Inspirerende voorbeelden
Het voorbije decennium werden in ons land duizenden kunstobjecten binnengebracht in kerken en kapellen. Het aanbod omvat zowel koren als kaf. Dit boek toont een staalkaart van de zowat honderd ‘betere’ artistieke realisaties. Maar die kenden – wat illustratief is voor het genre – alleen een lokale uitstraling. We verzamelden tijdens onze jarenlange plaatsbezoeken en contacten, het doornemen van de bestaande literatuur, het scannen van het internet en het exerperen van de kranten honderden ‘puzzelstukjes’. Dat alles werd ingepast in een consistent geheel. Onze aandacht gaat vooral naar de katholieke kerk die het grootste aantal bedehuizen telt. Wij selecteerden voor deze website per jaar de meest inspirerende voorbeelden. Wegens praktische redenen vindt u hier geen bibliografische verwijzingen. Die vindt u terug in het boek.
° SMOLDERS Michel, altaar Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal Brussel
Hemel en aarde verbinden
Voor de Brusselse kathedraal kapte beeldhouwer Michel Smolders naar aanleiding van het Jubeljaar 2000 een nieuw stenen altaar in één blok in de groeve van Avins nabij Hoei. Deze offertafel van drie ton “vestigt de aandacht op de betekenis van de eucharistie. De dominante horizontale compositie is geïnspireerd op het symbool van de boom waarvan een deel naar boven en een deel naar onder is gericht: de boom van Jesse of van de universele kerk die de aarde en de hemel met elkaar verbindt.”
“Dit is een geslaagd voorbeeld van de dubbele betekenis van het altaar: enerzijds offertafel, verwijzend naar Jezus’ zelfgave op het kruis, anderzijds de tafel van het avondmaal. Ook doet Smolders’ kunstige steen denken aan een prehistorische offersteen.” Bewerkt vertoont die massieve blok grijze en witte tinten, en gepolijst een donkere kleur. Op de gepolijste bovenkant zijn vijf consecratiekruisen ingehouwen.
© KIK-IRPA |
° PATER MAUR, altaar abdijkerk Zevenkerken
Gids naar mysterie
In de abdij van Zevenkerken kreeg zowel de grote kerk die op zon- en feestdagen wordt gebruikt als de meer intieme huiskapel een nieuwe, strak geometrisch-abstracte liturgische aankleding. De objecten verhouden zich harmonieus tot elkaar. Kenmerkend voor de subtiele aanpak van de ontwerper, pater Maur – Etienne Van Doorslaer, is het gebruik van zuiltjes die een zwevend effect beogen. Hoewel dit meubilair industrieel werd vervaardigd, integreert zich dat, mede door de kleurkeuze, als vanzelfsprekend binnen de omgeving. Het liturgische meubilair wil de toeschouwer gidsen naar het mysterie en van hem niet alleen een kijker, maar ook een beschouwer maken.
© KIK-IRPA |
° ALQUIN Nicolas, Kerk Saint-Pierre-en-Outremeuse in Hoei
Vanuit doopsel naar paasmysterie
Tegen de achtergrond van een romaanse doopvont verwijst de tweeledige sculptuur Le Passeur de Lumière – De overbrenger van het licht van Nicolas Alquin vanuit het doopsel naar het paasmysterie. Nadat Christus de steen van het graf heeft weggerold, treedt hij naar voren in de richting van de paaskandelaar. Achter hem verwijzen de drie verticale, naar boven toe verbredende balkvormen naar de aanwezigheid van de heilige drievuldigheid: Vader, Zoon en Heilige Geest. “Iedereen die het doopsel tegemoet treedt”, verduidelijkte pastoor Teheux, “moet eerst door de poort van het licht of het paasmysterie.” Toch leent deze compositie zich voor een meervoudige interpretatie wegens de verwantschap met andere Bijbelse verhalen: de rots waaruit Mozes het water slaat, het water dat opengaat om de Israëlieten vrije doortocht te verlenen en het doopsel van Jezus in de Jordaan. “Wanneer je bij doopsels die symboliek verduidelijkt, merk je dat die verwijzing ook werkt”, weet Teheux. “Een symbolische opstelling kan gelovigen ten diepste raken.”
© KIK-IRPA |
° LONDOT Louis-Marie, Sint-Martinuskerk Beauraing
Verrijzenis in figuratie en abstract
Het neusje van de zalm van de herinrichting van de kerk van Beauraing in het jaar 2000 was de toevoeging van een figuratief en een abstract schilderij – tegenover elkaar aan de beide uiteinden van de kerk. Een brede schuinlopende band in oker ondersteunde Londots figuratieve voorstelling van de Verrezen Christus op doek ter hoogte van het portaal. Deze door pasteltinten afgezoomde band vloeit over in een rechthoekig oker vlak achter het schilderij. Aan de overzijde van de kerk kreeg het barokke hoofdaltaar uit de 18de eeuw een nieuw abstract altaarschilderij dat is ondergedompeld in een wervelende kleurendynamiek. Die verzinnebeeldt de verrijzenis van de gekruisigde Christus. Die komt halverwege het schilderij zelf ook in beeld: in de top van het tabernakel.
© KIK-IRPA |
° ZOGMAYER Leo, kerk van de katholieke Duitstalige gemeenschap in Sint-Pieters-Woluwe
Innerlijke vrede rond twee brandpunten
De Sint-Pauluskerk van de ‘Katholische Gemeinde Deutscher Sprache’ in Sint-Pieters-Woluwe bereik je via een achttien meter lange gang in de woning aan de Tervurenlaan 221. Het gebouw is een ontwerp van architect Catherine De Bie en voor de binneninrichting signeerde de Oostenrijkse conceptuele kunstenaar Leo Zogmayer. Deze laatste ontwierp eerder de liturgische herinrichting van vier kerken in Duitsland en Oostenrijk. In Woluwe stonden de Duitser Gottfried Stracke en Mark Delrue als adviseurs Zogmayer en De Bie bij.
De gang die naar de kerk leidt, is opgevat als een kruisweg. Op de vloer liggen veertien granietplaten. Op de eerste staan veertien verticale lijnen gegroefd en op de laatste, ter hoogte van de ingangsdeur, nog één. De vijftiende steen, zonder inkervingen en met dezelfde afmetingen, vormt het altaarblad – letterlijk het symbool van Christus’ verrijzenis. Wie naar de kerk gaat, stapt symbolisch over Jezus’ lijden naar de ruimte waar zijn opstanding wordt gevierd. Bij het verlaten van de kerk, hangt tegen de blauwgeschilderde wand de foto van een vrouw: gezien vanop de rugzijde, wandelend in een winkelstraat met een boodschappentas om de schouder en een kind aan iedere hand. Ze verzinnebeeldt Maria die na de zending opnieuw het leven instapt.
De vier hoeken van de kerk vervullen een eigen rol. Ter hoogte van de ingang zie je wat de gelovigen mee naar binnen brengen in de kerk: de zangboeken rechts en de credenstafel voor de offergaven links met daarnaast het wijwatervat. Achteraan staat wat van God komt: het evangelie links en het tabernakel en de godslamp rechts. Bij die plaatsing spelen ook kruisverbanden: de liedboeken rechts achteraan verwijzen naar het evangelie links vooraan, en de offergaven links achter naar het tabernakel rechts vooraan.
In de kerk hangt geen kruis. Dat brengt de misdienaar bij een liturgische viering mee bij de intrede in de kerk. Zogmayer ontwierp een sober zilveren kruis met een vierkante opening op het snijpunt van de horizontale en de verticale balk: “Ik (de mens) en de Vader (God) worden één met elkaar.” Buiten de eredienst staat de kerk door die bewuste afwezigheid van een kruis als meditatieve ruimte open voor iedereen, van welke overtuiging ook.
De plaatsing van het meubilair heft de traditionele scheiding tussen de priester en de gelovigen op en ondersteunt de gemeenschapsgedachte. De stoelen staan in een ellipsvorm rond de twee brandpunten van de eucharistie: de ambo of de tafel van het woord, en het altaar of de tafel van de maaltijd. “Die open plek functioneert uitstekend bij huwelijk, vormsel, eerste communie en het plaatsen van de dode bij een uitvaart.” Buiten de liturgische diensten stimuleert die lege plek tot bezinning en gebed.
De twee flankerende witte muurwanden hebben nissen met gekleurd spiegelglas. Wanneer je zit, gelijken die op vensters, aangezien de kerk zich deels onder de grond bevindt. De ene zijde toont – verwijzend naar de liefde, het lijden, het bloed, de aarde of de horizontaliteit – twaalf variaties van rood. Op de andere zijde verzinnebeelden de twaalf tinten van blauw de verdieping, het mysterie, de hemel of de verticale dimensie. Die getallen hebben, verwijzend naar de twaalf apostelen en de twaalf stammen van Israël, een symbolische betekenis. Pas wanneer je rechtstaat, zie je rondom de weerspiegeling van de gelovigen in de rode en blauwe vensters. Ook dat effect is bewust bedacht: “Het gaat in de viering om jou, je persoonlijke betrokkenheid bij dit mysterie en je verantwoordelijkheid voor je medemens die samen met jou liturgie viert.”
In de kerk hangen geen kunstwerken. Zogmayer knoopt opnieuw aan bij het beeldverbod uit het Oude Testament. Want in al te veel kerken fungeert de overdaad van smakeloze beelden als stoorzender bij het benaderen van het mysterie. Door Zogmayers beeldloze benadering blijven alle wegen open. Hier hoef je zelfs niet te geloven.
© KIK-IRPA |
© KIK-IRPA |
° CAEN Joost, Heilig-Hartkapel in Kortrijk
Naar de essentie van de materie
De ouder wordende gemeenschap van de zusters van liefde in Kortrijk opteerde in het jaar 2000 voor de bouw van een kleinere gebedsruimte op de derde verdieping van het klooster in de Budastraat. Wie uit de lift stapt, komt in de nartex die de kapelruimte voorafgaat. ‘Licht van licht dale over dit water – dan kunnen wij elkaar tot zegen zijn’, staat op de kolom, waarop een wijwaterschaal is geplaatst van de Duitse kunstenaar H. Peters. De lichtkoepel boven het wijwater smeedt symbolisch een band tussen het licht en het water, twee oerelementen die het leven verzinnebeelden. In de kapeldeur, die zich automatisch opent, verwerkte de Antwerpse glaskunstenaar Joost Caen twee kleine glasramen. Die deur, waarlangs je de kapel betreed, symboliseert volgens het evangelie Jezus: “Ik ben de deur, wie door Mij binnenkomt zal worden gered.” (Joh 10, 9)
In de kapel biedt het westelijk georiënteerde glasraam van Caen een panoramisch uitzicht op de binnenstad. De ranke, gestileerde figuur in grijs en goud verbeeldt de troostzin van Jezus: “Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken.” (Mat 11,28) Aan de overzijde inspireerde de kunstenaar zich voor de zeven kleine glasramen in de schuin oplopende dakwand op de woorden van de profeet Jesaja: “De geest van de Heer rustte op hem: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van raad en sterkte, een geest van vroomheid en liefde en eerbied voor Gods heilige naam.” (Jesaja 11,2) Caen tekende de gaven van de Geest als dynamische structuren: “levende vormen, lijnen in transfiguratie, beweeglijk als wolken, brandend als vuur.” Hij schetste de figuren zo wisselend en variërend dat je niets concreets kunt aanwijzen. “Neen, alle zeven samen vormen de Geest van de Heer. De lijnen werken als gave, als aanbod.”
De tweedelige altaartafel visualiseert het Laatste Avondmaal, maar appelleert ook aan Jezus’ opstanding. Ook de deur van het bronzen tabernakel toont een verwevenheid van de thema’s van de kruisdood (Goede Vrijdag) en de verrijzenis (Pasen). De Duitse kunstenaar Hans Wurmer bevestigde in het midden van de kruisvorm een amethist of een paarse edelsteen: verwijzend naar de onthechting en de edelmoedigheid van de zusters van liefde. Caen ontwierp ook de kazuifel, die de zusters Hadewych en Myriam van de priorij Regina Pacis in Schoten vervaardigden. Tegenover drie zwarte, strakke verticale lijnen, die als het ware zitten verankerd in de aarde, loopt horizontaal een golvende gouden lijn. Het zwart verwijst naar Jezus’ dood en de gouddraad appelleert aan het eeuwige leven. In hun samenhang vormen die lijnen een kruis.
Aan de kapelinrichting verleenden architect Joachim Kurstjens, binnenhuisarchitect Dirk Derieuw, en de liturgische adviseurs pater Leo Missine en Mark Delrue hun medewerking. In één adem voegde Caen de zusters aan dat lijstje toe. “Van meet af aan was er een warm contact.” Vooral de reactie van zuster Henrica bij de proefplaatsing van de ramen staat in zijn geheugen gegrift: “We gaan nog dansen in onze kapel! Meteen het mooiste compliment uit mijn loopbaan, want ik wou precies een kapel maken die enthousiasme uitstraalt. Voor de zusters is die kapel de laatste plaats op aarde, alvorens de eeuwigheid te bereiken.”
Het gebruik van eerlijke materialen vormde het leidmotief bij de uitvoering. “Wij zijn bewust naar de essentie van de materie gegaan”, verduidelijkte Caen. Zo kreeg de vloer een ruw oppervlak. Ook de stoelen in berkenhout hebben een symbolische betekenis: berk is de enige houtsoort die in het hoge noorden op braak terrein groeit. In de kazuifel werd linnen, een typische streekproduct, verwerkt. Bijzondere aandacht kreeg de verlichting. Zo dompelt de doorlopende glasstrip ter hoogte van de daknok de kapel onder in een mysterieus licht.
© KIK-IRPA |
© KIK-IRPA |
° GORIS, Jan, Glasramen Sint-Aleydiskerk Sint-Pieters-Woluwe
Wervelende dynamiek
De glasramen in de kerk van Woluwe – alle tussen drie en vijf meter hoog – zijn een verademing. In een wervelende dynamiek gebruikt Jan Goris een spel van lijnen in een combinatie met sprankelende pasteltinten. Maar desondanks behouden de ramen hun meditatief karakter. Ze brengen een grotendeels geabstraheerd Bijbels parcours in beeld. In het rechterdeel van de kerk wordt het Oude Testament uitgebeeld, in het linkergedeelte het Nieuwe Testament. Boven de ingang prijkt een glasraam dat de ‘Verrijzenis’ symboliseert. “Het resultaat is beter dan mijn ontwerp”, aldus de kunstenaar.”
|
° Project YOT, Magdalenakerk in Brugge
Ruimte voor spirituele noden van onze tijd
De vzw Christenen in Brugge verbouwde de Magdalenakerk in het kader van het programma Brugge culturele hoofdstad 2002 tot een ontmoetingsplaats met een verankering in de christelijke traditie, maar met een openheid voor wie naar zingeving zoekt. Aan het herdefiniëren van de kerk tot een rust- of zingevingplek voor diverse vormen van spirituele beleving ging twee jaar van denk- en studiewerk vooraf. Het project Yot – dat is de kleinste Hebreeuwse letter die aangeeft met welke klank het volgende woord wordt uitgesproken – wil ruimte scheppen voor de spirituele noden van onze tijd en impulsen geven aan de vernieuwing van de liturgie. Achteraan de kerk staat een communicatiewand en de lege ruimte van het schip kan voor diverse doeleinden worden gebruikt. Acht lichtbalken – vier aan elke zijde – bepalen de sfeer en fungeren als richtingwijzer naar het grote symboolvlak. Dat lichthellende platform op tafelhoogte, evenals het achterliggende projectiescherm lenen zich tot een creatief gebruik. “Wij trekken het traditionele concept van een kerkgebouw open, zodat ook randkerkelijken en zinzoekers zich daar kunnen thuis voelen en inspiratie vinden. Het binnenbrengen van nieuwe symbolische en artistieke werkvormen schept ruimte waardoor zowel gelovigen als zinzoekers kunnen omgaan met de grondervaringen van het leven.” Het projectiescherm dat kan worden opgehaald, maakt de overgang naar het koor: de enige ruimte die expliciet is bestemd voor de katholieke eredienst.
Het project Yot dat een permanent karakter kreeg, gaf de voorbije jaren met wisselend succes vorm aan origineel en eigenzinnig spiritueel aanbod. Van bij het begin vormde de artistieke component een belangrijk onderdeel. In 2002 waren dat het snarengordijn van Brody Neuenschwander – waarbij de dwars opgehangen veren bij iedere luchtbeweging begonnen te ‘schrijven’ – en een ‘teaser’ van Yvan Derwéduwé. Later volgden de tentoonstellingen Bijbelse tuinen in 2004 en Een grenzeloos glooien in 2005. Bij het drieledige Mater-project in 2008 vormde de Mariafiguur – rond de thema’s ‘geborgen’, ‘gegrond’ en ‘verwacht’ – de inspiratiebron voor tien hedendaagse kunstenaars. Op 29 november 2008 werd bij de opening van de tentoonstelling Mater-III de performance Begroeting rond het thema ‘verwacht’ opgevoerd. Na afloop kreeg het schilderij Madonna van de tederheid van Jan De Wachter een onderkomen in de devotiekapel van de Magdalenakerk.
In 2009 verbond Mark Swysen de vier levensfasen – kind, jongere, volwassene en oudere – met elkaar in een levenspad. En in 2010 vond in de leegstaande pastorij naast de kerk de tentoonstelling Bijbelkamers plaats. Tien groepjes van drie laatstejaarsstudenten interieurarchitectuur aan Gentse Sint-Lucas hogeschool kregen de opdracht een Bijbelverhaal uit te werken in een ruimtelijk statement. In de kerk stond een schilderij Hereniging van tafel en bed van Jan De Wachter dat was geïnspireerd op de film Stalker van Andrei Tarkovsky. Een antwoord op de dieperliggende betekenis dat ook de kunstenaar inspireerde, vonden de bezoekers in twee filmfragmenten. Vanaf 1 oktober 2010 kunnen parochies, scholen en verenigingen dat kunstwerk tijdelijk ontlenen.
|
° DIEUDONNÉ Jacques, kapel Oude Abdij in Drongen
Kubus schept rust en ruimte
De jezuïeten richtten in de voormalige norbertijnenabdij van Drongen, met haar nog grotendeels 18de-eeuwse gebouwenpatrimonium, vanaf 1865 in als een centrum voor retraites. Voor de retraitanten werd de voormalige kapittelzaal in de jaren 1960 ingericht als ‘groene kapel’: veeleer een polyvalente ruimte dan een gebedsplaats. Eind de jaren 1990 vond de oprichting plaats van het bezinningscentrum Oude Abdij. Een vijfkoppige commissie – de jezuïeten Jos Alaerts en Jan Koenot, de liturgisch-artistieke adviseurs Mark Delrue en Frédéric Debuyst, en Dirk Boone, de directeur van het bezinningscentrum – maakten vanaf het jaar 2000 werk van de herinrichting van de kapel. Zij kwamen op de tentoonstelling Epifanie in Heverlee onder de indruk van het altaar en de lezenaar van Jacques Dieudonné. Deze Franse kunstenaar die al liturgisch meubilair had ontworpen voor kerken in Frankrijk en Zwitserland en de voormalige abdijkerk in Vlierbeek – Leuven, maakte na verschillende plaatsbezoeken een ontwerp in gips van een altaar, een lezenaar en een tabernakel. Na het fiat van de commissie werden die uitgevoerd in messing, en in januari 2002 in de kapel geplaatst.
De kapelinrichting kreeg op verzoek van Debuyst een ellipsvormige opstelling rond de twee polen: het altaar en de ambo, met tussenin een lege ruimte. Achter het altaar hangt een schilderij van Luc Hoenraet: een kruisvorm op een monochrome donkere achtergrond.
© KIK-IRPA |
© KIK-IRPA |
° MARCASE, ‘Haltes’, Sint-Pieterskerk, Olsene – Zulte
Tot op het bot
De meditatieve kruisweg Haltes telt 27 schilderijen. Monochrome blauwe panelen tonen het lijdensverhaal, hoewel het gelaat van Christus vaak, maar niet altijd zichtbaar is. Die omringen vijf witte schilderijen in een kruisvorm in het midden van het werk. Daarop staan de woorden cocon, worm, hoogtezon en vorm (de ‘r’ staat bij dat laatste woord op zijn kop) en in het midden een helder wit licht. Links en rechts van het kruis staat geen Jezusfiguur, maar een ontvleesd bot. “Marcase beent het lijden uit tot op het bot, letterlijk, wanneer hij het in twee panelen tot ontvleesde kalligrafische tekens met een zuivere picturale werking herleidt.” Van het schilderij maken ook drie gedichten van Paul Demets deel uit.
© KIK-IRPA |
° VANDEBEEK Roel, Sint-Martinuskerk in Stevoort-Hasselt
De gerestaureerde 18de-eeuwse Sint-Martinuskerk in Stevoort kreeg een nieuw meubilair en dito interieurinrichting onder het goedkeurend oog van het bisdom Hasselt en de afdeling Monumenten en Landschappen. Voor de artistieke inbreng zorgden architect Herman van Meer, industrieel productdesigner Roel Vandebeek en het lichtkunstenaarsduo Weyers & Borms. “Het uitgangspunt vormt een hedendaagse visie op de mens, het geloof en de liturgie”, verduidelijkte pastoor Ignace De Wit. “Design en architectuur, alsook liturgie en schoonheid hebben alles met elkaar en ook met God te maken. Een kerk moet overlopen van schoonheid, maar ook van soberheid om ruimte te geven aan het mysterie. Een bange kerk die niet durft te experimenteren, weet niet wat ze mist. Het is onze opdracht om mensen schoonheid te laten zien, zodat ze weten dat er nog iets anders bestaat dan televisieprogramma’s zoals Big Brother.”
De herinrichting verzoende het behoud van de historische ruimte met een invulling in functie van de liturgische noden. De open ruimte in het midden van het schip met daarrond de stoelen in U-vorm visualiseert de projectnaam Om.arm.d. Daardoor kijken de gelovigen elkaar recht in de ogen. Vanaf het portaal staan in de lengte-as op één lijn op het doorlopende tapijt de zitbank van de voorganger, de lezenaar, de credenstafel, het altaar en – in het lege koor – het tabernakel. Die opstelling richt alle aandacht op de viering van de eredienst en de religieuze rituelen.
Designer Roel Vandebeek herhaalde de U-vorm in het liturgische meubilair. De zitbank van de voorganger, de lezenaar, de credenstafel en het altaar tonen een omgekeerde U-vorm, terwijl bij het tabernakel de armen van de U naar voren zijn gericht. Eén zijde van ieder meubelstuk is telkens op een andere manier gebogen. Zo bevindt die ronding in het altaar zich ter hoogte van de voorganger en bij het tabernakel is die naar boven gedraaid. Vandebeek ontwierp ook de 209 stoelen: “meteen mijn grootste uitdaging”.
De lantaarnachtige lichtarmaturen van het lichtkunstenaarsduo Weyers & Borms, met daarin spots, passen harmonisch in het interieur. En bewust werd alle overtollige versiering geweerd. In de kerk hangt dan ook een sacrale sfeer, maar zonder de geur van heiligheid. Ook niet-eucharistische diensten, zoals huwelijksplechtigheden en de vooravondvieringen bij een uitvaart, vinden hier plaats. “De bisschoppen opperden de mogelijkheid om de uitvaarten zonder eucharistie te houden”, vertelde De Wit. “Voor families die ver afstaan van de kerk en de eucharistie is dat ook beter. Een uitvaart kan dan mee met familieleden worden samengesteld, met volgend op een woorddienst de absoute. Hetzelfde geldt voor vieringen van scholen en jeugdbewegingen. Die zouden dan alleen rond de lezenaar en de symbooltafel plaatsvinden.” Op de credenstafel of de symbooltafel, die tussen de lezenaar en het altaar staat, kan bij een uitvaart bijvoorbeeld een geliefkoosd voorwerp of een foto van de overledene worden geplaatst.
|
° COSSE Jean & Florence, Sint-Martinuskerk in Dion-le-Val
Eigentijdse gewijde sfeer
Bij zijn aanstelling tot pastoor van Dion-le-Val in 2002 pleitte Salesiaan André Stuer voor een ingrijpende herinrichting van de verwaarloosde parochiekerk. Onder impuls van architect Jean Cosse kwam een ingrijpende renovatie tot stand. Het weinig waardevolle hoofdaltaar alsook de zijaltaren werden verwijderd, evenals – ondanks het protest – de preekstoel.
Het koor werd met een halfcirkelvormig verhoog verlengd in de richting van het schip. Daardoor bekleedt het door Cosse ontworpen nieuwe houten liturgische ensemble – altaar, lezenaar en voorgangerstoel – een meer centrale plaats. In het koor maken tien kubusvormige zitstoeltjes de overgang naar de halfronde koorabsis met een oud tabernakel op een betonnen sokkel. Ook ter hoogte van voormalige zijaltaren kwamen gelijkaardige betonnen sokkels. Daarop staan een 16de-eeuws beeld van Onze-Lieve-Vrouw en een 18de-eeuwse voorstelling van de patroonheilige Sint-Martinus. Achteraan de kerk werden eveneens twee waardevolle 17de-eeuwse beelden gerecupereerd. De herwaardering van het waardevolle kunstpatrimonium in een eigentijdse context levert een win-winsituatie op. Dat geldt ook voor de kuip van de preekstoel die achteraan de kerk dienst doet als tafel.
Bijzonder geslaagd zijn de meditatieve glasramen van Jean-Marie Géron. Naast de smalle rand in gewoon glas bevatten die mat glas en een verticale kleurenband in aardetinten. In het koor zijn de tinten van de ramen warmer. Florece Cosse, de dochter van Jean, bepaalde op basis van de glasramen de kleur van het interieur. De diepe aardetint achteraan de kerk vloeit op subtiele wijze over in lichtere tinten in de richting van het liturgische centrum. De nieuwe verlichting in de middenbeuk versterkt nog die dynamiek. Hoog in het schip hangt een kruis van de in 1978 overleden beeldhouwer Philippe Denis. Het neusje van de zalm is de heraankleding in 2008 door kunstenares Grimonprez van het 16de-eeuws Mariabeeld. Dat illustreert hoe met bescheiden middelen een smaakvolle nieuwe liturgische ruimte tot stand kan komen die groots is in haar eenvoud.
© KIK-IRPA |
° TRIBOLET, Etienne, glasraam ‘De opdracht van de Heer’, Holy Trinitykerk Brussel
Kleurrijke abstracte beeldtaal
In een kleurrijke abstracte beeldtaal verwijst het glasraam De opdracht van de Heer van glazenier Eiënne Tribolet in de anglicaanse Holy Trinitykerk in Brussel naar het evangelie volgens Mattheüs 28, 19-20: “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie heb opgedragen. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.”
° GIES Wilhelm, Sint-Martinuskerk in Kortrijk
Aan de liturgische herinrichting van de Sint-Maartenskerk in Kortrijk door de Duitse kunstenaar Wilhelm Gies ging drie jaar van voorbereiding vooraf. Daarbij verleenden Mark Delrue en de Duitse kunsthistoricus Gottfried Stracke hun medewerking. “Voor de kunstenaar iets op papier zette, liet hij urenlang de ruimte tot zich spreken. Hij voelde onmiddellijk aan dat de as west naar oost een weg is die uitnodigt van donker naar licht in het hoofdkoor en gaf met zijn ontwerp een moderne interpretatie aan de sacrale ruimte zonder de historische architectuur te wijzigen. Het interessante spanningsveld tussen lengte en centralisatie-idee heeft Gies goed opgemerkt en benut. Het altaarpodium met twee treden in de ‘viering’ wordt tegelijk het optische en het geometrische centrum.” In het hart van het liturgische gebeuren accentueert de verlichting – eveneens in een ellipsvorm – de evenwaardige plaats van altaar en ambo.
De drie pijlers van het altaar – dat in één blok werd vervaardigd in Belgische blauwe granietsteen – symboliseren de drie-eenheid, maar maken ook deel uit van het lichaam van de oorspronkelijke steen. Verwijzend naar de evangelisten is de ambo opgebouwd uit vier trapsgewijs geplaatste blokken graniet. “Het bovenvlak doet denken aan een klein altaar voor het evangelieboek. Dit is de tafel van het Woord. Hier ook geen vaste microfoon die de schoonheid van de steen besmeurt.”
“De plaatsing van de lezenaar achter het altaar is een vondst die spectaculair oogt, maar is ze ook zinnig? Hoe kunnen gelovigen met het altaar in hun blikveld een glimp opvangen van de persoon achter de ambo? We probeerden het zelf, en zie, de lezenaar steekt net voldoende boven het altaar uit.”
Bij de opstelling hoort ook een sluier, gedrapeerd met linten in de kleur van de liturgische tijd van het jaar, die het koor in tweeën verdeelt. “Zo kunnen de gelovigen zich groeperen voor, links en rechts van het altaarpodium en behoort de klassieke busopstelling tot het verleden. De sluier doet ons denken aan het voorhangsel in de tempel van Jeruzalem. Achter het doorzichtige doek bevindt zich de sacramentstoren met het allerheiligste.” “Hoe weinig spectaculair het geheel ook lijkt, het ontwerp ontvouwt de kwaliteit van de kunst. De ontwerpen van Gies scheppen stille verinnerlijking en tijd voor aanschouwing en ontmoeting.”
© KIK-IRPA |
° CIRO, kapel van de focolarebeweging in Wezemaal
Afvalmateriaal bruist van leven
Het ontmoetingscentrum Eenheid van de focolarebeweging in het Vlaams-Brabantse Wezemaal kwam tot stand naar een ontwerp van twee architecten die ook lid zijn van de beweging: de Duitstalige Belg Francis Keutgens en de sinds meer dan tien jaar in Brussel woonachtige Argentijn Marcelo Pardo. Van dit centrum maakt ook een kleine kapel deel uit. Die heeft, verwijzend naar het heilige Bijbelse getal, een diameter van zeven meter en is cirkelvormig: het religieuze symbool bij uitstek van het volmaakte. Ook de zeven vensters refereren aan het goddelijke. “De centrale lichtbron bovenaan veroorzaakt, zoals bij een steen die in het water valt, concentrische cirkels”, verduidelijkte Pardo. “Die cirkel zie je op het plafond en op de vloer van de kapel, maar ook op andere plaatsen in het gebouw en op het terras, alvorens in de tuin op te lossen in de natuur.” Ondanks zijn bescheiden afmetingen is de kapel het hart van het gebouw.
De twaalf spots op het plafond verwijzen naar de apostelen, maar in de geest van de focolarespiritualiteit, die Maria als model voor de christen vooropstelt, ook naar de twaalf sterren op haar kroon. In deze meditatieve ruimte richt alle aandacht zich – mede door de opstelling van de dubbele rij zitbanken in een halve cirkelboog – op de viering van de eucharistie, die wordt verzinnebeeld door het tabernakel. Dat is samengesteld uit twee ronde houten schijven in bamboe. Het liturgische meubilair zelf wordt door het gebruik van glas naar de achtergrond verdrongen. Het glazen altaarblad rust op een halfcirkelvormige gebogen plaat in gezandstraald glas met daarop, bijna onopvallend, een geometrisch-abstracte kruisvorm. “Een niet-gelovige ervaart die subtiele aanwezigheid slechts als een detail”, onderstreepte Pardon. “Maar voor de gelovige staat die kruisvorm door zijn transparante karakter – wegens de plaatsing van het altaar centraal voor het venster –, symbool voor zowel de kruisiging als de verrijzenis.”
Bij de totstandkoming van dit project werd van meet af aan de Italiaanse arte povera kunstenaar Ciro – Roberto Cipollone – betrokken. Hij woont sinds 1977 in Loppiano nabij Firenze: de eerste ‘stad’ van de focolarebeweging waar hij de artistieke workshop La Bottega Di Ciro leidt. De kunstenaar die eerder al werken maakte voor liturgische ruimten in Italië en Oostenrijk, ontwierp voor de kapel in Wezemaal geen kruisweg, maar in het licht van de spiritualiteit van de focolarebeweging een Via Maria met acht staties. Daarin is alleen afvalmateriaal verwerkt. Ciro verzamelt systematisch ‘arme materialen’: stukken hout, staal, steen en stof die hij her en der aantreft en die nog “bruisen van leven”, of waarop de sporen van een vroeger ‘leven’ nog aanwezig zijn. Zijn werk is een aanklacht tegen de consumptiemaatschappij die op grote schaal nog bruikbare voorwerpen dumpt. Vanuit zijn intense verbondenheid met de natuur respecteert Ciro de natuurkrachten en het lange aftakelingsproces van organisch materiaal. In zijn assemblages verwerkt hij dat afval op een creatieve manier. Hem boeit de combinatie van verschillende soorten afval en het optische effect door de wisselende dieptewerking.
In de Via Maria integreerde Ciro, naast het ingewikkelde spel van volumes en diverse houtsoorten, ook stukjes blauwsteen. Die brengen de taferelen – de aankondiging van de engel Gabriël, het bezoek van Maria’s nicht Elisabeth, de geboorte van Jezus, de opdracht van Jezus in de tempel, het terugvinden van de jonge Jezus in de tempel, het leven in Nazareth, de bruiloft in Kana en Maria onder Jezus’ kruis – lineair-grafisch in beeld, hoewel eenieder daar een eigen invulling aan kan geven.
|
|
° CLAERHOUT Matthias, ‘Jacobsladder’, bisschopshuis Brugge
Zicht op oneindig
Aartsvader Jacob kreeg in het Oudtestamentische boek Genesis een droom “van een ladder die op de aarde stond en waarvan de top tot in de hemel reikte. Langs die ladder stegen Gods engelen op en daalden zij neer.” (Gen, 28, 12) Geïnspireerde op dat verhaal maakte kunstenaar Mathias Claerhout op de binnenkoer van het bisdom Brugge een wenteltrap van driehonderd treden en achttien meter hoog. “Op zich is dit een gewone wenteltrap. Er is alleen gespeeld met perspectief naar het niets”, legde Claerhout uit. “Door de kegelvorm en het werken naar het onreindige is dit een origineel ontwerp en een religieus kunstwerk.”
° BOGAERT Bart, ‘In Spiritum vivificantem – Naar de levenmakende Geest’, Sint-Amanduskerk Zwevegem
Pinkstersculptuur biedt onverwacht perspectief
Bart Bogaert integreerde in de kerk van Zwevegem de Pinkstersculptuur In Spiritum vivificantem – Naar de levenmakende Geest. Die bevat vier componenten: een hoofd, een hand waarin de paaskaars is verwerkt, een geëxplodeerd kruis en de leegte daartussenin. Optisch lopen de verschroeide balken door de muur, maar dat is alleen schijn. Door de plaatsing van de verschillende onderdelen op de hoek van het koor en het transept, lijkt het alsof de figuur zich van de wand losrukt. In deze postneogotisch kerk werkt dat onverwachte perspectief verfrissend.
° VANDERHEYDEN Dirk, Sint-Stefanuskerk in Hingene
Ledstrip geeft kleuren liturgisch jaar aan
De Sint-Stefanuskerk in Hingene kreeg in 2006 naar aanleiding van het eeuwfeest van haar inwijding onder leiding van architect Ward Vleminckx een nieuwe moderne koorinrichting. Dirk Vanderheyden ontwierp een nieuw altaar, twee lezenaars, de bijbehorende kandelaars en een triomfkruis. Het altaar is samengesteld uit een vierkant glazen tafelblad op een onderstel in inox met drie steunpunten – de verzinnebeelding van de Heilige Drievuldigheid – en een kruis als overheersend element. Dat wordt geflankeerd door twee lezenaars. In de linker lezenaar in gezandstraald glas waarin telkens een lichtstrip in LED-verlichting is verwerkt die de kleur van het liturgische jaar aangeeft.
|
° RAVEEL Roger, meditatieve ruimte KULAK in Kortrijk
Hoop voelbaar maken
Wegens plaatsgebrek ruimde de kapel op de campus van K.U. Leuven in Kortrijk (Kulak) plaats voor een leslokaal. Bij de zoektocht naar een alternatief dacht studentenpastor Guido Cooman even aan een polyvalente ruimte. “Toch vind je in zo’n zaal niet de sfeer die je zoekt wanneer je even stilte nodig hebt.” Maar was er wel nood aan een bezinningsruimte? Want op de campus, die voortdurend met plaatsgebrek kampt, is zo’n plek niet langer evident. De studentenparochie richtte in 2004 enkele gespreksavonden in onder begeleiding van Yotb. “Het rituele, de kerk en de Bijbel moeten misschien niet echt aan bod komen”, lazen we in het verslag. “Godsbeelden werken meer verwarrend dan verhelderend. En moeten christelijke symbolen daar wel een plaats krijgen? Misschien zelfs niet! Het komt erop aan een bijzondere sfeer te scheppen, de jongeren op te tillen uit hun dagelijkse zorgen en bekommernissen.” Ondertussen wees een marketingonderzoek van de eerstejaarsstudenten op de nood aan een ruimte rond zingeving en inspiratie.
De studentenparochie kreeg een rechthoekige ruimte toegewezen zonder ramen waar de proffen niet graag les gaven. Via pastoor Gabriël Desmaele van Machelen-aan-de-Leie werd Roger Raveel gecontacteerd. De toen 83-jarige kunstenaar bezocht de ruimte. “Daar valt iets mee te doen”, luidde zijn commentaar. Raveel wilde het project begeleiden, maar kon wegens zijn leeftijd het werk niet zelf uitvoeren. De laatstejaars van het Kunstsecundair Onderwijs van het Vrij Technisch Instituut in Kortrijk, onder leiding van Lucas Vandeghinste, namen die taak voor hun rekening. Ook architect Stéphane Beel – de ontwerper van de nieuwe campusgebouwen in Kortrijk en het Raveelmuseum in Machelen – had een inbreng. Hij bepleitte de creatie van een ‘witte ruimte’ en op zijn advies kreeg die een witte vloer en plafond, en werden de wanden met schildersdoek bekleed. De studenten namen de invulling op zich. Na een bezoek aan de kerk, het museum en het atelier van Raveel in Machelen kwamen de eerste ideeën op papier, waarna de kunstenaar die bijstuurde. De ontwerptekeningen werden op groot formaat op de wanden bevestigd, waarna Raveel andermaal een oordeel velde. Ook het schilderij Berglandschap in de omgeving van Valréas van Raveel uit 1982 dat deel uitmaakte van de verzameling van de Kulak werd geïntegreerd. Met correcties tot op het laatste moment kreeg de beschildering vaste vorm. Christelijke symbolen werden met opzet geweerd. “De afwezigheid van een kruisbeeld is voor de studenten beter te plaatsen, dan een discrete aanwezigheid”, stelde Cooman. “Toch is deze ruimte een plaats waar geloof levensecht mag worden. Overigens vermeldt het opengeslagen verhalenboek boven de inkomdeur de naam Jezus Christus.”
Een jongen met een rugzak is op weg naar zijn toekomst; een hand wijst neerwaarts vanuit een schroeiend vuur; een tak met roodborstje kruipt via het daklicht binnen; een boom zo stevig als een zuil reikt tot in de wolken; en een wit vierkant en een groene cirkel prikkelen de geest. “De eerste aanblik werkt vervreemdend. Het licht valt van boven de ruimte binnen en is bijzonder fel.” Op het dak staart een figuur in wit polyester naar de verte. Dat door de studenten ontworpen beeld doet denken aan de Man die de wolken meet van Jan Fabre – een installatie op het dak van het SMAK in Gent en De Singel in Antwerpen. Die figuur kan meervoudig worden geïnterpreteerd: Is dat een anonieme toeschouwer of dromer? Of een metafoor voor iemand die zijn onmacht ervaart tegenover de hem overstijgende schepper? “God is niet alleen in een kerkgebouw te vinden, maar ook daarbuiten.”
Bij het interieur horen 25 vierkante, door Stéphane Beel ontworpen zitbankjes en een altaar met aan de bovenkant een spiegelglas, dat Raveel omdoopte tot Tafel om de hemel in op te vangen.
© KIK-IRPA |
© KIK-IRPA |
“Joost Gevaerts doek Hij is niet hier, beeldt de zwachtels uit die in pijn en verwonding zich een weg banen door de doodstunnel, van het inktzwarte graf naar het ongeschapen licht van de eerste dag. Het doek spreekt tegelijk van vergankelijkheid en van eeuwigheid. Het roept de botsing op tussen licht en duisternis, zoals die gestalte krijgt in het passieverhaal. Dit werk verwijst naar de Paas-Christus zonder die tot in detail af te beelden. Het silhouet volstaat om je aan het denken te zetten. Gevaert verheft de lijkwade tot meer dan een troostdoek. Het doek spreekt van opstanding. De lijkwade wordt een zegebanier. Het roept op tot barmhartigheid en mededogen. Voor de niet gelovige is het witte doek de lijkwade, het einde van de pijn. De gelovige ziet er een teken in van opstanding.”
© KIK-IRPA |
° SERCU Bernard, Missiebrandvenster Sint-Livinuskerk Elverdinge
Licht stoot door naar wereld van symboliek
Bernard Sercu maakte als eerbetoon aan vier missionarissen een origineel abstract ‘missiebrandvenster’ voor de kerk in Elverdinge. “Hij wist zo met het licht om te gaan dat het glas niet een verhaal illustreert, maar een boodschap bevat. Het invallende licht via telkens vijf soorten rood en blauw doorbreekt het esthetische stadium en stoot door naar de wereld van de symboliek. Deze kleurenvariatie, nog vermeerderd door verschillende dikten van het glas, zijn gevat in het prachtige loden lijnenspel van fijne en dikke lijnen. Het lood vervult hier een optimale rol als bindmiddel met een mooi grafisme van diagonale lijnen.”
° DE CORDIER Thierry, Kapel van het Niets in Duffel
Op de campus van 25 ha van het psychiatrische centrum Sint-Norbertus in Duffel, waar zich een ziekenhuis met 601 bedden bevindt, bouwde De Cordier de Kapel van het Niets: een geschenk van de vzw Emmaüs aan de zusters van het Convent van Betlehem.
“Aanvankelijk dachten wij aan een stille ruimte”, verduidelijkte. De kunstcel van de voormalige Vlaamse Bouwmeester bOb Van Reeth bracht hem in contact met de artistieke duizendpoot Thierry De Cordier in wiens werk het ‘schuilen’ en het ‘onderdak zoeken’ een rode draad vormt. “De Cordier was meteen enthousiast”, herinnerde Pelgrims zich. “Hij liep al een aantal jaren met het idee boven op een berg een ‘kapel voor één persoon’ te bouwen.” De Cordier ontwierp op basis van de verhoudingen van de gulden snede een uitgepuurde ruimte in open lucht van vier meter breed, tien meter lang en zeven meter hoog. Tegen de achterwand staat op een blauwarduinen sokkel de bijna transparante witte Muur van het Niets: een monumentaal vertikaal vlak dat door het dak heen loopt. Iedere bezoeker kan aan dat symboolvlak, dat als vanzelf naar het kosmische of het transcendente verwijst, een eigen betekenis geven. ”Die muur staat voor de verbinding met het niet-wereldse, zeg maar de laatste vragen”, vertelde de kunstenaar. Voor die muur verwijst de met zwarte stof omwikkelde verticale paal naar een opstaande mens of een kruisvorm. Want deze ‘lege’ ruimte biedt de bezoeker geen enkele houvast. De Cordier daagt hem uit vanuit de stilte of het niets op zoek te gaan naar rust, harmonie en vervulling.
Welke zijn de reacties? “De zusters zijn enthousiast en komen hier regelmatig bidden”, verduidelijkte Pelgrims. “Omdat dit geen evident werk is, maakten wij voor de bezoekers – de kapel is iedere werkdag in de namiddag open – een begeleidende tekst en organiseren begeleide wandelingen.” Toch deelt niet iedereen dat enthousiasme. “In de kapel sta je moederziel alleen en weerkaatst de witte muur alleen jezelf”, vertelde Alain Arnould. “De Cordier maakte een krachtige, confronterende ruimte, maar gaf daar geen invulling aan. Hij engageert zich niet. Niets naar voren schuiven is geen optie. Alleen tot rust komen, is voor mij niet genoeg.”
© KIK-IRPA |
° HOENRAET Luc, ‘Kruisweg van de liefde’, kerk Langemark
Verrijzens centraal in meditatieve ruimte
Luc Hoenraet maakte voor de tot meditatieve ruimte omgedoopte linkerzijbeuk van de kerk in Langemark de Kruisweg van de liefde. Vijf monumentale doeken brengen gebald de weg van Golgota naar de verrijzenis in beeld. “Dit betekende een keerpunt in het oeuvre van de kunstenaar. Het kruis nam sinds lang een centrale plaats in, maar nu begon de abstracte kunstenaar figuratief te werken. Het naamloze kruisteken kreeg plots het gelaat van de Gekruisigde.”
|
° KNAEPEN JOS, Sint-Idesbalduskerk in Sint-Idesbald
Symbiose tussen eigentijdse aankleding en traditie
De kloosterkerk van Sint-Idesbald – in 1935 gebouwd in de destijds populaire villastijl – doet sinds 1967 dienst als parochiekerk. Met de verkoop van de aangrenzende school in 2005 kwam een ontmoetingsruimte voor de parochie tot stand en werd de kerk onder leiding van architect Marc Vandendries grondig gerestaureerd. Er kwam meer groen in de omgeving en de buitenmuren werden wit geschilderd. Het interieur kreeg een nieuwe betegeling met vloerverwarming, de muren werden gezandstraald en de betonbogen geschilderd. Achteraan leidde de vergroting van het doksaal tot de plaatsing van een sanitair blok en een berging. Een rolscherm maakt tijdens de vieringen de projectie van beelden mogelijk.
Het gebouw kreeg onder impuls van pastoor Lieven Gistelinck een nieuwe artistieke aankleding. De blikvanger in het schip is de abstracte compositie Hemelvaart of Verrijzenis in polyester van drie bij vier meter van kunstenaar Fernand Vanderplancke. De nieuwe glasramen – met uitzondering van het koor – van Jos Knaepen baden in een zee van wit, waarbij links de rode en rechts de blauwe tinten domineren. Het rood verwijst naar de liefde, het lijden, het bloed en de aarde of de horizontaliteit – en het blauw naar de verdieping, het mysterie en de hemel of de verticale dimensie van het leven. Zeer geslaagd is het door architect Vandendries ontworpen verlengde altaarpodium. Hier staat, naar het voorbeeld van de Sint-Maartenskerk in Kortrijk de ambo achter het altaar. Door de open lattenconstructie zijn beide gedeeltelijk transparant. Bij dat ensemble horen twee ‘sedes’ voor de voorgangers. Het sluitstuk vormt de kazuifel die de Koreaanse benedictijnermonnik Kim En Young schilderde op zijde.
Toch hield pastoor Gistelinck geen ‘tabula rasa’: “Gewone gelovigen moeten zich in deze populaire devotiekerk ook thuis kunnen voelen.” Daarom bleef het figuratieve glasraam in het koor behouden. Dat toont Onze-Lieve-Vrouw als ster der zee die wordt vereerd door de apostel Petrus met een vis en abt Idesbald met een scheepje. Naast de neogotische beelden is ook het nieuwe devotiebeeld van Onze-Lieve-Vrouw van Margrit Van Nuffel traditioneel opgevat. Wel staan alle beelden op houten sokkels: lattenconstructies die een eenheid vormen met het altaarpodium.
Uit de band springen – hoewel die nauwelijks opvallen – de banale kruisweg en het Christusbeeld van de firma Slabbinck. “Die werden aangekocht voor mijn aanstelling”, verontschuldigt Gistelinck zich. Je kunt een groter contrast met de kruisweg van de Duitse kunstenaar Herbert Kreuzer in de naburige kerk van Onze-Lieve-Vrouw ter Duinen in Koksijde, waar Gistelinck eveneens pastoor is, nauwelijks bedenken. Dit bronzen abstracte pareltje geeft door zijn bescheiden afmetingen een subtiele, maar krachtige toets aan de kerk.
© KIK-IRPA |
© KIK-IRPA |
© KIK-IRPA |
° VENLET Richard, Kapel en Stille Ruimte in AZ Groeninge in Kortrijk
Ondergedompeld in een goudgeel bad
In de minimalistische ruimtelijke vormentaal van kunstenaar-architect Richard Venlet (°1964) – uit Australië afkomstig, maar in Brussel woonachtig –, schuilt een vervreemdend effect. Er vindt een betekenisverschuiving plaats waardoor de toeschouwer de omgeving op een andere manier bekijkt. Venlet vertegenwoordigde ons land in 2002 op de Biënnale van São Paulo.
Binnen de schoot van het AZ Groeninge in Kortrijk – een fusie van drie katholieke ziekenhuizen en het OCMW-ziekenhuis – werd in het vooruitzicht van de bouw van het nieuw ziekenhuis een kunstcommissie opgericht. Venlet kreeg de inrichting van twee spirituele ruimtes toevertrouwd en legde in april 2010 de laatste hand aan zowel de vierkante kapel, als de langwerpige Stille Ruimte. In beide gevallen stap je letterlijk in een goudgeel bad, waarin de ruimte van boven tot onder is ondergedompeld. Het geel verwijst naar het licht, het leven, de kleur van de zon en in de christelijke symboliek naar Pasen. Het goud roept dan weer associaties op aan rijkdom, macht, welzijn en bovenal het goddelijke.
De vorm van de beide ruimten is minimalistisch. De vloer vormt een doorlopend vlak en op het plafond hangen rechthoekige panelen met daarop diagonale lijnen. De houten panelen van de zijwanden staan in twee rijen boven elkaar waarbij de kunstenaar – bijna tot wanhoop van de opdrachtgever – erover waakte dat de nerven van het hout doorlopen van boven naar onder.
Ondanks hun identieke aankleding verschilt de sfeer in de beide ruimten. In de lege Stille Ruimte bepaalt het al dan niet gedeeltelijk openen van de vensterluiken aan de straatzijde de sfeer. De kapel heeft een altaar, doopvont en lezenaar waardoor die fungeert als liturgische ruimte. Het tabernakel werd subtiel in de zijwand geïntegreerd en door een verschillende vormgeving van de panelen ontdek je pas na aandachtig kijken achter het altaar een kruisvorm. Een vondst is de godslamp aan het plafond. Zelfs wanneer de koorruimte wordt gesloten, blijft die door een kleine ronde opening in de wand zichtbaar.
De betovering die van beide ruimten uitgaat, kan alleen maar stralen in haar naakte eenvoud. Wanneer je ook maar iets binnenbrengt wat aan de ruimten vreemd is, verliezen ze onmiddellijk haar aantrekkingskracht en fascinatie. Laat die onzichtbare magneten zelf hun werk doen. Alleen dan kunnen zij iedereen die daar langskomt fascineren: zowel zij die zijn begaan met de pastoraal in het ziekenhuis, als de patiënten. Maar lang niet iedereen deelt die mening. De directie van het ziekenhuis besliste een kruisbeeld en een icoon van Onze-Lieve-Vrouw aan te kopen. Elementair is overleg met de kunstenaar. Maar zal dat ook gebeuren? De kans is zeer groot dat een van de meest authentieke spirituele ruimten van Vlaanderen wordt verminkt nog vooraleer ze goed en wel wordt gebruikt.
© KIK-IRPA |
° KIM EN JOONG, dominicanenklooster in Louvain-La-Neuve
De dominicanen van Franstalig België verlieten in 2006 hun klooster in Rixensart. Op verzoek van Aloys Jousten, de bisschop van Luik, kregen zeven broeders een nieuwe thuisbasis in de ‘vurige stede’ en in 2010 verhuisden acht broeders naar de universiteitsstad Louvain-La-Neuve. “Dat was geen toeval”, vertelde prior Stéphane Braun, “want al in 2005 openden wij in de benedenverdieping van een studentenhome de Ierse studentenpub The Blackfriars, verwijzend naar de traditionele Engelse naam van de dominicanen. Iedere avond biedt een van onze broeders daar een luisterend oor aan de bezoekers.”
Met de steun van een private mecenas bouwden de dominicanen op het terrein naast de pub een nieuw klooster met tien kamer voor de broeders en twee gastenkamers. Dat werd genoemd naar Fra Angelico, de 15de-eeuwse schilder en dominicaan. Een architectuurwedstrijd bekroonde het ontwerp van het bureau Agda van Benoît Gillon et Géry Despret. Zij concipieerden de kapel in de vorm van een monumentaal ei: het oeroude vruchtbaarheidssymbool dat in christelijke iconografie ook verwijst naar Pasen – de verrijzenis van Christus. Deze aan de binnenkant deels open en gesloten eivorm in hout, die werd geïntegreerd in het kloostergebouw, groeide uit tot een pareltje van eigentijdse religieuze architectuur dat in ons land nauwelijks zijn gelijke vindt. Braun die zelf architect is, volgde het project mee op.
De inrichting van de kapel werd toevertrouwd aan de in Parijs verblijvende Koreaanse dominicaan Kim En Joong. “Hij ging niet over een nacht ijs”, vervolgde Braun, “want tijdens de bouwwerken die in 2008 aanvatten, kwam hij tweemaal ter plaatse.” Vooreerst ontwierp hij vier lyrisch-abstracte glasramen achter het altaar – respectievelijk in tinten van groen, rood, blauw en geel. Hoewel die zijn opgebouwd uit flarden van felle kleuren en een sterke dynamiek uitstralen, overheerst de sfeer van rust en contemplatie. De kunstenaar bekomt dat effect door de gedoseerde en de beheerste opbouw, de rijke gelaagdheid van het glas, de subtiele manier waarop hij de kleurencombinaties bespeelt en het overvloedige wit waarin – als echo van de stilte – de openheid en de ontvankelijkheid voor het mysterie kan groeien. Die bij uitstek meditatieve glasramen ademen een spirituele gevoeligheid.
“Niet het habijt en de kop maken de monnik, maar de inhoud van zijn ziel en zijn innerlijk geloof”, vertelde Kim En Joong. “Ik wil het onzichtbare laten aanvoelen en ook de toeschouwer daaraan deelachtig maken. Ik weet niet of ik erin slaag een gezicht van God te laten doorschemeren. Want ieder voor zich moet proberen daar een betekenis aan te geven.”
Kim En Joong maakte ook het altaarkruis, de kazuifels en het liturgische vaatwerk. De kapel biedt plaats aan dertig tot veertig personen en door het openschuiven van een wand kan ook de hal worden geïntegreerd. In die hal vervolledigen een groot glasraam en schilderij van Kim En Joong dit unieke ensemble. Voorlopig doen het altaar en lezenaar van het klooster in Rixensart nog dienst. “We zoeken nog naar een oplossing”, vervolgde Braun. “We willen niet over een nacht ijs gaan en winnen ook het advies in van Kim En Joong.”
© KIK-IRPA |
© KIK-IRPA |
© KIK-IRPA |
De kerk heeft nood aan een Belgisch of een Vlaams ‘Expertisecentrum kerk en kunst’ dat in opdracht van de bisschoppenconferentie de kerkhervormingsprojecten professioneel begeleidt.
De belangrijkste krachtlijnen van de werking van dat expertisenetwerk zijn:
1° Bundelen van de krachten
De knowhow die vandaag op het terrein aanwezig is – denk Mark Delrue, Frédéric Debuyst en anderen met praktijkervaring, evenals het team Yotb – integreren in het Expertisecentrum.
2° Multidisciplinair netwerk
De kerk heeft nood aan de uitbouw van een netwerk van kunstenaars, architecten, binnenhuisarchitecten, liturgische adviseurs, verlichtingexperts, designers … enzovoort – in alle stijlen, richtingen en genres – die kunnen worden ingeschakeld bij de uitvoering van projecten allerhande.
3° Inschakelen Diocesane Commissies voor Kerkelijk Patrimonium
Ieder bisdom heeft een Diocesane Commissie voor Kerkelijk Patrimonium die de liturgische hervormingsprojecten adviseert. Die werking moet worden geïntegreerd binnen het overkoepelende expertisecentrum. Voor de Diocesane Commissies is deels een nieuwe rol weggelegd (zie punt 4).
4° Aanstellen intendant
Aan het hoofd van het Expertisecentrum komt een intendant die de Belgische of Vlaamse werking coördineert en opvolgt – bijgestaan door experts in diverse disciplines. Niet alle medewerkers hoeven beroepskrachten te zijn. De kerk kan priesters vrijstellen en ook freelancers en vrijwilligers kunnen worden ingeschakeld. De opvolging van de praktische uitvoering van de projecten kan gebeuren door de Diocesane Commissies voor Kerkelijk Patrimonium.
De intendant wordt aangeworven op basis van zijn competenties.
5 Inbedden in CRKC
Het Expertisecentrum behoeft geen nieuwe structuur, maar kan worden ingebed binnen het Centrum voor Kunst en Cultuur (CRKC) in de Parkabdij in Heverlee. Dat heeft overigens ook de promotie van de hedendaagse kunst tot doel.
Die inbedding biedt als voordeel dat de bovenbouw en de basisinfrastructuur al voorhanden zijn. De financiering van de werking gebeurt door een jaarlijkse dotatie van de bisschoppenconferentie, een bijdrage van de bisdommen en het CRKC en een gebruikersbijdrage.
6° Vormingsinitiatieven.
Cruciaal in de werking van het Expertisecentrum is het periodiek organiseren van informatie- en vormingssessies voor parochies en verantwoordelijken die plannen smeden om liturgische ruimten te hervormen. Daarbij moet de aandacht gaan naar verschillende aspecten, waaronder ook de veiligheid en de beveiliging van de kerken, omdat het de betrachting moet zijn alle kerken open te stellen voor het publiek.
7° Publicaties.
Van groot belang is dat het expertisenetwerk publicaties verspreidt, gedrukt en via het internet, over de nieuwste trends met een voorstelling van de geslaagde projecten.
8° Aanspreekpunt voor de overheid
Het Expertisecentrum moet optreden als aanspreekpunt voor de overheid en ijveren voor de bescherming van de meest waardevolle zaken. De bescherming van de beste voorbeelden – waaronder de Sint-Pauluskerk in Sint-Pieters-Woluwe, de Heilig Hartkapel in Kortrijk, het dominicanenklooster in Louvain-La-Neuve, de Sint-Martinuskerk in Stevoort, de Sint-Martinuskerk in Dion-le-Val, de Sint-Martinuskerk in Kortrijk, de Sint-Apolloniakerk in Elst, de Sint-Hadrianuskerk Handzame en De Kapel van het Niets in Duffel – moet voorkomen dat ze verloren gaan. Zo is de in 1954-1955 door Paul Felix en Georges Pepermans ontworpen kapel van de studentenhome Pius X in het Arenbergpark in Heverlee – het vroegste en een van de fraaiste voorbeelden van naoorlogse modernistische religieuze architectuur – verworden tot een ordinair depot voor lavabo’s en matrassen.
Het expertisecentrum kan een nieuwe dynamiek op gang trekken waarbij de integratie van kunst en een deskundige eigentijdse herinrichting van liturgische ruimten het ultieme einddoel verwezenlijken: de creatie van authentieke ‘vrijplaatsen’ in het hart van iedere gemeenschap waar jong en oud, gelovig en niet-gelovig, wie gehaast is of wie tijd heeft … kan stilvallen, rust, verdieping en zin kan vinden. Dit als de unieke bijdrage van de kerk bij de totstandkoming van een betere samenleving.