiging dat het geluk toeneemt naarmate de koopkracht stijgt, is een illusie. Het besef daagt dat de materiële groei, zoals bij een Siamese tweeling, onverbrekelijk is verbonden met de verdere ontwikkeling van de immateriële dimensie. Een mens moet ook geestelijk mee evolueren. Met welke visie sta je in het leven? Of wat te doen bij ziekte of ongeval?
Wegens de onderontwikkeling van de immateriële dimensie ontstaat een wanverhouding, zoals bij de dwaze sportman die alleen zijn linker- of rechterkant traint. Veel pijnpunten in onze samenleving vinden hun oorsprong in dat onevenwicht, maar dat wil vooralsnog niemand geweten hebben.
In het kapitalistische denken zijn crisissen heilzaam om minder performante actoren te elimineren. Vandaag staat het kapitalisme zelf ter discussie.
Kritiek monddood gemaakt
Wie het vooruitgangsdenken bekritiseert, wordt niet alleen als een nestbevuiler aan de schandpaal genageld, maar via subtiele mechanismen ook gebroodroofd en monddood gemaakt. Intellectuelen hebben alleen maar oog voor hun eigenbelang. Zij passen, zoals in de hoogdagen van het communisme, vrijwillig de zelfcensuur toe.
Het steenkolenengels is de gangbare variant van wat George Orwell in zijn roman 1984 definieert als nieuwspraak: het gebruik van een klein aantal woorden met een beperkte betekenis in functie van de behoeften van de systeem.
Oneliners zijn de vorm van communicatie. Twintig seconden is de maximale duurtijd om een boodschap de wereld in te sturen. En wie er in die tijdspanne in slaagt om grappig zijn, krijgt bij verkiezingen de meeste stemmen.
Alarmkreten vallen in dovenmansoren
‘Hoe kan het menselijk ras nog 100 jaar overleven in een wereld die politiek, sociaal en ecologisch in chaos verkeert?’ vraagt de beroemde wetenschapper Steven Hawking zich af.
Vanuit diverse hoeken komen alarmkreten om het roer drastisch om te gooien. Het Brundtland-rapport van de Verenigde Naties roept al in 1987 op tot het harmonieus samengaan van ecologische, economische en sociale belangen.
En de noodsignalen volgen elkaar op. Een voorbeeld uit de waslijst van nieuwe ideeën en modellen is de vervanging van het Bruto Nationaal Product door het Bruto Nationaal Geluk. Dat laatste houdt naast de economie ook rekening met de opleiding, de gezondheidszorg, de ecologie, de culturele diversiteit, de gemeenschapszin, de tijdsbesteding en een psychologisch en spiritueel welbevinden.
Maar onze samenleving blijft doof voor alle alarmkreten.
Hoe moeizaam veranderingen tot stand komen, illustreert de lijdensweg van de Universele Verklaring van de Verantwoordelijkheden van de Mens. Dat charter, waarvan het eerste ontwerp al van 1997 dateert, geraakt maar niet op de agenda van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Die tekst bepaalt de individuele en de collectieve verantwoordelijkheden van de mens omdat de Universele verklaring van de rechten van de mens een onvoldoende antwoord biedt op de mondiale financiële, economische en sociale uitdagingen en de gevolgen van de klimaatverandering.
Om tot echte veranderingen te komen, is een ijsbreker nodig. Die moet de bootjes losmaken uit de dichtgevroren oever waardoor die, in toepassing van het Pendelmodel, zich een weg kunnen banen in de richting van de andere oever.
De ijsbreker die in West-Europa de pendel vanuit de verstikkende ik-gerichtheid kan doen omslaan, is de relatie met de Bezieling van het Universum. De hefbomen om die te verwezenlijken zijn basishoudingen die worden geïnspireerd door vernieuwde woorden, begeesterende figuren, beproefde technieken en een houding van bescheidenheid. Het veelvoud aan win-win situaties die deze opleveren, creëert een grotere openheid voor de ander en voor religie. De christelijke Kerken staan voor de uitdaging om de afstand met het Hart van Christus zo kort mogelijk houden. Alleen dan zullen ze opnieuw moreel gezag verwerven en het waardenpatroon van de samenleving beïnvloeden. Maar omdat de samenleving van morgen multireligieus zal zijn, is er een sleutelrol weggelegd voor de interreligieuze dialoog. De overheid heeft er zelf baat bij om die te faciliteren.
Wanneer de westerling opnieuw gevoelig wordt voor de meerwaarde die aanwezig is in alles wat op aarde leeft, kan hij een relatie aanknopen met de bron die buiten hemzelf ligt.
De ongrijpbare dimensie van het leven
Er bestaat grote nood aan een richtsnoer dat de mensen, die de weg kwijt zijn geraakt of die zijn vervreemd van hun eigen ziel, de richting wijst naar de essentie van het bestaan.
Alles op aarde bevat een surplus.
Dat ervaar je wanneer je ziet hoe harmonieus de natuur in elkaar steekt met haar cyclus van de seizoenen. Wat afsterft in de herfst komt in de lente opnieuw tot leven. En ieder menselijk leven groeit uit levenloze materie: het samengaan van de dode elementen koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof. Uit een zaadcel wordt een levend organisme geboren dat zich voortplant en sterft.
Dat surplus ervaar je ook door dieper in te gaan op de vragen: Waaruit ontstaat vriendschap? En hoe komt liefde tot stand? Dat zijn meer dan scheikundige reacties. Mensen zijn geen robotten of machines, maar dragen een surplus in zich dat onze zintuigen niet kunnen voelen, zien, horen, ruiken of smaken. Er bestaan amper woorden om dat te omschrijven en beelden lichten alleen een tip van die sluier op.
Die ongrijpbare dimensie van het leven ontglipt ons omdat zij zich op het niveau van de intuïtie situeert. Sommigen spreken over de Vierde Dimensie. Wij noemen die de Bezieling van het Universum.
Het leven bezit een ongrijpbare dimensie op het niveau van de intuïtie.
De mens is van nature een sociaal wezen
Mensen vormen het uitgangspunt van de samenleving, maar zijn niet het epicentrum – alleen schakels in een grote ketting waarvan de oorsprong en de bestemming ons overstijgen. Mensen kunnen alleen niet overleven, maar zijn afhankelijk van elkaar.
De Bezieling van het Universum ligt dan ook buiten onszelf. De uitdaging ligt erin om voeling te krijgen met het kloppende hart achter de polsslag van het leven die ons handelen mee aandrijft.
Wie openstaat voor die relatie verruimt zijn blikveld, wordt geappelleerd op zijn verantwoordelijkheidsgevoel, is beter in staat een onderscheid te maken tussen goed en kwaad en beseft dat de mens geen egoïstisch, maar een sociaal wezen is.
Die sociale dimensie is de hoeksteen van elke samenleving en elke cultuur en in elk tijdsgewricht wereldwijd. In West-Europa kwijnt zij pas weg wanneer het radicaal egocentrisme op de voorgrond treedt, want beide zijn – zoals het uitgangspunt van het Pendelmodel aantoont – antagonistisch.
Hefboom 1: Vijftien basishoudingen geïnspireerd door vernieuwde woorden
Vier hefbomen zetten ons op weg om de relatie aan te knopen met de Bezieling van het Universum. De eerste bevat vijftien basishoudingen, geïnspireerd door vernieuwde woorden.
Kostbare parels
Waarom hebben wij hebben nieuwe woorden nodig? Tal van oude woorden zijn niet langer bruikbaar omdat zij door het verleden al te veel zijn beladen of omdat zij niet langer de inhoud dekken.
Woorden zijn cruciaal omdat zij duidelijk maken wat mensen belangrijk vinden. Wij staan voor de uitdaging om in onze imaginaire rivier bakens uit te zetten die mensen inspireren en een houvast bieden. Die woorden kunnen wij als kostbare parels koesteren wegens het nieuwe perspectief dat zij aanreiken.
Universele betekenis met roots in religieuze tradities
Zonder uitzondering hebben deze vernieuwde woorden, die verwijzen naar bijbehorende basishoudingen, een universele betekenis. De meeste vinden hun roots in religieuze tradities. Het warme water is al uitgevonden. Waar het over gaat, is aan die woorden een eigentijdse invulling te geven.
Veel houdingen worden vandaag al in praktijk gebracht. De meerwaarde van hun opsomming ligt in hun integratie in een ruimer kader. De concretisering van elk woord zet een kleine stap in het loskomen uit het verstikkende egocentrisme of de dichtgevroren oever van ons Pendelmodel.
Authenticiteit als rode draad
Iedereen kan aan die woorden vanuit zijn achtergrond en interesse een eigen invulling geven. Omdat er geen hiërarchie geldt, opteren wij voor een alfabetische volgorde.
Wel zit één begrip verweven in alle andere: authenticiteit. Wie wars van impulsen van buitenaf in alle omstandigheden trouw blijft aan zijn persoonlijkheid en opvattingen in woorden, doen en laten, handelt authentiek. Aan zo’n mensen heeft onze samenleving een grote nood. ‘Authentiek mens-zijn is een bestaan dat zich niet meer door het verleden maar door de toekomst laat bepalen’, wist filosoof Martin Heidegger al.
Ook dragen de veertien overige woorden een onvermoed groot potentieel in zich. De inhoud van hun betekenis kan verder worden aangevuld.
1° Beschutting bieden
Het wonder van het leven komt alleen tot wasdom in een klimaat van beschutting, zorg, liefde, bemoediging en bevestiging. Die houding impliceert een structurele aandacht voor de meest kwetsbare groepen.
2° Bewonderen zonder te bezitten
De kunst ligt in het sober leven en het bewonderen en delen van wat wij hebben en wat wij zijn. Deze houding, die haaks staat op het diepgewortelde streven naar materieel bezit, biedt de beste waarborg om de schepping te vrijwaren naar de toekomst. Niet toevallig richt het werkwoord ‘bewonderen’ zich naar wat buiten de mens ligt.
3° Duurzaam handelen
Het overleven van onze planeet vereist investeringen met een zo klein mogelijke impact op het milieu. De basis daarvan vormen duurzame beleggingen.
Wij staan voor de uitdaging bewuster goederen aan te kopen en te gebruiken, en toe te zien op hun bestemming wanneer zij niet langer bruikbaar zijn.
4° Evenwichtig leven
De mens hoort geen zeven dagen op zeven te werken of ten dienste te staan van anderen. De ontwikkeling van alle aspecten van het mens-zijn vereist als kritisch minimum een rustdag na zes dagen van arbeid, en een jaarlijkse vakantie. Door de invulling van die periodes met ontspanning, sociale contacten en inhoudelijke en spirituele activiteiten, komt een meer evenwichtig leven tot stand.
5° Gerijpte wijsheid herontdekken
Het rijker worden, hoort vooral betrekking te hebben op het inhoudelijke en spirituele domein. Want die vaak onderontwikkelde aspecten van ons leven, zijn hoekstenen van onze identiteit. Een voorbeeld is de hernieuwde aandacht voor de Artes liberales of de Vrije Kunsten, het fundament van de opvoeding sinds de klassieke oudheid. En naast nieuwe producties, valt een nog grotendeels onontgonnen schat aan gerijpte wijsheid te herontdekken die onze cultuur de voorbije tweeduizend jaar heeft nagelaten in de kunst, de muziek, de literatuur en de filosofie.
6° Hoeders zijn van onze broeders
De vluchtelingencrisis in Europa appelleert aan de uitdaging gestalte te geven aan internationale solidariteit. Door een mondiale reorganisatie van de sociale zekerheid bouwen wij structureel aan een meer rechtvaardige wereld.
7° Integriteit
In alle omstandigheden eerlijk, oprecht en onomkoopbaar zijn. Wie zich niet laat beïnvloeden door oneigenlijke zaken handelt integer. Het gemeenschapsbelang primeert boven het eigen profijt.
8° Lessen trekken uit het verleden
Wanneer onze bewindvoerders beter de geschiedenis kennen – niet de namen, feiten en data, maar de inhoudelijke ontwikkelingen – ziet de wereld er anders uit. Een sterk historisch besef helpt ons de juiste beslissingen te nemen in de complexe wereld waarin wij leven.
9° Openstaan voor de profetische kracht van kunst
Authentieke kunst licht een tip van de sluier op van de toekomst. Het ontdekken van die boodschap doet ons bewuster in het leven staan.
10° Respect tonen
De basis van elke vorm van samenleven is eerbied voor mensen met een andere taal, huidskleur of religie en respect voor wie verantwoordelijkheid opneemt. Op het niveau van de natie is er de Bundestraue of loyaliteit. De voormalige Amerikaanse president John F. Kennedy, zei: “ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country”.
11° Trouwe liefde
In de onzekere wereld waarin wij leven is de trouw, nog meer dan de liefde, de drijvende kracht in relaties. Een actuele invulling op het niveau van het gevoel, het lichaam en de geest kan mensen ten diepste gelukkig maken.
12° Vertrouwen
Openheid, eerlijkheid, verdraagzaamheid en gastvrijheid zijn de vertrouwenwekkende bouwstenen voor de samenleving van morgen. Vertrouwen sloopt talloze kunstmatige hindernissen.
13° Vreugde uitstralen
Wie vreugde en blijheid in zich draagt, kan die ook uitstralen. Daarin schuilt een onvermoede kracht, omdat die uitdrukking geven aan het belangrijkste positieve gevoel bij de mens. Vreugde en blijheid kosten niets, maar maken het leven zoveel mooier.
14° Wederkerigheid
Het leven is een dynamiek van geven en nemen. Wie iets ontvangt, moet iets teruggeven: hoe klein of onbeduidend dat ook is. Wederkerigheid is de hoeksteen van elk menselijk handelen.
Groeimarge in immateriële dimensie
Met uitzondering van het duurzaam handelen, dat noodzakelijk is voor het ecologisch overleven van onze planeet, situeren alle basishoudingen zich op het immateriële domein. Daar ligt nog een onvermoed grote groeimarge.
Hefboom 2: Begeesterende figuren
Begeesterende figuren die deze enthousiasmerende woorden en basishoudingen op een geloofwaardige manier voorleven, kunnen ons inspireren.
Nieuwe heiligen zoals Damiaan of Moeder Theresa, inspireren mensen.
Daarnaast telt elke straat, buurt en gemeente gewone mensen die anoniem deze basishoudingen in praktijk brengen. Vaak doen zij dat in moeilijke omstandigheden. Maar zij maken op het terrein een wereld van verschil. Schuilt niet in ieder van ons een kleine held?
In elke straat, buurt of gemeente maken kleine helden vaak in moeilijke omstandigheden een wereld van verschil.
Hefboom 3: Beproefde technieken
In onze samenleving die kreunt onder de stress kunnen aloude technieken de aandacht van de mens opnieuw aanscherpen voor de Bezieling van het Universum.
Er bestaat al eeuwenlang een arsenaal van beproefde technieken die hun meerwaarde hebben bewezen.
Voor gelovigen is dat het gebed. En meditatie is een vorm van spirituele oefening die voorkomt voor in alle religies en culturen. Yoga, een in oorsprong hindoeïstische filosofie, leert onze geest, het gevoel en het lichaam te beheersen.
Verder bestaan afgeleide technieken, zoals Mindfulness.
Hefboom 4: Bescheidenheid is de sleutel
De echte sleutel om de omslag in de richting van de Bezieling van het Universumte bewerkstelligen, is de ‘tapeinophrosyne’ of de nederigheid.
Bescheidenheid vormt de antipode van de ziekte van de ‘hamartia’ of de onwil om te leren. Wie zich deemoedig opstelt, beseft de eigen beperktheid, relativeert zichzelf, dringt zijn mening niet op, is solidair en staat open voor de Bezieling van het Universum.
In hun samenhang leveren deze vier hefbomen een veelvoud aan win-situaties op. Verwijzend naar het Pendelmodel komen wij daardoor los uit de dichtgevroren oever van het ik en verloopt de ‘drive’ van de samenleving beter. Zo komen wij als vanzelf opnieuw bij de ander en finaal bij religie terecht.
Meerwaarde in veelvoud
De vier voormelde hefbomen hebben met elkaar gemeen dat zij een veelvoud van kleine stappen zetten in de richting van de andere oever van onze denkbeeldige rivier.
Het kleine is niet klein. Opgeteld maken die stappen een wereld van verschil. En die levert een meerwaarde op in veelvoud:
° Sterkere sociale netwerken met een grotere verbondenheid en meer
gastvrijheid.
° Meer maatschappelijk engagement en het opnemen van verantwoordelijkheid.
° Een groter ethisch bewustzijn.
° Meer empathie en aandacht voor de zwakste groepen in de samenleving.
° Een positiever mensbeeld.
° Een hogere graad van tolerantie en verdraagzaamheid.
° Meer ecologisch bewustzijn.
° Een grotere transparantie.
° Eerlijke handel met eerlijke prijsvorming.
° Een open debatcultuur.
Die aanpak draagt dan ook de kiemen in zich voor een warmere samenleving.
We komen finaal opnieuw bij religie terecht
De grotere aandacht voor immateriële waarden leidt als vanzelf tot een groter mededogen, meer medelijden, medemenselijkheid en solidariteit.
Van daaruit is de stap klein naar spiritualiteit of de verwijzing naar de relatie van de mens tot een hogere werkelijkheid. In het verlengde daarvan ligt het religieus bewustzijn of de aanvaarding van een bovenzintuiglijke realiteit. Zo komen wij finaal opnieuw bij religie.
Het staat iedereen vrij om daar een eigen invulling aan te geven. Of zoals de apostel Paulus schrijft in zijn Brief aan de Galaten: ‘Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt en niet om een nieuw slavenjuk op te leggen’.
Die zoektocht is voor ieder mens een proces met hoogtes en laagtes. En die weg is, zoals het leven zelf, nooit af. Ieder individu en ook elke samenleving zoekt tussen de oevers van het ik en de ander een plaats waar een zo hoog mogelijk niveau van geluk kan worden bereikt. De warme stroming situeert zich zowat in het midden van onze denkbeeldige rivier.
De christelijke Kerken staan in West-Europa voor de uitdaging terug te keren naar hun fundament: het Hart van Christus. Wanneer zij de afstand daarmee zo klein mogelijk houden, verwerven zij opnieuw moreel gezag en gaan zij wegen op de waarden van de samenleving.
Een creatieve minderheid
In het verleden zijn de grote veranderingen niet van bovenaf tot stand gekomen, maar aangestuurd door een kleine creatieve minderheid. Of om terug te grijpen naar de vergelijking in ons model: haaks op de hoofdstroom van het radicaal egocentrisme banen beekjes zich een weg en groeien uit een zijstroom in de richting van de andere oever.
Vanuit hun verankering in ons collectief onderbewustzijn dient zich voor de gedecimeerde christelijke Kerken een unieke gelegenheid aan om het voortouw te nemen bij het creëren van een opening in de richting van deBezieling van het Universum.
Terug naar de core business
‘De hoofdbeginselen van het waarachtige Christendom bestaan in de innige verwantschap van alle mensen met God, in de gelijkheid en volkomen verbroedering onderling en in de vervanging van het geweld door ootmoed en liefde’, zei Leo Tolstoi.
Zij staan voor de uitdaging om terug te keren naar hun fundament, het Hart van Christus en de afstand met de originele bronnen zo klein mogelijk te houden.
Het beeld van het hart verwijst in de katholieke spiritualiteit naar de weggedeemsterde mystieke devotie voor het Allerheiligste Hart van Christus.
Blijft de vraag: wat is dat fundament of het Hart van Christus? Er bestaat géén unieke bron. De kern vormt een aantal verwante bronnen, waaronder de evangelies en de brieven van de apostelen aan de eerste christelijke gemeenschappen. Het komt exegeten toe om die lijst verder aan te vullen.
Die geschriften verwijzen naar de geloofsbeleving van de eerste christenen van voor de machtskerk onder de Romeinse keizer Constantijn de Grote. Maar voorzichtigheid is geboden omdat de geloofsbeleving ook in het vroege christendom een na te streven ideaal is.
Uitgaan van de kracht van het eigen verhaal
Moet de christelijke leer, die stoelt op een duizenden jaren oude traditie, zich aanpassen aan de tijdgeest?
De orthodoxe Kerken baseren hun leer op de zeven eerste oecumenische concilies van voor het jaar 787. Ondanks de versnippering in patriarchaten, autonome kerken, autocefale kerken houden alle orthodoxen vast aan dezelfde wetgeving, gebruiken, cultuur, theologie en dogma’s zoals die zijn verwoord in de geloofsbelijdenis van het eerste oecumenische Concilie van Nicea in 325. Evenmin ondergaat hun liturgie veranderingen. De Kerk moet zich in het orthodoxe denken immers niet aanpassen aan de wereld, omdat de wereld moet worden gered door de Kerk. Die is er immers voor het heil van de wereld.
Daartegenover wil de Katholieke Kerk het geloof bij de tijd brengen. Dat is ook het devies van het Tweede Vaticaans Concilie in het midden van de jaren 1960. Tot op vandaag hollen katholieken de moderniteit, met haar snel veranderende grillen en eisen, achterna. Die benadering is desastreus omdat onze op hol geslagen egoïstische samenleving (zie Hoofdstuk 4) geen enkele houvast biedt. Bovendien zal, wat de Katholieke Kerk ook doet, het altijd ‘too late and too little’ zijn. En last but not least verzwakt elke vernieuwing haar identiteit.
Hier ligt de kern van de crisis die de Katholieke Kerk in West-Europa doormaakt. En door dat verlies aan identiteit aardt het christendom niet meer in de westerse samenleving.
Kerken horen zich niet aan te passen aan de wisselende tijdgeest, maar moeten uitgaan van de kracht van het eigen verhaal.
Standvastige houding gestoeld op gebed
De christelijke Kerken hebben een boodschap die anno 2016 nog altijd mensen kan inspireren. De uitdaging ligt erin de eigen bronnen te herontdekken en die zonder schroom uit te dragen.
Die aanpak vereist een basishouding van authenticiteit. En om blijvend authentiek te handelen, is het essentieel om de afstand met de bron het zo klein mogelijk te houden.
Authentiek beleefd geloof is geen eenmalige bevlieging, maar een standvastige houding gestoeld op het gebed.
Geloven is nooit een evidente keuze. Wie die weg bewandelt, wordt geconfronteerd met verleidingen en stormen. Maar het Hart van Christus reikt een kompas om blijvend de juiste richting uit te gaan.
De christelijke Kerken bieden als de erfgenaam van Christus’ boodschap de mensen zekerheid over de te varen koers. De bakens die zij uitzetten in onze imaginaire rivier getuigen van vertrouwen in de mens, de medemens en in de toekomst. In de woelige tijden waarin wij leven, kunnen kerkgemeenschappen uitgroeien tot veilige havens waar mensen beschutting en houvast vinden. ‘Door de christenen, niet door de christelijke theologie, worden mensen tot het christendom bekeerd’, schreef de Chinese schrijver Lin Yutang.
Het ideaal van een authentieke geloofsbeleving leunt zo dicht mogelijk aan bij de originele bronnen.
Lessen trekken uit het verleden
Het trekken van een aantal lessen uit het verleden voorkomt dat de christelijke Kerken in dezelfde euvels hervallen.
Zijn is belangrijker dan hebben
De aandacht voor het uiterlijke vertoon of het hebben, dient plaats te ruimen voor de focus op het innerlijke of het zijn. De Kerken behoeven geen oogverblindende gebouwen en gewaden en evenmin een voorkeursbehandeling op de lijst van het protocol.
Meer kwaliteit dan kwantiteit
De ambitie van de christelijke Kerken is niet de grootste te zijn, maar wel het zoveel mogelijk verhogen van het geluk van de gelovigen. Hun wervingskracht stoelt niet langer op de missionering, maar op een authentieke geloofsbeleving.
Privédomein prevaleert boven het publieke forum
Er ligt in de privésfeer een gigantisch braakliggend terrein waar de christelijke Kerken hun rol kunnen opnemen. Daarnaast is voor hen op het publieke forum een rol weggelegd. Beiden zijn complementair.
Daden primeren
De uitdaging ligt erin om in de dagelijkse praktijk de afstand met het Hart van Christus zo klein mogelijk te houden.
Minder structuren
De christelijke Kerken behoeven minder structuren en hiërarchie die Christus overigens nooit heeft gewild.
Hersteld moreel gezag beïnvloedt maatschappelijke waarden
Authentiek beleefd geloof zal de geloofwaardigheid van de christelijke Kerken herstellen. En wanneer zij dat op een bescheiden manier voorleven, gaan zij opnieuw moreel gezag verwerven en een grotere maatschappelijke invloed uitoefenen.
Dat is geen automatisme. Want hoe dan ook moeten de christelijke Kerken van morgen zichzelf bewijzen. En bepalend voor de omvang van hun maatschappelijke impact is de interne dynamiek die zij ontwikkelen. Alleen wanneer mensen in brede lagen van de bevolking in christenen opnieuw de figuur van Christus herkennen; ervaren dat gelovigen meer gelukkige mensen zijn; en dat het geloof bijdraagt aan een warmere samenleving, zullen de christelijke waarden, zoals de solidariteit, opnieuw klimmen in de waardenladder.
In toepassing van het Pendelmodel gaan de egocentrische waarden, die vandaag nog de top vijf uitmaken (zie blz. 33-34), op dat moment aan belang inboeten, want beide zijn antagonistisch.
Die ontwikkeling bevat een antwoord ten gronde op onze verzuurde relatie met de islam. Want die wordt als een bedreiging ervaren omdat het christendom vandaag nog amper geloofwaardig is en westerse waarden alleen op het ik zijn gericht.
Verscheidenheid is rijkdom
Mensen verschillen van elkaar, ook in de beleving van hun geloof. Het komt de christelijke Kerken niet toe een éénvormig model op te leggen, wel om er over te waken dat de afstand met het Hart van Christus zo klein mogelijk blijft. Niet de verpakking is het belangrijkste, wel de inhoud. Verscheidenheid is een rijkdom.
Groeien naar oecumene en wereldethiek
Het terugplooien op het Hart van Christus ruimt de belangrijkste hindernissen in de oecumene en zet een grote stap naar de eenheid tussen de christelijke kerken.
Ook komt de droom van een wereldethiek van theoloog Hans Kung dichterbij. Die beoogt geen eenheidsreligie en wil evenmin in de plaats treden van de ethiek de Bijbel van de Christenen of de Koran van de moslims. Kung wil een minimum aan ethische standaarden, waarden en houdingen vastleggen waardoor mensen om wereldwijd meer menswaardig samen te leven. Zijn concept van de wereldethiek stoelt op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en zedelijke verplichtingen zoals humaniteit, oprechtheid en eerlijkheid. Deze laatste kun je niet in een wet gieten of controleren, maar vloeien voort uit het geweten van de mens.
De christelijke Kerken zullen hun talent als marketeer opnieuw moeten aanwenden om de terugkeer naar de essentie buiten het fundamentalistische vaarwater te houden. Wel gaapt tussen het na te streven ideaal en de praktijk een kloof.
Buiten fundamentalistisch vaarwater
De terugkeer naar het fundament van het christendom vindt plaats in een gepolariseerd tijdsklimaat met een groeiend aantal conflicten dat is gelinkt aan religies. Het gevaar bestaat dat christenen die hun fundament centraal stellen, worden gepercipieerd als fundamentalisten en bij gevolg als een bedreiging.
De Kerken zullen hun talenten als marketeer, die zij in het verleden met succes hebben toegepast, moeten aanspreken om die terugkeer naar het Hart van Christus buiten het fundamentalistische vaarwater te houden.
De religies moeten zichzelf bewijzen. De omvang van hun maatschappelijke impact zal afhangen van hun interne dynamiek.
Kerk is niet God, maar het volk van God
Wat betekent de terugkeer naar het fundament in de praktijk? Wij illustreren dat aan de hand van het vraagstuk van de ontbinding van een kerkelijk huwelijk.
Voor christenen is het huwelijk, als een spiegel van Gods trouw voor de mens, een levenslange verbintenis tussen een man en een vrouw. ‘Wat God heeft verbonden, kan de mens niet scheiden’, staat in de Bijbel. Aan het ideaal van de onverbreekbaarheid van het huwelijk kan niet worden getornd.
In principe kan een kerkelijk huwelijk niet worden ontbonden, maar in de praktijk wel. De Kerk is niet de gelijke van God, maar het volk van God. En wat God tussen twee mensen heeft verbonden, geldt alleen voor mensen die zich met Hem verbonden weten.
Spreekt het Nieuwe Testament bovendien niet over zachtmoedigheid, mildheid en vergeving ‘tot zeven maal zeventig maal’? Gelovigen zijn ook in het huwelijk ‘mensen van de weg’ die met vallen en opstaan onderweg zijn naar hun eindbestemming (zie blz. 17). Ieder mens is een zondaar. ‘Wie vrij is van zonde, werpe de eerste steen’, staat in het evangelie (Johannes 8, 7).
Dit betekent dat relaties onderweg stuk kunnen lopen. En als volk van God horen de christelijke kerken een houding van zachtmoedigheid, mildheid en vergeving aan te nemen.
Een interne dynamiek rond drie fundamentele omschakelingen – van passief naar actief, van zoet naar zout en van defensief naar offensief – richt de focus van de christelijke Kerken op het Hart van Christus.
Overschakeling 1: van passief naar ACTIEF
Een overvloed van woorden. De christelijke Kerken kunnen bogen op een rijke boodschap die stoelt op een traditie van duizenden jaren. Die woorden kunnen nog altijd mensen inspireren. De Bijbel is wereldwijd nog altijd het meest verspreide en meest gelezen boek. Alleen bereiken die woorden in West-Europa niet langer het hart van de mensen. Hoe komt dat?
Het blijft al te vaak bij woorden alleen. Als gemakkelijkheidsoplossing wordt de liturgie verengd tot een woorddienst. Maar waar het op aankomt, is om die woorden vlees te laten worden.
Catechese op een nieuwe leest
Dankzij het sociologische christendom bereiken de christelijke Kerken nog altijd veel jongeren. Ouders die de band met de kerk hebben verloren, houden er, vaak vanuit een vaag religieus aanvoelen in het collectief onderbewustzijn, nog aan om hun kinderen de laten dopen. Later volgen de Eerste Communie, het vormsel en eventueel het kerkelijk huwelijk.
De finaliteit zijn niet de liturgische vieringen, maar de familiefeesten met de daarbij behorende cadeaus voor de gevierde. En de eerlijkheid, of is het de schaamte, gebiedt dat de kinderen bij die gelegenheid hun communie doen of worden gevormd. De jongeren zelf betonen amper interesse. Zij volgen de catechese omdat het moet en wonen met lange tanden een verplicht aantal vieringen bij. Daarop wordt Christus’ boodschap opgeleukt tot snoepjes op maat. Maar de jongeren lusten die snoep niet, terwijl overtuigde gelovigen gefrustreerd zijn omdat dergelijke schijnvertoningen mijlenver af staan van het Hart van Christus.
Wie wil in die omstandigheden nog de verantwoordelijkheid voor de catechese opnemen? De huidige aanpak versterkt alleen de negatieve spiraal. Voor de meeste katholieke jongeren is de Plechtige Communie het Plechtig Afscheid van hun Kerk.
Proeve van praktijkmodel
Nochtans houdt de catechese een onvermoed potentieel in zich. De jongeren zijn er nog. Schakel die op een positieve manier in!
Onze proeve van praktijkmodel telt vier krachtlijnen.
1° Deelname
Er bestaat geen enkele vorm van verplichting. Jongeren moeten zich inschrijven in een traject met een minimum aan inzet. Wanneer die er niet is, wordt het traject stopgezet. Er wordt alleen gewerkt met geëngageerde jongeren.
2° Traject
De jongeren maken een keuze uit een waaier van activiteiten die het christendom in praktijk brengt:
° Het bezoek aan een eenzame bejaarde in een rusthuis,
° Het doen van boodschappen voor een alleenstaande,
° Het peterschap over een asielzoeker in een sportclub,
enzovoort.
Het is de taak van de catechisten om de jongeren in dat proces te begeleiden.
3° Vieringen
Rond die trajecten worden vieringen opgebouwd. Essentieel is de bottom-up benadering. Laat jongeren en mensen van de doelgroep persoonlijk getuigen. Zo’n vieringen kunnen uitgroeien tot inhoudelijk diepe ervaringen waar jongeren proeven wat liturgie wezenlijk betekent.
4° Expeditie
Het hoogtepunt is de jaarlijkse expeditie met de groep: een avontuurlijke tocht die het christendom in praktijk brengt.
Enkele voorbeelden:
° De oversteek van een beek vereist de solidariteit van iedereen
° De overnachting in een klooster laat de smaak van de stilte proeven.
° Een animatie-activiteit in een bejaardenhuis of een instelling voor gehandicapten leert jongeren omgaan met mensen met beperkingen.
Er bestaat nog een netwerk van in oorsprong christelijke organisaties die daarbij kunnen worden ingeschakeld.
Op die manier proeven jongeren andermaal hoe het christendom smaakt. De ervaring van iets wat lekker smaakt, kan hen goesting doen krijgen naar meer. Die aanpak zaait kiemen die later tot bloei kunnen komen.
Meerwaarde in veelvoud
Het omdraaien van de rollen van passief naar actief, buigt negatieve ervaringen om naar een positief gegeven.
Die aanpak genereert een win-win situatie in veelvoud.
Jongeren voelen op die manier aan wat eenzaamheid betekent en maken kennis met de leefwereld van mensen met een beperking. Verder worden reële maatschappelijke noden gelenigd. Is die aanpak niet de beste remedie tegen de eenzaamheid, een van de grote ziekten van onze tijd, en de marginalisering van minderheidsgroepen?
Last but not least wordt ook de zelfwaarde van de doelgroep opgekrikt. Gepensioneerde leraren kunnen nieuwkomers helpen bij het leren van de taal of het wegwerken van tekorten voor bepaalde schoolvakken, of het doorgeven van praktische vaardigheden en tradities van vorige generaties.
Op die manier groeien over de grenzen van generaties en de culturen spontaan vriendschappen, wat de sociale cohesie versterkt.
Overschakeling 2: van zoet naar ZOUT
Suiker is een ingrediënt dat in de kerkelijke context vaak wordt gebruikt. Ook letterlijk. Zo wordt ter gelegenheid van Pasen en Sinterklaas snoepgoed bedeeld bij het verlaten van de Kerk. Verder bevat de verkondiging van de boodschap veel suikers om de mensen te paaien of gunstig te stemmen.
Die aanpak is op termijn desastreus omdat daardoor van het Hart van Christus alleen suikersiroop rest. Want het christendom beoogt precies het tegenovergestelde. ‘Gij zijt het zout der aarde’, staat in het Mattheusevangelie. ‘Maar als het zout zijn kracht verliest, deugt het nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden.’
Zout geeft smaak aan het eten en wordt gebruikt om het vuur aan te wakkeren of in zijn figuurlijke betekenis het verwarmen van het hart van de mensen.
Overschakeling 3: van defensief naar OFFENSIEF
De christelijke Kerken zijn tijdens de asielcrisis die in het najaar van 2015 overspoelt in veel Europese landen opvallend afwezig. Vanuit hun egelstelling reageren zij nog altijd als verlamd, uit angst om geen fouten te maken of negatieve reacties los te weken. Want in veel landen is de scholgolf van het pedofilieschandaal nog niet verteerd.
‘Heb geen vrees’ zegt Christus. De christelijke Kerken horen vanuit het eigen aanbod publiek op te komen voor hun standpunt: helder, rechttoe-rechtaan en tegendraads als het moet. Ook in minder prettige omstandigheden moeten zij tonen waar zij voor staan. En de verantwoordelijken horen die houding uit te stralen in hun taalgebruik en lichaamstaal.
Communicatie blijft belangrijk, want de Kerken hebben vanuit de specifieke rol ook morgen een stem in het maatschappelijke debat.
De christelijke Kerken horen vanuit het eigen aanbod op het publieke forum op te komen voor hun standpunt.
Voor Christus is de naastenliefde een voorwaarde voor zijn verering. Christelijke organisaties kunnen bogen op een traditie in de sector van de ziekenzorg, de opvang van bejaarden, gehandicapten en psychiatrische patiënten. Het is een primaire opdracht, wanneer zij die naam waardig willen zijn, om de naastenliefde een tastbaar gelaat te geven. Want die is de reden van hun bestaan.
Maar met uitzondering van een vage verwijzing in de naam en een krimpend pastoraal aanbod verschillen christelijke zorginstellingen vandaag amper van private of openbare zorginstellingen.
Geen enkele instelling kan blijven bestaan wanneer zij verlies maakt. Maar veel zogenaamde christelijke instellingen zijn in de ban van het maken van zoveel mogelijk winst. Zij hebben, aangedreven door het primaat van de economie, alleen oog voor verdere groei en overnames. Kaderleden krijgen een verloning zoals in de privésector en onderling wedijveren christelijke zorggroepen om de grootste en de mooiste te zijn.
Een terugkeer naar de essentie houdt in dat de christelijke instellingen goed worden beheerd, maar dat een wezenlijk deel van hun werking gaat naar de opvang van mensen uit de onderbuik van de samenleving die de opname in een zorginstelling niet kunnen betalen. Zij moeten niet zozeer boekhouders en managers aanwerven, maar in de eerste plaats sociale werkers.
Omdat het van belang is dat de werknemers en de vrijwilligers in die zorginstellingen hun job vanuit een christelijke inspiratie invullen, is vorming van het grootste belang.
Christelijke zorginstellingen moeten niet zozeer boekhouders en managers aanwerven, maar in de eerste plaats sociale werkers.
Omdat de migratie het multireligieuze karakter van West-Europa versterkt, bestaat meer dan ooit de noodzaak aan een sterke interreligieuze dialoog. De overheid heeft er alle baat bij om die te faciliteren.
Religieuze diversifiëring
Hoe ziet het religieuze landschap van de toekomst er uit? In onze multiculturele samenleving zal de verscheidenheid van het religieuze aanbod verder toenemen, want niemand kan de immigratie een halt toeroepen.
Er is dan ook een rol weggelegd voor verschillende religies en levensbeschouwingen. Het is immers ondenkbaar om te tornen aan de vrijheid van godsdienst. Wat geldt voor de christelijke Kerken is evenzeer van toepassing op de andere religies, omdat die op voet van gelijkheid staan. En alle staan voor de uitdaging om vanuit het eigen verhaal een interne dynamiek te ontwikkelen.
Overheid moet interreligieuze dialoog faciliteren
De aanwezigheid van verschillende religies en levensbeschouwingen biedt voordelen, maar houdt ook gevaren in. Een harmonieuze omgang vereist dat zij elkaar vanuit een open houding leren kennen en respecteren. De interreligieuze dialoog, die vandaag nog grotendeels een braakliggend terrein is, zal dan ook aan belang winnen. En het is de taak van de overheid om die te ondersteunen. Waarom? De samenleving zelf heeft daar alle baat bij.
Zo’n dialoog in de diepte hoort zich op verschillende niveaus te ontwikkelen. Aan de basis is die levensnoodzakelijk in wijken met een sterk multireligieus karakter. Daar kan een volwassen dialoog reële spanningen wegnemen.
Verder is het aangewezen een dialoogcultuur te ontwikkelen op alle niveaus van de samenleving: tussen geloofsgemeenschappen en verenigingen en in de gemeenten, de steden, de stedelijke agglomeraties, de provincies of departementen, de deelstaten en de naties. Want die dialoog heeft alleen een kans op slagen wanneer die is gestoeld op een breed en een wijd vertakt netwerk. Mislukken is overigens geen optie, wegens de dreigende ontsporing die zich in dat geval aandient.
Op het niveau van de natie zijn de bijeenkomsten van religieuze leiders het forum bij uitstek voor het voeren van de inhoudelijke discussies, die eerder op de lagere echelons aan bod zijn gekomen. Die moeten onder andere handelen over de normen en waarden in de samenleving.
Precies omdat de impact van de religies zal toenemen, moeten het finale debat plaatsvinden in het parlement. En omdat de samenleving snel evolueert, is het aangewezen om dat om de twintig of dertig jaar over te doen.
Het Pendelmodel doet ons, wegens de historische wetmatigheid die daarin schuilt, met een andere bril kijken naar het verleden, het heden en de toekomst. Een warmere samenleving houdt het midden tussen het ik en de ander.
Ons model vergelijkt de samenleving met een rivier waarvan de stroming heen en weer beweegt tussen de oevers van het ik en de ander. Beide zijn antagonistisch. In dat bipolaire kader is het klimaat kouder aan de oevers en situeert de warme stroming zich in het midden.
Om mensen op een geordende manier te doen samenleven, gelden afspraken op zeven terreinen. Zes daarvan situeren zich binnen de samenleving. Het zevende, de religies, verwijzen naar een werkelijkheid daarbuiten. In bijna alle samenlevingen van de voorbije paar duizend jaar over de hele wereld vormen de religies het sluitstuk. Die geven een antwoord op de zinvragen en bepalen de normen en waarden. Noch humane waarden, noch het atheïsme kunnen die rol opnemen. En dat West-Europa vrijwillig elke vorm van religie bant, is evenzeer een uitzondering in de geschiedenis.
In West-Europa blijft het theocentrisme of het centraal plaatsen van God gedurende vijftien eeuwen de dominante hoofdstroom. De richtsnoeren voor het menselijk handelen zijn de drieduizend jaar oude Tien Geboden (het Oude Testament) en de Bergrede (het Nieuwe Testament). Wanneer vanaf de 14de eeuw de intellectuele elite in de Italiaanse stadstaten die levensvisie al te verstikkend ervaart, verschuift de aandacht naar de relatie tussen God en de mens.
In het spoor van de Verlichting verbreden de Franse Revolutie en de Industriële Revolutie vanaf het einde van de 18de eeuw de rivierbedding van het antropocentrisme. Maar de nieuwe idealen van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid worden pas met veel wapengekletter verwezenlijkt. Nadat de 19de-eeuwse filosofen Feuerbach, Nietzsche en Marx de band met God hebben doorgeknipt, versterkt het primaat van de economie nog het radicale individualisme. Aan de dichtgevroren oever van het ik beleeft onze samenleving een beschavingscrisis zonder voorgaande, maar de roep om verandering krijgt amper gehoor.
De relatie met de Bezieling van het Universum kan als ijsbreker de pendel doen omslaan. Basishoudingen die zijn geïnspireerd op vernieuwde woorden, begeesterende figuren, beproefde technieken en de bescheidenheid zijn de hefbomen om die beweging op gang te trekken. Door het veelvoud aan win-win situaties reiken vele kleine stappen een enthousiasmerend perspectief aan waardoor een grotere openheid groeit voor de ander en finaal ook voor religie.
Het geloof is niet dood en de rol van het christendom nog lang niet uitgespeeld wanneer het terugkeert naar de essentie: het Hart van Christus. Als kleine en vitale gemeenschappen gaan de waarden die centraal staan in christelijke Kerken, op het ogenblik dar ze opnieuw moreel gezag verwerven, als vanzelf zwaarder wegen op de waardenladder. Wegens het versterken van het multireligieuze karakter van West-Europa door de migratie, bestaat meer dan ooit nood aan een interreligieuze dialoog. De overheid heeft er zelf alle baat bij om die te faciliteren.
In het midden van de rivier, tussen de oevers van het ik en de ander, kan de droom van een warmere samenleving op een hoger niveau worden waargemaakt.
De praktische uitvoering van het Pendelmodel vereist dat de christelijke Kerken in West-Europa naast het bestaande spoor Kerk1.0 een nieuw spoor, Kerk2.0, aanleggen. Aangestuurd door een Kroonraad brengen in elk land professionals een Masterplan in praktijk.
Analyse van Kerk1.0.
In zijn huidige vorm bieden de traditionele katholieke en protestantse kerkgemeenschappen (Kerk1.0), die grotendeels stoelen op de snel wegkwijnende sociologische kerk, amper perspectief. Hoeveel tijd, energie en mankracht gaat naar het in stand houden van gebouwen, instituten en structuren zonder toekomstperspectief?
KMO-mentaliteit
Bij het rekruteren van medewerkers is loyaliteit belangrijker dan competentie. En nepotisme is, zoals in alle geledingen van de samenleving, wijd verspreid.
De parochies, bisdommen en congregaties werken op hun eiland. Samen vormen zij in economische termen KMO’s zonder leiding of sturing op een hoger niveau.
Stille Revolutie
Er voltrekt zich een Stille Revolutie waarbij de kerkgoederen, anders dan tijdens de Franse Revolutie, niet door de overheid in beslag worden genomen, maar vrijwillig worden weggegeven aan onbekenden.
Congregaties dragen hun patrimonium over aan vzw’s, vaak zonder garantie dat de traditie of spiritualiteit wordt voortgezet. Door de intrede in de Raden van Beheer van professionelen zonder een band met die inspiratie, staat niets een uitverkoop in de weg. Hoeveel gebouwen zijn voor een habbekrats in handen gekomen van immobiliënmakelaars? Die verdienen fortuinen op de kap van de Kerken.
Ondertussen reageren veel kerkmensen ontmoedigd op de leegloop. ‘Waarvoor hebben ons leven gegeven?’ zuchten geëngageerde priesters. De overheersende mentaliteit is: ‘Ik zal nog mijn best doen, maar wat mij komt …’
Verschillende vormen van kerk zijn
Vandaag bestaan diverse vormen van kerk-zijn.
Kerk1.1. De parochies
Kerk1.2. De christelijke zorginstellingen
Kerk1.3. Het katholiek onderwijs
Kerk1.4. De christelijke verenigingen
Kerk1.5. De nieuwe bewegingen
Enzovoort …
Overgang naar Kerk2.0.
Een beeldspraak uit de wereld van de spoorwegen maakt het plan dat wij voorstellen aanschouwelijk.
Er dient zich een ingrijpende hervorming op die je kan vergelijken met de campagne voor ‘glasnost’ of openheid en ‘perestrojka’ of hervormingen die de voormalige Sovjetleider Michaïl Gorbachev eind de jaren 1980 lanceert. De mislukking van die operatie wegens ‘too late and too little’ mondt uit in de implosie van die toenmalige wereldgrootmacht.
Nieuw spoor aanleggen
Omdat het huidige spoor nog amper toekomst biedt, is het noodzakelijk om parallel een nieuw spoor aan te leggen. Dat vertrekt met een blanco lei. En die is noodzakelijk om mensen aan te trekken die dit nieuwe project dragen en bezielen.
Het nieuwe spoor ligt naast het oude. Terwijl de beide treinen in de eerste fase naast elkaar rijden, moeten alle waardevolle onderdelen van Kerk1.0. worden overgeheveld.
In de resterende delen, waar de christelijke identiteit is vervaagd zonder een perspectief op verandering, moeten de Kerken niet langer investeren.
Aansturing door Kroonraad
Naar analogie met de G8, de kroonraad die paus Franciscus bijstaat in de hervorming van de Katholieke Kerk, staat een Kroonraad in elk land de geestelijke leiders van de christelijke Kerken bij in de ontwikkeling van het basisconcept van Kerk2.0.
Het beperkte aantal leden moet worden gerekruteerd op basis van hun competentie en het geloof in dat basisconcept. Belangrijk is het binnenbrengen van de onbevangen kijk van randkerkelijken.
Van KMO naar bedrijf
De christelijke Kerken zijn als volk van God een gemeenschap van broeders en zusters. En die behoeven minder structuren.
De versnippering in ‘KMO’s’ ruimt plaats voor een sturing op het niveau van de aartsbisdommen en de patriarchaten. Wel gebeurt de uitvoering in overleg met de bisdommen of deelorganisaties. Essentieel is dat één visie de werking draagt.
Krachtlijnen van een Masterplan
Kerk2.0 behoeft een Masterplan voor de hele organisatie. Enkele krachtlijnen:
1° een bundeling van de krachten.
Voorbeeld: een éénvormig mediabeleid, ook voor de sociale media, bereikt met een waaier
van publicaties alle doelgroepen.
2° Een heroriëntering van de werking.
Wegens de grote aandacht voor de inhoud wint het vormingswerk aan belang.
3° Het inzetten van de beschikbare middelen
De aanleg van het spoor Kerk2.0. kost veel geld. Daarvoor kan patrimonium van de wegkwijnende congregaties worden aangewend. Vanuit de aartsbisdommen en patriarchaten wordt in een antwoord op de Stille Revolutie, het overtollige religieuze patrimonium verhuurd, verpacht of verkocht tegen marktconforme prijzen. Erfpachten voor een symbolisch bedrag worden alleen afgesloten met organisaties wier visie strookt met het basisconcept van Kerk2.0.
Naast de zorg voor de oude dag van de religieuzen gaat de opbrengst naar de uitbouw van Kerk2.0. Want Christenen kunnen ook morgen nog een wereld van verschil maken: in West-Europa en wereldwijd.
4° Glasheldere communicatie
Aansturing door enthousiaste deskundige mensen
De uitvoering van het Masterplan wordt in de bovenbouw aangestuurd door een team van competente mensen in diverse deelaspecten: financieel, juridisch, boekhoudkundig enzovoort. Zij worden gerekruteerd op basis van hun competentie. Maar bij de selectie geven hun bezieling en het geloof in de verwezenlijking van dit project de doorslag.
Christenen kunnen ook morgen een wereld van verschil maken: niet alleen in West-Europa, maar wereldwijd.
Het label christelijk
Alleen de door de Kerken erkende instellingen mogen het label christelijk als een keurmerk in hun naam dragen. De ondergrens van wat christelijke waarden minimaal inhouden, moet worden vastgelegd.
Proeve van nieuwe structuur
Kerk2.0 straalt meer bezieling uit met minder structuren. Enkele exemplarische voorbeelden van Kerk-zijn:
Kerk2.1. De levende geloofskernen
Kerk2.2. De christelijke zorginstellingen
Kerk2.3. De christelijke verenigingen
Kerk2.4. De nieuwe bewegingen
Enzovoort …