Vrijheid of dood
De geweldloze strijd van Nguyen Van Ly voor religieuze en politieke vrijheid in Vietnam
“In december 2000 hangt Nguyen Van Ly
aan de toren van zijn parochiekerk in Nguyet Bieu
de slogan Religieuze vrijheid of dood.
Velen bekritiseerden hem voor zijn politiek engagement.
Maar wanneer ik daar nu op terugblik,
moet ik nederig vaststellen dat Van Ly
de oplossing heeft gevonden
voor het fundamentele vraagstuk
van het overleven van het Vietnamese volk.”
Franciscaan Nguyen Ngoc Tihn, 5 januari 2010.
Inhoud
Proloog: IJzeren hand
1. Vietnam als Chinees en Frans wingewest (tot 1945)
2. Eerste Indochinese Oorlog mondt uit in gewapende vrede (1946-1964)
3. Verenigde Staten verliezen Tweede Indochinese Oorlog (1965-75)
4. Samenleving op communistische leest (1975-78)
5. Vietnam aan de rand van de afgrond (1979-1986)
6. Vrije markteconomie komt moeizaam op gang (1986-1997)
7. Hardere aanpak leidt tot economisch succes (1997-2004)
8. Geweldloos blijven vechten voor vrijheid (2005-2007)
9.Volkskerk neemt roer in handen (2008-2012)
10. Vrijheid of dood
11. Bibliografie
Proloog
IJzeren hand
Het bezoek van de Amerikaanse president, Bill Clinton, van 16 tot 18 november 2000 aan Vietnam, bezegelt een kwarteeuw na het einde van de Tweede Indochinese Oorlog de normalisering van de handelsbetrekkingen tussen de beide landen. Van de delegatie van Clinton maakt Helen Ngo Thi Hien deel uit, de voorzitter van het Amerikaanse Comité voor Religieuze Vrijheid. Zij ontmoet de katholieke dissidente priester, Nguyen Van Ly, in zijn parochie An Truyen. Omdat Van Ly onder huisarrest staat en niet vrijuit kan spreken, overhandigt Helen Ngo aan diens neef, de toen 27-jarige Nguyen Vu Viet, een lijst met dertig vragen. Ze vraagt verder enkele jeugdfoto’s van Van Ly te bezorgen met het oog op de publicatie van een boek. Vu Viet beantwoordt de vragen in drie e-mails. Daarin beschrijft hij onder meer hoe Van Ly de communisten om de tuin heeft geleid bij een stemming voor de bisschopsraad. Maar de Vietnamese militaire geheime dienst TC2 onderschept het e-mailverkeer en beschuldigt Vu Viet propaganda te voeren en de religieuze politiek van de partij en de regering te verdraaien.
Ook zijn zuster, Nguyen Thi Hoa, een 44-jarige weduwe met vier kinderen, wordt aan de tand gevoeld wegens een kritisch interview over de religieuze toestand in Vietnam voor Que Hong, een Vietnamees gesproken radiostation dat uitzendingen verzorgt vanuit Californië. En zijn oudere broer, de 36-jarige Nguyen Truc Cuong, komt eveneens in het vizier. Hij heeft geld gekregen voor een mobiele telefoon en de aankoop een grafsteen op de laatste rustplaats van Tran Thi Kink: hun overleden grootmoeder en de moeder van Nguyen Van Ly.
Zeven maanden later, in juni 2001, één maand na de veroordeling van Van Ly tot vijftien jaar opsluiting, volgt de arrestatie van diens twee neven en nicht. De vuistdikke aanklacht bij de Hoogste Volksprocuratuur in Hanoi bevat tot in het kleinste detail alle communicaties per e-mail, telefoon en fax. De mensenrechtenorganisatie Amnesty International kapittelt op basis van de Vietnamese wet op de privacy de opzoekingmethodes van de geheime dienst TC2. Zij stelt dat illegaal e-mailverkeer en internetboodschappen zijn onderschept en telefoongesprekken afgetapt.
Voor het verzamelen van informatie die buitenlandse landen tegen de Vietnamese Republiek kunnen gebruiken, worden Vu Viet, Truc Cuong en Thi Hoa in toepassing van artikel 80 van het Strafwetboek beschuldigd van spionage. Daarvoor geldt maximaal de doodstraf. De overheid beschouwt immers zowel het Comité voor Religieuze Vrijheid als Radio Que Hong als reactionaire organisaties omdat ze opkomen voor vrijheid en het respect voor de mensenrechten in Vietnam. Onder internationale druk belandt die zaak evenwel op de lange baan. Amnesty International argumenteert dat wat hen ten laste wordt gelegd volgens het internationaal recht volkomen legaal is in de meeste landen: “De zware beschuldiging van spionage misbruikt het begrip ‘nationale veiligheid’ om de fundamentele rechten van vrijheid van meningsuiting te beknotten.” Amnesty eist de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de drie arrestanten.
Wanneer het dossier zestien maanden later, op 24 oktober 2002, opnieuw wordt ingeleid bij de Hoogste Volksprocuratuur van de hoofdstad, volgt andermaal een opschorting. Bijna een jaar later, op 10 september 2003, verschijnen de drie beschuldigden dan toch voor de rechter. Zij worden niet langer beticht van spionage, maar van “het misbruik van de democratische vrijheden om de belangen van de staat te schenden” volgens artikel 258, lid 2 van het Strafwetboek. Dat de inhoud van de beschuldiging in de loop van het proces verandert, is ongezien in de Vietnamese rechtspraak. In een gesloten zitting van drie uur krijgen Vu Viet en Truc Cuong respectievelijk vijf en vier jaar opsluiting en hun zuster Thi Hoa drie jaar. Op 28 november 2003 vermindert het Opperste Volksgerechtshof in Hanoi de straf van beide broers tot 32 maanden en die van Thi Hoa tot vier maanden en zes dagen. Zij krijgt de toelating om naar huis te gaan en haar broers komen enkele dagen vrij. Beiden zitten al ruim twee en een half jaar in voorarrest, terwijl hun zuster al die tijd onder huisarrest heeft gestaan.
Die beslissing van het Opperste Volksgerechtshof illustreert de ijzeren hand van het regime. Door zeer strenge straffen in beroep te milderen, slaat de overheid twee vliegen in één klap. Enerzijds zijn de hardliners binnen de communistische partij gepaaid. En anderzijds wordt de critici de wind uit de zeilen genomen door de schijn te wekken toegevingen te doen.
Overigens loopt de ijzeren hand als een rode draad door de geschiedenis van Vietnam. Die is eerder al op grote schaal toegepast bij ieder verzet tegen de Chinese bezetters, de Franse kolonialisten, het communistische regime in Noord-Vietnam na 1954 en de door de Verenigde Staten gesteunde Zuid-Vietnamese regering.
1. Vietnam als Chinees en Frans wingewest (tot 1945)
Het Indochinese schiereiland omvat vier landen. Dat zijn Thailand, Cambodja, Laos en aan de oostzijde het smalle S-vormige Vietnam met een kustlijn van 2.500 km aan de Zuid-Chinese Zee. Van oudsher zit Indochina, zoals de naam suggereert, geprangd tussen de invloedssfeer van twee beschavingen: de Indische en de Chinese. De geschiedenis van die vier landen is nauw met elkaar verweven.
Geografische en etnische verscheidenheid
85 procent van de bijna negentig miljoen Vietnamezen woont in de deltagebieden van de Song Koi of de Rode Rivier in het noorden en de Mekong in het zuiden. Daar bevinden zich de belangrijkste steden: de hoofdstad Hanoi in het noorden en Ho Chi Minh Stad, het voormalige Saigon, in het zuiden. De heuvelachtige centrale hooglanden, met bergen tot tweeduizend meter en smalle kuststroken, overbruggen de afstand van 1.700 kilometer tussen beide metropolen. De hoger gelegen gebieden zijn bedekt met tropisch regenwoud. In het noorden van het land is de delta van de Rode Rivier langs drie zijden omgeven door de noordelijke hooglanden met bergpieken tot drieduizend meter.
Het grootste deel van Vietnam kent een tropisch klimaat. De delta van de Rode Rivier kampt jaarlijks met noordelijke winden tijdens de moesson of het regenseizoen en heeft van december tot maart een koel klimaat. Verwoestende wervelstormen kunnen in het centrale kustgebied eveneens hard toeslaan, terwijl de zuidoostelijk kust vooral kampt met droogte.
De etnische Viet die zowat negentig procent van de bevolking uitmaken, hebben in de loop der eeuwen de oorspronkelijke bewoners verdrongen. Vietnam telt vandaag 54 erkende etnische minderheden. In de Mekongdelta wonen de Khmer, de Cham en de Hoa of etnische Chinezen. De Franse kolonisatoren noemen de Degar of de volkstammen in de centrale en de noordelijke hooglanden Montagnards. Zij behoren tot de oudste oorspronkelijke bewoners van Zuidoost-Azië en blijven trouw aan hun gewoonten, religie, taal, cultuur en klederdracht. Maar mede door de grote armoede slinkt hun aantal van 3,5 miljoen in het begin van de 19de eeuw naar zowat 800.000 tot een miljoen vandaag. De belangrijkste stammen in de centrale hooglanden zijn de Bahnar, de Jarai en de Bru. In de noordelijke hooglanden wonen de Thai, de op een na grootste etnische minderheid. Op basis van de kleur van hun kleding gebeurt een opdeling in de Zwarte, de Witte en de Rode Thai.
Animisme en voorouderverering
Vooral op het platteland, waar nog altijd een grote meerderheid van de bevolking woont, is het animisme wijdverspreid. De meeste Vietnamezen geloven in het bestaan van goede en kwade geesten die ronddwalen in en rond de woningen, de bomen, de planten, de stenen, de bergen en de rivieren. Diezelfde geesten beheersen ook de natuurkrachten zoals de donder. Om ze gunstig te stemmen vinden in tempeltjes offers en rituelen plaats. Volgens de overlevering draagt ieder mens in zich twee groepen van geesten: de phach of de via die de mens van de geboorte tot de dood begeleidt, en de geestelijke substantie van de drie hon die het lichaam verlaat bij het sterven.
Verder heeft de voorouderverering diepe wortels. Ieder individu vormt een schakel binnen de familieketting. Daarvan maken niet alleen de levenden deel uit, maar ook de voorvaderen en zij die nog moeten worden geboren. Families leven onder hetzelfde dak, werken samen en delen alles. De tabletten van de overledenen bevatten hun naam en foto en gaan minstens drie generaties terug. Hun verering vindt plaats op het altaar in het ouderlijk huis of op de grond van de voorvaderen. Vanuit de overtuiging dat de geesten van de doden ons dagelijkse leven beïnvloeden, worden ze gunstig gestemd door het offeren van wierook, fruit en bloemen. In de traditionele Vietnamese samenleving zijn huwelijken in de eerste plaats sociale contracten tussen families waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor bemiddelaars. Verder zijn polygamie en concubines zeer verspreid.
Bij de herdenking van de sterftedatum van een voorvader vindt een ritus plaats. De omvang van de offergaven hangt af van de economische toestand en zijn rang binnen de familie. Offers brengen de voorouders ook op de hoogte van de blijde en de droevige gebeurtenissen zoals een huwelijk, een verjaardag, het slagen in een examen, een promotie of een overlijden. Het hoogtepunt van de voorouderverering is Tet Nguyen Dan of het Festival van de Eerste Dag, eind januari of begin februari. Dat feest markeert zowel het begin van het nieuw maanjaar als de lente. Voor westerlingen verenigt Tet zowel Nieuwjaar, Kerstmis, Pasen, Allerzielen als karnaval. Vooraf worden de geesten van de overledenen gunstig gestemd door het versieren van de huizen en het reinigen van de familiegraven. Tijdens het feest roepen gebeden, het offeren van symbolische geschenken en het branden van wierookstokjes de voorouders op in familiekring. Volgend op de vredeswens bieden de kinderen hun wensen aan en geven de ouderen geschenken. Zij wensen hun kinderen een lang leven vol voorspoed en geluk. Om middernacht, bij de overgang van het oude naar het nieuwe jaar, danken de familieleden voor het altaar van de voorvaderen de hemel en hun voorvaderen voor het leven dan hen is gegeven. Het eten van de banh day en de banh chung, een ronde en een vierkante rijsttaart, besluit het rijkelijke feestmaal aan een mooi versierde tafel. Zij symboliseren respectievelijk de hemel en de aarde of het samengaan van de spirituele en wereldlijke dimensies van het leven. Daarnaast is Tet ook een uitbundig volksfeest met muziek, dans, zang, spel en processies. Daar hoort vuurwerk bij omdat volgens de overlevering de kwade geesten vluchten voor de knallende geluiden. De Dag van de Verloren Zielen in augustus, het tweede belangrijk feest in Vietnam, staat eveneens in het teken van de voorouderverering. Vanuit de overtuiging dat de geesten van de overledenen die dag de hel verlaten en op de aarde rondzwerven, worden voedsel en geschenken geofferd.
Bovenop de familiale verankering speelt in Vietnam het dorp een belangrijke rol als schakel in de grotere gemeenschap. Dorpelingen zijn in zekere mate familieleden. Ze helpen elkaar en delen wat ze hebben. Veel dorpen vereren in de tempel van Dinh hun beschermgeest. Dat kan een historisch persoon zijn, de mythologische eerste Vietnamese koning Lac Long, en zijn vrouw Au Co, of natuurgoden zoals de berggeest Than Nui en de watergeest Than Thuy. De tempel wordt tevens gebruikt als een soort gemeentehuis en als pleisterplaats voor bijeenkomsten en ceremonies.
Drie religies
Vietnam vormt historisch het snijpunt van drie religieuze stromingen met een filosofische, mystieke en ethische inslag. Dat zijn respectievelijk het boeddhisme, het taoïsme en het confucianisme. Een grote meerderheid van de bevolking is boeddhist. Volgens de leer van de uit India afkomstige Siddharta Gautama of Boeddha is het leven een synoniem van het lijden omdat ziekte, ouderdom en dood daar onlosmakelijk deel van uitmaken. De oorzaak van het lijden is de begeerte. Alleen wie zich losmaakt van iedere begeerte bereikt de gelukzalige toestand van het nirvana. De in Vietnam dominante stroming van het Mahayana-boeddhisme of het Grote Voertuig gaat uit van de universele verlossing van alle mensen. Dit betekent dat ook leken de toestand van het nirvana kunnen bereiken. In de Mekongdelta pratikeren de etnische Khmer de variante van het Theravada-boeddhisme.
Vanuit China kent het taoïsme een ruime verspreiding in Vietnam. De kern van die mystieke stroming is het geloof in de spontane ordening van de natuur waarbij het yin en het yang elkaar in evenwicht houden. Het vrouwelijke yin verwijst naar de maan, de winter, de duisternis, de behoudzucht en de passiviteit. De mannelijke tegenhanger yang houdt dan weer verband met de zon, de zomer, het licht, de creativiteit en de dominantie. De belangrijkste god in het taoïstische pantheon is Ngoc Huang of de Jade Keizer. De eveneens uit China afkomstige confucianistische leer ten slotte is opgebouwd rond een persoonlijke en bestuurlijke ethiek. Die stoelt op het respect voor de orde, de ouderen en de meerdere in de samenleving. De jezuïeten gaven in de 16de eeuw de in het jaar 497 voor Christus overleden geleerde met de roepnaam Kong Fuzi of Meester Kong de Latijnse naam Confucius. Zijn morele code met drieduizend gedragsregels beoogt stabiele maatschappelijke verhoudingen.
De religieuze beleving in Vietnam is niet alleen diep verankerd, maar ook complex omdat in het dagelijkse leven naast het animisme en de vooroudervering ook elementen van de Tam Giao of de drie religies zitten verweven: het boeddhisme, het taoïsme en het confucianisme. Voor de hiërarchie in de familie en de vervulling van de burgerplichten biedt het confucianisme een houvast. Het taoïsme bepaalt de opvattingen over de natuur en het universum en bij begrafenissen grijpen velen terug naar boeddhistische rituelen.
Overigens dekt de oosterse religieuze denkwereld een andere lading dan het westerse begrip religie. Vanuit hun verschillende achtergrond spreken de oosterlingen anders over hun geloof en ze beleven dat ook anders. Zo bevat de vooroudercultus een diep geworteld respect voor de ouderen. En met een westerse bril op de neus kun je de grens tussen geloof en bijgeloof niet altijd scherp aflijnen.
Noord-Vietnam wordt Chinees wingewest
De schaduw van het Chinese keizerrijk hangt al twee millennia over het noorden van Vietnam wegens de aanwezigheid van de vruchtbare delta van de Rode Rivier. Generaal Trieu Da verdedigt met succes de staat Au Lac tegen de op expansie beluste Han dynastie. Maar het leger van de Chinese keizer Wu Di verslaat in 111 voor Christus diens opvolgers. De eeuwenlange bezetting gaat gepaard met de aanleg van wegen, havens, dijken, kanalen en dammen voor de exploitatie van het land. Militaire gouverneurs installeren een op het confucianisme geënte bureaucratie, de Chinese staatsideologie. Maar de vorderingen van soldaten, de verplichte arbeid, de hoge belastingen en de inmenging in de binnenlandse aangelegenheden lokken opstanden uit. De rebellie van de adellijke zusters Trung in het jaar 39 na Christus, wier echtgenoot de Chinezen hebben vermoord, symboliseert het verzet. Zij verkiezen de zelfmoord boven de overgave. Ook de opstand onder leiding van Trieu An, die in het jaar 248 na zes maanden wordt onderdrukt, bekleedt een prominente plaats in de geschiedenisboeken. Het Chinese juk blijft onverminderd van kracht onder de Tang-dynastie die van 618 tot 907 na Christus regeert.
Maar in het jaar 939 bevrijdt krijgsheer Ngo Quyen noordelijk Vietnam. De door hem opgerichte dynastie ruimt in 968 plaats voor het bewind van Dinh Tien Hoang. Hij verzekert de Vietnamese onafhankelijkheid door de jaarlijkse betaling van een schatting aan de Chinese Song dynastie. Koning Ly Thai To, de stichter van de Ly-dynastie (1009-1225) vestigt de hoofdstad in Hanoi. Kenmerkend voor diens bestuur zijn de gecentraliseerde overheid, de invoering van een belastingsstelsel, een wetboek en een beroepsleger. Als absolute vorst treedt hij met een “hemels mandaat” op als bemiddelaar tussen hemel en aarde. In die periode kent het boeddhisme een ruime verspreiding. De Tran-dynastie (1225-1400) versterkt de bureaucratie, voert een landhervorming door en verdrijft tussen 1257 en 1287 driemaal het leger van de Mongoolse keizer Kublai Khan. Generaal Tran Hung Dao past voor het eerst de guerrillatactiek toe. Zijn soldaten verlaten de steden, vermijden een rechtstreekse confrontatie met de numeriek sterkere Mongolen, maar bestoken vanuit de terreinkennis hun zwakke plekken, tot de Mongolen bij de finale aanval in 1287 het onderspit delven.
Van 1407 tot 1428 staat Vietnam opnieuw onder Chinees bestuur. De boeren verrichten dwangarbeid voor de Minh-dynastie in de mijnen en naast het rooien van zeldzame bossen gaat de teelt van specerijen exclusief naar China. Naast de invoering met harde hand van de Chinese cultuur, literatuur en kalligrafie vergemakkelijken de identiteitskaarten de controle en de inning van de belastingen.
Bloei en verval van de Le-dynastie
De nationalistische leider, Le Loi, verdrijft de Chinezen andermaal met de guerrillatactiek, waarna de betaling van een schatting aan de keizer opnieuw de onafhankelijkheid waarborgt. Le Loi vestigt de Le-dynastie die het land tot 1788 bestuurt. Het hoogtepunt is het verlichte bewind van koning Le Thanh Tong van 1460 tot 1497. Hij koppelt de uitbouw van een sterke centrale administratie aan flexibiliteit op de lagere niveaus. Grote aandacht krijgt de uitbouw van het onderwijs en de bescherming van de burger tegen het mogelijk misbruik van de mandarijnen. Deze verantwoordelijken voor het dagelijkse bestuur staan maatschappelijk hoog in aanzien. De mandarijnen vormen een klasse van intellectuelen omdat ze moeten slagen in het driejaarlijkse staatsexamen in de klassieke Chinese literatuur en filosofie. In die periode krijgen de vrouwen voor het eerst basisrechten. Zo vervalt de ouderlijke toestemming voor een huwelijk en krijgen de dochters dezelfde erfenisrechten van de zonen. Maar wie de orde en de stabiliteit bedreigt, wordt streng gestraft. Le Thanh Tong breidt zijn rijk verder uit in zuidelijke richting. Want tegenover de Chinese invloed in het noorden, heersen in het midden en het zuiden van Vietnam twee koninkrijken met hun roots in de Indische cultuur. Le Thanh Tong verovert in 1471 het koninkrijk Champa in Centraal-Vietnam. Het zuiden van het land maakt deel uit van het machtige Khmerrijk waarvan het zwaartepunt in Cambodja ligt.
Na het hoogtepunt komt het verval. De Le-dynastie die tussen 1497 en 1527 tien opeenvolgende koningen kent, verliest gestaag macht en invloed. Vanaf 1539 treden twee rivaliserende clans op de voorgrond: de Trinh in het noorden en de Nguyen. Zij erkennen formeel de Le-koningen, maar verwerven de feitelijke macht. In de eerste fase van de burgeroorlog, van 1627 tot 1677, zijn de numeriek sterkere Trinh niet opgewassen tegen de superieure Portugese bewapening van de Nguyen clan. Deze laatste breidt zijn macht verder uit naar de Mekongdelta ten nadele van het Khmerrijk. In 1698 vindt de inname plaats van Prey Nokor of Saigon en later huwt een telg van die Nguyen clan een Khmer-prinses. In 1749 zijn de Khmer volledig uit de Mekongdelta verdreven.
Door natuurlijke omstandigheden en wetmatigheden van de geschiedenis groeien het noorden en het zuiden van Vietnam uit tot elkaars tegenpool. In het meer welvarende zuiden dat sterker de stempel draagt van het boeddhisme is de samenleving onder invloed van grote minderheidsgroepen toleranter en cultureel gevarieerder. Het grootste deel van de bevolking werkt als loonarbeider op de domeinen van de grootgrondbezitters. Daartegenover ontstaan in het armere noorden hechte dorpsgemeenschappen die stoelen op coöperatieve arbeid in functie van het beheer van de complexe waterirrigatiesystemen voor de rijstteelt en om het hoofd te bieden aan de jaarlijkse moessonregens, stormen en cyclonen. In het noorden, waar de confucianistische traditie dieper is geworteld, zijn de levensomstandigheden harder.
Westerse handelsnederzettingen en missionering
Vanaf de 16de eeuw groeit de belangstelling van de op expansie beluste West-Europese landen. De mythische oosterse rijkdom zoals de in 1324 overleden Venetiaanse ontdekkingsreiziger, Marco Polo, die heeft beschreven, oefent een grote aantrekkingskracht uit. De Portugezen stichten in 1535 bij Faifo, het huidige Hoi An, een handelsnederzetting en helpen de Nguyen clan bij de uitbouw van een metaalgieterij en de aanmaak van wapens. Later stichten de Nederlanders en de Fransen nederzettingen.
In 1633 melden de Annalen van het hof bezoek van een katholieke missionaris in de delta van de Rode Rivier. Maar waarschijnlijk zetten de eerste missionarissen al eerder voet aan wal. Zij komen uit de Filippijnen, een Spaanse kolonie, en Portugal en zijn op doortocht naar Japan. De eerste christelijke gemeenschappen komen tot stand langs de kust en de rivieren van de noordelijke regio Tonkin. De gelovigen zijn doorgaans arme vissers en boeren. De Vietnamese machthebbers volgen het optreden van de missionarissen met argusogen. Nu eens worden ze vervolgd en dan weer getolereerd. De bekendste missionaris, Alexandre de Rhodes, een Franse jezuïet, leert na zijn aankomst in Hanoi in 1627 de taal en preekt in het Vietnamees. Aanvankelijk steunen de Trinh hem, maar wanneer hij drie jaar later al zesduizend inwoners heeft bekeerd, wordt hij verbannen. De Rhodes schrijft de eerste catechismus in het Vietnamees en publiceert een Vietnamees-Latijns-Portugees woordenboek. Hij werkt daarbij het quoc ngu of de transcriptie de Vietnamese lettertekens naar Latijnse karakters uit.
Tay Son rebellie
Na een periode van relatieve vrede en welvaart breekt in 1771 de Tay Son rebellie uit. Drie broers uit het dorp Tay Son in de provincie Binh Dinh moorden in 1783 de Nguyen clan uit, met uitzondering van Nguyen Anh, een neef van de laatste heerser. Zij voeren een landhervorming door en verdelen de in beslag genomen bezittingen van de rijken onder de armen. Naast de afschaffing van veel taksen komt er een rechtvaardig belastingsysteem. Na de consolidering van hun macht in het zuiden en centraal Vietnam, verdrijven de drie broers in 1786 de clan van de Trinh in het noorden. Vietnam is opnieuw herenigd.
Officieel erkennen zij de Le-dynastie, maar wanneer op verzoek van de keizer, Le Duy Ky, die nog een klein deel van het land beheert, de Chinezen het land binnenvallen, worden ook zij verslagen. De betaling van een schatting herstelt andermaal de vriendschappelijke betrekkingen met China. Quang Trung, een van broers uit Tay Son, neemt op 22 december 1788 de keizerlijke titel aan en verplaatst de hoofdstad naar het centraal gelegen Phu Xuan, nabij de stad Hue.
Eenmaking onder Nguyen Anh
Na de plotse dood van Quang Trung in 1792 verslaat Nguyen Anh de Tay Son dynastie. Hij krijgt militaire steun van de Franse missionaris en bisschop, Pierre Pigneau de Béhaine, die droomt van een christelijk keizerrijk in Azië onder Franse voogdij. Nguyen Anh verwerft vanuit Saigon de controle over het land en kroont zichzelf tot op 31 mei 1802 tot keizer Gia Long.
De stichter van de Nguyen dynastie onderdrukt met harde hand de oppositie en voert, nog meer dan zijn voorgangers, een confucianistische bureaucratie in. Iedere inwoner doet zestig dagen per jaar verplichte arbeid bij openbare werken. De vrouwen krijgen opnieuw een meer ondergeschikte rol en in de provinciehoofdsteden komen tempels ter ere van Confucius. De Chinese karakters zijn voortaan de officiële taal. Hue, de nieuwe hoofdstad, krijgt naar het voorbeeld in Peking een omwalde citadel met een Verboden Stad die alleen toegankelijk is voor de keizer en zijn vertrouwelingen. Omdat Gia Long zich schatplichtig voelt aan de in 1799 overleden Pigneau de Béhaine tolereert hij de katholieke missionarissen en legt het boeddhisme en het taoïsme aan banden. De ambachten komen tot bloei, maar door de beperkte handel ontwikkelt zich geen middenklasse. Mandarijnen zorgen voor het goed functioneren van de waterhuishouding, de aanleg van wegen, het handhaven van de interne vrede en het in ere houden van de rituelen, het bindelement bij uitstek. Het belangrijkste ministerie is dat van de Riten.
Verder ambieert Vietnam een rol in Indochina. De koning van Cambodja betaalt jaarlijks een schatting aan de keizer. Maar de poging van Vietnam om het land in 1834 in te lijven, lokt een reactie uit van Siam, het huidige Thailand. Vanaf 1847 is Cambodja een Vietnamees-Siamees protectoraat. Verder betaalt de koning van Laos eveneens jaarlijks een schatting aan de Vietnamese keizer.
Autoritair keizerrijk
Het hiërarchisch georganiseerde autoritaire Vietnamese rijk dat stoelt op het “hemels mandaat” van de keizer, waarborgt boven alles de stabiliteit. In toepassing van de leer van Confucius is het individu ondergeschikt aan de heerser, de zoon aan de vader, de vrouw aan de man, de jongere broer aan de oudere broer en geldt onder vrienden een wederzijds respect. De mandarijnen die het land besturen, worden geacht de zes confucianistische deugden te beoefenen: de menselijkheid, de kinderlijke piëteit, de rechtvaardigheid, het fatsoen, de trouw en het wederzijdse respect. Als gulden regel geldt de wederkerigheid of doe niet aan een ander wat u voor uzelf niet wenst. Iedere bestuurder belichaamt de traditionele waarden van de tai duc of een combinatie van talent en deugdzaamheid.
Vanuit zijn vrees voor een vreemde overheersing perkt keizer Gia Long de westerse invloed zoveel mogelijk in. Hij ziet met lede ogen dat vanaf het begin van de 19de eeuw almaar meer Franse handelaars, diplomaten en mariniers voet aan wal zetten in Vietnam. Vooral de missionarissen baren hem zorgen wegens de snelle verspreiding van het katholicisme. In het begin van de 19de eeuw tellen de drie Vietnamese bisdommen 320.000 gelovigen. In het zuiden van het land genieten zij de bescherming van de invloedrijke mandarijn en generaal Viceroy Le Van Duyet die een sleutelrol heeft gespeeld bij het verslaan van de Tay Son dynastie. Maar na diens dood neemt de religieuze vervolging toe onder de xenofobische keizer Minh Mang (1821-41). Hij legt ook het boeddhisme en het taoïsme aan banden omdat die zijn “hemelse mandaat” ondermijnen. Nadat de katholieke missionarissen in 1825 weigerden te verhuizen naar het keizerlijke hof in Hue, wordt hen de toegang tot het land ontzegd. Na het mislukken van de La Van Khoi revolte in 1833-35 beveelt de keizer de arrestatie van alle Franse en Vietnamese priesters.
Genocide tegen katholieken
De Engelse overwinning in de Opiumoorlog in 1841 ontsluit de Chinese grenzen voor de buitenlandse handel. Maar ook in Frankrijk groeit de druk voor een sterkere aanwezigheid in Azië. De chauvinistische keizer Thieu Tri (1841-47) die de harde antireligieuze politiek van zijn vader voortzet, heeft nauwelijks oog voor een mogelijke Franse interventie. Want vanaf 1843 opereert een Franse vloot in de Aziatische wateren. De roep voor een Frans ingrijpen zwelt aan door de genocide op de Vietnamese katholieken. Want onder het bewind van de keizers Minh Mang en Thieu Tri worden naar schatting honderdduizend katholieken vermoord. In sommige provincies, waaronder Nam Dinh, vindt een systematische vervolging plaats.
Toch zet die vervolging geen rem op de verspreiding van het christendom. Zo telt de Franse Societé des Missions Etrangères in 1841 450.000 katholieken. En in 1889 zijn er dat 650.000. Dat succes bevreemdt omdat het katholicisme in wezen haaks staat op het traditionele religieuze aanvoelen van de Vietnamees. En met uitzondering van de preek worden de missen gelezen in het Latijn, een taal die de bevolking niet begrijpt. De katholieken vereren één God die alle geesten in zich verenigt en stellen de liefde centraal. Het katholicisme oefent dan ook geen aantrekkingskracht op de elite uit, maar op de vissers en boeren. Naast de bevrijding van het juk van het confucianisme en de mandarijnen voelen zij zich aangetrokken door de authentieke geloofsbeleving. En het bloed van de martelaren vormt het zaad van de nieuwe roepingen. In de parochies heerst een grote samenhorigheid en familiariteit en vanuit moreel oogpunt zijn polygamie en echtscheidingen verboden. Daarnaast is de kerk goed gestructureerd en georganiseerd en ondanks de zuivere geloofsbeleving is het katholicisme geïncultureerd. Vietnamese katholieken zijn in de eerste plaats Vietnamezen. Alleen hun religieuze praktijk onderscheidt hen van hun landgenoten, wat ook betekent dat de grens tussen geloof en bijgeloof soms dun blijft. Zo houden zij de cultus voor de voorvaderen in ere en vieren het Tet feest, hoewel veel missionarissen die als bijgelovig of barbaars bestempelen.
In een reactie op de genocide ontstaan in het centrum en in het noorden van Vietnam katholieke enclaves in afgelegen gebieden. Een voorbeeld is de parochie Ba Ngoat op het grondgebied van Ba Binh en Hoa Lac, twee dorpen in de gemeente Ho Xa in het district Vinh Linh en de provincie Quang Tri. Hier liggen de roots van de familie van Nguyen Van Ly. Kerkelijk maakt Ba Ngoat deel uit van de dekenij Dinh Cat en het aartsbisdom Hue. Wegens de ligging in een gebied dat berucht is voor zijn roversbenden hopen de parochianen te ontsnappen aan de vervolging van de keizerlijke troepen.
Cochinchina wordt Franse kolonie
De gevangenneming van twee Franse missionarissen leidt op 15 april 1847 tot een militaire confrontatie in de havenstad Tourane, het huidige Danang. De Fransen dienen de Vietnamezen bij bombardementen zware verliezen toe. De 18-jarige keizer Tu Duc die op 10 november 1847 de troon bestijgt, beseft dat Frankrijk zijn rijk bedreigt. Toch jaagt hij de Fransen nog meer in het harnas met de publicatie in 1848 en 1851 van edicten tegen de katholieken.
De Franse keizer, Napoleon III, ziet nu de kans om, in een antwoord op de toenemende Britse invloed in Azië, zijn rijk wat meer glans te geven. Op 31 augustus 1858 nemen veertien boten met 2.500 soldaten de havenstad Tourane in, maar het ondiepe water belet de doorsteek naar de hoofdstad Hue. Die expeditie mislukt wegens het hevige verzet van de Vietnamezen en omdat dysenterie, scheurbuik, cholera en koorts de Franse troepen decimeren. Toch is dat maar uitstel van executie. In 1861 nemen 3.500 Franse soldaten Saigon in, de belangrijkste stad in zuidelijk Vietnam die de Fransen Cochinchina noemen. Zij veroveren na bloedige veldslagen ook de controle over de aangrenzende gebieden.
Frankrijk verwerft bij het Verdrag van Saigon van 5 juni 1862 drie provincies rond Saigon en het eiland Poulo Condore. Drie havens openen hun poorten voor de Europese handel en Franse oorlogsschepen krijgen vrije toegang tot de Mekongdelta. Bovendien betaalt de keizer een schadevergoeding aan de Fransen voor de geleden verkiezen, belooft aan geen enkele andere grootmacht een deel van zijn grondgebied te schenken en geeft de missionarissen vrijheid van handelen. Waarom die loodzware prijs voor de vrede? Het regime van keizer Tu Duc heeft door de decennialange harde repressie veel steun bij de bevolking verloren. Bovendien zou hij bij een verdere militaire confrontatie met Frankrijk het onderspit delven, temeer daar hij zijn leger dringend nodig heeft om een grootschalige door de christenen gesteunde rebellie in het noordelijke Bac Bo te bedwingen. Tu Duc slaagt in die opzet in 1865. Maar de rampspoed blijft Vietnam overspoelen want in datzelfde jaar maakt een cholera-epidemie een miljoen slachtoffers.
In het zuiden van Vietnam nemen boeddhistische monniken het voortouw in het verzet tegen de Fransen die alleen dankzij de aanvoer van troepen uit China en de Filippijnen hun regime in stand kunnen houden. “We hadden enorm grote moeilijkheden om ons gezag te vestigen,” getuigt de Franse admiraal, Louis-Adolphe Bonard. “Gangs van rebellen brengen het land overal in beroering. Ze verschijnen uit het niets massaal, verwoesten alles en verdwijnen opnieuw in het niets.”
Frans protectoraat in Cambodja, Annam en Tonkin
Ondertussen dwingt admiraal Pierre de la Grandière de koning van Cambodja een Frans protectoraat te aanvaarden. Siam erkent dat in ruil voor de inlijving van twee Cambodjaanse provincies. En in juni 1867 volgt de annexatie van de drie westelijke provincies in het zuiden van Vietnam bij Cochinchina.
Vanaf 1873 geldt in Cochinchina de Franse wetgeving en in 1879 wordt Charles Marie Le Myre de Vilers de eerste koloniale administrator. Toch is het verzet nog niet uitgeteld. “We ondervinden een buitengewone weerstand uit alle klassen van de bevolking,” schrijft marineofficier Francis Garnier. “Die is soms gewelddadig, soms passief, maar elke dag hatelijker.” Toch gaat na de verovering van het zuiden van Vietnam de Franse aandacht naar de noordelijke regio’s. In 1873 bestormen de Fransen onder de leiding van Garnier de citadel van Hanoi. Keizer Tu Duc ondertekent op 15 maart 1874 het Tweede Verdrag van Saigon. Dat erkent de Franse soevereiniteit over Cochinchina en maakt de Rode Rivier toegankelijk voor de handel. De Fransen openen consulaten in drie steden en beloven de keizer hulp bij de verdediging van zijn grondgebied tegen aanvallen van buitenaf. Maar de poging van Garnier om Tonkin vooralsnog in te nemen, mislukt. Hijzelf wordt vermoord en zijn troepen worden verslagen. In april 1882 bestormt de Franse marineofficier Henri Rivière opnieuw de citadel van Hanoi, maar ook hij delft het onderspit.
Op 15 mei 1883, twee dagen voor de dood van de kinderloze keizer, Tu Duc, keurt het Franse parlement een budget goed voor een expeditie die een Frans protectoraat wil opleggen in Annam in het centrum, en in Tonkin in het noorden van Vietnam. In Hue is de strijd voor de troonsopvolging nog volop aan de gang, wanneer de Franse vloot haar opwachting maakt bij de monding van de Parfumrivier. Prins Hiep Hoa heeft op 23 augustus 1883 geen andere keuze dan het Harmand Verdrag te ondertekenen, genoemd naar de Franse administrator, François-Jules Harmand. Het Franse protectoraat betekent formeel het einde van de onafhankelijkheid van Vietnam. Maar het buurland China stuurt troepen naar de grens met Tonkin. De daarop volgende oorlog met Frankrijk sleept drie jaar aan. Pas na een luchtaanval op de Chinese havenstad Fuzhou en de haven Keelung op het eiland Taiwan erkennen de Chinezen het Franse protectoraat. Op 17 oktober 1887 vormen de drie Vietnamese regio’s met Cambodja de Unie van Indochina of Frans Indochina. Vanaf 1893 maakt ook Laos daar deel van uit.
Opstand van Can Vuong
Prins Hiep Hoa sterft in 1884 door een vergiftiging. En nadat diens opvolger, Kien Fuk die ook een overeenkomst heeft gesloten met de Fransen, eveneens uit de weg is geruimd, komt de dertienjarige Ham Nghi op de troon. De machtige mandarijn en regent, Ton That Thuyet, neemt de leiding in het verzet tegen het Franse protectoraat en wil dat Ham Ngi aan het hoofd komt van een onafhankelijk Vietnam. Op 2 juli 1885 mislukt de Hinderlaag van Hue, de poging om bij een verrassingsaanval de door de Fransen bezette citadel van Hue in te nemen. De Fransen bedwingen met een golf van moord en plunderingen de opstand. De keizerlijke bibliotheek met haar unieke boekenrollen en manuscripten gaan in de vlammen op en het keizerlijke paleis wordt beroofd van alle gouden en zilveren versieringen en waardevolle voorwerpen. Prins Ham Nghi, Ton That Thuyet en de andere leden van de keizerlijke familie vluchten met de keizerlijke zegel naar de centrale hooglanden. Vervolgens zetten de Fransen in Hue de volgzame prins Dong Khanh op de troon.
Prins Ham Nghi vaardigt een edict uit dat de bevolking oproept tot can vuong of hulp voor de koning. De coördinatie van de opstand tegen de Fransen gebeurt vanuit een militair kamp in Tan So in de bergen van centraal Vietnam. De duizenden Vietnamezen die toetreden tot het verzet viseren in de eerste plaats de katholieken omdat zij wegens hun geloof worden beschouwd als aanhangers van de Franse kolonialisten. De strijders van de Can Vuong vermoorden tussen juli en september 1885 naar schatting 40.000 Vietnamese katholieken. In de steden Quang Ngai en Binh Dinh ten zuiden van Hue worden 24.000 gelovigen gelyncht.
Slachting in Ba Ngoat
In de provincie Quant Tri vallen 7.500 slachtoffers. Op de meeste plaatsen verdedigen de gelovigen zich onder leiding van hun priesters met alle mogelijke middelen. De parochie Ba Ngoat ontsnapt niet aan deze golf van terreur. Blijkens de getuigenis van de Fransman Jabouille omsingelen op 8 september 1885 soldaten van de Can Vuong de dorpen Ba Binh en Hoa Lac. Zij vermoorden tussen 450 en zeshonderd volwassenen met het zwaard of de speer, door verbanding of door hen levend te begraven. Nguyen Dang Lu, de voorzitter van de parochieraad, wordt samen met zijn vrouw gekruisigd. Ook pastoor Joseph Tran Van Thoi overleeft het bloedbad niet.
De 280 overlevenden van de slachting in Ba Ngoat, allen kinderen van martelaren, bouwen de volgende jaren opnieuw een hechte parochie uit die in de loop der jaren uitgroeit tot drie wijken. Dat zijn naast Ba Binh en Hoa Lac ook Binh Duc. Zij kopen grond voor de bouw van een nieuwe kerk omdat de bestaande is afgebrand. Nieuwe families komen zich er vestigen, onder wie de grootvader en de grootmoeder van Nguyen Van Ly. Zij zijn afkomstig van de dorpen Phu Viet en Loi De.
In de homogene katholieke parochie Ba Ngoat zijn de banden zeer hecht en bewerken de inwoners samen de rijstvelden. Dagelijks woont iedereen de misviering bij om vijf uur ’s morgens en het avondgebed om zes uur ’s avonds.
Repressie marginaliseert verzet
De Fransen sturen almaar meer troepen om de opstand van de Can Vuong neer te slaan. De krijgskansen keren en de inname van het bolwerk Ba Ding brengt het verzet in januari 1887 een beslissende slag toe. De gevangengenomen prins Ham Ngi wacht de verbanning naar Algerije en veel van zijn volgelingen worden vermoord. Toch is het verzet tegen het Franse kolonialisme nog lang niet uitgeschakeld. Ton That Thuyet zet vanuit Zuid-China zijn strijd voort. En de verzetshaard onder leiding van Phan Dinh Phung heeft in het gebied dat hij controleert een eigen leger, een politiek kader en een administratie die belastingen heft. Maar na diens overlijden in 1896 smoren de Fransen die beweging in de kiem door via omkoping mensen ertoe aan te zetten opstandelingen te verklikken.
Wegens de geringe maatschappelijke verankering drukt het koloniale bestuur iedere opstand met harde hand de kop in. Dat lot valt de guerrillaleiders, Dinh Cong Trang en De Tham, te beurt. Bij de onderdrukking van verzetshaarden passen de Fransen het principe toe van de collectieve verantwoordelijkheid. De ontdekking van een opvangplaats van verzetstrijders leidt tot de verwoesting van het dorp en de executie van de notabelen. Door die aanpak resten alleen nog enkele verspreide verzetshaarden die er niet in slagen de bevolking te mobiliseren.
In het jaar 1900 wordt Hanoi, in de plaats van Hue, de hoofdstad van Frans Indochina. De Franse architect, Ernest Hebrard, drukt zijn stempel op de hoofdzetel van het koloniale bestuur. Zijn eclectische Vietnamese Stijl bevat een mengeling van Franse en oosterse motieven. Rondom de parken en de brede lanen van Hanoi verrijzen, gescheiden van elkaar, administratieve diensten, commerciële en industriële activiteiten en de woonzones van de Fransen en de Vietnamezen.
Traditionele maatschappelijke ordening kwijnt weg
Groot-Brittannië bestuurt zijn kolonie India indirect. De Britse associatiepolitiek gebruikt de bestaande instellingen en respecteert de lokale gebruiken en gewoonten. Daartegenover kiezen de Fransen in Indochina voor een assimilatiepolitiek. Ze nemen zelf alle touwtjes in handen. Alleen de landheren, de bankiers en de handelaars of de bovenlaag van de Vietnamese bevolking die met de kolonisator meewerkt en daar ook de vruchten van plukt, neemt het gedachtegoed, de taal en de cultuur van de Fransen over. Zij dragen westerse kostuums, drinken wijn, rijden met de fiets en sturen hun kinderen naar Franse scholen. De katholieke kerk groeit uit tot de belangrijkste grondbezitter. Maar de boeddhisten, veruit de belangrijkste godsdienst, moet voor elke publieke activiteit een goedkeuring vragen. In 1925 besturen vijfduizend Franse bureaucraten de dertig miljoen inwoners van Indochina, terwijl de Britten in India evenveel ambtenaren in dienst hebben voor tien keer meer inwoners.
De Franse ambtenaren zijn helemaal niet vertrouwd met de Vietnamese taal, normen, waarden en gebruiken. Ze doen alleen een beroep op de Vietnamezen als tussenpersonen en voor de uitvoerende functies tegen de laagste lonen. Zowat iedere nieuwe wetgeving negeert de lokale noden en tradities. Zo versnelt de invoering van het Franse strafrecht de erosie van de samenleving. Want volgens de Vietnamese traditie hebben bij familietwisten de pater familias en de religieuze hoogwaardigheidsbekleders het laatste woord. Nefast voor de geloofwaardigheid van de Franse rechtspraak is de jarenlange opsluiting van politieke tegenstanders zonder enige vorm van proces.
Het door Fransen strak geleide centraal bestuur ontwricht eerst in de steden de traditionele maatschappelijke ordening. Want bij gebrek aan mankracht innen de mandarijnen en de plaatselijke stamhoofden in de provincies en de gemeenten de belastingen en mobiliseren de werkkrachten voor de openbare werken. In het binnenland oefenen de Fransen dan ook geen directe controle uit. En die is minder groot in de protectoraten Annam en Tonkin dan in de kolonie Cochinchina. Toch taant de invloed van de keizerlijke bureaucratie. In 1876 nemen zesduizend kandidaten deel aan de driejaarlijkse examens voor mandarijn en in 1913 nog maar 1.330. In 1919 worden die voor het laatst ingericht.
Analfabetisme neemt schrikbarend toe
Vietnam heeft in de 19de eeuw een goed ontwikkeld onderwijs. Tachtig procent van de bevolking gebruikt Chinese karakters voor het schrijven van het Vietnamees. Toch schoeien de Franse kolonisatoren vanuit hun superioriteitsgevoel het onderwijs op een nieuwe leest. Zij verplichten het gebruik van het Frans of het quoc ngu, de omzetting van de Vietnamese taal naar een westers alfabet dat Alexandre de Rhodes in de 17de eeuw heeft vastgelegd.
Alleen de Vietnamese elite spreekt Frans en geraakt in de ban van de Franse cultuur. Hun kinderen studeren in private scholen. De in 1907 opgerichte universiteit van Hanoi sluit al een jaar later gedurende een decennium haar deuren uit vrees voor de betrokkenheid van de studenten bij opstanden tegen Frankrijk. De koloniale politie beschouwt overigens de zeldzame Vietnamezen die in Parijs hebben gestudeerd bij hun terugkeer als potentiële subversieve elementen. Ze vinden zelden een job op hun niveau en verdienen bij de overheid minder dan de laagst gekwalificeerde Fransen die op hen neerkijken.
Ondanks de ontmoedigingspolitiek van de overheid bloeien de traditionele, op de Chinese klassieke litteratuur gebaseerde scholen in Annam en Tonkin, ook nog in de twintigste eeuw. Wel gaat amper tien tot twintig procent van de jongeren regelmatig naar school en het analfabetisme neemt schrikbarend toe. Al na enkele decennia begrijpen nog maar weinigen de inscripties in Chinese karakters op de huizen en tempels.
Economische politiek ontwricht samenleving
Voor de Vietnamezen geldt een reisverbod buiten het eigen district en de koloniale politie verhindert de verspreiding van “subversieve” publicaties en de oprichting van anti-Franse verenigingen. Het perverse koloniale systeem heeft evenwel de grootste impact op de economie. Paul Doumer, de voormalige Franse liberale minister van Financiën, bouwt als gouverneur-generaal van Indochina vanaf 1897 het land uit tot een wingewest. Ruwe materialen, waaronder twee derde van de kolenproductie, gaan naar het moederland en in de afgeschermde Vietnamese markt zijn alleen Franse goederen verkrijgbaar. Bovendien betaalt de bevolking alle kosten van de koloniale administratie, de bouw van bruggen en dijken, de spoorweg van Hanoi naar Saigon, de uitrusting van de havens, de irrigatiewerken, enzovoort. Om de rendabiliteit van de koloniale investeringen te maximaliseren, ontbindt Doumer de Co Mat of het kabinet van mandarijnen. Het laatste stukje soevereiniteit dat de keizer nog rest, ruimt plaats voor een college van Franse adviseurs. Verder berooft de opdeling van het land in drie regio’s de keizer ook formeel van zijn gezag. Zo regeert de Résident Superieur in Hanoi als kinh luoc of onderkoning in naam van de keizer. Doumer voert directe taksen in en creëert monopolies voor de productie en de verkoop van alcohol, zout en opium. De lucratieve drughandel zorgt voor een derde van de koloniale inkomsten, zonder dat iemand zich bekommert om de tol van het exploderende druggebruik.
Daarnaast ontwricht de landpolitiek deze rurale samenleving. Het keizerlijk verbod op de export van rijst, om streken met een tekort te bevoorraden en reserves aan te leggen voor de magere jaren, wordt opgeheven. Onder de Fransen groeit de export van rijst, maar door de commercialisering dalen de prijzen en verarmen de boeren. Zij staan onder druk hun grond te verkopen aan speculanten en grote families. In de jaren 1930 is zeventig procent van de landbouwers pachter of bewerkt een nauwelijks rendabel perceel. Velen werken als goedkope arbeidskracht in de mijnen, op de rubberplantages, bij de bouw van wegen, spoorwegen en prestigegebouwen zoals operahuizen en de brug over de Rode Rivier in Hanoi. De arbeidsomstandigheden zijn ontzettend hard. In een rubberplantage van Michelin sterven in de periode 1917-1944 door malaria, dysenterie en ondervoeding 12.000 van de 45.000 werknemers. Alle koloniale maatschappijen zijn gelinkt aan de Bank van Indochina, een financiële mammoet waarin de Franse regering en een consortium van Franse banken participeren. De kloof tussen rijk en arm wordt dieper.
Cao Dai en Hoa Hao
In 1911 doet met de komst van de evangelische Christian and Missionary Alliance in de stad Da Nang het protestantisme zijn intrede in Vietnam en in de centrale hooglanden komen twee nieuwe sekten tot bloei. In 1926 heeft Ngo Minh Chieu in een visioen contact met Cao Dai of de hoogste godheid. Die spoort hem aan een ideale godsdienst te kristalliseren op basis van het beste uit het christendom, het confucianisme, het boeddhisme, de islam, het taoïsme en het animisme. De aanhangers van die syncretistische religie vereren zowel Jeanne d'Arc, Sun Yat Sen en René Descartes, als William Shakespeare en Vladimir Lenin. En Victor Hugo, de auteur van Les misérables, is de belangrijkste missionerende geest. Door een leven van soberheid en introspectie, met daarin ook elementen van het spiritisme en de voorouderverering, willen de aanhangers van de Cao Dai de cirkel van de reïncarnatie doorbreken. Mediums brengen de gelovigen in contact met de oppergod en de wereld van de geesten. De Cao Dai heeft een aan de katholieke kerk ontleende hiërarchie. De meeste aanhangers wonen in de Mekongdelta en in de provincie Tay Ninh ten noordwesten van Saigon, waar hun hoofdtempel staat.
In 1939 bepleit de monnik Huynh Phu So een terugkeer naar de zuivere boeddhistische leer. Kenmerkend voor de sekte Hoa Hao zijn een sterk persoonlijk geloof en een direct contact tussen de mens en god, zonder de tussenkomst van tempels en priesters. Vooral bij de landelijke bevolking in de Mekongdelta kent die eenvoudige variante van Hinayana-boeddhisme veel bijval. Maar sekteleider Huynh Phu So koestert ook politieke ambities en kant zich tegen de Franse bezetter.
Vietnamees nationalisme kan massa niet mobiliseren
De mission civilisatrice. Zo luidt de officiële opdracht van de Franse overheid in Vietnam. De kolonisatoren willen de “onfortuinlijke” inwoners hun superieure cultuur bijbrengen waardoor die zich kunnen ontplooien tot “echte burgers”. Toch is dat alleen een dekmantel voor een schaamteloze uitbuiting. Omdat in Frankrijk alleen een kleine kring van intellectuelen die gang van zaken contesteert, wordt het Vietnamese nationalisme met de jaren meer extremistisch. Wanneer keizer Thanh Thai niet langer een marionettenrol wil vervullen, volgt in 1907 zijn verbanning naar het eiland Réunion in de Indische oceaan.
overtuiging dat de landbouwers, die tachtig procent van de bevolking uitmaken, automatisch zullen volgen. Maar die mobilisatie vindt niet plaats. Phan Boi Chau blijft een grote invloed uitoefenen op het Vietnamese nationalisme, ook nadat de Fransen hem in de Chinese stad Shanghai hebben gekidnapt en veroordeeld tot levenslange dwangarbeid.
Phan Chu Trinh, een andere Vietnamese nationalist, ijvert onder invloed van de Franse filosofen Jean-Jacques Rousseau en Charles de Montesquieu voor een vreedzame hervorming naar een parlementaire democratie. Tijdens een opstand in Hanoi in 1908 belandt Phan Chu Trinh in de beruchte gevangenis op het eiland Poulo Condore, het huidige Con Dao. En een expeditie schakelt in 1909 verzetsleider De Tham uit.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog dienen 50.000 Vietnamese soldaten en 50.000 arbeiders in het moederland Frankrijk. Maar in Vietnam neemt de onrust toe na de invoering van een taks die mede de oorlogsinspanningen moet betalen. In mei 1916 verlaat de 16-jarige keizer Duy Tan zijn paleis om deel te nemen aan een rebellie. Alle leiders worden gearresteerd en geëxecuteerd en Duy Tan wordt, zoals zijn vader tien jaar eerder, verbannen naar het eiland Réunion. Een jaar later vindt een algemene opstand plaats tegen de hoge belastingen en in Hanoi drukt het Franse leger een muiterij van Vietnamese hulptroepen de kop in.
Na de oorlog onderdrukt de strenge Franse controle lange tijd het Vietnamese nationalisme. In december 1927 neemt Nguyen Thai Doc de leiding van de clandestiene nationalistische partij Viet Nam Quoc Dan Dang of VNQDD die steun krijgt van haar Chinese collega’s van de Kuomintang. De VNQDD is andermaal een beweging van intellectuelen die er niet in slaagt de massa te mobiliseren. De moord op de gehate ronselaar van arbeidskrachten, Hervé Bazin, in februari 1929 leidt tot de gevangenzetting van 78 leiders van de VNQDD. Alleen Nguyen Thai Doc en Nguyen Khac Nhu ontkomen. Onder hun impuls muiten op 9 februari 1930 Vietnamese soldaten in de garnizoensstad Yen Bay. De Fransen reageren andermaal met ijzeren hand. Niet alleen worden alle opstandelingen geëxecuteerd, maar een dozijn leiders van de VNQDD ondergaat hetzelfde lot onder de guillotine. Er volgen bombardementen op dorpen die ervan worden verdacht partizanen verborgen te houden, waarna soldaten van het vreemdelingenlegioen de inwoners uitmoorden.
Communistische Nghe-Tinh rebellie onderdrukt
Vanaf 1929 opereren in Vietnam los van elkaar drie communistische fracties. Op initiatief van de Komintern, het internationaal samenwerkingsverband van communistische partijen met hoofdzetel in Moskou, vindt op 3 februari 1930 in Hong Kong de oprichting plaats van de Indochinese Communistische Partij (ICP). Hun leider Nguyen Sinh Cung (° 1890), de zoon van een mandarijn aan het keizerlijk hof in Hue, werkt vanaf 1911 als stoker en keukenhulp op vrachtboten en als seizoenarbeider in de Verenigde Staten. Later neemt hij de naam Ho Chi Minh aan, letterlijk “hij die verlicht”. Maar dat gebeurt pas wanneer hij al ouder is dan vijftig en meermaals dood is verklaard. Hoewel zijn levensverhaal doorspekt blijft met hiaten, verhuist Ho Chi Minh na een tussenstop in Engeland (1915-17) waar hij zich bekeert tot het socialisme, naar Frankrijk. Daar staat hij in 1920 mee aan de wieg van de communistische partij. Vanaf 1924 ontpopt hij zich in Moskou als een agent van de Komintern tot een praktische organisator en geeft opleidingen in revolutionaire technieken. Hij publiceert in 1925 zijn revolutionaire handleiding Duong Cach Menh – Het revolutionaire pad.
De roots van de Vietnamese communisten liggen in de leidende elite van Vietnam. Zij voelen zich aangetrokken tot het antwoord van Vladimir Lenin op het kolonialisme in zijn boek Imperialisme: het hoogste stadium van kapitalisme.(1916) Ho Chi Minh is meer begaan met de omverwerping van het Franse imperialisme dan met de klassenstrijd. Vaste voet krijgen op Vietnamese boden is voor de communisten niet evident omdat de samenleving geen stedelijk industrieel proletariaat heeft.
De oprichting van de Indochinese Communistische Partij vindt plaats op het ogenblik dat als gevolg van de economische crisis de prijs van rijst op de wereldmarkt halveert en die van het rubber tot een kwart wordt herleid. Dat leidt tot productiebeperkingen en de daling van de lonen tussen dertig en vijftig procent. Zelfs de koloniale overheid ontslaat een op de zeven ambtenaren. Werkloze arbeiders betogen en op een aantal plaatsen nemen hongerige boeren het bestuur in handen. Voor de communisten nadert het ogenblik om het adagium van Lenin in de praktijk te brengen: de revolutie moet worden gelanceerd op het meest gunstige ogenblik. Zij richten partijcellen, vakbonden en boerenverengingen op in Nghe An en Ha Tinh, provincies met een traditie van boerenopstanden. Demonstraties monden uit in een opstand waarbij plaatselijke verenigingen of sovjets het bestuur in handen nemen en dorpsmilities oprichten. In september 1930 komt het vreemdelingenlegioen tussenbeide. Een colonne van duizenden boeren die opstappen naar de provinciehoofdstad Vinh wordt gebombardeerd en begin 1931 is de Nghe-Tinh rebellie, die naam verwijst naar de beide provincies, voorbij. Tachtig leiders worden geëxecuteerd en duizenden gevangengezet. Ook in Singapore, China en Hong Kong worden communistische leiders gearresteerd. Velen zitten zonder enige vorm van proces opgesloten op het eiland Poulo Condore. In 1935 vindt in de Portugese kolonie Macau heimelijk het Eerste Congres van de Vietnamese Communistische Partij plaats. En na de overwinning van het linkse Volksfront bij de Franse verkiezingen van 1936 krijgen 1.500 politieke gevangenen amnestie, onder wie de communistische leiders Pham Van Dong en Le Duc Tho.
Vietminh groeit uit tot massabeweging
De bekendmaking van het niet aanvalspact tussen Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie in augustus 1939 leidt in Vietnam tot de arrestatie van tweeduizend communisten. De partij verlegt haar activiteiten naar het platteland waar de Franse controle minder intens is. Maar vanaf 1940 wordt ook Indochina meegesleurd in de Tweede Wereldoorlog. Met hun overweldigende militaire macht verpletteren de Japanners in Azië de Europese koloniale mogendheden. In Vietnam blijft de administratie ongemoeid omdat het Vichyregime in Frankrijk meewerkt met nazi-Duitsland. Wel mengt de Japanse inlichtingendienst Kempeitai zich in het bestuur en Jean Decoux, de gouverneur-generaal van Frans Indochina, staat de kazernering toe van Japanse troepen in het noorden van Vietnam. Van daaruit bezetten zij Indochina.
Na zijn heimelijke terugkeer naar het noorden van Vietnam richt Ho Chi Minh op 19 mei 1941 de Viet Nam Doc Lap Dong Minh of de Vietnamese Onafhankelijkheidsliga op, afgekort de Vietminh. Die heimelijke communistische organisatie die voluit patriottische thema’s bespeelt, trekt niet alleen handelaars en arbeiders aan, maar met de belofte van een herverdeling van de grond ook gematigde en radicale boeren. Ho Chi Minh groepeert als eerste het stedelijke nationalisme en de opstandelingen op het platteland. De organisatie is actief in heel het land en wil vanuit haar revolutionaire uitvalsbasis in het noorden Vietnam veroveren.
Strijd tegen Fransen en Japanners
Hoewel het aantal guerrillastrijders toeneemt door de ambitie de vreemde bezetters te verdrijven, jagen de Japanners en Franse patrouilles hen voortdurend op. Teruggetrokken in de jungle overleven velen door het eten van insecten, wortels en boomschors. Een groot aantal krijgt malaria, dysenterie en andere ziekten. De communistische generaal, Vo Nguyen Giap, leert zijn troepen achtervolgers van zich afschudden en voedselhulp stockeren. Hij bouwt een geheim communicatienetwerk uit dat spionnen uit de weg ruimt. In een eerste fase beperkt het militaire optreden zich tot het uitvoeren van guerrilla-acties vanuit het hooggebergte.
Met succes klopt Ho Chi Minh in 1944 aan bij de geallieerde troepen die wereldwijd aan de winnende hand zijn. Het Amerikaanse Office of Strategic Services (OSS), de voorloper van het Central Intelligence Agency (CIA), geeft het leger van de Vietminh wapens en munitie. De Amerikanen steunen het principe van de nationale zelfbeschikking. “Na honderd jaar Frans bestuur in Indochina zijn de inwoners slechter af dan voorheen,” verklaart de Amerikaanse president, Franklin D. Roosevelt. Door die Amerikaanse hulp versterken veel nationalisten de rangen van de Vietminh. Want door interne verdeeldheid is de nationalistische partij Viet Nam Quoc Dan Dang (VNQDD) verzwakt.
Begin 1945 telt de Vietminh in centraal en zuid Vietnam zowat vijfduizend aanhangers, vooral communisten. Wanneer na de herovering van de Filippijnen door Amerikaanse soldaten het gerucht de ronde doet dat Indochina de volgende halte zou zijn, grijpt de generaal Charles de Gaulle in. De eerste minister van de voorlopige regering in Frankrijk is immers vastbesloten de kolonie Indochina te behouden en laat Franse agenten en wapens droppen in Vietnam. Zij krijgen het bevel de Japanse troepen aan te vallen zodra de Amerikanen daar voet aan wal zetten. In een reactie plaatsen de Japanners op 9 maart 1945 de nog in Vietnam verblijvende Franse troepen onder hun bevel. Deze laatsten geven zich over zonder bloedvergieten. Daarnaast pakken de Japanners honderden Franse burgers op. Zij worden gefolterd door de bewakers van de koloniale administratie.
Twee miljoen hongerdoden
Hoewel de Japanners overal in Azië aan de verliezende hand zijn, roept Bao Dai, de dertiende en laatste keizer van de Nguyen-dynastie die sinds 1926 op de troon zit, op 11 maart 1945 de onafhankelijkheid uit van Vietnam onder Japans gezag. Maar op dat moment voltrekt zich in de delta van de Rode Rivier een menselijke tragedie zonder voorgaande. Naar schatting twee miljoen mensen sterven van honger, terwijl in de Mekongdelta rijst in overvloed aanwezig is. Onder het koloniale bewind heeft het noorden zich immers toegelegd op het delven van ruwe materialen zoals kolen, ijzer en non-ferrometalen en de ontwikkeling van de industrie. En in de landbouw ligt de focus op de teelt van katoen, koffie, thee, tabak, jute en oliehoudende gewassen. Daardoor is het noorden voor zijn voedselbevoorrading afhankelijk van de aanvoer van rijst uit het zuiden. Maar in 1944 verbreken geallieerde bombardementen op wegen en spoorwegen die aanvoerlijnen en liggen in de Mekongdelta schepen met rijst aan de kade. Bovendien hebben de Japanners vanaf 1942 vanuit het noorden van Vietnam 2,5 miljoen ton rijst naar hun moederland geëxporteerd en ligt de door de Fransen opgevorderde rijst in hun depots te rotten. De prijs van de rijst op de zwarte markt in Hanoi vertwintigvoudigt. Honderdduizenden sterven op straat van de honger en ouders verkopen hun kinderen voor een paar koppen rijst. De hongersnood vormt een belangrijke schakel in de politieke strategie van de Vietminh.
Vietminh vult machtsvacuüm in
Na het droppen van atoombommen op de steden Hiroshima en Nagasaki capituleert Japan op 14 augustus 1945. De Vietminh richt onder leiding van Ho Chi Minh een Nationaal Bevrijdingscomité op in Vietnam dat het machtsvacuüm opvult. Daarin zitten vertegenwoordigers van de communisten, de socialisten en de nationalisten van de VNQDD. Op 16 augustus mobiliseert het Bevrijdingscomité dat zichzelf heeft uitgeroepen tot Voorlopige Regering voor een algemene opstand. Die krijgt ook de steun van de Vietnamese katholieken. Bisschop Le Huu Tu, de apostolische vicaris van Phat Diem in Noord-Vietnam, organiseert milities in de katholieke parochies. Ook zij willen onder geen beding het herstel van het Franse koloniale gezag. Op 19 augustus neemt het leger van de Vietminh Hanoi in en op 23 augustus valt de oude keizerlijke hoofdstad Hue.
Ho Chi Minh roept op 2 september van op het balkon van het Nationaal Theater op het Ba Dinh plein in Hanoi de onafhankelijkheid uit van de Democratische Vietnamese Republiek (DRV). Wegens de steun van de Amerikanen zegt hij, geïnspireerd op de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 1789: “Alle mensen zijn gelijk geschapen. Ze zijn door hun schepper begiftigd met onvervreemdbare rechten, waaronder het leven, de vrijheid en het streven naar geluk. Het hele Vietnamese volk is vastbesloten al zijn fysieke en mentale krachten te mobiliseren en hun leven en bezit op te offeren om hun vrijheid en onafhankelijkheid te vrijwaren.” Minister van Binnenlandse Zaken en opperbevelhebber van het leger, generaal Vo Nguyen Giap, looft “onze goede vrienden”, de Verenigde Staten. Bisschop Le Huu Tu, inmiddels een raadgever van Ho Chi Minh, en drie andere bisschoppen van Vietnamese origine vragen de internationale gemeenschap de nationalistische regering te erkennen. De machteloze keizer Bao Dai draagt de macht over aan de Vietminh, met inbegrip van zijn zwaard en ivoren zegel.
Ho Chi Minh gaat in zijn poging om de macht te grijpen tot hij uiterste en ontbindt, om tegenstrevers de wind uit de zeilen te nemen, in 1945 de Indochinese Communistische Partij. Maar de erkenning van de Voorlopige Regering van Ho Chi Minh door de Verenigde Staten blijft uit omdat de ware gedaante van de Vietminh almaar duidelijker wordt. Communistische kaderleden nemen op de meeste plaatsen het roer in handen, wat de andere coalitiepartners betwisten.
Frans gezag moeizaam hersteld
Ook in het zuiden van Vietnam probeert de Vietminh de macht te grijpen. Daar is de beweging minder sterk uitgebouwd door de greep van de milities van de Cao Dai en de Hoa Hao op het platteland. De op 25 september 1945 door de Vietminh uitgeroepen algemene staking loopt volledig uit de hand. In Saigon brandt de centrale markt af, vindt een bestorming plaats van de luchthaven en worden honderden gevangenen bevrijd. Bij een bloedbad in de wijk Hérault worden 150 Franse en Euraziatische burgers afgeslacht, onder wie vrouwen en kinderen. En honderd anderen worden meegenomen als gijzelaar. Door dat brutale optreden stoppen de Amerikanen de hulp aan de Vietminh en ijveren ze voor het herstel van het Franse koloniale gezag. Want ondertussen is na de Duitse capitulatie op 8 mei 1945 en de val van het Vichy-regime in Frankrijk ook internationaal het tij gekeerd. Met de steun van Britse troepen heroveren de Fransen grote delen van het zuiden van Vietnam terwijl de Vietminhstrijders bij hun terugtocht naar de centrale hooglanden een spoor van vernieling achterlaten.
De Franse eerste minister, Charles de Gaulle, stelt op 6 augustus 1945 admiraal Thierry d’Argenlieu aan tot Hoge Commissaris, en generaal Jacques Philippe Leclerc tot leider van een Frans expeditieleger. Beiden komen in oktober aan in Vietnam. d’Argenlieu moet het koloniale gezag herstellen in Saigon en Leclerc in de Golf van Tonkin. Deze laatste stelt vast dat de tweehonderdduizend haveloze Chinese soldaten die de Japanners moeten ontwapenen, zich vooral inlaten met plunderingen. Vrijgelaten criminelen terroriseren het platteland en in een aantal dorpen veroordelen communistische volksrechtbanken mandarijnen ter dood. De Vietminh wil voorkomen dat Frankrijk ook in het noorden het bestuur opnieuw in handen neemt. Maar wanneer een clash met de Franse soldaten van Leclerc onafwendbaar lijkt, maakt Ho Chi Minh een bocht van 180 graden en werkt plots samen met Frankrijk. Waarom? Op dat moment krijgt zijn Democratische Vietnamese Republiek internationaal nauwelijks steun. De Sovjet-Unie is razend over zijn prowesterse onafhankelijkheidsrede. De leider van de Franse communisten, vice-president Maurice Thorez, bepleit de handhaving van de Franse positie in Indochina en de Chinese communisten zijn nog altijd verwikkeld in een machtsstrijd met de nationalistische troepen van Chang Kai-shek. Ook de nieuwe Amerikaanse president, Harry S. Truman, de opvolger van de op 12 april 1945 overleden Franklin D. Roosevelt, is vastbesloten het Franse koloniale gezag te herstellen uit vrees voor een besmetting van Azië door het communisme.
2. Eerste Indochinese Oorlog mondt uit in gewapende vrede (1946-1964)
Akkoord blijft dode letter
De Vietminh behaalt bij de parlementsverkiezingen van januari 1946 in het noorden van Vietnam 300 van de 350 zetels. Toch stopt de nieuwe grondwet de Democratische Vietnamese Republiek in een democratisch kleedje. Die voorziet in de vrijheid van meningsuiting, pers en vereniging om de niet-communistische nationalisten en de Franse onderhandelaars niet voor het hoofd te stoten. Ho Chi Minh bereikt op 6 maart 1946 met Jean Sainteny, de vertegenwoordiger van de Franse regering, een akkoord over de hervorming van het koloniaal bestuur en de geleidelijke onafhankelijkheid van Vietnam binnen de Franse Indochinese Unie. Volgens het Verdrag van de Baai van Ha Long blijven nog vijf jaar 15.000 Franse militairen in de steden Hanoi, Hai Phong, Nam Ding en Lang Son en beslist een volksraadpleging over de toekomst van de zuidelijke regio Cochinchina. Maar dat akkoord ligt dadelijk onder vuur. Enerzijds torpederen de conservatieve milieus in Parijs het plan voor een volksraadpleging. Zij huiveren voor het verlies van de directe controle over hun kolonie. Anderzijds vrezen veel Vietnamezen voor een uitverkoop van de revolutie. De onzekerheid neemt nog toe wanneer kort daarop 15.000 Franse soldaten in Tonkin landen.
Ho Chi Minh, de eerste minister en de president van de Democratische Republiek Vietnam (DRV), omarmt nu China en de Sovjet-Unie om zijn doel te bereiken: het einde van het kolonialisme en de onafhankelijkheid van Vietnam. Hij is in de eerste plaats een nationalist die het Marxisme huldigt als doctrine en het Stalinisme als methode waarbij hij eerst zijn mededingers op het terrein tot bondgenoten maakt, om ze vervolgens te elimineren. Zo liquideren de communisten in 1945-46 de Nationalistische Partij Viet Nam Quoc Dan Dang (VNQDD), hun bondgenoten in het Nationaal Bevrijdingscomité en de Voorlopige Regering. Duizenden soldaten worden vermoord of kwijnen weg in het concentratiekamp van Luc Yen Chau. Want de communisten besturen het grondgebied dat ze controleren naar aloude Vietnamese traditie met ijzeren hand. Er komt een nieuwe grondwet en een volledig door de communisten gedomineerde regering. In de katholieke bisdommen Phat Diem en Bui Chu ten zuidoosten van Hanoi komt onder impuls van bisschop Le Huu Tu, die een van de hevigste tegenstanders wordt van Ho Chi Minh wordt, een beweging op gang tegen de communistische machtsgreep. Tot 1954 vechten katholieke milities tegen de communisten.
Ondertussen gaan de onderhandelingen over de concretisering van het akkoord met Frankrijk vanaf mei 1946 voort in Fontainebleau. Maar admiraal Thierry d’Argenlieu, de Hoge Commissaris voor Indochina, schendt een eerdere afspraak door een regering aan te stellen voor de zuidelijke regio Cochinchina. Na de onderbreking van het overleg in september 1946 ondertekent Ho Chi Minh, die als enige vertegenwoordiger van de Vietminh in Frankrijk is gebleven, dan toch een voor hem weinig gunstige modus vivendi. Die voorziet in de stopzetting van de vijandelijkheden en de kazernering tot 1951 van 25.000 Franse soldaten in het noorden van het land. Toch laat Frankrijk de overeenkomst andermaal voor wat ze is. Het land verzandt immers in een institutionele crisis waarbij de ene regering de andere opvolgt. De schrik overheerst dat de terugtrekking uit Vietnam zal leiden tot het verlies van meerdere kolonies.
Communistische vis in Nood-Vietnamees water
Na de ondertekening van het akkoord met Frankrijk ligt Ho Chi Minh binnen de Vietminh onder vuur, maar dadelijk na zijn de terugkeer in Vietnam barst de Eerste Indochinese Oorlog of de Vietminh Oorlog los. In de havenstad Haipong vinden ongeregeldheden plaats tussen Franse en Vietnamese troepen en na de moord op een aantal Franse officiëlen bombarderen Franse oorlogsschepen en vliegtuigen van 23 tot 28 november de stad van op de zee en vanuit de lucht. Daarbij vallen bij de Vietnamezen 6.000 tot 20.000 doden en gewonden. De Vietminh trekken zich terug, en verlaten in december 1946 na hevige gevechten ook de hoofdstad Hanoi. In januari 1947 wordt de Franse soevereiniteit in zes provinciehoofdsteden in het noorden hersteld en na een beleg van zes weken valt in februari de voormalige keizerlijke hoofdstad Hue. In augustus volgt het herstel van de Franse controle van de grens met China. De Vietminh die voorlopig een confrontatie met de Fransen uit de weg gaan, bouwen hun militaire apparaat verder uit. Ze ondernemen guerrilla-acties vanuit het ‘bevrijde’ platteland en de jungle.
Met hun superieure vuurkracht te land en in de lucht hopen de Fransen dat 150.000 soldaten volstaan om Vietnam, Cambodja en Laos te controleren. Wel moeten hun mobiel tactische elite-eenheden opereren in de bergachtige jungle, een terrein waarmee ze niet zijn vertrouwd. Bovenden zijn de commandanten telkens verantwoording verschuldigd aan steeds andere oversten in Parijs. De Fransen krijgen dan ook almaar minder vat op hun tegenstrever. Het leger van de Vietminh beweegt zich naar de beeldspraak van Mao Zedong als “een vis in het water”. Ongewapende dorpelingen zorgen voor schuilplaatsen, de bevoorrading en het verzamelen van inlichtingen voor de guerrilla-acties. Daarnaast leidt generaal Vo Nguyen Giap in de jungle een regulier leger op. De Vietminh compenseren hun beperkte militaire en logistieke uitrusting door de motivatie van hun soldaten, de terreinkennis, de steun van de bevolking en hun objectief om de Fransen te verdrijven. In een reactie op de vele hinderlagen, de guerrilla-aanvallen en de plaatsing van bommen lanceren de Fransen op 7 oktober 1947 de operatie Léa. Die krijgt vanaf 20 oktober een vervolg met de operatie Ceinture. 7.200 Vietminhstrijders sneuvelen en duizenden anderen worden gevangen genomen, maar de kopstukken Ho Chi Minh en generaal Giap ontsnappen nipt de dans. Vervolgens snijdt generaal-majoor Marcel Alessandri, de opperbevelhebber van de Franse troepen, de rijstaanvoer naar de Vietminh af door de bezetting van de delta van de Rode Rivier.
Vanaf 1948 groeit de communistische legermacht aan tot 250.000 eenheden en vergroot het gebied dat zij controleren. Toch keert het tij pas ten volle na de communistische machtsovername in China in 1949. Chinese militairen leiden de soldaten van de Vietminh op en Mao levert de Vietminh massa’s lichte en zware wapens alsook logistieke voorraden. Wanneer Ho Chi Minh op 14 januari 1950 de Democratische Republiek Vietnam (DRV) uitroept tot de enige wettige regering van het land, volgt prompt de erkenning door de Sovjet-Unie en China.
Regering Cochinchina zinkt weg in moeras van corruptie
In Cochinchina verkijken de Vietminh in april 1947 met de moord op Huynh Pho So, de leider van de Hoa Hao boeddhisten, de laatste kans op een samenwerking met die invloedrijke sekte. Het Comité voor het Zuiden, dat door zijn hardvochtige aanpak het communistische imago in Cochinchina ernstig heeft beschadigd, ruimt in 1951 plaats voor het Trung Uong Cuc Mien Nam of het Central Office for South Vietnam, afgekort COSVN onder de leiding van Le Duan. In communistische rangen groeit het besef dat de prioritaire aandacht moet gaan naar de bevrijding van het noorden. De verovering van het zuiden belooft immers een werk van lange adem te worden.
Ondertussen ondertekenen op 8 maart 1949 de Franse president, Vincent Auriol, en de Vietnamese keizer, Bao Dai, op het Elysée in Parijs een akkoord dat Zuid-Vietnam erkent als een geassocieerde staat binnen de Franse Unie. In afwachting van de volledige onafhankelijkheid behouden de Fransen de controle over de sleuteldepartementen Defensie en Financiën. Ze hopen dat Bao Dai een sterke coalitie op de been kan brengen van conservatieve nationalisten, katholieken en andere groepen die met Ho Chi Minh het leiderschap van het Vietnamese nationalisme kan betwisten. Maar veel prominente nationalisten, waaronder Ngo Dinh Diem, weigeren toe te treden en verlaten het land. Op 7 februari 1950 erkennen Groot-Brittannië en de Verenigde Staten de regering van Bao Dai, hoewel die wegzinkt in een moeras van corruptie.
Opgroeien in Ba Ngoat
Nguygen Van Ly wordt geboren op zondag 31 augustus 1947 in Ba Binh, een wijk van de gemeente Ho Xa die goed 700 inwoners telt. Hij is de jongste telg in een gezin van vijf kinderen en letterlijk een laatkomer. Zijn vader, Nguygen Van San, is 48 jaar bij zijn geboorte en zijn moeder, Tran Thi Kink, 47 jaar. Zijn oudste broer Nguyen San is 21 jaar. De andere gezinsleden zijn Nguyen Thi Qui, zijn oudste zuster, ook de tweede zuster genoemd, zijn jongere broer Nguyen Tri Hong An en zijn jongere zuster Nguyen Tri Hieu. Hoewel de familie van Van Ly arm is, worden nog twee dakloze kinderen geadopteerd: Nguyen Van Chung en Nguyen Van Toan. De sfeer in Ba Binh is zeer gemoedelijk. In de gemeenschap bestaat geen onderscheid tussen de sociale klassen. Naast meer bemiddelde gezinnen wonen in Ba Binh ook armere families.
Kerkelijk maakt die wijk deel uit van de parochie Ba Ngoat. Pastoor Joseph Truong Van Thien doopt Van Ly op 6 september 1947. Zoals iedere inwoner van deze exclusief katholieke gemeenschap, beleeft hij vanaf jonge leeftijd het Vaticaanse geloof op een zuivere manier. Zonder uitzondering woont hij in de kerk om vijf uur ’s morgens de mis en om zes uur ’s avonds de avonddienst bij. Tot de leeftijd van acht jaar heeft Van Ly een spraakgebrek. Met de glimlach zien de parochianen hoe hij tijdens de kerkdiensten op de eerste rij met zijn eigen manier van spreken en hoge stem enthousiast de verzen van de voorganger herhaalt. Van Ly is als jongeman ongeduldig. In de plaats van te lezen, gaat hij liever spelen met zijn vrienden. Later helpt hij bij het bewerken van het rijstvelden en wanneer hij op een dag duiven plukt in de boomgaard van een buurman straft van zijn oudere broer Nguyen Tri Hong An hem. Die is immers verantwoordelijk voor zijn opvoeding. Omdat de parochie Ba Ngoat geen lagere school heeft, is het analfabetisme wijd verspreid. Veel jongeren leren lezen en schrijven tijdens de catechese of het godsdienstonderricht waar de gebeden worden aangeleerd. Vaak nemen seminaristen die taak op. Vanaf 1954 gaat Van Ly iedere dag drie kilometer te voet naar de lagere school in de naburige parochie Thach Han.
Eerste kennismaking met de communisten
Ondanks de aanwezigheid van Franse missionarissen zijn de inwoners van de katholieke enclaves wegens de systematische uitbuiting tegenstanders van de kolonisatie. En vanuit hun geloof kanten zij zich van nature tegen het ontluikende communisme. Zij snakken naar vrijheid en vrede. Maar onder impuls van communistische sympathisanten en partisanen uit de naburige niet-katholieke dorpen vinden in Ba Ngoat naast propagandabezoeken ’s nachts ook militaire aanvallen plaats. Vanaf het midden van de jaren 1940 vormen de parochianen tussen achttien en zestig jaar voor hun zelfverdediging een militie. Die beschikt ook over vuurwapens. Het dorp is versterkt en de kerk en de pastorij van Ba Ngoat groeien uit tot een vesting.
De Vietminh doodt ook regelmatig parochianen en neemt anderen gevangen. Dat is in 1950 het geval met Thomas Nguyen Dang Thu, de vader van Nguyen Dang Truc, een jeugdvriend van Nguyen Van Ly. De man komt een jaar later opnieuw vrij, maar de zware levensomstandigheden in de kampen hebben hem gekraakt. Na een lange ziekte overlijdt Thomas Nguyen Dang Thu in 1957.
Dominotheorie
Door het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met het Joegoslavië van maarschalk Tito, die binnen de communistische wereld een onafhankelijke koers vaart, maakt Ho Chi Minh duidelijk dat hij geen handpop is van de Sovjet-Unie of China. Maar de westerse mogendheden denken daar anders over. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Dean Acheton, lanceert de Dominotheorie. Volgens hem bedreigt na de overwinning van Mao in China de vloedgolf van het communisme heel Indochina. Acheton zet de Amerikaanse president Truman aan tot een grotere participatie in Vietnam. Die kan rekenen op een grote sympathie in de Verenigde Staten, want op dat moment voert de Amerikaanse senator Joseph McCarthy een haatcampagne tegen het “rode gevaar”. Zijn (waan)gedachte dat de communisten in de Verenigde Staten op een verborgen aanhang kunnen rekenen, leidt tot een heksenjacht tegen echte en vooral vermeende communisten. Binnen dat anticommunistisch klimaat bundelen de westerse landen hun krachten in de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (Navo), een militair bondgenootschap.
Koude Oorlog escaleert
In de snel escalerende Koude Oorlog groeit Zuid-Oost-Azië uit tot een internationaal strijdtoneel. Het westerse kapitalistische blok onder de leiding van de Verenigde Staten staat tegenover het communistische blok onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie. Zo is de voormalige Japanse kolonie Korea ter hoogte van de 38ste breedtegraad opgedeeld in twee zones. Het noorden wordt bezet door de Sovjet-Unie en het zuiden door de Verenigde Staten. Wanneer in Korea op 26 juni 1950 een ongemeen bloedige oorlog losbarst, belandt ook het conflict in Vietnam in een stroomversnelling. Zowel Frankrijk als de Democratische Republiek Vietnam verzekeren zich van bijkomende internationale hulp. Enerzijds schaart de Sovjet-Unie zich voluit achter het regime van Ho Chi Minh en stuurt Mao Zedong zwaar oorlogsmaterieel dat de Chinezen buit hebben gemaakt op de troepen van Chiang Kai-shek. Anderzijds krijgen de Fransen die hun militaire inspanningen in Indochina al hebben opgevoerd, bijkomende Amerikaanse politieke, economische, financiële en militaire steun. De westerse media spreken niet langer over een koloniale oorlog, maar over een kruistocht tegen het communisme. Radio The Voice of America verzorgt via de korte golf propaganda-uitzendingen in het Vietnamees. En in het zog van de eerste Amerikaanse militaire adviseurs volgen leveringen van vliegtuigen, artillerie, tanks, boten, wapens en communicatienetwerken. De Amerikaanse Militaire Assistentie Adviesgroep (MAAG) investeert in 1950 honderd miljoen dollar in Vietnam. Eind 1952 dragen de Verenigde Staten een derde van het Franse oorlogsbudget en steunen daarbovenop de regering van Bao Dai. Begin 1954 stijgt de Amerikaanse inbreng naar een miljard dollar of tachtig procent van de Franse militaire uitgaven.
Tijger versus olifant
Vanuit hun historische kennis ontwikkelen de communistische leiders Ho Chi Minh en Vo Nguyen Giap een drievoudige strategie. In een eerste fase voeren zij guerrilla-aanvallen uit, gevolgd door grotere acties. Pas wanneer de balans in hun voordeel overhelt, zullen zij zich laten verleiden tot een conventionele veldslag.
De Vietminh opereren in cellen van drie, vier of vijf personen die verantwoordelijk opnemen voor elkaar. Hun leiders hebben geen privileges. Ze leven met hun manschappen, eten hetzelfde voedsel en dragen dezelfde kledij. Door een goede organisatie, motivatie, indoctrinatie en een ijzeren discipline doorstaan de soldaten vele ontberingen: honger, ziekte en het zeldzame contact met het thuisfront. Hun leidmotief is de heilige overtuiging de Fransen te verslaan. Die bezielde kracht wint de sympathie van veel dorpsbewoners en hun leiders. Tussen 1949 en 1950 verhoogt de Vietminh haar troepenmacht naar 300.000 eenheden. Daartegenover staan 100.000 Franse soldaten, een deel van het vreemdelingenlegioen, Afrikaanse koloniale troepen en 300.000 Vietnamese soldaten.
Ho Chi Minh beseft dat de tijd aan zijn zijde staat. Hoe langer de oorlog duurt, des te meer put die de Fransen uit en zal de publieke opinie in het moederland zich tegen de oorlog keren. In een interview zegt hij: “De strijd zal hard en onverbiddelijk zijn, maar we kunnen winnen. Het zal een oorlog zijn tussen een olifant en een tijger. De tijger staat niet stil. Hij rust in de jungle overdag en opereert 's nachts. Hij zal op de rug van de olifant springen en grote hompen vlees uit zijn flank scheuren, en zich daarna terugtrekken in de donkere jungle. En langzaam zal de olifant dood bloeden.” In februari 1951 vindt in de provincie Tuyen Quang, een afgelegen gebied in de noordelijke hooglanden dat de Vietminh controleren het Tweede Congres van de Communistische Partij plaats. Dat wordt bijgewoond door tweehonderd afgevaardigden die het half miljoen leden vertegenwoordigen. De in 1945 wegens opportunistische redenen tijdelijk opgeheven partij wordt opnieuw in het leven geroepen onder de naam Dang Lao Dong Viet Nam of de Vietnamese Arbeiderspartij. Ook nu worden wegens strategische redenen de verwijzing naar de communistische roots gebannen. Ho Chi Minh is partijvoorzitter en Truong Chinh secretaris-generaal.
De Lattre-linie maakt Fransen kwetsbaar
De Fransen bouwen ter bescherming van de rijstteelt versterkingen langs de Rode Rivier. Nadat de Vietminh de druk op de geïsoleerde Franse garnizoenen verhoogt, geven deze laatsten vanaf 1949 het platteland prijs en trekken zich terug in de steden. Maar door de toenemende slagkracht van de Vietminh komen ook de grotere garnizoensteden in het vizier. Na de verovering van Dong Khe wordt de stad Cao Bang bedreigd: een sleutelpost in het noordoosten van Vietnam aan de grens met China. De Fransen trekken hun troepen terug langs de Route Coloniale nr. 4 aan de Chinese grens, maar verliezen in een reeks hinderlagen 4.800 manschappen. Ze verlaten daarop halsoverkop de stad Lang Son en geven ook de steden Laokay en Thai Nguyen prijs, waarbij nogmaals zesduizend Franse soldaten worden gedood of gevangengenomen. Het verlies van de controle over de 1.350 km lange grens met China leidt tot de vervanging van de Franse legertop en administratie. Generaal Jean de Lattre de Tassigny wordt op 6 december 1950 zowel de nieuwe militaire bevelhebber als de Hoge Commissaris voor Indochina. Diezelfde maand ondertekenen de Amerikanen in Saigon een akkoord voor economische en militaire hulp aan het Franse Hoge Commando. Later steunt ook de Noord Atlantische Verdragsorganisatie (Navo) de Franse troepen in Vietnam.
In de veroverde gebieden staan de Vietminh voor de uitdaging de bevolking en de soldaten te voorzien van voedsel. Want de Fransen geven de rijstvelden in de delta van de Rode Rivier niet prijs. Die zijn overigens gemakkelijker te verdedigen dan de grens met China. In ijltempo komt de De Lattre-linie tot stand: een ketting van negenhonderd forten en 2.200 bunkers in gewapend beton. Die verdedigingslinie houdt goed stand tegen de aanvallen van generaal Giap tegen de rijstvelden, de stad Vinh Yen nabij Hanoi en de haven van Haipong, die cruciaal is voor de invoer van Franse hulpgoederen. Tijdens de gevechten droppen de Fransen voor het eerst napalmbommen. De Vietminh lijdt een zware nederlaag, maar naarmate de tijd vordert, maakt de De Lattre-linie de Fransen kwetsbaarder. In tegenstelling tot de vrij opererende verzetstrijders kunnen de in de linieposten gekazerneerde Franse troepen niet elders worden ingezet.
Eind 1951 lanceren de Fransen een offensief tegen Hoa Binh, een bolwerk van de Vietminh, waarna die de Franse bevoorradingsroutes aanvallen. De daaropvolgende uitputtingsslag leidt tot zware verliezen aan beide zijden. Ondanks de verhoging van het aantal troepen onder Frans gezag naar een half miljoen, neemt de Vietminh almaar meer het initiatief dankzij de maandelijkse levering van vierhonderd ton Chinese wapens en hulpgoederen. Bijgestaan door Chinese adviseurs lanceert generaal Giap aanvallen tegen de Franse garnizoenen in het noordwestelijke hoogland. Eind 1952 hebben de Vietminh de helft van de dorpen in de delta van de Rode Rivier in handen.
Franse nederlaag in Dien Bien Phu
De Vietminh die al langer de grens met Laos controleert, valt in april 1953 het noorden van het land binnen. In Laos, een onafhankelijke staat binnen de Franse Unie, staat het leger nog onder Frans bevel. Henri Navarre, de nieuwe Franse bevelhebber in Vietnam, voert blitsaanvallen uit op de voedseldepots en de buitenposten van de Vietminh en wil op cruciale plaatsen de Laotiaanse route afsnijden. Een sleutelpositie bekleedt Dien Bien Phu, een plateau in het T’aigebergte op 16 kilometer van de grens met Laos. Het is volledig omgeven door de jungle, maar kan vanuit de lucht worden bevoorraad. De Fransen bouwen Dien Bien Phu uit tot een vesting.
Na de dood van Sovjetleider Stalin op 5 maart 1953 komt met een staakt-het-vuren een einde aan de Koreaanse oorlog. Die eist 3,2 miljoen mensenlevens en laat het land volledig in puin achter. In oktober 1953 wordt Laos onafhankelijk binnen de Franse Unie en in Cambodja roept prins Norodom Sihanouk op 9 november 1953 de onafhankelijkheid uit. Op het diplomatieke front aanvaardt Ho Chi Minh een Franse voorstel om tot een onderhandelde oplossing te komen. In februari 1954 wordt afgesproken om op 8 mei een vredesconferentie te beginnen in de Zwitserse stad Genève. De strategen van de Vietminh, onder de leiding van generaal Giap, oordelen dat het mogelijk moet zijn om nog voor aanvang daarvan een beslissende aanval uit te voeren op Dien Bien Phu. Maandenlang sjouwen 250.000 Vietnamezen, waarvan de helft vrouwen, zware artillerie van Sovjetmakelei en luchtdoelkanonnen alsook 1.500 ton wapens per maand van Chinese makelei dwars door de jungle. Bij het begin van de veldslag op 13 maart 1954 staan 10.800, later 16.000 Franse soldaten, tegenover vijftigduizend soldaten van de Vietminh, 55.000 hulptroepen en honderdduizend logistieke medewerkers. Luchtdoelkanonnen halen 62 Franse vliegtuigen neer en vernielen op 27 maart de landingsbaan waardoor de Fransen als ratten in de val zitten. De slag die 55 dagen duurt, eist aan Franse zijde 2.300 doden en 5.200 gewonden en bij de Vietminh 7.900 doden en 15.000 gewonden. De Franse overgave op 7 mei 1954 betekent het einde van de Eerste Indochinese Oorlog. Van de 11.000 Franse krijgsgevangenen keren slechts weinigen naar huis terug.
Vanuit militair oogpunt is die veldslag niet beslissend omdat slechts een deel van de Franse soldaten is verslagen. Maar psychologisch komt Frankrijk die nederlaag niet meer te boven. In Frankrijk heeft de publieke opinie de buik vol van la sale guerre – de smerige oorlog. De eindbalans bedraagt 94.000 doden bij de Fransen en hun bondgenoten en 150.000 slachtoffers bij de Vietminh. De oorlog kost Frankrijk twee en een halve keer zoveel als de hulp die het land heeft gekregen in van het kader van het Marshallplan. Maar ook de Amerikanen die zelf niet rechtstreeks tussenbeide zijn gekomen, likken hun wonden. In de periode 1946-54 hebben zij in de oorlog drie miljard dollar geïnvesteerd of zestig procent van de Franse uitgaven.
Akkoorden van Genève begraven de strijdbijl niet
De Franse premier, Joseph Laniel, roept op tot een staakt-het-vuren op 8 mei 1954, de dag waarop in Genève de vredesconferentie over Vietnam begint. In het daaropvolgende getouwtrek tussen Frankrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Vietnam, Groot-Brittannië, China, de Sovjet Unie en Democratische Republiek Vietnam werken ten slotte de nieuwe Franse premier, Pierre Mendès-France, en de Chinese premier Zou Enlai een compromis uit. Dat dient vooral hun beider belangen, maar is hoe dan ook te verkiezen boven een heropflakkering van de strijd.
In Genève worden twee documenten ondertekend. Frankrijk en de Democratische Republiek Vietnam leggen een voorlopige militaire demarcatielijn vast ter hoogte van de 17de breedtegraad, waarbij Frankrijk zijn troepen terugtrekt ten zuiden en de Vietminh haar soldaten ten noorden daarvan. Tussenin komt een gedemilitariseeerde zone van tien kilometer. Binnen een periode van driehonderd dagen kunnen de inwoners verhuizen ten noorden of ten zuiden van de demarcatielijn. Een Internationale Controle Commissie waaraan India, Polen en Canada deelnemen, ziet toe op de uitvoering. Daarnaast keuren alle landen op 20 juli 1954 een eindverklaring goed. Onder het toezicht van de Internationale Controle Commissie moeten verkiezingen het land binnen de twee jaar herenigen Ook beloven de supermachten weg te blijven uit de onafhankelijke en neutrale staten Laos en Cambodja.
Krachtens de Akkoorden van Genève verwerven noch het Westen, noch de communisten de controle over Indochina. Maar door misverstanden en verkeerde interpretaties wordt de strijdbijl niet begraven. De Fransen trekken zich terug, maar de ideologische strijd tussen het kapitalistische- en het communistische machtsblok zet door. Over één punt zijn de grootmachten het, tot woede van de Vietminh, vlug eens: het afvoeren van de verkiezingen. Enerzijds vrezen de Verenigde Staten de populariteit van Ho Chi Minh. Noord-Vietnam telt immers het grootste aantal inwoners, en de Amerikanen willen onder geen enkel beding een communistisch Zuid-Vietnam. Anderzijds verkiest China een verdeeld Vietnam boven een sterke zuiderbuur omdat die een te grote invloed zou uitoefenen op de buurlanden Laos en Cambodja die de Chinezen liever zelf binnen hun invloedssfeer houden. Maar boven alles wil Mao de Verenigde Staten er niet toe verleiden troepen te sturen naar Vietnam omdat die ook China kunnen bedreigen.
Parochie Ba Ngoat verhuist
In de tweede helft van 1954 verhuizen 130.000 Franse soldaten naar het zuiden, terwijl 90.000 strijders en sympathisanten van de Vietminh de omgekeerde beweging maken. Veel tegenstrevers van Ho Chi Minh en niet-communistische intellectuelen nemen de wijk naar Zuid-Vietnam. Het Vaticaan wil dat de priesters in het noorden blijven om een herhaling van het Chinese drama te voorkomen. Als gevolg van het vertrek van de meeste clerici in het zog van Chiang Kai Shek naar Taiwan, zijn in 1949 op het communistische vasteland miljoenen gelovigen verweesd achterbleven. Veel Noord-Vietnamese priesters vertrouwen de communisten evenwel niet en vertrekken met hun volledige parochies. Een bijkomende motivatie is dat de nieuwe sterke man in Zuid-Vietnam, de katholiek Ngo Ding Diem, hen vruchtbare grond heeft belooft. Franse en Amerikaanse vliegtuigen en schepen transporteren 800.000 tot een miljoen mensen naar het zuiden, onder wie minstens 650.000 katholieken. Maar in de afgelegen plattelandsgebieden slaagt niet iedereen die dat wil er ook in effectief te verhuizen. Door die volksverhuizing telt Zuid-Vietnam meer inwoners dan Noord-Vietnam.
De parochie Ba Ngoat die net ten noorden van de 17de breedtegraad ligt, maakt voortaan deel uit van Noord-Vietnam. Uit schrik voor de communisten nemen alle gelovigen onder de leiding van pastoor Truong Van Thien de wijk. De meesten nemen naast wat klederen en eten voor onderweg niets mee en laten hun huizen gewoon achter. Een aantal parochianen steekt te voet de 17de breedtegraad over, terwijl Franse militairen de meester met de camion vervoeren naar een vluchtelingenkamp rond een heiligdom in het district Trieu Phong in de provincie Quang Tri. Daar staan geloofsgenoten in voor hun opvang. Op vraag van de pastoor en de ouderlingen wordt de overplaatsing naar het zuiden van het land geweigerd. Zij willen in de buurt blijven om na de verkiezingen en de beloofde eenmaking van Vietnam terug te keren naar de grond van hun voorvaderen.
Nieuwe dorp in La Vang
De parochiegemeenschap krijgt een nieuw onderdak in de omgeving van het mariaal heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van La Vang. Dat is een heilige plaats voor de Vietnamese katholieken sinds Onze-Lieve-Vrouw in 1798 in een bos in het dorp Hai Phu, in het land van Mai Linh in de provincie Quang Tri op zestig kilometer van Hue voor het eerst zou zijn verschenen. Dat gebeurt aan een groep Vietnamese katholieken die vluchten voor de vervolgingen van koning Cahn Thinh van de Tay Son dynastie. Tijdens de christenvervolging in de eerste helft van de 19de eeuw vragen veel ter dood veroordeelden te mogen sterven in La Vang. Na nieuwe verschijningen in 1886 en in 1901 wordt Onze-Lieve-Vrouw van La Vang de patroon van de Vietnamese katholieken. Op 8 augustus 1961 erkennen de Zuid-Vietnamese bisschoppen La Vang als nationaal Mariaal centrum waarna paus Johannes XXIII de kerk de eretitel geeft van minor basilica of basiliek. La Vang groeit uit tot een van de populairste bedevaartsoorden in Azië.
Nadat de inwoners van het dorp Long Hung een deel van hun gronden afstaan, komen in 1955 rond het dichte, heuvelachtige woud rondom dat heiligdom zes nieuwe dorpen tot stand. Dat zijn Groot Lavang, waar zich het heiligdom bevindt, La Vang Boven, La Vang Beneden, La Vang Centrum, La Vang Oost, La Vang West en ten slotte La Vang Garnizoen nabij een grote militaire basis van het Zuid-Vietnamese leger. De meeste parochianen van Ba Ngoat krijgen onderdak in La Vang Centrum op twee kilometer van het bedevaartsoord en een klein aantal in La Vang Boven. Die nieuwe locatie ligt vogelvlucht amper veertig kilometer van hun vroegere dorp. Met steun vanuit de Verenigde Staten verrijzen gezinswoningen rondom de nieuwe kerk. Het nieuw dorp ligt in de gemeente Hai Phu, het district Hai Lang op 15 km van Quang Tri, de hoofdplaats van de gelijknamige provincie.
Wegens de schrale oostenwind is deze nieuwe locatie minder vruchtbaar en ondanks de aanwezigheid van water is de rijstcultuur uitgesloten. De eerste jaren krijgen de inwoners nog steun van de Zuid-Vietnamese regering en van de Catholic Relief Service uit de Verenigde Staten, maar de meeste families knopen de eindjes maar moeizaam aan elkaar. Zij verbouwen op de drie are grond die iedere familie krijgt toegewezen graan en groenten zoals maniok, maïs, aardappelen en bonen. Sommigen bewerken braakliggende gronden buiten het dorp. De sociaal-economische toestand van de geëmigreerde families verslecht, maar daartegenover is het onderwijs beter uitgebouwd en nemen de carrièremogelijkheden toe. Een aantal inwoners werkt voor de administratie of neemt dienst in het Zuid-Vietnamese leger.
Desastreuze landhervorming in Noord-Vietnam
In de onafhankelijke Democratische Republiek Vietnam (DRV) heerst nauwelijks euforie over het verdrijven van de Franse kolonisator. De uitdagingen voor president Ho Chi Minh en Pham Van Dong, de nieuwe eerste minister, zijn immers nauwelijks te overzien. In de delta van de Rode Rivier hebben de gevechten een groot deel van de rijstproductie vernield. Alleen de door de Sovjet-Unie gefinancierde import van rijst uit Birma voorkomt een nieuwe hongersnood. Verder ligt een groot deel van de infrastructuur in puin. Spoorwegen en bruggen zijn opgeblazen, gebouwen vernield en ziekenhuizen, fabrieken en haveninstallaties ontmanteld. Al vanaf 1952 voeren de communisten in het grondgebied dat ze controleren een landhervorming door. De gangmaker van die grootschalige operatie is Truong Chinh, de ideoloog van de communistische partij, die zich laat inspireren door de aanpak van zijn Chinese partijgenoten. De verborgen agenda is het breken van ieder verzet.
Officieel wordt de eliminatie van de vijf procent landheren beoogd die 95 procent van de grond in eigendom hebben. In ieder dorp verzamelen speciale teams informatie over de plaatselijke landeigenaars, maar ook over aanhangers van reactionaire partijen en critici van het regime. Zij moedigen de bevolking aan zich tegen hen uit te spreken op de publieke vergaderingen van geïmproviseerde Volkstribunalen. Tijdens hun proces krijgen de beschuldigden, die geknield voor de rechters zitten met het hoofd gebogen, het woord niet. Na de bekendmaking door een pseudoslachtoffer van een aantal misdrijven, stellen de juryleden de schuldvraag aan de aanwezigen. De onder de bevolking vermengde communistische kaderleden roepen “ja”, waarna de toehoorders dat beamen. Wanneer de rechters naar de strafmaat informeren, roept een kaderlid “Dood de landheer”, waarna anderen die kreet herhalen en de man ter dood wordt gebracht.
Om het quotum van vijf procent te halen, worden ook boeren geslachtofferd die jarenlang de Vietminh hebben gesteund en gebeuren op basis van jalousie en willekeur interne afrekeningen. De kinderen worden op school aangespoord hun ouders aan te geven. Naarmate de hervorming vordert, vloeit steeds meer bloed. Naar schatting vijftigduizend tot honderdduizend landheren en “klassevijanden” worden gedood. Hun families verliezen hun woning en alle bezittingen. De dorpelingen wordt verboden tegen hen te praten en de vrouwen van de veroordeelden mogen gedurende een jaar niet werken, waardoor velen sterven van de honger. Anderen plegen zelfmoord. Historici schatten de tol van die uit de hand gelopen hervorming tussen 200.000 en 900.000 slachtoffers. Daarbovenop worden honderdduizenden intellectuelen en al wie die de communistische leer niet genegen is, gebrainwashed in heropvoedingskampen.
Ondanks de herverdeling van meer dan de helft van de grond versterkt die hervorming nog het voedseltekort. In november 1956 breidt een spontane opstand in de landelijke provincie Nghe An, waar Ho Chi Minh is geboren, uit naar andere regio’s. Na de executie of deportatie van zesduizend opstandelingen wordt de mislukte hervorming in stilte afgeblazen. De minister van Landbouw vliegt de laan uit en partijleider Truong Chinh doet een stap opzij, maar blijft een machtig man binnen het Politbureau. President Ho Chi Minh uit zelfkritiek op de wanpraktijken, maar heeft blijkbaar niet meer de macht om in te grijpen. Zijn rol is het bewaken van het delicate evenwicht tussen de pro-Sovjet en de pro-China fracties binnen de communistische partij.
Totalitair regime wil de mens vernietigen
Noord-Vietnam dat zich van de buitenwereld isoleert, wil door de invoering van een communistische samenleving het hoofd bieden aan alle moeilijkheden. Na de nationalisering van de mijnbouw en de textielsector volgen de afschaffing van de handel en het privaat bezit. Het land krijgt in 1959 een nieuwe grondwet die het communistische karakter van de samenleving bezegelt en de communistische partij een machtsmonopolie toekent. Het objectief is door de ontmanteling van de familiale, sociale, morele en religieuze fundamenten van de samenleving zowel de spiritualiteit en het geweten, als de relaties tussen de inwoners te vernietigen. Daardoor komt iedereen naakt voor de partij te staan. Het communisme is dan ook geen dictatuur, maar een totalitair regime dat door een sluitend controlesysteem de mensen volledig wil dirigeren. Alles wordt in het werk gesteld om permanent eenieders gedachten te lezen en te controleren. In elke stad, dorp en gehucht houdt een netwerk van kaderleden en informanten alle inwoners nauwgezet in de gaten. Dit systeem waarbij iedereen elkaar wantrouwt, mondt uit in de volledige onderdrukking van de mens. Veel dictaturen hebben dat doel nagestreefd, maar in de geschiedenis zijn alleen de communisten zo ver gegaan.
Deze op een militaire leest geschoeide eenpartijstaat schakelt zich in in de confucianistische traditie. De eerste generatie leiders belichaamt de tai duc of de combinatie van talent en deugdzaamheid. Zij cultiveren het imago van onomkoopbaarheid, een moreel leiderschap en een effectief beheer. Ho Chi Minh identificeert het communisme in de eerste plaats met de historische doelstellingen van het Vietnamese nationalisme. Zo bevatten zijn geschriften verwijzingen naar de traditionele Vietnamese literatuur en mystiek. De rond hem opgebouwde personencultus cultiveert het imago van een charismatische leider die uy tin of geloofwaardigheid uitstraalt, wat de aanspraak op autoriteit legitimeert. De alom verspreide foto’s van Ho Chi Ming tonen de leider als een asceet die graag in het gezelschap van kinderen vertoeft. De Zuid-Vietnamese infiltranten die met de steun van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA het communistische regime willen destabiliseren, maken dan ook geen kans.
De invoering van een planeconomie mondt op de Derde Congres van de Communistische Partij in 1960 uit in de goedkeuring van het Eerste Vijfjarenplan voor de periode 1960-65. Bij die gelegenheid wordt Le Duan secretaris-generaal van de communistische partij. Hij wordt na president en partijvoorzitter Ho Chi Minh de nummer twee van het regime. In de lijn van de sovjettraditie ligt de nadruk op de uitbouw van de zware industrie en het leger. Verder worden nauwelijks consumptiegoederen geproduceerd. Grote aandacht krijgen het onderwijs en de medische zorg. De familiepolitiek beschermt de rechten van de vrouwen en de kinderen en verbiedt polygamie, gedwongen huwelijken, concubinaat en verkrachting. Via de geboortebeperking worden grote gezinnen ontmoedigd. De corruptie is nagenoeg onbestaande, maar de uithongering en de dwangarbeid blijven gemeengoed. In 1961 begint de gedwongen verhuis van grote bevolkingsgroepen van de dichtbevolkte delta van de Rode Rivier naar de desolate noordelijke hooglanden. Het verschil tussen arm en rijk verkleint mede omdat Vietnam afglijdt tot een van de armste landen ter wereld.
Socialistisch Realisme
De communisten zijn meesters in het voeren van propaganda en het manipuleren van de bevolking. Vanaf de kleuterschool is de rode draad in het onderwijs het bijbrengen van de revolutionaire ethiek van met Marxisme-Leninisme. Het partijdagblad Nhan Dan – Het Volk, de officiële spreekbuis van het regime, lanceert de ene campagne na de andere. Zo bijvoorbeeld het Drievoudig klaarstaan: om het leger te vervoegen en goed te vechten; om moeilijkheden te overwinnen; en ten slotte om overal te gaan en alles te doen wat het vaderland vereist.
In de cultuursector is het Socialistisch Realisme de enige toegelaten stijlrichting. De werken van Vietnamese schrijvers en kunstenaars die de toets van de censuur hebben doorstaan, moeten als “culturele bazooka’s, mortieren en geweren” de bevolking mobiliseren en enthousiasmeren voor de idealen van de revolutie. Zij staan ook in voor de vorming van een nieuw korps van socialistische intellectuelen bij de boeren. Alle dissidente stemmen worden de mond gesnoerd. Zo kwijnen de medewerkers van de in 1956 verboden tijdschriften Giai Pham – Werken van schoonheid en Nhan Van – Humanisme als “culturele en ideologische saboteurs” weg in fabrieken en boerderijen. Schrijver Tran Dan probeert zelfmoord te plegen en in toepassing van een ‘cordon sanitaire’ rond de filosoof Tran Duc Thao mag niemand één woord met hem spreken. Tevergeefs pleit zijn voormalige klasgenoot en vriend, de Franse filosoof Jean-Paul Sartre, ervoor die wrede psychische marteling te doen ophouden. Sovjet- en Oost-Europese films en in het Vietnamees vertaalde Russische romans domineren het cultuuraanbod. Wel circuleert in Noord-Vietnam, zoals de Sovjet-Unie, een samizdat of een illegale ondergrondse pers.
Decreet nr. 234 legt de religieuze beleving aan banden. Voor de 600.000 katholieken die in Noord-Vietnam zijn gebleven, wordt in 1955 het Verbindingscomité van de Patriottische en Vredelievende Katholieken opgericht. Maar dat is alleen een schijnoperatie. Alle katholieke kerken, seminaries, scholen, ziekenhuizen, weeshuizen, drukkerijen en boekhandels sluiten hun deuren. De kerkeigendommen worden in beslag genomen en alle priesters en religieuzen moeten gaan werken in de landbouw. De missionarissen en de pauselijke nuntius worden uit het land gezet en de regering verbreekt de diplomatieke band met het Vaticaan. De aartsbisschop van Hanoi mag de hoofdstad niet verlaten. Het klein aantal priesters dat tijdens de landhervorming niet is gedood of verbannen naar een heropvoedingskamp moet zich bij elk bezoek aan een parochie registreren bij het lokale Volkscomité.
Diem consolideert macht in Zuid-Vietnam
Met de steun van de Amerikaanse president, Dwight D. Eisenhower, en de minister van Buitenlandse Zaken, John Foster Dulles, wordt in Zuid-Vietnam Ngo Ding Diem (° 1901) de nieuwe sterke man. Kort voor de ondertekening van de Akkoorden van Genève benoemt de in Frankrijk verblijvende marionettenkeizer Bao Dai hem tot eerste minister. Dat gebeurt tegen de zin van de Fransen. Zij vrezen dat de boeddhistische meerderheid deze ascetische anti-Franse katholiek niet zal aanvaarden. Als vurige patriot streeft Diem, de zoon van een mandarijn onder de Nguyen dynastie, naar een nationalisme zonder communisme. Zijn oudste broer, provinciegouverneur Ngo Ding Khoi, is tijdens de opstand van de Vietminh in augustus 1945 immers levend verbrand.
Diems eerste opdracht, het consolideren van zijn positie, is alles behalve evident. Want brede lagen van de door de oorlog sterk gefragmenteerde Zuid-Vietnamese samenleving erkennen nog nauwelijks het centrale gezag. Diem zet Nguyen Van Hinh buitenspel: de stafchef van het leger en een Franse beschermeling die hem uit de weg wil ruimen. Voorts elimineert hij de private militie van maffiabaas Binh Xuyen die de onderwereld in Saigon controleert. En met Amerikaans geld steunen de religieuze sekten Cao Dai, met een leger van 25.000 soldaten, en de Hoa Hao zijn regime. Guerrillaleider Ba Cut wordt gevangengenomen en publiekelijk terechtgesteld en vervolgens slaat Diem de opstand van de Binh Xuyen de kop in. De volgende stap is de verwijdering van keizer Bao Dai. Die verliest in oktober 1955 een referendum met 98,2 procent van de stemmen, waarna Diem zichzelf uitroept tot de eerste president van Zuid-Vietnam.
Het regime van Diem begeleidt het vertrek van de Franse koloniale soldaten en doet grote inspanningen om het bijna een miljoen vluchtelingen uit het noorden in de samenleving te integreren. Mede door zijn morele integriteit slaagt hij er in het zuiden opnieuw te verenigen.
Katholieke modelstaat
President Diem weekt tijdens triomfantelijk bezoek aan de Verenigde Staten in mei 1957 almaar meer hulp los. De Amerikanen investeren tussen 1955 en 1961 zeven miljard dollar in de versterking van het regime en de strijd tegen het communisme. Ze stellen immers met lede ogen vast dat vele landen in de Derde Wereld die zich van het koloniale juk bevrijden in de communistische invloedssfeer belanden. De Verenigde Staten willen dat andere landen het Zuid-Vietnamese voorbeeld volgen. Biedt het omarmen van de westerse politiek en economie niet de beste waarboren voor een snelle vooruitgang?
In Zuid-Vietnam liggen de winkelrekken voor het eerst sinds lang opnieuw goed gevuld. De welvaart stijgt, daar waar in het noorden nog altijd honger wordt geleden, en er ontstaat een klasse van intellectuelen. Wel gaat door de massale invoer van Amerikaanse consumptiegoederen weinig aandacht naar de uitbouw van een eigen economie. En evenmin vinden structurele investeringen plaats in de verdere uitbouw van het onderwijs, de medische zorg en sociale dienstverlening.
Bisschop Pierre Martin Ngo Ding Thuc, een broer van de president die in 1960 aartsbisschop wordt van Hue, gebruikt zijn positie om de macht van de katholieke kerk te versterken. Die wordt opnieuw de belangrijkste grondbezitter van Vietnam. Katholieken liggen in de bovenste lade bij promoties in de overheidsdiensten en het leger en zijn vrijgesteld van de verplichte burgerarbeid. En veel katholieke ondernemers genieten belastingverminderingen. Sommige priesters gaan over tot gedwongen bekeringen en plunderen boeddhistische pagodes. Anderen bekeren zich tot het katholicisme in functie van hun carrière en sommige dorpen hopen via massale bekeringen op meer regeringssteun. De nieuwe universiteiten van Hue en Dalat staan onder katholiek gezag en in 1959 wijdt Diem zijn land toe aan Onze-Lieve-Vrouw. In 1961 brengt de bedevaart naar La Vang onder de leiding van de president een kwart miljoen gelovigen op de been.
Anticommunistische campagne loopt uit de hand
Vanuit hun focus op het geopolitieke schaakbord hebben de Amerikanen nauwelijks oog voor de aspiraties van de Vietnamese bevolking. Evenmin hebben zij enig historisch inzicht. Zonder zowel hun bondgenoten als hun tegenstrevers goed te kennen, willen de Amerikanen, zoals eerder in Korea, in Vietnam oorlog gaan voeren. Vanaf januari 1955 betalen zij de lonen van de Zuid-Vietnamese militairen en vier maanden later stuurt de president, Dwight D. Eisenhower, militaire hulp en adviseurs. De Militaire Assistentie- en Adviesgroep (MAAG) stuurt de operatie aan. Wel bewaakt Eisenhower het plafond van zevenhonderd adviseurs. Zij trainen het door corruptie en materieelgebrek geteisterde leger en rekruteren 40.000 soldaten bij de etnische minderheden van de Degar of de Montagnards in de centrale hooglanden. Ook gaat de 25.000-koppige militie van de sekte Coa Dai op in het Zuid-Vietnamese leger. Die is berucht voor haar guerrillatechnieken. President Diem past binnen de Amerikaanse plannen voor de uitbouw van een sterk anticommunistisch Zuid-Vietnam. Het goed uitgeruste eengemaakte leger wordt evenwel slecht geleid. Regeringstroepen plunderen regelmatig en de loyaliteit tegenover Diem primeert boven de effectiviteit.
In de zomer van 1955 viseert de campagne Klaag de communisten aan de achtergebleven Vietminh op het platteland. De drijvende kracht is Ngo Dinh Nhu, een andere broer van de president, die geen officiële functie bekleedt, maar achter de schermen een grote macht uitoefent, samen met zijn vrouw, Madame Nhu. Veel resterende communistische partijkaders worden geëlimineerd, maar de campagne slaagt niet volledig in haar opzet. Een aantal boeddhistische kloosters, tempels en pagodes groeit uit tot haarden van verzet en communistische eenheden gebruiken die als wapendepot. Zij blijven autonoom opereren in verschillende delen van Zuid-Vietnam. Bovendien loopt de campagne uit de hand. Velen zien in de uit Noord-Vietnam gevluchte intellectuelen als verkapte communisten en op het platteland arresteren corrupte bureaucraten op aangeven van jaloerse buren onschuldige inwoners. Speciaal opgerichte Veiligheidscomités met aan het hoofd provinciechefs die Diem persoonlijk heeft aangesteld, vonnissen de verdachten. 65.000 personen worden gearresteerd en meer dan tweeduizend gedood.
Lager middelbaar onderwijs in Saigon en Quang Tri
De toegang tot het onderwijs in Zuid-Vietnam is laagdrempelig. Ieder jaar richt de overheid voor alle jongeren van elf jaar een nationaal examen in. Wie daarin slaagt, krijgt een certificaat dat toegang verschaft tot het middelbaar onderwijs. Nguygen Van Ly die een jaar vooruit zit in de lagere school, neemt in 1957 op de leeftijd van tien jaar deel aan dat examen. Omdat het geboorteregister van Ba Binh tijdens de oorlog verloren is gegaan, verklaren zijn ouders dat hij is geboren op 15 mei 1946 waardoor hij mag deelnemen aan het examen. Hij slaagt met brio.
In september 1957 gaat Van Ly met zijn broer Nguyen Tri Hong An voor het eerst naar de hoofdstad Saigon. Daar vat hij zijn middelbare studies aan. Hij stap na korte tijd over van de Franse opleiding in het Dac Lo Centrum naar het Vietnamese programma in de school Nguyen Ba Tong. In 1960 vervolgt hij zijn studies aan het Heilig Hart College in Quang Tri waar hij in 1963 zijn diploma van lager middelbaar onderwijs behaalt. Van Ly ontwikkelt vanaf jonge leeftijd een sterk karakter. In de urenlange discussies met zijn leeftijdgenoten is hij niet uit op eer of roem. Wel verdedigt hij met hand en tand zijn eigen kijk op de wereld waarvoor hij zich ten volle inzet. Door die hardvochtige aanpak is hij niet de meest populaire leerling van de klas.
Autoritair regime
Naarmate de tijd vordert, werpen de bureaucratie, de groeiende corruptie en de grillige binnenlandse politiek een almaar grotere smet op het regime van Diem. Door de bijwijlen wrede aanpak creëert de president meer vijanden dan hij tegenstrevers elimineert. Het sluitstuk van zijn almaar meer autoritair regime is de geheime dienst onder de leiding van Dr. Tran Kim Tuyen. Om zijn dictatuur een democratisch laagje vernis te geven en de Amerikanen te plezieren, organiseert Diem in augustus 1959 verkiezingen die hij dankzij massale fraude met brio wint. Maar de open brief van 26 april 1960 waarin achttien vooraanstaande nationalisten, waaronder verschillende voormalige ministers, pleiten voor hervormingen, leidt tot een golf van terreur. De ondertekenaars belanden achter de tralies, de dagbladen van de oppositie krijgen een publicatieverbod en tal van journalisten, studenten en intellectuelen worden beschuldigd van banden met de communisten. Voortaan wordt de publicatie van kritiek op de regering verboden. Op 11 november 1960 mislukt een legeropstand tegen Diem.
Ondertussen richten op initiatief van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, John Foster Dulles, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, de Filippijnen, Thailand, Australië, Nieuw-Zeeland en Pakistan in september 1954 de Zuidoost-Aziatische Verdragsorganisatie (Seato) op. Dat militaire anticommunistisch samenwerkingsverband garandeert de onafhankelijkheid van Zuid-Vietnam, Cambodja en Laos. Maar grote neutrale landen zoals India en Indonesië treden niet toe. En in 1955 brengt het Badgadpact, dat in 1959 wordt omgevormd tot de Central Treaty Organisation (Cento), een verbinding tot stand tussen de Navo in het Westen en de Seato in het Oosten. Daar maken ook Turkije, Irak (tot 1959), Iran en Pakistan deel van uit. De Cento beoogt een wereldwijde militaire verdedigingsgordel rond Sovjet-Unie. Ten slotte vindt in 1967 op initiatief van de Verenigde Staten de oprichting plaats van de Association of Southeast Asian Nations (Asean), de politieke tegenhanger van de Seato. Daarin bundelen Singapore, Indonesië, Maleisië, Thailand en de Filippijnen hun krachten tegen de uitbreiding van de communistische invloedssfeer in Zuidoost-Azië.
Ho Chi Minh Route wordt solide aanvoerlijn
De operationele eenheden van de Vietminh in Zuid-Vietnam en hun ondersteunende kaders zijn in de tweede helft de jaren 1950 uitgedund, maar niet vernietigd. In Noord-Vietnam plaatst Le Duan, de rijzende ster in het Politbureau, de strijd voor de hereniging van Vietnam bovenaan de politieke agenda. Cruciaal voor de steun aan het verzet in het zuiden is de aanleg van een bevoorradinglijn via slingerende junglepaden vanuit Hanoi naar de Mekongdelta door de jungle van oostelijk Laos en het zuiden van Cambodja. Die weg wordt genoemd naar de historische leider Ho Chi Minh. De aanleg dwars door de jungle is een huzarenstukje wegens de geografische hindernissen, de aanwezigheid van wilde dieren, het gebrek aan drinkwater, de drukkende hitte, de hoge vochtigheidsgraad en de alomtegenwoordige malaria, dysenterie en ander infecties. Na een tocht van zes maanden bereikt een eerste gewapende compagnie in 1957 de Mekongdelta.
De Noord-Vietnamese minister van Infrastructuur, kolonel Dong Si Nguyen, verbreedt dit pad tot een solide aanvoerlijn. Wegenbouwmachines uit China en de Sovjet-Unie helpen bij de aanleg van bruggen en wegen. En anticiperend op mogelijke bombardementen komen ondergrondse logistieke voorzieningen tot stand: barakken, hospitalen, depots en brandstoftanks. Ploegen van bestuurders, mecaniciens, radio-operatoren, dokters en verpleegsters maken het transport van grote troepeneenheden mogelijk. De terugkeer via de Ho Chi Minh Route van ervaren kaderleden en militanten die na de Akkoorden van Genève naar het noorden zijn uitgeweken, geeft het gewapend verzet in Zuid-Vietnam meer ruggengraat.
De communistische verzetstrijders proberen in de eerste fase door het zaaien van terreur de controle over plattelandsgebieden te verwerven. Zij doen dat door het heffen van taksen, verplichte leveringen van rijst en landbouwproducten en het inlijven van ontvoerde kinderen als rekruten in hun leger. Gekleed in zwarte pijama’s opereren ze in het holst van de nacht. Met de regelmaat van een klok vermoorden of kidnappen ze vertegenwoordigers van de overheid en steken hun huizen in brand. In een aantal regio’s gebeurt dat zo vaak dat niemand nog verantwoordelijkheid wil opnemen. In de door de communisten “bevrijde zones”, waaronder vijftig dorpen in de provincie Quang Ngai, worden taksen geheven, soldaten opgeleid, verdedigingswerken uitgevoerd en voorzieningen in het onderwijs en de medische zorg uitgebouwd.
In de steden vinden beschietingen plaats met automatische wapens en worden op markten, in restaurants en theaters granaten gegooid of bommen geplaatst. De belangrijkste doelwitten zijn de gebouwen van de politie, de stations, de militaire installaties en de door Amerikaanse soldaten gefrequenteerde bars en restaurants. Het aantal vermoorde Zuid-Vietnamese regeringsvertegenwoordigers, vaak van lagere rang, stijgt van 1.200 naar vierduizend per jaar. Ook maken boobytraps, met uitwerpselen ingesmeerde puntige stokken, naalden of spijkers in afgedekte gaten, duizenden slachtoffers. Wie daarin trap of valt, doorboort niet alleen zijn voet of kwetst zijn been, maar loopt ook gevaar op een bloedvergiftiging. Die wrede vorm van oorlogsvoering verminkt mensen zonder hen te doden.
Nationaal Bevrijdingsfront of Vietcong
De acties van het communistisch verzet verlopen vanaf juni 1958 gecoördineerd en in 1959 wordt het vijf jaar eerder opgeheven hoofdkwartier COSVN opnieuw operationeel. Dat staat onder de leiding van de uit het noorden afkomstige generaal Nguyen Chi Thanh en de zuiderling Pham Hung. Het hoofdkwartier ligt te midden van een rubberplantage aan de grens met Cambodja. In toepassing van de beslissing van het Derde Congres van de Communistische Partij van september 1960 om een breed volksfront voor Zuid-Vietnam in het leven te roepen, vindt drie maanden later, op 19 en 20 december, in de jungle aan de grens met Cambodja de oprichting plaats van het Mat Tran Dan Toc Giai Phong Mien Nam of het Nationaal Bevrijdingsfront (NLF). Dat wordt gemeenzaam de Vietnamese communisten of afgekort de Vietcong genoemd. Die initieel brede coalitie vertegenwoordigt de verschillende politieke, religieuze en etnische strekkingen die zich verzetten tegen het bewind van president Diem. De leiding ligt in handen van personen die zich niet publiekelijk identificeren met de communisten. Zoals de Vietminh twintig jaar eerder manifesteert de Vietcong zich als een nationalistische beweging die hoopt volgelingen aan te trekken in brede lagen van de bevolking. Ze telt na enkele jaren 250.000 tot 300.000 aanhangers en een miljoen sympathisanten, waaronder 20.000 communisten. Maar deze laatsten houden alle touwtjes in handen. De goed georganiseerde Vietcong heeft ook een eigen veiligheidsdienst, de An Ninh, en opereert vooral vanuit de provincie Quang Ngai en het dorp Ben Tre in de Mekongdelta.
Ondanks de rechtstreekse directieven van de regering in Hanoi behoudt de Vietcong een grote mate van afhankelijkheid en vaart een eigen koers. Haar regering in ballingschap streeft naar een neutralistische Zuid-Vietnamese coalitieregering die wil onderhandelen met Noord-Vietnam. Wel beschouwen de regering Diem en de Amerikanen de Vietcong van meet af aan als een pur sang communistische mantelorganisatie.
Strategisch Dorpenplan mislukt
De hoeksteen voor het succes van het regime van Diem op de lange termijn is de steun van het platteland waar 85 procent van de bevolking woont. Veel arme boeren sympathiseren immers heimelijk voor de communisten. De verhalen over de herverdeling van het land in Noord-Vietnam spreken tot de verbeelding. Ook Diem probeert in 1957 een landhervorming door te voeren, maar die stoot op hevig verzet van de grote landeigenaars. Als alternatief ontwikkelt de regering het Strategisch Dorpenplan, een kopie van een systeem dat de Britten in hun strijd tegen de communistische guerrilla in 1957 met succes in Maleisië hebben toegepast. Een ambitieus plan verplicht de boeren vanaf februari 1962 te verhuizen naar 11.000 nieuwe versterkte dorpen, de agrovilles, met ommuringen en wachttorens en waar de bewoners zelf instaan voor de verdediging. Door het concentratie van de landbouwers in gewapende vestingen wil de regering de communisten de wind uit de zeilen nemen en haar greep op het platteland versterken.
Van de zowat 8.000 uit de grond gestampte Strategische Dorpen, blijken op termijn slechts 1.500 leefbaar. Die operatie stuit immers op weerstand wegens het gedwongen karakter, de verre afstand naar de te bewerken gronden, de vele controles en de gedwongen betalingen. Veel katholieke dorpen worden bevoordeeld, maar op de meeste plaatsen bereikt het tekort aan uitrusting, landbouwmateriaal, zaaigoed en wapens het tegenovergestelde effect. De belangrijkste reden voor die mislukking is evenwel dat die hervorming haaks staat op het traditionele sociale en economische leven op het platteland met zijn grondgebonden voorouderverering. Toch zet de regering haar plan door. In 1963 zijn onder dwang al 8,5 miljoen boeren verplaatst naar de onafgewerkte en nauwelijks versterkte dorpen.
Het regime van Diem dat stilaan zijn grip op de gebeurtenissen verliest, maakt bij Decreet 10/59 de veiligheidstroepen bevoegd om vermoedelijke subversieve elementen te arresteren, te vonnissen en te executeren. Bovendien drijven de corruptie en de willekeur van de officiëlen de landbouwers nog meer in de armen van de communisten.
Verenigde Staten sluipen oorlog binnen onder Kennedy
Op 8 juli 1959 sterven bij een guerrilla-aanval van de Vietcong op het militaire hoofdkwartier van Bien Hoa, twintig mijl ten noordoosten van Saigon, twee Amerikaanse adviseurs. Maar president Eisenhower schuift de verdere beslissingen in dat heikele dossier door naar zijn opvolger, John F. Kennedy, die in januari 1960 in functie treedt. Hoewel Kennedy persoonlijk is gekant tegen de inzet van Amerikaanse militairen groeit onder de invloed van zijn minister van Defensie, Robert McNamara, en minister van Buitenlandse Zaken, Dean Rusk, de druk voor een interventie. De MAAG van generaal Paul Harkins noemt voortaan Militair Assistentie Commando Vietnam (MACV), gemeenzaam Macvee. De Amerikanen stellen niet alleen helikopters en vliegtuigen ter beschikking, maar ook meer adviseurs en instructeurs. Dat aantal stijgt naar 3.200 in 1961 naar zestienduizend in 1963. Ook worden bij militaire operaties van het Zuid-Vietnamese leger Amerikaanse helikopters ingezet. De C-123 transportvliegtuigen die heimelijk de jungle besproeien met chemische ontbladeringsmiddelen willen de schuilplaatsen van de Vietcong blootleggen. Vanuit hun superioriteitsgevoel sluipen de Amerikanen geruisloos de oorlog binnen. Bezield met een missioneringijver, zoals de Franse kolonisatoren een eeuw eerder, willen zij het “rode gevaar” keren door de Zuid-Vietnamese samenleving op westerse leest te schoeien. Ze misleiden daarbij niet alleen hun eigen publieke opinie, maar schenden ook flagrant de Akkoorden van Genève. Maar de commissie die toeziet op de naleving, kijkt machteloos toe.
In een reactie op de toenemende Amerikaanse inbreng verenigen de communistische gewapende eenheden van de Vietcong zich in 1961 in het Volksbevrijdingsleger (PLAF). Het aantal guerrilla-eenheden stijgt in de periode 1959-61 naar 15.000. Vooral zuiderlingen die in Noord-Vietnam zijn opgeleid, maken daar deel van uit. Vanaf eind 1962 valt de PLAF vaste posities aan met zelfstandig opererende gespecialiseerde eenheden. Twee jaar later zijn al zo’n dertig tot veertig bataljons operationeel. Ze graven loopgrachten en tunnels en bestoken de Amerikaanse helikopters met mortieren en artilleriegeschut. In 1962 bereiken via de Ho Chi Minh Route tienduizend soldaten en voor het eerst ook zware artillerie Zuid-Vietnam. En in januari 1963 takelen communistische eenheden nabij Ap Bac in de Mekongdelta, op veertig mijl van Saigon, een tien maal sterkere divisie van het Zuid-Vietnamese leger zwaar toe en dat ondanks de inzet van Amerikaanse helikopters.
Cambodja en Laos meegezogen in het conflict
In Cambodja zit het zwakke regime van de jonge prins Norodom Sihanouk geprangd tussen Thailand en Vietnam: twee gehate buren die het land in de loop van de geschiedenis bij herhaling zijn binnengevallen. Om te voorkomen dat Cambodja wordt meegezogen in het Vietnamese conflict werkt Sihanoek aanvankelijk samen met de Amerikanen en legt tezelfdertijd de Noord-Vietnamezen geen strobreed in de weg bij de aanleg van de Ho Chi Minh Route op Cambodjaans grondgebied. In een reactie op de grensoverschrijdingen van Zuid-Vietnamese en Amerikaanse soldaten in 1958 knoopt Sihanouk diplomatieke betrekkingen aan met China. Nadat een rechtse rebellie onder aanvoering van Khmer Serei mislukt, verzuren de verhoudingen met de Verenigde Staten verder wanneer de Amerikanen in Zuid-Vietnam soldaten ronselden bij de etnische minderheid van Khmer Krom.
Het buurland Laos blijft na 1954 een belangrijke strategische schakel voor de Verenigde Staten. De Amerikanen betalen het volledige budget van het koninklijk leger en vanaf 1959 verzorgen 428 adviseurs hun training en opleiding. De communistische opstandelingen van de Pathet Lao onder de leiding van prins Souphanouvong zorgen met de steun van de Sovjet-Unie en Noord-Vietnam voor en toenemende dreiging, terwijl in het grensgebied met Zuid-Vietnam de Ho Chi Minh Route wordt aangelegd. Maar vanaf 1960 valt het land ten prooi aan een burgeroorlog. Met de steun van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA komt een rechts bewind aan de macht onder de leiding van prins Boun Oum en het royalistische leger van generaal Phoumi Nosavan verdrijft de neutralistische regering van prins Souvanna Phouma uit de hoofdstad Vientiane. Een luchtbrug vanuit de Sovjet-Unie komt te laat, waarna Phouma een bondgenootschap aangaat met de Pathet Lao. Bij de uitbouw van het pro-Amerikaans regime in Laos speelt de volksstam van de Hmong een belangrijke rol. Die ziet in de opmars van de communisten een bedreiging voor hun onafhankelijkheid en lucratieve opiumhandel. In 1961 hebben de Amerikanen tienduizend Hmong opgeleid en uitgerust. En in het zuiden van Laos ronselt de CIA rekruten bij de Theung-stam om de Ho Chi Minh Route te saboteren.
In mei 1961 nemen veertien landen, waaronder de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, in Genève deel aan een conferentie over de toekomst van Laos. Het akkoord van 23 juli 1962 installeert een neutrale coalitieregering onder de leiding van premier Souvanna Phouma waaraan zowel de Pathet Lao als de koningsgezinden deelnemen. Ook moeten alle Amerikaanse, Sovjet en Noord-Vietnamese troepen het land verlaten. Zoals bij het Akkoorden van Genève uit 1954 is alleen het lont uit het kruitvat, maar blijft de toestand explosief. Zo blijven zowel Noord-Vietnam als de Verenigde Staten heimelijk hun bondgenoten steunen. Mede door het niet goed functioneren van de regering deint de oorlog verder uit. De Hmongsoldaten saboteren tijdens het regenseizoen met Amerikaanse luchtsteun de posities en de bevoorradingslijnen van de communisten, terwijl deze laatste in het droge seizoen de Hmongdorpen veroveren.
Naar het Kleinseminarie in Hue
De bloeiende parochie La Vang Centrum telt meerdere roepingen. Op 27 juni 1963 gaat Nguyen Van Ly, enkele dagen voor het begin van de grote vakantie, op advies van priester Cao Dinh Thuan naar het Kleinseminarie Hoan Thien in Hue. Daar wordt hij na het slagen in het ingangsexamen als seminarist aanvaard. De zeer geliefde directeur, François Xavier Nguyen Van Thuan, treedt op als de spirituele leider van de seminaristen. Ook Nguyen Nhu Tu, de pastoor van La Vang Centrum, begeleidt Van Ly bij zijn religieuze roeping. Voor zijn ouders is dat een hele eer. Als verknochte katholieken getuigt het offeren van een kind aan de kerk als een vorm van uiterste gehoorzaamheid.
De seminaristen verblijven in zalen van veertig personen. Overdag voltooit Van Ly de hogere cyclus van zijn middelbare studies aan het Instituut van de Voorzienigheid, Truong Thien Huu, op vijfhonderd meter van het Kleinseminarie. Deze instelling die zowel een college als een lyceum huisvest, wordt eveneens beheerd door het aartsbisdom Hue. Hier worden tal van kinderen opgeleid van hoge functionarissen van het regime, advocaten en geneesheren. Het Kleinseminarie heeft een dubbel studieaanbod. In de eerste sectie worden de lessen in de Frans gegeven. De meeste seminaristen volgen die religieuze vorming oude stijl. Voor de priesters die deel uitmaken van de maatschappelijke elite blijft het Frans de uitverkoren taal. Daarnaast loopt ook een Vietnamese priesteropleiding. Die is minder conservatief en elitair door de dagelijkse contacten met de gewone Vietnamezen die ook deze cursus volgden. Van Ly volgt les in de tweede sectie omdat zijn kennis van het Frans ontoereikend is. Iedere klas telt zowat zestig leerlingen. In de school geven zowel Franse missionarissen als diocesane Vietnamese priesters les.
In het seminarie loopt Van Ly zijn jeugdvriend Nguyen Dang Truc opnieuw tegen het lijf, maar hij volgt les in de Franstalige sectie. Door zijn verblijf in Saigon en Quang Tri kent Van Ly veel meer van de wereld dan zijn leeftijdgenoten. Hij kent beter de maatschappelijke vraagstukken en zijn blik is niet exclusief gericht op de religieuze invalshoek. Hij behoort tot de ‘late roepingen’, want de meeste seminaristen treden binnen op de leeftijd van elf jaar.
Van Ly die als seminarist is vrijgesteld van de legerdienst ziet met lede ogen hoe het militair conflict in de tweede helft van de jaren 1960 in een stroomversnelling belandt. Met afschuw reageert hij op het vaak zinloze geweld en de dood van zovele onschuldige slachtoffers. Maar dat alles maakt deel uit van onomkeerbare keiharde realiteit. Van Ly groeit op aan de rand van de oorlogszone. Zowel La Vang als de stad Hue liggen vlakbij de gedemilitariseerde zone en bijna dagelijks vinden bombardementen en beschietingen plaats. Zo is de reis van Hue naar La Vang via de provinciehoofdstad Quang Tri iedere keer een riskante onderneming. Want bijna dagelijks vinden langs die weg sabotageacties of incidenten plaats waarbij regelmatig ook doden vallen. Omdat de treinverbinding is verbroken, verplatst hij zich met de bus. De sympathie van Van Ly en van de meeste seminaristen gaat naar de Amerikanen. Zij werpen immers een dam op tegen de gevreesde communisten.
President Diem vermoord
Hoewel in de Verenigde Staten de overtuiging groeit dat met Diem de oorlog niet kon worden gewonnen, krijgt hij bij gebrek aan een alternatief nog altijd Amerikaanse steun. Wel sterkt de toenemende militarisering de president in zijn overtuiging dat het land afstevent op een conventionele oorlog, waardoor hij nog minder politieke, economische en sociale hervormingen wil doorvoeren. Na een mislukte aanslag op het presidentieel paleis in februari 1962 plooit Diem terug op zijn broer Ngo Ding Nhu en diens vrouw. Ter bescherming van de traditionele waarden worden de polygamie, het concubinaat, abortus, het gebruik van anticonceptiva, schoonheidswedstrijden en bokskampen verboden. Er komt een strengere echtscheidingswet en de nachtclubs sluiten hun deuren.
Op 8 mei 1963 verbiedt de katholieke politiechef van Hue de boeddhisten hun vlaggen uit te hangen naar aanleiding van de viering van de Vesak, de geboortedag van Boeddha, terwijl een week eerder de katholieken werden aangemoedigd de geelwitte vlag van het Vaticaan te laten wapperen bij de viering van het 25-jarige bisschopsambt van aartsbisschop Ngo Ding Thuc. Van oudsher kent Hue een sterke boeddhistische aanwezigheid met een grote concentratie van kloosters. Tijdens een vredevolle manifestatie van duizenden boeddhisten worden één vrouw en acht kinderen neergeschoten door de politie of vertrappeld door de menigte. De televisiebeelden over dat harde optreden gaan de wereld rond. Nadat de regering de schuld in de schoenen schuift van de Vietcong, vinden in heel het land demonstraties plaats. En de weigering van de president om de verantwoordelijken te straffen, doet de volkswoede nog toenemen. Wanneer op 11 juni 1963 monnik Thich Quang Duc zichzelf in brand steekt in het centrum van Saigon, haalt die foto wereldwijd de voorpagina’s van de kranten. In de eerste helft van augustus volgen nog vier monniken dat voorbeeld. De president kondigt op 20 augustus de staat van beleg af en laat in de Xa Loi tempel in Saigon, het belangrijkste boeddhistische heiligdom, vierhonderd monniken en zusters arresteren.
Onder de leiding van Ngo Ding Nhu, de broer van de president, wordt de repressie in Saigon geïntensifieerd. Ook kinderen die pamfletten tegen de regering verspreiden of slogans op de muren schilderen, belanden achter de tralies. De demonstraties aan de universiteit van Saigon monden uit in vierduizend arrestaties, waarna die haar deuren sluit. Wel speelt Ngo Ding Nhu een dubbel spel. Hij wil in het geheim in India onderhandelen met gezanten van Ho Chi Minh over de neutralisering van Zuid-Vietnam en de terugtrekking van de Amerikanen. President Kennedy is dat plan genegen, maar met de steun van de CIA en de nieuwe Amerikaanse ambassadeur in Saigon, Henry Combot-Lodge, vindt op 1 november 1963 een staatsgreep plaats waarbij president Diem en zijn broer Nhu worden vermoord.
In de Verenigde Staten valt drie weken later, op 22 november 1963, president Kennedy datzelfde lot te beurt. Onder diens opvolger, Lyndon B. Johnson, is de terugtrekking uit Vietnam niet langer een optie. Hij staat onder druk van het anticommunistische discours van senator Barry Goldwater, zijn republikeinse tegenkandidaat bij de presidentsverkiezingen van november 1964.
Profiteren van tweespalt tussen Sovjet-Unie en China
De moord op Diem is voor Le Duan, Le Duc Tho en Nguyen Chi Tranh, de rijzende sterren in het Politbureau van de communistische partij in Noord-Vietnam, het sein om de steun op te voeren aan de Vietcong en haar militaire vleugel, het Volksbevrijdingsleger PLAF. Volgens hen kan Vietnam nog voor een Amerikaanse interventie één worden gemaakt. Maar ondanks de terreinwinst is die nog lang geen feit. Want op eigen kracht kan die strijd onmogelijk worden gewonnen. Als voorpost van de strijd van het communisme tegen het Westen zoekt het regime steun bij zowel de Sovjet-Unie als China. Maar binnen het communistische blok groeit de verdeeldheid. De conferenties van de communistische leiders van 1957 en 1960 bevestigen de rol van de Sovjet-Unie als “baken van de communistische wereldbeweging”, maar de spanning met China loopt op.
Ho Chi Minh die geen van beide grootmachten vertrouwt, trekt de kaart van wie het beste zijn belangen dient. De destalinisering en de liberaliseringpolitiek van Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov is veel Vietnamese hardliners een doorn in het oog. Zo wordt het lichaam van Stalin uit het Leninmausoleum in Moskou verwijderd. Nadat de Sovjet-Unie zijn wapenleveringen stopzet, neemt de Chinagezinde stroming rond Truong Chinh in de periode 1960-65 de bovenhand. In 1963 belooft Mao Noord-Vietnam te zullen verdedigen bij een Amerikaanse aanval. Toch blijven ook met deze erfvijand de verhoudingen gespannen. China is met de oorlog in Korea nog vers in het geheugen niet uit op een rechtstreekse confrontatie met de superieure militaire technologie van het Amerikaanse leger. Overigens speelt een langdurige oorlog in de kaart van China omdat die de positie van Noord-Vietnam verzwakt. Na de val in oktober 1964 van Nikita Chroesjtsjov gaat de terugkeer naar de harde lijn onder de nieuwe partijleider Leonid Brezjnev gepaard met de hervatting van de steun aan Noord-Vietnam.
Zuid-Vietnamese regering zinkt weg in lethargie
Saigon verwelkomt de val van het regime Diem. Portretten en slogans van de vermoorde president worden verscheurd en politieke gevangenen verlaten de gevangenis. De nachtclubs heropenen hun deuren en op het platteland keren veel boeren vanuit de Strategische Dorpen terug naar hun geboortegrond. Aartsbisschop Ngo Ding Thuc, de broer van Diem, die in Rome verblijft voor het Tweede Vaticaans Concilie gaat in ballingschap.
Zuid-Vietnam heeft volgens de Amerikanen nood aan leiderschap, discipline en cohesie, maar het politieke bestel werkt niet op die manier. De vrees van de president Lyndon B. Jonhson dat met het verdwijnen van Diem de situatie zou verslechten, wordt bewaarheid. De twaalf leden van de Revolutionaire Raad willen geen compromissen sluiten, maar alleen hun eigen positie verstevigen. En de voorzitter van de Raad, generaal Duong Van Minh, alias ‘Big Minh’, weigert de eindverantwoordelijkheid op te nemen. De vervanging van vertrouwelingen van de voormalige president in het leger en de administratie door onervaren vrienden van de nieuwe machthebbers versterkt het streven naar eigengewin en de corruptie.
Het land zinkt weg in lethargie, maar de staatsgreep van generaal Nguyen Khanh op 30 januari 1964 brengt weinig beterschap. De samenstelling van de regering verandert om de haverklap, maar steeds weer maken dezelfde gezichten hun opwachting. Wel taant bij iedere wissel het prestige en invloed van het regime en nemen de demonstraties van studenten en boeddhistische monniken toe. Het triumviraat Nguyen Khanh, Duong Van Minh en generaal Tranh Thien Khiem brengt evenmin een kentering. En na de mislukte staatsgreep van op 13 september 1964 nemen vice-maarschalk Nguyen Cao Ky en een aantal jonge officieren het bestuur in handen. Maar ook zij krijgen de economie niet op de sporen en brengen geen oplossing voor de gigantische sociale noden. Door die aanhoudende impasse dringen infiltranten van de Vietcong door tot in de hoogste kringen van het leger, de politie en de regering.
Veramerikanisering van de strijd
De Amerikaanse minister van Defensie, Robert McNamara, stelt bij een bezoek aan Vietnam in december 1963 vast dat de militaire toestand verslecht. De Vietcong verovert terrein en bezet tal van verlaten Strategische Dorpen terwijl het Zuid-Vietnamese leger voortdurend wapens kwijtspeelt. Ook de minister van Buitenlandse Zaken, Dean Rusk, de voorzitter van de stafchefs generaal, Maxwell Taylor, en de nationale veiligheidsadviseur, McGeorge Bundy, geloven dat alleen een veramerikanisering van de strijd het tij kan keren. In 1964 stijgt het aantal militaire adviseurs naar 23.300. Zij staan in voor de vorming van 600.000 soldaten, de uitbouw van een inlichtingennetwerk en geheime destabiliserende acties in Noord-Vietnam. Het Zuid-Vietnamese leger heeft voortreffelijke eenheden zoals de mariniers en de airbornedivisies, maar een groot deel is ineffectief en gedemotiveerd door de kleine soldij, het voedselgebrek en de corruptie. Verder steunen de Verenigde Staten opleidingen in de landbouw, het onderwijs en de ziekenzorg. Het Amerikaans geld groeit uit tot de belangrijkste pijler van de economie.
Ambassadeur Lodge ruimt plaats voor generaal Maxwell Taylor en generaal William C. Westmoreland vervangt op 20 juni 1964 Paul Harkins als commandant van Macvee, de Amerikaanse troepen in Vietnam. Met het Tonkin-incident komt de oorlog akelig dichtbij. Op 1 augustus 1964 voeren Noord-Vietnamese patrouilleboten in de Golf van Tonkin een aanval uit op de Amerikaanse torpedojager en spionageboot USS Maddox. En op 4 augustus 1964 is er een tweede aanval die evenwel nooit heeft plaatsgevonden. De Amerikanen beslissen om krachtdadiger op te treden. Als vergelding bombarderen zij in Noord-Vietnam vier bases en een olieopslagplaats. Het Amerikaanse Congres geeft president Johnson op 7 augustus 1964 zonder oorlogsverklaring, zoals de Amerikaanse grondwet die voorschrijft, de volmacht in Zuid-Oost-Azië “alle noodzakelijke stappen te ondernemen, inclusief de inzet van de krijgsmacht”.
De escalatie lijkt onafwendbaar. Tegenover de superieure Amerikaanse tanks, zware artillerie en helikopters beschikt de Vietcong over mortieren en luchtafweergeschut uit China en de Sovjet-Unie die via de Ho Chi Minh Route worden vervoerd, of die buit zijn gemaakt op de Zuid-Vietnamezen. In 1964 breidt het leger van de Vietcong uit tot 170.000 manschappen waaronder vijftig hard core bataljons van alles samen 30.000 elite-eenheden. Ervaren communistische officieren, waaronder de legendarische generaal Tran Do, staan in voor de opleiding. Op 1 november 1964 vernielt de Vietcong op de militaire basis van Bien Hoa nabij Saigon zes B-57 bommenwerpers, beschadigt twintig vliegtuigen en steekt brandstoftanks in brand. En op kerstavond 1964 maakt een bom in het Brinkhotel, waar veel Amerikaanse officieren logeren, twee doden en 51 gewonden. Door toe te slaan in het hart van de zwaar bewapende hoofdstad, legt de Vietcong de kwetsbaarheid van de Amerikaanse troepen bloot en maakt de bevolking duidelijk dat ze voor hun veiligheid op hen niet kunnen rekenen. Op 28 december 1964 bezetten meer dan duizend Vietcongstrijders gedurende acht uur het dorp Binh Gia, een katholiek dorp veertig mijl ten zuidoosten van Saigon. Nooit voorheen opereren zij in zo’n grote getale zo diep in Zuid-Vietnam. Door hun onvoorspelbaar, snel en flexibel optreden delen de Vietcong rake klappen uit en zetten de oorlog naar hun hand. Eind 1964 zijn al tweehonderd Amerikaanse soldaten gesneuveld.
Na zijn verkiezing op 3 november 1964 gelooft president Lyndon B. Johnson dat alleen een rechtstreeks militair ingrijpen de communistische overname van Zuid-Vietnam kan voorkomen. Vanuit een machogedrag, zelfoverschatting en een vrees voor verlies van prestige en geloofwaardigheid – Johnson wil niet de eerste Amerikaanse president zijn die een oorlog verliest –, stelt hij meer mankracht, geld en materieel ter beschikking. Hij vergelijkt de geleidelijke oorlogsescalatie met het verleiden van een vrouw: “I’m going up her leg an inch at the time – Ik ga iedere keer een duim hoger op haar been.” Nog voor de Tweede Indochinese Oorlog losbarst, tracht Sithu Oe Thant, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, nog tot een diplomatieke oplossing te komen. Maar de Amerikanen wijzen Oe Thant twee maal de deur, zonder de inhoud van het Noord-Vietnamese voorstel te kennen. De Amerikaanse president en zijn topadviseurs willen geen diplomatieke oplossing.
3. Verenigde Staten verliezen Tweede Indochinese Oorlog (1965-75)
Amerikaanse spitstechnologie
De nacht van 6 op 7 februari 1965 markeert het begin van de Tweede Indochinese Oorlog die de Vietnamezen de Amerikaanse Oorlog noemen. Bij een aanval van de Vietcong tegen de militaire basis nabij Pleiku in de centrale hooglanden vallen bij de Amerikanen negen doden en 126 gewonden, en wordt de luchtvloot van transport- en observatievliegtuigen vernield. Als vergelding bombarderen de Verenigde Staten legerkampen in Noord-Vietnam en op 24 februari 1965 geeft president Lyndon B. Johnson groen licht voor de operatie Rolling Thunder. Onophoudelijk worden logistieke doelen zoals bruggen, spoorlijnen, oliedepots, militaire bases en bevoorradingkonvooien bestookt.
In de feiten heeft de Macvee van opperbevelhebber William C. Westmoreland in Zuid-Vietnam het militaire roer in handen. De minister van Defensie, Robert McNamara, rapporteert na een missie begin maart 1965 aan president Johnson dat de Vietcong veertig procent van het grondgebied controleert. In de provincies Long An en Kien Tuong nabij Saigon, bedraagt dat zelfs negentig procent. Het Zuid-Vietnamese leger kampt met massale desertie, maar de zwakste schakel vormt de regering. Want door de politieke instabiliteit nemen bij de bevolking de apathie en de onverschilligheid toe.
President Johnson keurt het plan van McNamara goed voor een totaaloorlog met de inzet van Amerikaanse soldaten en het modernste militair materieel. Twee bataljons van 3.500 Amerikaanse mariniers beschermen de zeemachtbasis in Da Nang nabij de grens met Noord-Vietnam. De eerste GI’s, een afkorting van ‘Government Issue’ of ‘Jan Soldaat’, de populaire benaming van de Amerikaanse soldaten, landen begin maart 1965. Op vraag van Westmoreland stuurt president Johnson op 27 juli 1965 bijkomend 44.000 soldaten en tegen eind 1965 liggen in Vietnam 184.000 Amerikanen gelegerd. De volgende jaren vullen contingenten uit Zuid-Korea, de Filippijnen, Thailand, Australië en Nieuw-Zeeland, met een maximale capaciteit van 71.000 manschappen, de Amerikaanse strijdkrachten aan in hun strijd voor de chinh nghia of de “goede zaak”, zoals de westerse propaganda iedereen wil doen geloven.
Met hun superieure mobiliteit en vuurkracht schakelen de Amerikanen tijdens search-and-destroy missies talrijke eenheden van het Volksbevrijdingsleger uit. Het vliegtuigarsenaal van F-4 Phantoms, F8 Crusaders, A-6 Intruders, A1E Skyraiders, Cessna A-37 en F-105 Thunderchiefs beschikt over elektronische apparatuur. En door hun wendbaarheid zijn de mobiele gunshiphelikopters AH-1G en UH-1B zeer doeltreffend. De B-52 bommenwerpers en de C-130 transportvliegtuigen ondersteunen dan weer de troepenbewegingen. De helikopters en vliegtuigen opereren vanuit militaire basissen en vliegdekschepen. De oorlog in Vietnam groeit uit tot een militair laboratorium voor de ontwikkeling van telegeleide bommen, nachtkijktechnologie en sensoren die bewegingen van troepen en vrachtwagens registreren. Naast cluster-, fosfor- en napalmbommen wordt massaal het ontbladeringsmiddel Agent Orange gebruikt. Een C-123 toestel ontbladert in enkele minuten 120 ha.
Maar de Amerikaanse grondtroepen hebben het niet onder de markt. Ze sjouwen rugzakken van 23 tot 32 kilo in temperaturen van veertig graden en meer en met een luchtvochtigheid tot 90 procent. En tijdens het regenseizoen verandert het terrein in een onbegaanbare modderbrij. De soldaten staan machteloos tegen de giftige slangen, schorpioenen, mieren, teken en aanvallen van insecten. Landmijnen en booby traps veroorzaken elf procent van de Amerikaanse slachtoffers. Wel beschikken de basiskampen over een staf van logistieke medewerkers, koks, mecaniciens en de meest gesofisticeerde medische bijstand.
Graantje meepikken van Amerikaanse welvaart
Met een economisch en sociaal programma willen de Amerikanen de Zuid-Vietnamese bevolking voor zich winnen. Grote openbare werken vinden plaats en in de nieuwe haven van Saigon stroomt vanaf 1967 maandelijks een miljoen ton Amerikaanse hulpgoederen binnen.
Wel brengt de heropflakkering van de oorlog een vluchtelingenstroom op gang. De boeren die de Amerikanen nodig hebben om de Vietcong op het platteland te counteren, nemen massaal de wijk naar de steden. Vier miljoen Zuid-Vietnamezen, een kwart van de bevolking, overleeft in de sloppenwijken van Saigon, Da Nang, Bien Hoa en Vung Tau. Die groeien uit tot broeihaarden van dysenterie en malaria en ondermijnen de al fragiele stabiliteit van de samenleving. De bevolking staat voor een hopeloos dilemma. Enerzijds groeit de afkeer voor de Amerikanen en het corrupte Zuid-Vietnamese bewind, terwijl anderzijds het communisme angst blijft inboezemen.
De kloof tussen rijk en arm diept uit, maar de kinderen van de verpauperde migranten drijven mee op de stroom van de Amerikaanse welvaart. Consumptiegoederen overspoelen het land en Saigon groeit uit tot een stad van verderf. In bars, nachtclubs, massagesalons en bordelen verdienen meisjes in één week meer dan hun ouders met jaren zwoegen op het land. De corruptie laat iedereen een graantje meepikken en hoe hoger de rang, des te groter de betrokkenheid. In het parlement zijn politieke intriges, omkoping en de betaling van smeergeld dagelijkse kost. En de florerende drughandel heeft vertakkingen tot in de kringen van eerste minister Nguyen Cao Ky en zijn opvolger, generaal Tran Thien Khiem. Op de zwarte markt zijn gestolen Amerikaans bier, sigaretten, shampoo en zelfs paspoorten, geweren, munitie, helmen en kogelvrije vesten te koop. Zelfs de bewakingscamera’s die de Amerikanen in de legerwarenhuizen willen plaatsen, verdwijnen. Door de inflatie van zeshonderd procent in de periode 1963-1970 is de piaster, de Zuid-Vietnamese munt, nog amper iets waard en groeit de Amerikaanse dollar uit tot de gangbare munteenheid. De inwonende Vietnamese vriendinnetjes van de Amerikaanse soldaten brengen eerst hun moeder in huis, vervolgens de kinderen van hun overleden zuster en ten slotte hun “broer”, vaak hun echte minnaar.
Cao Ky van Van Thieu grijpen de macht
Na een nieuwe staatsgreep in juni 1965 wordt luchtmaarschalk Nguyen Cao Ky eerste minister en de katholiek generaal Nguyen Van Thieu president. Maar ook nu legt de Zuid-Vietnamese regering de Verenigde Staten geen strobreed in de weg. De Amerikanen willen Vietnam, in tegenstelling tot de Chinezen en de Fransen, niet leeg plunderen, maar uitbouwen tot een voorpost in een wereldwijde ideologische strijd tegen de “communistische agressie”. In tegenstelling tot de Fransen die hun rijke cultuur meebrengen, zelfs veel verzetstrijders zijn Francofielen, introduceren de Amerikanen een plat materialisme en consumentisme.
Andermaal nemen de boeddhisten het voortouw in het verzet. In 1964 groeperen elf boeddhistische verenigingen zich in de Verenigde Boeddhistische Kerk van Vietnam (UBCV). Een dergelijke structuur is een contradictio in terminis omdat die haaks staat op de natuur van het boeddhisme. Dat is geen religie, maar een filosofische stroming die zich niet laat vatten in structuren. Wel leiden massademonstraties en enkele zelfverbrandingen van boeddhisten tot een snoeiharde repressie. De opgepakte opposanten worden beschuldigd van de overtreding van artikel 4 van de grondwet. Die stelt de communistische partij en iedere communistische activiteit buiten de wet. Daardoor verliezen de arrestanten iedere wettelijke bescherming en blijven voor onbepaalde tijd achter de tralies. Geheime veiligheidscomité’s staan in voor de rechtspraak in iedere stad en provincie.
Om de legitimiteit van de Zuid-Vietnamese regering te verhogen, vinden op 31 oktober 1967 verkiezingen plaats in de gebieden die de regering controleert. Populaire boeddhistische kandidaten en vredesactivisten kunnen evenwel niet kandideren en tijdens de campagne geldt een strenge perscensuur. De uitslag staat bovendien al bij voorbaat vast, want de eeuwige rivalen Nguyen Van Thieu en Nguyen Cao Ky hebben de posten al verdeeld. Zij blijven respectievelijk president en vice-president. Toch krijgen zij ondanks de wijdverspreide fraude slechts 35 procent van de stemmen.
Rolling Thunder krijgt Noord-Vietnam niet op de knieën
De Amerikaanse bombardementen in het kader van de operatie Rolling Thunder raken Noord-Vietnam niet in het hart. Zo maakt bij een luchtaanval op Basis 353, het hoofdkwartier COSVN van de Vietcong dat de Amerikanen na lang zoeken hebben gelokaliseerd, iedereen zich tijdig uit de voeten. Dat komt omdat de inlichtingendienst van de Sovjet-Unie de informatie doorseint van de B-52 bommenwerpers die vertrekken uit de bases in Okinawa en Guam. En het leger volgt met radarsystemen en controlecentra van Sovjet makelei de toestellen die opstijgen op de vier Amerikaanse legerbases in Thailand. Ondanks hun verwoestende effect vernielen de bombardementen tot frustratie van de Amerikanen noch de militaire capaciteit, noch de economie, noch het Noord-Vietnamese logistieke netwerk. De bunkers kunnen bominslagen tot op honderd meter doorstaan. De communisten stockeren hun olievoorraden in rijstvelden, in de jungle of in ondergrondse tunnels. Verder decentraliseren ze de administratie en evacueren duizenden inwoners uit de steden. Fabrieken, scholen en kantoren herrijzen op minder gevoelige plaatsen voor de bombardementen.
De vitale spoorweglijn naar China wordt permanent hersteld. Ook gebeurt de heropbouw van strategische verwoeste bruggen. Vierduizend Sovjettechnici helpen bij het verbeteren van de infrastructuur en de aanleg van kleine elektriciteitscentrales. De aanvoer van troepen en materieel naar het zuiden via de Ho Chi Minh Route valt dan ook nooit stil. En evenmin verzwakken de bombardementen het moreel van de bevolking. Wel integendeel. Overigens haalt het Noord-Vietnamese luchtafweergeschut negenhonderd Amerikaanse vliegtuigen neer. Dat leidt tot de gevangenneming van 356 Amerikaanse vliegeniers.
Onconventionele oorlog wordt uitputtingsslag
De Amerikaanse interventie leidt in regeringskringen in Hanoi tot een controverse. De Sovjetstrekking bepleit de infiltratie van meer Noord-Vienamese troepen in het zuiden, terwijl de Chinagezinde vleugel een gematigder aanpak voorstaat. Deze laatste stem weegt zwaar door omdat China massaal uitrusting en voedsel schenkt. Het Volksbevrijdingsleger PLAF van generaal Nguyen Chi Thanh telt 220.000 soldaten waarvan de helft guerrillastrijders en de helft geregelde legereenheden. Hun militaire acties viseren de zwakste plekken van het Zuid-Vietnamese regime. Op 11 mei 1965 overrompelen guerrillastrijders het stadje Songbe, de hoofdstad van de provincie Phuoc Long, vijftig mijl ten noorden van Saigon nabij de grens met Cambodja. Vervolgens vernietigen ze in de stad Dong Xoai het hoofdkwartier van het Zuid-Vietnamese leger van de provincie Phuonc Long. En nabij de stad Quang Ngai worden twee van de beste Zuid-Vietnamese mobiele eenheden uitgeschakeld. De veralgemening van de hit en run guerrillatactiek wil de Amerikanen uitputten. In de periode 1966-69 plegen de communisten 18.000 moorden en vinden 26.000 ontvoeringen plaats.
Met wisselend succes lokt het Volksbevrijdingsleger met mijnen en valstrikbommen Zuid-Vietnamese en Amerikaanse patrouilles in hinderlagen. Maar tijdens de operatie Ceder Falls van 8 tot 26 januari 1967 overrompelen zestienduizend Amerikanen en evenveel Zuid-Vietnamese soldaten de “ijzeren driehoek” ten noordwesten van Saigon, een bolwerk dat de Vietminh nog tijdens de oorlog tegen Frankrijk hebben uitgebouwd. Na de evacuatie van tienduizend burgers maken bombardementen de vier belangrijkste dorpen met de grond gelijk. De Vietcong nemen de wijk naar Cambodja, maar bouwen kort daarop dat bolwerk opnieuw uit. De Amerikanen en hun bondgenoten kunnen dat veroverde terrein immers niet vasthouden.
De Tweede Indochinese Oorlog is geen conventionele strijd, maar een uitputtingsslag. Generaal Giap, de chef van de Noord-Vietnamese strijdkrachten is er van overtuigd dat de Amerikanen, zoals eerder de Fransen, bij langdurige gevechten hun geduld zullen verliezen. Cruciaal is dan ook het blijvend hoog houden van het moreel van zijn troepen en de mobilisering van steeds weer nieuwe soldaten. Want door de ongelijke vuurkracht sneuvelen voor iedere Amerikaan dertien communistische soldaten. Zelfs de nieuwste wapens van Sovjetmakelei, zoals de MIG 17, 19 en 21, kunnen niet tippen aan de Amerikaanse vuurkracht. Zo vallen bij een militair treffen op het schiereiland Van Truong 614 PLAF-strijders tegenover 45 Amerikanen. Ieder jaar nemen honderdduizend Noord-Vietnamezen de plaats in van de gesneuvelde soldaten van het Volksbevrijdingsleger. Deze oorlog vereist de mobilisatie van heel de bevolking van Noord-Vietnam. Alle jonge mannen nemen dienst in het leger, terwijl de vrouwen hun plaats innemen in de industrie en de landbouw.
Binnen het strak georganiseerde Volksbevrijdingsleger vervullen doorwinterde revolutionairen een sleutelrol. Velen hebben nog tegen de Fransen gevochten. Deze biechtvaders en ideologische mentors zijn loyaal, te vertrouwen, eerlijk, hoffelijk en vriendelijk. In tegenstelling tot de geprivilegieerde kaste van de Zuid-Vietnamese officieren eten en slapen de kaderleden van het Volksbevrijdingsleger met hun soldaten, vechten aan hun zijde en doorstaan samen alle beproevingen. De van de Chinezen overgenomen methodiek van kritiek en zelfkritiek versterkt de onderlinge banden. Informanten en verraders worden standrechterlijk geëxecuteerd en wie inwoners mishandelt, krijgt een straf. Alle eenheden opereren collectief en laten nooit gewonden achter.
Onzichtbare ondergrondse tunnels in Cu Chi
De oorlog wordt met de jaren grimmiger. Het Tiger Force-platoon, een kleine elite-eenheid van 45 Amerikaanse paracommando's, laat tussen mei en november 1967 in de Vallei van Song Ve in de centrale hooglanden een spoor van dood en vernieling achter. Ze doodt in tientallen dorpen honderden ongewapende burgers, gooiden granaten in bunkers met vrouwen en kinderen en rijgen de oren van hun slachtoffers als trofeeën rond hun nek. Maar ondanks de flagrante schending van de Conventie van Genève die de burgers in oorlogstijd beschermt, blijven die oorlogsmisdaden ongestraft.
Een belangrijk geheim wapen van de Vietcong en het Volksbevrijdingsleger is het verborgen netwerk van ondergrondse tunnels. Die lopen over een afstand van honderden kilometer vanaf de grens met Cambodja tot in de wijde omgeving van Saigon. De zachte, kleiachtige bodem maakt het mogelijk om in het regenseizoen stabiele tunnels te graven. Zo verbindt in Cu Chi op veertig kilometer van Saigon een tunnelgaanderij verschillende dorpen met elkaar. Dit netwerk dat de Vietminh nog hebben gegraven tijdens de Franse bezetting, breidt uit tot een complex van 254 km. De tunnels bevatten verluchtingsopeningen en de onderste gaanderijen doen dienst als stockeerruimte voor wapens en voedsel, trainingruimte en operatiekwartier. De schouwen van de keukens worden met buizen kilometers weggeleid om de vijand te misleiden. De Amerikanen slagen er niet in dat netwerk bloot te leggen. Wel sterven bij bombardementen van delen van het complex 14.000 burgers en 10.400 soldaten. Hoewel het landschap rond Cu Chi wordt herschapen in een woestijn van bomkraters, blijft dat ondergrondse bastion de draaischijf voor spionageopdrachten, infiltraties en blitsaanvallen in Saigon.
De ingangen van de tunnels bevinden zich in een put, een verborgen schacht in een hut of in het water. Wanneer de Amerikanen een gang blootleggen, zijn de guerrillastrijders al lang verdwenen. Explosieven hebben weinig effect wegens de vele bochten. En hetzelfde geldt voor de inzet van ploegen en bulldozers. Ook het pompen van gifgas is een maat voor niets door de deuren en watersloten in de gangen. Nadat de inzet van herdershonden geen resultaat oplevert, leidt het Amerikaanse leger kleine soldaten op als tunnelratten. Maar bij de verdediging van de gangen gebruikten de Vietcong giftige slangen, spinnen en boobytraps en ze bouwen ook zijnissen.
Vechten op diverse fronten
Ondanks de aanvoer van Amerikaanse militaire versterkingen dringen de communisten verder door in Zuid-Vietnam. Dat komt door de permanente bevoorrading via de Ho Chi Minh Route met wapens, munitie, hulpgoederen en soldaten. Dat aantal stijgt maandelijks van zowat 1.500 in 1965, naar 4.500 in 1966 en 6.000 in 1967. Vooral wegens ziekte bereikt tien tot twintig procent van de soldaten die in het noorden vertrekken het zuiden niet. De Amerikanen kunnen die bevoorradingslijn niet afsnijden omdat die deels over het grondgebied loopt van Laos. En het Akkoord van Genève van 1962 verbiedt iedere buitenlandse inmenging in dat neutrale land, ondanks de infiltratie van het grensgebied door Noord-Vietnamese soldaten. Het weerdetectie- en radargeleidingsysteem dat de Verenigde Staten in 1966 op de top van de Phu Pha Thi berg in het noorden van Laos plaatsen, begeleidt de bommenwerpers tijdens heimelijke bombardementen op dat land.
De communisten dromen ervan om nog voor de dood van de hoogbejaarde Ho Chi Minh de Zuid-Vietnamese regering omver te werpen en de Amerikanen het land uit te drijven. Maar om de infiltratie van Noord-Vietnamese troepen tegen te gaan, versterkt het Amerikaanse leger de bewaking langs de 257 kilometer lange gedemilitariseerde zone ter hoogte van de 17de breedtegraad. In een eerste fase komen vuursteunbases tot stand. Die commandoposten op hoger gelegen terreinen zijn omgeven met prikkeldraad en een mijnenveld en uitgerust met mitrailleurs, houwitsers, granaatwerpers en kanonnen. En in 1967 begint de bouw van de McNamara-linie, genoemd naar de Amerikaanse minister van Defensie. Maar de constructie van die verdedigingsgordel met hekkens en wachttorens en ultramoderne elektronische waarnemingsapparatuur vordert maar langzaam wegens de vele beschietingen. Bij het opdoeken van dat project in 1968 is nog maar vijftien kilometer aangelegd.
Een andere Amerikaanse prioriteit is de verdediging van de Mekongdelta. Die is wegens de rijstcultuur cruciaal voor de voedselbevoorrading van Saigon. In de regio rond de hoofdstad woont zowat de helft van de Zuid-Vietnamese bevolking. Met duizenden kilometers aan rivieren en meanderende stroompjes en miljoenen rijstveldjes is de delta in de loop der jaren uitgegroeid tot een bolwerk van de Vietcong. Een aantal dijken verbergt bunkercomplexen en overal liggen mijnen en boobytraps. Daarnaast krioelt het in het water van slangen en teken. Vanaf 1965 heroveren Amerikaanse patrouilleboten grotendeels de controle en trekken de Vietcong zich terug naar hun uitvalsbases in Cambodja. Zo leidt in 1967 de inspectie van 400.000 vaartuigen tot de vernietiging van tweeduizend vijandelijke boten en de dood of gevangenneming van 1.300 Vietcongstrijders. Mijnenvegers maken tienduizenden explosieven onschadelijk.
De toename van de oorlogsactiviteiten leidt tot een stijging van het aantal gevangengenomen Vietcong en van Zuid-Vietnamezen die ervan worden verdacht heimelijk de rangen van het maquis of het verzet te hebben vervoegd. Deze laatsten doorstaan maandenlang folteringen en vernederingen. Wanneer iemand bekentenissen aflegt, volgt een nieuwe golf van arrestaties. Zuid-Vietnam zinkt weg in een spiraal van dood en geweld. Want wie uit de biecht heeft geklapt, wordt op zijn beurt door de Vietcong geëlimineerd wegens verraad. Omdat de gevangenissen uit hun voegen barsten, komen vanaf 1965 nieuwe kampen tot stand in Bien Hoa, Pleiku, Da Nang en Can Tho. Bij het beheer staan Amerikaanse adviseurs de Zuid-Vietnamese militaire politie bij.
Groeiend verzet in Verenigde Staten
Eind 1966 liggen 400.000 Amerikaanse soldaten in Zuid-Vietnam gekazerneerd en een jaar later zijn er dat bijna een half miljoen. De marine staat in voor de logistieke ondersteuning van die immense troepenmacht. Twee regimenten bouwen scholen, bruggen, wegen, havens en depots. Quang Tri, de meest noordelijke provincie van Zuid-Vietnam, groeit vanaf oktober 1966 uit tot het centrum van de Amerikaanse legermacht. Aan de overzijde van de gedemilitariseerde zone ligt een grote Noord-Vietnamese troepenconcentratie, maar in het gebied vinden weinig gevechten plaats. Overigens kent de Tweede Indochinese Oorlog geen vuurlinies. Het Volksbevrijdingsleger slaat overal toeslaan. En wie je vriend of vijand?
De kostprijs van de oorlog voor de Verenigde Staten stijgt in 1967 van elf naar zeventien miljard dollar of drie procent van het bruto binnenlans product (bbp). Tijdens de Tweede Wereldoorlog bedraagt dat cijfer 48 procent en tijdens de Koreaanse oorlog twaalf procent. Het opperbevel Macvee vraagt steeds meer soldaten en in de Verenigde Staten lijkt een verhoging van de belastingen onafwendbaar. Naarmate de oorlog vordert, stijgt ook het aantal Amerikaanse slachtoffers. Zo vallen bij een treffen in de jungle van de Ia Drang vallei nabij Pleiku driehonderd doden. Eind 1966 zijn al meer dan zesduizend Amerikanen gesneuveld en in 1967 komen er daar negenduizend bij. De belangrijkste bekommernis van de Amerikaanse dienstplichtigen is het overleven.
Door de bijna dagelijkse uitzending van schokkende tv-beelden groeit bij de publieke opinie in de Verenigde Staten de afkeer voor de oorlog. De magazines Time en Life en de dagbaden The New York Times en The Washington Post worden kritischer in hun berichtgeving. Steunen de Amerikanen niet een corrupte dictatuur die op almaar minder sympathie kan rekenen bij de plaatselijke bevolking? Naar het voorbeeld van de boeddhistische monniken in Vietnam steken twee jonge Amerikanen zichzelf in brand twee jonge Amerikanen zichzelf in bran voor het Pentagon, de hoofdzetel van het Amerikaanse ministerie van Defensie in Washington, en voor de zetel van de Verenigde Naties in New York. Na een eerste nationale betoging op 17 april 1965 in Washington die 15.000 demonstranten op de been brengt, volgen protestacties op de campussen van universiteiten overal te lande. Want veel afgestudeerden moeten hun dienstplicht vervullen in Vietnam. Daarnaast kanten ook de vakbonden, de vrouwenorganisaties en veel intellectuelen zich steeds meer verbeten tegen de oorlog.
Terwijl vanaf november 1966 in de Poolse hoofdstad Warschau geheime besprekingen plaatsvinden om tot een diplomatieke oplossing te komen, gaat de oorlog onverminderd voort. In februari 1967 breekt Robert Kennedy, de broer van de vermoorde president, met de Vietnampolitiek van Johnson. Op 21 oktober 1967 verzamelen 75.000 demonstanten aan het Lincoln Memoriaal in Washington DC.
Grootseminarie in Hue
In 1966 gaat Nguyen Van Ly naar het Grootseminarie Saint-Sulpice Phu Xuan in Hue. De opleiding van acht jaar omvat twee jaar Filosofie, vier jaar Theologie en twee jaar stage. Het seminarie barst uit zijn voegen, maar mede door de hoge onderwijsniveau krijgt maar tien procent van de seminariestudenten de priesterwijding. Een inspirerend voorbeeld voor Van Ly is Marcel Nguyen Tan Van, beter bekend als Broeder Van. Deze spirituele broeder van de heilige Theresa van Lisieux treedt in 1954 op 26-jarige leeftijd binnen in het klooster van de redemptoristen in Hanoi. Maar een jaar later volgt zijn arrestatie, waarna hij wordt veroordeeld tot vijftien jaar dwangarbeid in een heropvoedingskamp. Na vier jaar van folteringen, brainwashing en opsluiting in een isoleercel sterft hij in het kamp Yen Binh 2 nabij Hanoi op 10 juli 1959 aan tuberculose.
Het leven in het kleinseminarie verloopt volgens een strak schema. De seminaristen staan om vijf uur ’s morgens op en na de misviering en de meditatie volgen het ontbijt, een uur studie en vier uur les. Na het middagmaal volgen een siësta, een uur studie en opnieuw vier uur les. Daarna voetballen ze een uur, nemen een bad, nuttigen het avondmaal, wonen de avonddienst bij in de kerk, studeren nog wat en gaan slapen. Ondanks de open sfeer verloopt het leven gedisciplineerd. Het grote aanbod van kandidaten maakt een strenge selectie mogelijk. Zo is het alleen toegestaan te spreken na het ontbijt en tijdens de recreatie.
Met zijn geprofileerd karakter is Van Ly een buitenbeentje op het Grootseminarie. Omdat hij een toon hoger spreekt dan zijn medestudenten kun je hem van ver horen. Hij is door zijn eigen manier van denken niet erg geliefd bij zijn medestudenten. Over tal van filosofische en theologische vraagstukken gaat hij telkens weer in discussie, waarbij hij zijn redeneringen rechtlijnig doortrekt. Hij herziet alleen zijn standpunt na een sluitende argumentatie. Doordat zijn temperament al zijn concentratie en aandacht opslorpt, kan hij zich nauwelijks ontspannen. Van Ly leeft honderd procent voor zijn zaak en is consequent in zijn handelen. Zelfs tijdens filmvertoningen kan hij niet nalaten openlijk commentaar te geven. En wanneer iemand hem persoonlijk raakt, barst hij in tranen uit. De open visie van Van Ly botst soms met de gesloten opleiding in het seminarie.
Dienaar van de armen
Tijdens de vakantie van 1968 helpt Van Ly in de hoofdstad Saigon bij de groep Nhom vao doi of Engagement in het leven. Geïnspireerd op de spiritualiteit van Charles de Foucauld leeft deze groep van priesterarbeiders tussen de armen. Die radicale beleving van het evangelie ligt in de lijn van zijn karakter. Hij wil geen carrière maken, maar de armen als een nederige dienaar nabij zijn vanuit zijn sterke innerlijke overtuiging die stoelt op het gebed. Hij voorziet in zijn levensonderhoud door de ambulante verkoop van goederen en het vervoer van goederen met de fiets. En wat hij verdient, deelt hij met de armen. Wanneer op een dag bij een politiecontrole niet in het bezit is van zijn papieren, volgt in toepassing van de wet zijn overplaatsing naar het rekruteringcentrum van het Zuid-Vietnamese leger. Pas na de bemiddeling van zijn oudste broer, Nguyen San, die bij de Staatsveiligheid werkt in Saigon, komt hij vrij. In zijn vrije tijd studeert Van Ly astrologie en verwerft door zelfstudie een diepgaande kennis op dat gebied. “Ik herinner hem als een grote, er goed uitziende en welbespraakte jongeman,” herinnert zijn klasgenoot Peter Phan Van Loi zich. Die welbespraaktheid komt hem goed van pas wanneer hij in het academiejaar 1972-73 secretaris en woordvoerder wordt van de nieuw opgerichte studentenraad. Van 1972 tot 1974 doet Van Ly zijn stage bij de groep Engagement in het leven alsook de Hui Thua sai of de Associatie van Missionarissen in Saigon. In die periode zoeken zijn broers en zusters ieder hun eigen weg. Zo neemt Nguyen Tri Hong An dienst bij de politie en wordt zijn jongste zuster Nguyen Tri Hieu verpleegster.
Verrassingsoffensief tijdens Tet feest
Door de inzet van 130 mm veldkanonnen M46, het nieuwste zwaar militair materieel van Sovjetmakelei, verandert het Volksbevrijdingsleger PLAF zijn tactiek. Vanaf september 1967 komen de geïsoleerde garnizoenen aan de grens met Laos en Cambodja in het vizier. Na Con Thien, een buitenpost van de McNamaralinie, volgen de steden Locninh en Songbe. En in november 1967 vindt in de jungle nabij Dakto het tot dusver grootste gevecht van de Tweede Indochinese Oorlog plaats. Kort daarop volgt de slag rond Khe Sanh aan de grens met Laos. De Amerikanen willen met massale logistieke steun en bombardementen een heruitgave van de slag bij Dien Bien Phu uit 1954 voorkomen. Het Volksbevrijdingsleger staakt de gevechten, maar houdt de stad belegerd. De verborgen agenda is het weglokken van Amerikanen uit de dichtbevolkte centra, om daar vrij spel te krijgen voor een verrassingsaanval. De Vietcong is immers overtuigd dat een spontane volksopstand in Zuid-Vietnam de Amerikanen zal dwingen te vertrekken.
Op 30 januari 1968, de nationale feestdag Tet Nguyen Dan geldt zoals ieder jaar een wapenstilstand. Maar tijdens het traditionele vuurwerk lanceert het Volksbevrijdingsleger een offensief dat het Zuid-Vietnamese regime en de Amerikanen in het hart treft. 84.000 soldaten vallen op hetzelfde moment in de vijf grootste steden, in 36 provinciehoofdplaatsen, 64 districthoofdplaatsen en tal van dorpen kazernes, politiebureaus, overheidsgebouwen en militaire posten aan. In de hoofdstad Saigon ligt het presidentiële paleis gedeeltelijk in de as en treft een gedurfde aanval de ultramoderne Amerikaanse ambassade. De aanvallen gaan gepaard met het willekeurig afslachten van regeringsfunctionarissen, leraars, buitenlanders en missionarissen; de vernieling van grote hoeveelheden wapens, munitie en uitrusting; en de uitschakeling van verschillende elite-eenheden. Naast de bezetting van de noordelijke provinciehoofdstad Quang Tri is de inname van de voormalige keizerlijke hoofdstad Hue de kers op de taart. De naar schatting twaalfduizend geïnfiltreerde communistische strijders voeren op basis van lijsten van de inlichtingendienst van de Vietcong op 196 plaatsen 3.500 militairen, ambtenaren, leden van politieke partijen, religieuze leiders, buitenlanders en Vietnamezen weg die met het regime samenwerken. Wie zich verzet, wordt standrechterlijk gedood. Alle anderen worden geëxecuteerd, levend verbrand of aan handen en voeten gebonden en gedumpt in massagraven. Daarnaast belanden veel lagere ambtenaren in heropvoedingskampen in Noord-Vietnam. Ook vierhonderd katholieken die hun toevlucht zoeken in Phu Cam, de in 1967 voltooide nieuwe kathedraal in de wijk Phuoc Vinh, worden weggevoerd en vermoord. In Hue blijft, zoals op andere plaatsen, de steun van de lokale bevolking uit. Wel zorgt de Slachting van Hue voor een psychologische ommekeer. In het Zuiden dringt het besef door dat de Vietcong iedereen kan doden die samenwerkt met de Zuid-Vietnamezen of de Amerikanen.
Tijdens het Tetfeest verblijft Nguyen Van Ly in de hoofdstad Saigon bij zijn jeugdvriend Nguyen Dang Truc. Van de aanvallen merkt hij weinig. Wel ziet hij ‘s anderendaags de colonnes vrachtwagens wegrijden met daarop de lijken van de door de Zuid-Vietnamezen en Amerikanen vermoorde soldaten van het Volksbevrijdingsleger. Dat is voor hem een verschrikkelijke ervaring. Op de terugweg naar huis verblijft hij bij pastoor Nguyen Nhu Tu, de voormalige pastoor van La Vang Centrum die nu de parochie My Chang bedient.
Gedecimeerde Vietcong psychologische winnaar
De verraste Amerikanen en de Zuid-Vietnamezen zetten meteen de tegenaanval in. De foto van generaal Nguyen Ngoc Loan, het hoofd van de Zuid-Vietnamese nationale politie, die emotieloos een in elkaar krimpende gevangene met zijn revolver doodschiet, gaat de wereld rond. Op 16 maart 1968 vermoorden Amerikaanse soldaten van de Elfde Brigade van de Charlie Company in een aanval van razernij in My Lai in de provincie Quang Ngai 450 bejaarde mannen, vrouwen en kinderen. De zaak blijft een jaar in de doofpot, tot na artikelen in de pers dertien militairen voor de rechter verschijnen. De verantwoordelijke luitenant, William Calley, krijgt wegens massamoord twintig jaar cel, maar zit maar drie dagen achter de tralies. De herovering van Hue duurt 26 dagen. De Slag van Hue gaat gepaard met zware bombardementen die delen de Verboden stad beschadigen. Bij een stadsguerrilla worden veertig procent van de huizen verwoest. 116.000 van de 140.000 inwoners zijn dakloos en 5.800 dood of vermist.
De dodenbalans van het Tet-offensief en de daaropvolgende reactie bedraagt tweeduizend Amerikanen, vierduizend Zuid-Vietnamezen en 57.000 strijders van het Volksbevrijdingsleger, waardoor de Vietcong is gedecimeerd. Op de korte termijn versterken de Amerikanen en de Zuid-Vietnamezen hun militaire positie. Zij controleren in de Mekongdelta het gebied ten noorden van Saigon tot de Golf van Thailand en op 8 april 1968 wordt na 77 dagen het beleg van Khe Sanh doorbroken. Maar zij kunnen die terreinwinst niet vasthouden. Ondanks het uitblijven van een volksopstand zijn Noord-Vietnam en de Vietcong de psychologische overwinnaard. Naast het blootleggen van de zwakke plekken van de Amerikanen blijkt eens te meer dat Zuid-Vietnam onmogelijk verder kan zonder hun steun. En in de Verenigde Staten is de anti-Vietnambeweging in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van november 1968 versterkt. Bij de publieke opinie dringt het besef door dat een overwinning in de oorlog niet langer kan tegen een redelijke kostprijs. En dat niemand die operatie heeft zien aankomen, illustreert hoe slecht de inlichtingendienst CIA werkt. Steeds meer mensen stellen zich vragen bij de positieve oorlogsberichtgeving en senator Eugene McCarthy, een fervent tegenstander van de oorlog, stelt zich kandidaat tegen Johnson voor de democratische nominatie voor de presidentsverkiezingen. De minister van Defensie, Robert McNamara, een van de architecten van de Vietnamoorlog, verhuist naar de Wereldbank en wordt opgevolgd door Clark Clifford. En op 11 juni 1968 neemt Creighton Abrams het opperbevel van Macvee over van William Westmoreland.
Hoewel het aantal Amerikaanse militairen in Vietnam stijgt naar 540.000 gaat president Johnson niet in op de vraag om de Nationale Garde en de Nationale Reserve op te roepen en officieel de staat van oorlog te verklaren. Ook de gevraagde versterking met 206.000 nieuwe soldaten komt er niet. Op 31 maart 1968 kondigt Johnson het einde aan van de operatie Rolling Thunder of de bombardementen boven de twintigste breedtegraad af. Gedurende drie en een half jaar worden in Noord-Vietnam op zes industriesteden, 28 van de dertig provinciehoofdsteden, 96 van de 116 districthoofdplaatsen en 4.000 van de 5.788 gemeenten gemiddeld per dag achthonderd ton bommen geworpen. Wanneer de operatie op 31 oktober 1968 effectief stopt zijn tijdens de langste en heftigste bommencampagne uit de geschiedenis zonder veel succes tijdens 304.000 vluchten 1,1 miljard kilo bommen gedropt, driemaal zoveel dan tijdens de hele Tweede Wereldoorlog. De vernieling van oliedepots, de onderbreking van transportroutes en de beschadiging van energiecentrales en hydraulische installaties leidt regelmatig tot stroomonderbrekingen. Verder worden de zes spoorweglijnen, wegen, bruggen en havens zwaar beschadigd. De menselijke tol bedraagt 100.000 slachtoffers, zonder dat belangrijke militaire of politieke leiders worden gedood en 400.000 stuks vee sterven. Honderdduizenden ha landbouwgrond zijn onbruikbaar.
President Johnson kondigt op 31 maart eveneens het begin aan van vredesonderhandelingen en trekt tezelfdertijd zijn kandidatuur in voor een nieuwe ambtstermijn in het Witte Huis. Hij is als gevolg van de Vietnamese nachtmerrie fysiek en psychisch afgetakeld en alcoholverslaafd. De eerste onderhandelingsronde in Parijs op 10 mei 1968 levert weinig op omdat de communisten de terugtrekking eisen van alle Amerikaanse troepen voor het begin van de vredesbesprekingen.
Vietnamiseringpolitiek van Richard Nixon
1968 groeit uit tot het bloedigste jaar uit de Tweede Indochinese Oorlog met 200.000 doden aan de communistische zijde en 14.500 Amerikaanse slachtoffers. Het aantal vluchtelingen in de Zuid-Vietnamese steden zwelt na het Tet-offensief verder aan met een miljoen en in de Verenigde Staten krijgt het protest tegen de oorlog een gewelddadig karakter. In die woelige periode vindt de moord plaats op de zwarte dominee Martin Luther King en de democratische presidentskandidaat Robert F. Kennedy. Met de belofte vrede te brengen in Vietnam wint Richard Nixon in november 1968 de presidentsverkiezingen. Zijn adviseur, Henri Kissinger, zet vanaf augustus 1969 in Parijs de geheime besprekingen met Noord-Vietnam voort. En diezelfde maand vertrekken de eerste 25.000 Amerikanen uit Vietnam. De geleidelijke troepenvermindering kadert binnen de Vietnamiseringpolitiek of het overdragen van de bevoegdheden naar een nog beter getraind en bewapend Zuid-Vietnamees leger. Dat drijft zijn troepensterkte op naar één miljoen op een bevolking van achttien miljoen.
In 1969 keren nogmaals 35.000 Amerikaanse militairen terug naar huis, maar sneuvelen er tienduizend waardoor het protest in de Verenigde Staten aanhoudt. Bij een incident nabij de stad Dong Tam in de Mekongdelta laten honderden Vietnamezen het leven nadat een Amerikaanse eenheid haar overtollige munitie afvuurt op een dorp aan de overkant van de rivier. In september 1969 overweegt president Nixon zelfs om atoomwapens in te zetten.
Ondertussen beveelt de Zuid-Vietnamese president Van Thieu de militarisering van het onderwijs. Hij sluit de universiteiten en de hogescholen en dwingt de studenten militaire lezingen en trainingsoefeningen bij te wonen. De gewelddadige demonstraties daartegen monden uit in een golf van arrestaties. De grootste aandacht krijgt het proces tegen studentenleider Huynh Tan Mam. Bij de bevriende buitenlandse troepen haat de bevolking vooral de Zuid-Koreanen wegens hun brutaal optreden.
Phoenixprogramma versterkt oorlogsgruwel
Op 21 februari 1970 hervat de Amerikaanse staatssecretaris Harry Kissinger in Parijs de, ditmaal officiële, vredesgesprekken met de Noord-Vietnamese topman Le Duc Tho. Naarmate die aanslepen, drijft diens danh va dahn-strategie of het tezelfdertijd vechten en praten de verdeeldheid tussen de Amerikanen en de Zuid-Vietnamezen op de spits. Beiden geraken geïsoleerd en kunnen de media niet langer inzetten voor hun propaganda.
In afwachting van een vrede die er maar niet komt, intensifieren de Amerikanen opnieuw de aanvallen op de Ho Chi Ming Route en bundelen de CIA en de Zuid-Vietnamese inlichtingendienst hun krachten in het Phoenix-programma. Zij willen alle in Zuid-Vietnam opererende communistische kaderleden en sympathisanten gevangen nemen of doden. In de provincie Hau Nghia wordt de Vietcong in de pan gehakt, maar op andere plaatsen mondt die campagne uit in willekeur. Om de vooropgestelde quota te halen, vinden afrekeningen plaats tussen jaloerse buren, worden familievetes beslecht en alle moorden aan de Vietcong gelinkt. Tezelfdertijd kopen sommige verdachten zich vrij. Het programma elimineert in de periode 1968-72 29.000 leden of sympathisanten van de Vietcong en 33.000 worden gevangen gezet. Berucht zijn de tijgerkooien in de gevangenis op het eiland Con Dao, waar de tegenstanders van het regime worden doodgemarteld.
De Hakbijlgroep van de Amerikaanse Studies and Observation Groups (SOC’s), een officieuze eenheid die geheime opdrachten uitvoert waarbij geen regels gelden, lanceert op 11 september 1970 de Operatie Rugwind. Ondanks de belofte van president Nixon om niet als eerste zenuwgas te gebruiken, wordt dat gedropt bij een raid tegen een kamp nabij het dorp Chavan in Laos waar naar de communisten overgelopen Amerikaanse soldaten verblijven.
Collectief leiderschap in Noord-Vietnam
Wegens de terreinwinst van de Zuid-Vietnamezen en de Amerikanen na het Tet-offensief is het regime in Noord-Vietnam nog meer dan voorheen afhankelijk van de steun van de Sovjet-Unie en China. Maar tussen beide grootmachten escaleert het dispuut. Na de Culturele Revolutie weigert Mao ieder samenwerking met de Sovjet-Unie. In de aanloop naar de top van de communistische leiders in Moskou op 5 juni 1969 vecht de Sovjet-Unie diplomatiek en op het slagveld een bittere strijd uit met China. Op 2 maart 1969 geraken troepen met elkaar slaags in het grensgebied bij de Oessoeririvier. China sluit ook zijn luchtruim voor Sovjettoestellen die hulpgoederen transporteren naar Noord-Vietnam.
De dood van de 79-jarige Ho Chi Minh op 2 september 1969 leidt in Noord-Vietnam tot een opwelling van nationalisme. Met nog grotere vastberadenheid wil men de oorlog voort zetten tot de laatste Amerikaan het land heeft verlaten. Het gebalsemde lichaam van Ho Chi Minh staat opgebaard in een door zuilen afgezoomd monumentaal mausoleum in Sovjetarchitectuur op het Ba Dinh Plein in Hanoi, de plaats waar hij in 1945 de onafhankelijkheid van het land heeft uitgeroepen. Vicepresident Ton Duc Thang wordt titulair president van de Democratische Republiek Vietnam (DRV), maar de macht ligt in handen van een collectief van vijf strijders van het eerste uur die behoren tot de verschillende strekkingen: partijleider Le Duan, premier Pham Van Dong, Truong Chinh, Le Duc Tho en Vo Nguyen Giap. In de praktijk verandert weinig, want die groep heeft al jaren de touwtjes in handen.
Vietcong in Noord-Vietnamees gelid
De Vietcong richt in 1968 in de grote Zuid-Vietnamese steden ondergronds een Alliantie voor Nationale, Democratische en Vredeskrachten op. Die ijvert voor een onafhankelijk en ongebonden Zuid-Vietnam, maar ze maakt vanaf juni 1969 deel uit van de nieuw opgerichte Voorlopige Revolutionaire Regering (VRG). Die beheert evenwel niet de bevrijde gebieden. Daar beoordelen militaire rechtbanken de oorlogsincidenten en bemiddelen politieke commissarissen bij conflicten tussen burgers op basis van de methodiek van kritiek en zelfkritiek. De belangrijkste opdracht van de VRG is het zoeken naar internationale erkenning als de vertegenwoordiger van het Zuid-Vietnamese volk. Inhoudelijk bereiden de ministers de deelname voor aan een coalitieregering met het regime van president Thieu.
Na het Tet-offensief zijn tweederden van de communistisch troepen in het zuiden afkomstig uit Noord-Vietnam en zwaaien binnen de Vietcong de “broeders uit het noorden” de plak. De traditioneel leiders belanden op en zijspoor. Bij de leden van begoede families die vrijwillig hun welstellend leven vaarwel hebben gezegd om jarenlang gevaren, ontberingen, ziekte en ondervoeding te doorstaan, neemt de vervreemding, de isolering, de rancune en zelfs angst toe omdat de nieuwe bazen uit het noorden hen als profiteurs en bourgeois nationalisten beschouwen. In 1971 volgen de leiders van de Vietcong en de Voorlopige Revolutionaire Regering in het Nguyen Ai Quoc Instituut voor Hogere Kaderleden in Hanoi een drie maanden durende opleiding in het Marxisme-Leninisme. Na een vernederende zelfkritiek staan Tran Bach Dang en Tran Buu Kiem buitenspel. Zij hebben nog tegen de Fransen gevochten en in 1960 het Nationaal Bevrijdingsfront (NLF) gestocht. De communisten vertrouwen immers niemand op wie ook maar een zweem van verdenking rust. Binnen het Volksbevrijdingsleger verslapt het moreel. Door desertie en een kleiner aantal nieuwe rekruten vermindert de getalsterkte in de periode 1968-71 van 250.000 naar 200.000.
Lon Nol grijpt de macht in Cambodja
In Cambodja steunen de Sovjet-Unie en China het regime van prins Norodom Sihanoek en gebruiken de Noord-Vietnamezen de zeehaven Sihanoukville. Wanneer de Amerikanen na het Tet-offensief aanvallen plannen tegen de stellingen van de Vietcong in Cambodja, knoopt Sihanoek opnieuw betrekkingen aan met de Verenigde Staten. Maar in mei 1969 beveelt president Nixon geheime bombardementen. Hij zoekt enerzijds naar vrede, maar breidt anderzijds de oorlog uit. Met instemming van de Verenigde Staten pleegt de minister van Defensie, Lon Nol, in januari 1970 een staatsgreep op het ogenblik dat Sihanoek in Frankrijk verblijft. Terwijl president Nixon op 20 april 1970 nogmaals 150.000 Amerikaanse soldaten uit Zuid-Vietnam terugtrekt, neemt de steun aan het regime van Lon Nol toe. In de periode 1970-75 investeren de Verenigde Staten 1,8 miljard dollar om de opmars van het communisme een halt toe te roepen. Op 30 april 1970 veroveren twintigduizend soldaten met Amerikaanse steun de basis COSVYN. Maar de Vietcong hebben hun hoofdkwartier al overgebracht naar noordelijke provincie Kratie die minder gevoelig is voor Amerikaanse bombardementen.
Maar het regime van Lon Nol kan door de terugtrekking van de Amerikanen uit Vietnam en haar eigen onmacht het veroverde gebied niet blijvend bezetten. In de plaats van Cambodja te zuiveren van communisten, groeit hun aanhang zienderogen. Het land zinkt weg in anarchie en de rebellenbeweging van de Rode Khmer onder de leiding van Saloth Sat, alias Pol Pot, dient het Cambodjaanse leger rake klappen toe. Ook prins Norodom Sihanouk sluit een coalitie met de Rode Khmer. Alleen Amerikaanse B52-bommenwerpers stuiten de opmars van de communisten. Een lading van 5,5 miljoen kilo bommen kost honderdduizenden mensenlevens, verwoest de economie en brengt een vluchtelingenstroom op gang naar de hoofdstad Phnom Penh.
Communisten aan de winnende hand in Laos
President Nixon geeft in maart 1970 in een hoorzitting in het Amerikaanse congres toe dat in Laos heimelijk meer dan duizend Amerikaanse adviseurs samenwerken met het Laotiaanse leger. Later dat jaar veroveren Hmongstrijders de strategische Kruikenvlakte, maar ze incasseren tijdens een communistisch tegenoffensief rake klappen. Ook hier redden massale Amerikaanse bombardementen de Hmong. Ondanks de zware verliezen en het vertrek van 100.000 stamgenoten naar de Verenigde Staten houden de Hmong met Amerikaanse steun voorlopig stand, maar de druk van de communistische Pathet Lao neemt toe. Al die tijd speelt het eveneens door de Amerikanen gefinancierde, maar corrupte koninklijke Laotiaanse leger geen rol van betekenis.
Op 21 februari 1971 komt het tot een machtsdeling en treedt de Pathet Lao toe tot de regering. Na de Akkoorden van Genève van 1954 en 1962 wordt Laos voor de derde maal een neutrale staat. Opnieuw verlaten de Amerikanen het land, terwijl 60.000 Noord-Vietnamezen ter plaatse blijven. Maar de vrede is van korte duur. Op het terrein boekt de Pathet Lao de ene overwinning na de andere. Met de steun van de Verenigde Staten lanceren de Hmong tevergeefs een laatste tegenoffensief en de operatie Lamson 719 van het Zuid-Vietnamese leger om op het grondgebied van Laos de Ho Chi Minh Route te vernietigen, wordt een maat voor niets.
Ondertussen bestuurt de anticommunistische legerofficier Thanom Kittikachorn vanaf 1963 Thailand met harde hand. Tijdens de Tweede Indochochinese Oorlog spelen de vier Amerikaanse militaire basissen op Thais grondgebied een sleutelrol bij de aanvoer van goederen en als uitvalbasis voor de bombardementen. In de hoofdstad Bangkok, een recreatiecentrum voor Amerikaanse soldaten tieren de prostitutie en de drugshandel welig.
Moeizame Amerikaanse exit
In de Verenigde Staten vallen bij anti-oorlogdemonstraties in Ohio op 4 mei 1970 vier doden. Daarop trekken miljoenen Amerikanen de straat op en maken honderdduizenden een menselijke ketting rond het Witte Huis. Vredesactivist Daniel Ellsberg publiceert in juni 1971 in The New York Times de beruchte Pentagon Papers. Die geheime studie toont aan dat het ministerie van Defensie al tien jaar een veel te rooskleurig beeld schetst van de oorlog. Onder druk van de protesten en met de presidentsverkiezingen van november 1972 in het vooruitzicht, beperkt president Nixon de militaire aanwezigheid in Vietnam tot 140.000 manschappen. Ook Australië en Nieuw-Zeeland trekken hun troepen terug. Wel blijven de luchtmachteenheden op de vliegdekschepen en de legerbasissen in Thailand operationeel. Want Nixon verzekert de regering in Saigon van de blijvende steun van de luchtmacht. Wel daalt het moreel van de Amerikaanse troepen. Zij tellen in 1971 35.000 heroïneverslaafden en het aantal moorden of moordpogingen stijgt spectaculair.
Dankzij massale fraude wint president Nguyen Van Thieu op 3 oktober 1971 de verkiezingen met 94,3 procent van stemmen. Met de steun van de Verenigde Staten worden zijn rivalen Cao Ky en generaal ‘Big Minh’ uitgeschakeld. Even later pakt Nixon uit met een diplomatiek verrassingsoffensief. Hij landt op 21 februari 1972 in de Chinese hoofdstad Beijing en ontmoet ook Sovjetleider Leonid Breznjev. Maar de pogingen om langs die weg druk te zetten op een onderhandelde exit uit de oorlog leveren weinig op.
Op 30 maart 1972 lanceert Noord-Vietnam haar Paasoffensief. Generaal Giap steekt met 150.000 soldaten de demarcatielijn over. Op 1 mei valt de provinciehoofdstad Quang Tri en in het zuiden verovert de Vietcong grote delen van de Mekongvlakte. Maar tijdens een vijf maanden durend tegenoffensief moeten zij het grootste deel van gewonnen terrein opnieuw prijsgeven. Ondanks de beperkte Amerikaanse inbreng blijft het Zuid-Vietnamese leger overeind. Maar een bepalende factor zijn de vijfduizend vluchten van Amerikaanse B52-bommenwerpers.
Om de druk op de aanslepende vredesonderhandelingen in Parijs op te voeren, laat Nixon vanaf mei 1972 de hoofdstad Hanoi bombarderen en mijnen leggen rond de haven Haipong. De volgende zes maanden droppen 41.000 vluchten 150 miljoen kilo bommen en andermaal staat Nixon op het punt een atoombom te gooien. In die periode dropt een Amerikaanse bommenwerper bij vergissing een lading napalm op het dorp Trang Bang ten noorden van Saigon. De foto van het negenjarige meisje Kim Phuc dat brandend wegrent, groeit uit tot een icoon van de waanzin van de oorlog.
Verhuis naar Quang Bien
Tijdens het Paasoffensief vluchten wegens het oorlogsgeweld driehonderd inwoners van La Lang Centrum, waaronder de familieleden van Van Ly, onder de leiding van pastoor Nguyen Van Thong naar Hue. Nguyen Van Ly vangt hen op in de parochieschool van Phu Luong nabij de Phu Bai luchthaven waar hij op dat moment les geeft. C130 vliegtuigen en voertuigen van het Zuid-Vietnamese leger evacueren de dorpelingen naar het zuiden. Op die manier blijven zij van een bloedbad gespaard, want zowel het bedevaartsoord van La Vang als de wijde omgeving worden verwoest. Wel sneuvelen Nguyen Van Chung en Nguyen Van Toan, de twee adoptiebroers van Van Ly die dienst hadden genomen in het Zuid-Vietnamese leger.
De dorpelingen huizen gedurende twee maanden in tenten in het stadion Phuoc Tuy in de provincie Vung Tau waarna ze een woningen krijgen toegewezen in het dorp Suoi Nghe. Maar na twee maanden nemen ze wegens de raids van de Vietcong hun intrek in de Chau Van Tiep school in de provinciehoofdplaats Ba Ria. Van Ly en pastoor Nguyen Van Thong vinden na lang zoeken met instemming van de overheid een definitief onderkomen op een domein van het ministerie van Landbouw in de buurt van de stad Bien Hoa ten noorden van Saigon. De nieuwe nederzetting krijgt de naam Quang Bien: een samentrekking van de plaatsnamen Quang Tri, de provincie waarvan zij afkomstig zijn, en de stad Bien Hoa. Het gebied aan de rand van de jungle is nog begroeid met bomen en bamboestruiken. Met groot enthousiasme komt onder de leiding van Van Ly een nieuw dorp tot stand volgens het dambordpatroon. Iedere familie krijgt een perceel land en centraal staan de kerk, een marktplein en een school. Quang Bien ligt op het grondgebied van de gemeente Trang Bom en in de provincie Dong Nai. In die bewogen periode krijgt Van Ly veel hulp van zijn seminariecollega en redemptorist Paul Ta Van Phu Chau. Maar deze laatste komt om bij een ongeval met een tractor.
Akkoord van Parijs
Op 8 oktober 1972, één maand voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen waarin Nixon het opneemt tegen de democratische anti-Vietnam activist George McGovern, bereiken de Verenigde Staten en Noord-Vietnam een vredesovereenkomst. Het Akkoord van Parijs voorziet in een staakt het vuren, het uitwisselen van politieke gevangenen en het vertrek van de Amerikaanse troepen, maar over de terugtrekking van de Noord-Vietnamese troepen uit Zuid-Vietnam wordt met geen woord gerept. Een nieuwe Raad van Nationale Verzoening en Eendracht zou het land besturen in afwachting van verkiezingen. Daarin zetelen de Zuid-Vietnamese regering, het Nationaal Bevrijdingsfront en neutrale derden, waaronder de boeddhisten. Opmerkelijk is dat geen rol is weggelegd voor de Voorlopige Revolutionaire Regering van de Vietcong. Maar de Raad is een doodgeboren kind. Alle beslissingen moeten immers unaniem worden genomen, maar president Thieu, de niet mee aan de onderhandelingstafel zit, verwerpt het akkoord meteen.
Omdat de ondertekening uitblijft, beslist Nixon op 18 december 1972 tot nieuwe bombardementen. Op militaire basissen en dichtbevolkte woonzones worden in elf dagen 36.000 ton bommen gedropt: meer dan in de periode 1969-71. In januari 1973 wordt het vredesakkoord dan toch ondertekend en op 1 maart komen de laatste Amerikaanse krijgsgevangenen vrij. De meesten, vooral piloten van de luchtmacht. zaten opgesloten in Hanoi Hilton, de beruchte gevangenis Hoa Lo in het centrum van Hanoi en hadden eindeloze martelingen doorstaan. Op 29 maart 1973 verlaten de laatste Amerikaanse troepen Vietnam. Zoals de Fransen twintig jaar eerder willen de Amerikanen, die vooral op het thuisfront de oorlog hebben verloren, de Vietnamese nachtmerrie zo vlug mogelijk vergeten.
Zuid-Vietnam reus op lemen voeten
De Amerikanen rusten voor hun vertrek het Zuid-Vietnamese leger uit met nieuw materieel. Het regime van president Van Thieu dat 75 tot 80 procent van het grondgebied en 85 procent van de bevolking controleert, telt een miljoen soldaten. Dat zijn er 200.000 meer dan in 1968. Maar zelfs het vierde best bewapende leger ter wereld biedt geen garantie op succes. Het heeft uitstekende eenheden, maar de kwaliteit verwatert door massale deserties en de vaak incompetente leiders. Bij veel eenheden ligt het moreel laag. De despotische president Van Thieu maakt op geen enkel moment werk van sterke nationale instellingen en een duurzame economie. Zuid-Vietnam is al sinds de jaren 1960 een parasiet van de Verenigde Staten. En eenmaal op eigen benen draait de economie vierkant en schiet de inflatie de hoogte in. Miljoenen worden werkloos en dakloos en de bevolkingconcentratie in de stedelijke agglomeraties blijft verder stijgen. De verhoging van de belastingen op de lonen leidt tot stakingen en demonstraties. Gehandicapte legerveteranen komen op voor hun rechten en andermaal roeren de boeddhisten zich. Maar het staatsinkomen is al ontoereikend om alleen het budget van Defensie, jaarlijks drie miljard dollar, te betalen, terwijl de families van de militairen amper overleven. De economische steun van de Verenigde Staten daalt van 2,3 miljard dollar in 1973 naar 1,1 miljard dollar in 1974. Het leger kan geen reserveonderdelen kopen of zijn hypermodern wapentuig onderhouden terwijl de brandstofprijs door de oliecrisis met zeventig procent stijgt. De helft van de vliegtuigen van de luchtmacht staat dan ook op de grond. Bovendien kan het leger niet langer terugvallen op Amerikaanse bommenwerpers en instructeurs. Het doel van de Vietnamiseringpolitiek van Nixon was de terugtrekking van de Verenigde Staten uit de oorlog en niet de uitbouw van een sterk Zuid-Vietnam. Tezelfdertijd voert de Sovjet-Unie zijn steun aan Noord-Vietnam op en worden de dertigduizend vrijgelaten krijgsgevangenen in Zuid-Vietnam opnieuw bewapend. Over de Ho Chi Minh Route rijden wekelijks 1.500 vrachtwagens naar het zuiden en tot op 80 km voor Saigon wordt een oliepijp aangelegd.
Onderrussen is in Laos het koninklijk leger zonder Amerikaanse steun niet langer opgewassen tegen de communistische druk. Met de steun van Noord-Vietnam maakt de Pathet Lao jacht op iedereen die het pro-Amerikaanse bewind heeft gesteund. En in Cambodja houdt het regime van Lon Nol geen stand tegen de Rode Khmer dat in 1973 al zeventig procent van het grondgebied controleert. In Thailand ten slotte groeit het protest tegen de schendingen van de mensenrechten en het nepotisme van het militaire regime. De drie tirannen: Thanom, zijn zoon Narong Kittikachorn en diens schoonvader Praphas Charusathien, worden na een bloedige studentenopstand in oktober 1973 afgezet.
Priesterwijding en eerste benoeming
Op 30 april 1974 wijdt Philip Nguyen Kim Dien, de aartsbisschop van Hue, Nguyen Van Ly tot priester. Hij ligt met XXX nieuw gewijde priesters in het hoogkoor van de kathedraal Phu Cam op de grond en staat klaar om te worden ingezet in de Wijngaard van de Heer. Voor zijn vader, de 75-jarige Nguyen Van San, en zijn moeder Tran Thi Kink, is dat een hoogdag in hun leven.
Van Ly wordt op 14 juli 1974 het hoofd van de Vereniging van missionarissen in de parochie Cong Hua in de provincie Gia Dinh nabij de hoofdstad Saigon. Hij draagt trots zijn zwarte soutane, ook wanneer hij zijn woning verlaat. Voor hem maakt die onverbrekelijk deel uit van zijn identiteit als priester. In Cong Hua maakt de welbespraakte priester dadelijk naam met zijn preken. In mei 1974 woont hij in Saigon het huwelijk bij van zijn jeugdvriend Nguyen Dang Truc met Doan Thi Bich Hoang. Dat is de laatste keer dat zij elkaar zien.
Eindoffensief wordt overrompeling
In december 1974 zetten de communisten met het opblazen van het grootste oliedepot in Zuid-Vietnam hun eindoffensief in. In minder dan drie weken is de provincie Phuoc Long bevrijd. In de Verenigde Staten komt nauwelijks enige reactie van de nieuwe president, Gerald Ford, de opvolger van Richard Nixon die wegens het Watergate-schandaal is opgestapt. Vanaf 1 maart 1975 zetten de Noord-Vietnamezen hun opmars voort. Na de verovering van Ban Me Thuot, de grootste stad in het westen, volgt de inname van de centrale hooglanden. Het doel is Zuid-Vietnam in twee stukken te delen. President Van Thieu neemt de noodlottige beslissing het noorden van zijn land, waar zich het gros van het leger bevindt, prijs te geven en in het zuiden een verdedigingslinie op te werpen. Maar die strategische terugtocht zonder de rugdekking van Amerikaanse B-52 bommenwerpers wordt een debacle. De soldaten in de noordelijke provincies zitten als ratten in de val. 100.000 worden afgeslacht of bij wanhopige gevechten gevangen genomen. Op 30 maart valt de havenstad Da Nang waar twee miljoen vluchtelingen zijn samengestroomd.
De weg naar Saigon ligt open. Wel bieden enkele eenheden, zoals in de stad Xuan Loc langs de Snelweg nr. 1 op 38 mijl ten noordoosten van Saigon, hevig weerstand. Met de moed der wanhoop houdt een regiment 2.500 man twee weken stand. De bevolking is in paniek door de geruchten over een bloedbad in de door de communisten veroverde gebieden, waarbij iedereen die voor het oude regime heeft gewerkt, wordt gearresteerd. Op 21 april vlucht president Nguyen Van Thieu naar Taiwan waarna exodus op gang komt. De verraste Amerikaanse functionarissen beginnen pas op het laatste moment met de evacuatie van hun personeel en de duizenden Zuid-Vietnamezen die met hen hebben samengewerkt. Met een helikopterbrug en een marineoperatie ontvluchten 77.000 mensen Saigon, maar tienduizenden anderen geraken niet meer weg.
Tocht van Saigon naar Hue
Wanneer na de val van Ban Me Thuot een vluchtelingenstroom op gang komt naar het zuiden, blijft aartsbisschop Philippe Nguyen Kim Dien met een tiental medewerkers in Hue. Slechts zeven van zijn 120 priesters volgen dat voorbeeld. Na de Slachting van Hue tijdens het Tet-offensief in 1968 en de verschrikkingen tijdens het Paasoffensief in 1972 in de provinciehoofdstad Quang Tri is de angst voor de communisten diep geworteld.
Aartsbisschop Nguyen Kim Dien vraagt telefonisch aan Van Ly om terug te keren naar Hue. Tegen de vluchtelingenstroom in vertrekt hij in zijn soutane vanuit Saigon. Hij heeft alleen wat kleren, zijn gebedenboek, het Nieuwe Testament en een flesje met heilige olie bij zich. Voor het overbruggen van de afstand van 1.200 km neemt hij in de hoofdstad het laatste vliegtuig naar Danang, maar de gevechten in de buurt van de stad bemoeilijken zijn verdere doortocht. Het overbruggen van de resterende honderd kilometer duurt nog zeven dagen en is niet zonder gevaar. Van Ly maakt daarbij gebruik van een wagen, een duwkar, een voormalige treinwagon die door een paard wordt voortgetrokken en een fiets. Onderweg helpt hij de gekwetsten en geeft enkele stervende katholieken het sacrament van de ziekenzalving. Op sommige plaatsen werkt hij voor voedsel en onderdak en eenmaal wil hij een kom ‘pho’ soep, het nationaal gerecht, ruilen voor een exemplaar van het Nieuwe Testament. “Wanneer je dat aanvaardt als betaalmiddel, zul je iets nuttig vinden wanneer je je slecht voelt en ontgoocheld bent. Je moet dan in het boekje op het even welke bladzijde beginnen lezen. Ik geloof dat dit jou zal helpen.” De vrouw aanvaardt het aanbod, waarna Van Ly zijn tocht voortzet.
Van Ly gaat deels te voet en zwemt een stuk langs de Chinese Zee. In Hai Van Pass neemt hij de boot omdat de snelweg is afgesloten wegens gevechten. In Lang Co overhaalt hij ten slotte iemand die hem naar de haven van Thuy Duong brengt op dertig kilometer van Hue. Daar wordt hij opgepakt door communistische soldaten die hem de toelating geven naar Hue te gaan. Op 25 maart 1975 komt hij aan op het aartsbisdom. De onthutste bewaker denkt dat hij gek is, maar de aartsbisschop verwelkomt hem hartelijk. Eén dag later bezetten Noord-Vietnamese troepen de stad. Op 1 april 1975 vraagt aartsbisschop Dien in een open brief aan de bisschoppen en priesters niet te vluchten, maar constructief samen te werken met de regering. Hij roept op tot vergeving en verzoening en het bannen van ieder haat.
Val van Saigon
Terwijl tweehonderdduizend Zuid-Vietnamezen het land ontvluchten, waaronder minstens vierhonderd priesters en 56.000 katholieken, marcheren op 30 april 1975 de communisten met hun groene uniformen en hun Chinese AK-47 geweren op de schouder in kolommes de lege straten van Saigon binnen. De gezondheid van de meesten is door het jarenlange verblijf in de jungle aangetast. Ze lijden van malaria, een chronisch vitaminetekort en hebben vaak leverproblemen. Ook T-54 tanks met de half rode en half blauwe vlag van het Nationaal Bevrijdingsfront met in het midden een gele ster, rollen de stad binnen.
Enkele kleine groepen, waaronder de Phuc Quoc, verzetten zich tegen die overmacht. Alleen de etnische minderheden van de Degar of de Montagnards in de centrale hooglanden, die tijdens de oorlog aan de zijde hebben gestaan van de de Zuid-Vietnamese regering, blijven voort vechten. De volgende vier jaar worden achtduizend soldaten van de Forces Unies pour la Libération des Races Opprimées (FULRO) gedood of gevangengenomen. Pas in 1992 geven de laatste vierhonderd verzetstrijders zich in Cambodja over aan de Verenigde Naties.
De Eén Mei-herdenkingen wereldwijd vieren de communistische overwinning. Voor een generatie maatschappijkritische jongeren is de oorlog in Vietnam immers de katalysator bij het contesteren van de kapitalistische westerse waarden. Voor miljoenen is de val van Saigon de bekroning van dertig jaar strijd en solidariteit. Het beeld van de laatste vluchtende helikopter op het dak van de Amerikaanse ambassade in Saigon doet de harten sneller slaan van al wie “Vietcong si, yankee no” heeft geroepen.
Tragedie zonder voorgaande
“Ja, we hebben de Verenigde Staten overwonnen,” getuigt de Noord-Vietnamese eerste minister Pham Van Dong. “Maar wij zijn nu overstelpt met problemen. We hebben niet genoeg te eten en we zijn een arm en onderontwikkeld land. Oorlog voeren is eenvoudig, maar een land besturen is zeer moeilijk.” De communistische behalen een Pyrrusoverwinning, want de Tweede Indochinese Oorlog mondt uit in een tragedie die nauwelijks haar voorgaande kent in de geschiedenis. Drie miljoen Vietnamezen zijn gewond en anderhalf miljoen gedood. En in de buurlanden Laos en Cambodja bedraagt de tol twee miljoen doden en gewonden. Indochina ligt dan ook bezaaid met soldatenkerkhoven. Van de drie miljoen Amerikanen die in Vietnam dienen, overlijden er 58.000, zijn 153.000 gewond en blijven er 2.387 vermist. De sociale ontwrichting in Vietnam is ongezien met tien miljoen vluchtelingen, een miljoen weduwen, drie miljoen werklozen, 879.000 wezen, 362.000 oorlogsinvaliden, 181.000 gehandicapten, 250.000 drugsverslaafden en 300.000 prostituees. De outcasts zijn de vijftigduizend Amerasians: de kinderen van Amerikaanse soldaten en Vietnamese vrouwen.
Een groot deel van het land ligt in ruïne. De Amerikanen verschieten vijftien miljoen ton munitie, het dubbele van tijdens de Tweede Wereldoorlog. En voor iedere Vietnamees gooien ze 264 kilo bommen, goed voor 25 miljoen bomkraters. De twintig miljoen gallons of meer dan 72 miljoen liter van het ontbladeringsmiddel Agent Orange, genoemd naar het oranje blik waarin het goedje is verpakt, vernietigen 1,7 miljoen hectare bos en rijstvelden en tasten het ecosysteem en het immuunsysteem van een miljoen mensen aan.
De Amerikanen hebben 160 miljard dollar in de oorlog geïnvesteerd en alle oorlogsvoerende landen samen zowat vijfhonderd miljard. Maar eenmaal de oorlog in Indochina voorbij is, zetten de supermachten – zo gaat dat nu eenmaal de geschiedenis – elders ter wereld de strijd tegen elkaar voort. In Mozambique en El Salvador woedt een bloedige burgeroorlog en marxistische revolutionairen brengen in Nicaragua de door de Verenigde Staten gesteunde regering ten val. In Iran doen islamitische militanten hetzelfde met het prowesters regime van sjah Mohammed Reza Pahlavi, terwijl de Sovjet-Unie Afghanistan binnenvalt. De Dominotheorie van Dean Acheton die mede aan de basis lag van de Vietnamese tragedie blijkt een fictie, want naast Cambodja en Laos gaan geen andere landen over in communistische handen.
4. Samenleving op communistische leest (1975-78)
Noorderlingen nemen roer in handen
Bij de val van Saigon vindt, in tegenstelling tot wat algemeen wordt gevreesd, geen bloedbad plaats. Veel buitenlandse waarnemers zijn verrast door het gedisciplineerde optreden van de Noord-Vietnamese troepen. Overigens zou een bloedvergieten alleen maar contraproductief hebben gewerkt. Want na de twintig jaar oorlog behoort Vietnam tot de armste landen ter wereld en de buitenlandse steun en leningen zijn broodnodig om het land “duizendmaal mooier wederop te bouwen”, zoals Ho Chi Minh heeft beloofd. Maar ook de historische leider wist: “Hoe meer de overwinning dichterbij komt, des te groter worden de problemen.” Het regime krijgt voedselhulp en renteloze voorschotten van de Sovjet Unie, Oost-Duitsland en enkele sociaaldemocratische landen zoals Zweden.
China hoort daar niet bij, want sinds de dood van Ho Chi Minh in 1969 zijn de relaties verzuurd. Voor de regering in Hanoi zijn het bezoek van de Amerikaanse president, Richard Nixon, aan China in 1972 en het afsluiten in 1973 van een economisch akkoord met de Voorlopige Revolutionaire Regering van Zuid-Vietnam een doorn in het oog. De pro-Sovjetstrekking rond partijleider Le Duan en Le Duc Tho beheert alle sleuteldepartementen. Dat zijn de ministeries van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Transport en Communicatie, de planningscommissie en het logistieke departement. Slachtoffers van de zuivering binnen de pro-Chinese fractie zijn Chu Van Tan en Hoang Van Hoan. Deze laatste was een medestichter van de Communistische Partij in 1930, een persoonlijke vriend van Ho Chi Minh en jarenlang een invloedrijk lid van het Politbureau. Vietnam krijgt evenmin één cent van de 3,3 miljard dollar voor de wederopbouw die de Amerikaanse president, Richard Nixon, bij de ondertekening van het vredesakkoord in 1973 heimelijk heeft beloofd.
Omdat de val van Saigon vroeger komt dan vermoed, zijn de Noord-Vietnamezen daar niet op voorbereid. Het Militair Managementcomité onder leiding van generaal Tran Van Tra, het hoofd van de Noord-Vietnamese troepen in het zuiden, neemt onmiddellijk het bestuur in handen. Zonder overleg worden de deelorganisaties van de Vietcong opgedoekt en geïntegreerd in het Vaderlandfront. Dat zijn het Nationaal Bevrijdingsfront, het Volksbevrijdingsleger, de Voorlopige Revolutionaire Regering en het hoofdkwartier COSVN. Op de overwinningsparade van 15 mei in Saigon is de vlag van het Nationaal Bevrijdingsfront niet langer te zien. Noord-Vietnamezen nemen ook de politietaken en de ordehandhaving voor hun rekening.
Officieel bezegelen de parlementsverkiezingen van 25 april 1976 de eenmaking van het land. De opkomst bedraagt meer dan 99 procent. Want wie niet gaat stemmen, verliest zijn rantsoenkaart en krijgt geen eten. Alleen een handvol populaire politici uit het zuiden verdoezelen dat het hier een zuiver communistische creatuur betreft. Op de eerste bijeenkomst wordt de Vietnamese Socialistische Republiek opgericht. Die neemt de plaats in van de Democratische Republiek Vietnam. Maar voor het parlement is alleen een marionettenrol weggelegd. De voormalige boeddhistische studentenleider Nguyen Cong Hoan vlucht al na de tweede vergadering naar Japan. In mei 1977 volgen verkiezingen voor de Volkscomité’s in de provincies, de gemeenten en de districten. Dat nieuwe bestuursniveau tussen de gemeenten en de provincies wordt bevoegd voor de reorganisatie van de agro-industriële productie, de economische planning en het budgetbeheer. De districten versterken nog de al logge bureaucratie.
Geen verzoening, maar vergelding
Op 3 mei 1975 moeten alle ambtenaren en militairen hun verblijfplaats kenbaar maken en voor het einde van de maand hun badges, uniformen en wapens inleveren. Iedereen wordt verplicht op een vragenlijst al zijn activiteiten sinds 1945 gedetailleerd in te vullen. Die info wordt vergeleken met de gegevens van de inlichtingendiensten van Noord-Vietnam en de Vietcong. Maar de overheid kent alle voormalige medewerkers van de regering, de politie, het leger en vooral de geheime dienst en de CIA door de geheime informatie die de Zuid-Vietnamese regering en de Amerikaanse inlichtingendienst CIA bij hun overhaast vertrek hebben achtergelaten. Daaronder bevindt zich een lijst van medewerkers aan het Phoenixproject..
Eerste minister Pham Van Dong kondigt aan “de klasse van de kapitalisten en alle restanten van de feodale exploitatie te elimineren.” De grote schoonmaak begint nog voor het verplichte vertrek van de buitenlandse correspondenten, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Verenigde Naties en het Rode Kruis. Omdat de communisten niet uit zijn op verzoening, maar op vergelding worden alle topmedewerkers van het vroegere regime weggezuiverd. Volksrechtbanken vonnissen de “lakeien van het VS-imperialisme” en de verantwoordelijken van het “marionettenregime van president Van Thieu”. Hun richtsnoer is niet de wetgeving, maar het revolutionaire geweten. Daarnaast worden velen zonder proces geëlimineerd. De 150 voormalige legerofficieren die op 7 juli 1975 vertrekken naar een heropvoedingskamp worden geblinddoekt, met de handen op de rug gebonden en afgeslacht. Slechts één overleeft dat bloedbad. Tien dagen eerder is een gelijkaardig konvooi vertrokken zonder dat daarvan nog iets is vernomen. Historici van de Universiteit van Californië in Berkeley becijferen dat in de periode 1975-83 minstens 65.000 personen uit de weg zijn geruimd. Andere bronnen ramen het aantal directe slachtoffers tussen 100.000 en 250.000.
Ongeziene repressie
Voor alle andere medewerkers van het voormalige regime plant de overheid een heropvoeding. Want vanuit het Marxistisch-Leninistisch denken komt alleen een zuivere socialistische samenleving tot stand wanneer iedereen er een correcte manier van denken op nahoudt. Gewone soldaten en lagere ambtenaren volgen de Driedaagse Klassen. Wie een hogere rang bekleedt, komt terecht in een Tiendaagse Klas of een Dertigdaagse Klas. Die zijn bedoeld om “de gedachten uit te klaren” alvorens deel uit te maken van de “nieuwe maatschappij”. De gewone soldaten en de lagere ambtenaren krijgen vanaf 10 juni 1975 een oproepingsbrief. Een week later volgen de middenkaders en de hogere kaderleden.
De cai tao tu tuong of de hervorming van de gedachten wil de kapitalistische ideeën elimineren en de Marxistisch-Leninistische doctrine inprenten. Wie door zelfkritiek zijn eigen fouten erkent, kan de gemaakte schuld terugbetalen. Telkens weer, tot zelfs tweemaal per dag, krijgt iedereen de opdracht zijn verhaal zo gedetailleerd mogelijk naar te pennen, waarbij de opeenvolgende versies met elkaar worden vergeleken.
De meeste deelnemers van de Driedaagse Klassen keren kort nadien naar huis terug. Maar wie op de lijst staat van de Tiendaagse Klassen en de Dertigdaagse Klassen, blijft meestal jaren opgesloten. Onder hen alle dokters, advocaten, leraars, journalisten, schrijvers, studentenleiders, professoren, ondernemers, rijke burgers en edellieden. Want in toepassing van Resolutie 49 kan een heropvoeding onbepaalde tijd duren. De districtchefs van de Staatsveiligheid kunnen alle reactionairen, contrarevolutionairen en iedereen die een gevaar betekent voor de gemeenschap drie jaar opsluiten en die termijn onbeperkt verlengen. De willekeur regeert en de meeste arrestanten worden zelfs nooit ondervraagd. Ook voortrekkers van de Vietcong belanden in de kampen. Zo bijvoorbeeld Truong Nhu Tang, de medeoprichter van het Nationaal Bevrijdingsfront en de minister van Justitie in de Voorlopige Revolutionaire Regering.
Over het aantal Zuid-Vietnamezen in de heropvoedingskampen lopen de cijfers uiteen. Sommigen spreken over één miljoen en in 1985 vermeldt regeringsverantwoordelijke Nguyen Co Thach het cijfer van 2,5 miljoen. Dit betekent dat het overgrote deel van de mannen ouder dan achttien jaar in de kampen heeft gezeten. Na een ongemeen wreedaardige oorlog is een dergelijke systematische repressie nagenoeg ongezien in de wereldgeschiedenis.
Ieder verzet fijngemalen
De uitspraak Khong Gi Quy Hon Duc Lap Tu Do – Niets is waardevoller dan onafhankelijkheid en vrijheid van Ho Chi Minh markeert de ingang van de heropvoedingskampen. Journalisten uit de communistische landen en een medewerker van de Amerikaanse krant The Washington Post bezoeken op 15 februari 1976 een modelkamp. Zij zien een karikatuur met bewakers in een gevangenisplunje en decorstukken die de schijnvertoning opsmukken. Want wie wordt opgepakt, wacht even wreedaardig behandeling als de door de Zuid-Vietnam gevangengenomen strijders of sympathisanten van de Vietcong. De uitgekiende methodiek van onophoudelijke indoctrinatie, de opsluiting in mensonwaardige omstandigheden, de permanente uithongering, de zware dwangarbeid en het uitvoeren voor de ogen van de medegevangenen van martelingen voor minimale vergrijpen, maalt iedereen verzet fijn en maakt van wolven volgzame lammetjes.
In Saigon, die wordt omgedoopt tot Ho Chi Minh Stad, stijgt de populatie van de Chi Hoa gevangenis van achtduizend naar veertigduizend. Even verderop staan in het voormalige weeshuis Long Thanh aanvankelijk slechts twintig cipiers in voor de bewaking van veertigduizend hoge ambtenaren en politiefunctionarissen, geheime agenten en leiders van politieke partijen. Maar de eerste maanden denkt niemand eraan te ontsnappen.
Na de screening in een doorgangskamp volgt de verhuis naar een van de duizend concentratiekampen verspreid over het land. Onder andere in voormalige legerbasissen bouwen de gevangenen zelf hun slaapbarakken en de kampomheining. Berucht zijn het kamp Ham Tan en de gevangenissen Vien Hoa, Tran Hung Dao en Le Van Duyet. Over het algemeen zijn de levensomstandigheden in het zuiden beter dan in het noorden. Het meest schrijnend is de toestand in de kampen diep in de jungle. Daar sterven velen bij gebrek aan water, voedsel, medische zorg en kleding of als gevolg van malaria en dysenterie. Elektriciteit is niet voorhanden en de sanitaire voorzieningen zijn haarden van microben en ongedierte. Duizenden plegen zelfmoord, worden uit de weg geruimd bij geënsceneerde ongevallen of sterven bij het manueel ruimen van mijnen. De regelmatige verhuis van de gedetineerden voorkomt de vorming van clans en verkleint het risico op opstanden verkleinen. Rebelse gevangenen komen hoe dan ook terecht in de zwaar bewaakte kampen met een hard regime.
Dwangarbeid, uithongering en indoctrinatie
Naar het voorbeeld van de goelag in de Sovjet-Unie stoelt het Vietnamese detentiewezen op de permanente uithongering van de gevangenen. De hunker naar voedsel kwelt iedereen van ’s morgens tot ’s avonds. Want het rantsoen van twaalf kilogram rijst of een vervangproduct per maand, verspreid over twee maaltijden per dag, is ontoereikend. De voedingswaarde bedraagt amper duizend calorieën, terwijl de zware arbeid gedurende negen uren per dag het drievoudige vereist. De chronische honger ondermijnt zoals een monotoon knagend gevoel van tandpijn langzaam de gezondheid. Na enkele jaren kunnen veel gedetineerden niet langer zonder pijn op een stoel zitten of in een bed liggen omdat de botten van hun beenderen door de huid steken. Andere neveneffecten zijn gezwollen vingergewrichten en benen, rode vlekken op het lichaam, leverklachten, maagzweren en een scheurbuik. Door het gebrek aan vitamines en proteïnen in die eenzijdige voeding verliezen velen hun haar en hun tanden en hebben gezwollen ledematen. En de langzame aantasting van het immuunsysteem heeft tot gevolg dat kwetsuren moeizaam helen en de gevoeligheid voor infecties verhoogt.
Wie de opgelegde werkquota niet haalt, moet ook op zondag werken en krijgt bij herhaling een rantsoen van negen kilogram per maand. Voor de gestrafte gevangenen in de isoleercel bedraagt het rantsoen zes kilogram. Sommigen sterven van de honger. Bij de bo doi of de bewakers zijn pesterijen en het uitdelen van straffen dagelijkse kost en in de meest afgelegen kampen worden de gevangenen mishandeld. Wie goed presteert, krijgt de vage belofte vroeger vrij te komen. Toch is dat alleen een middel om de psychologisch druk op te voeren, want in de praktijk komt daar weinig van terecht.
Bovenop de dwangarbeid staat iedere dag drie uur heropvoeding op het programma. Die begint met het zingen van revolutionaire liederen. Vervolgens krijgen de gevangenen inzicht in hun vergissingen en een overzicht van de misdaden van de Amerikanen en de Zuid-Vietnamezen. Zij krijgen de geschiedenis van de Vietnamese helden en de revolutie, evenals een overzicht van de verwezenlijkingen van de regering. De gevangenen leren “een gepaste houding” aan te nemen jegens de arbeid. De legitimering vormt de hoge waardering van de arbeid in de Marxistisch-Lenistische doctrine. Verder wordt hen bijgebracht stipt te gehoorzamen aan de wet, eerbied te tonen voor de regels van het gemeenschapsleven met voorop de aandacht voor het beschermen van de socialistische eigendommen. In discussiesessies vertelt iedereen om de beurt, via de methode van de zelfkritiek, wat hij heeft gedaan om die theorie in praktijk te brengen en geeft commentaar op de artikels in het partijdagblad Nhan Dan en het legerdagblad Quan Doi Nhan Dan. Daarnaast verzamelen mollen informatie over de gemoedsgesteltenis, de bedoelingen en de gedachten van de gevangenen. De jarenlange indoctrinatie laat bij de meesten psychische en psychologische letsels na. Velen worden cynisch, gek of plegen zelfmoord.
Na zes of twaalf maanden mogen de gevangenen een brief schrijven aan hun familie. Die mag geen informatie bevatten over de naam of de locatie waar zij verblijven. Verplicht is de melding dat zij goed worden behandeld, genoeg te eten krijgen en in een goede gezondheid verkeren. Maar zelfs brieven die aan alle voorwaarden voldoen, worden vaak niet verstuurd. Ook voor de familieleden van de gevangenen die soms jaren in het ongewisse blijven, is het leven een nachtmerrie. Een aantal gefrustreerde vrouwen dat in Ho Chi Minh Stad demonstreert voor meer informatie over hun echtgenoten wordt opgepakt. Van hen is nooit nog iets vernomen.
De bewakers in de kampen worden eveneens nauwlettend in de gaten gehouden. Zij riskeren bij iedere misstap aan de andere kant van de tralies te belanden. In de afgelegen gebieden beheert het leger de kampen, terwijl in de steden de politie bevoegd is. Toch ligt de ultieme verantwoordelijkheid bij het Politbureau en de minister van Defensie. Ondanks de inkomsten uit de dwangarbeid liggen de kosten voor de bouwwerken, de administratie, de logistiek, de voeding, het transport en de bewaking van de kampen vele malen hoger.
Schuldig zwijgen van internationale gemeenschap
De gruwelverhalen van Jean Lacouture en André Gelinas die in 1976 Vietnam verlaten, krijgen elders ter wereld nauwelijks weerklank. Zo beschrijft Gelinas dat sinds de communistische machtsovername 20.000 mensen zelfmoord hebben gepleegd. Een voormalig politieman doodt zijn tien kinderen, zijn vrouw en zijn schoonmoeder alvorens de hand aan zichzelf te slaan. Evenmin komt een Amerikaanse reactie op het rapport over het bloedbad onder de 30.000 voormalige medewerkers aan het Phoenixproject. Boeken zoals Five Years to Freedom van de Amerikaanse oorlogsgevangene Nicholas Rowe en het verhaal van Dan Phizer in het boek To Bear Any Burden krijgen weinig aandacht. Ook nadat de vloed aan horrorverhalen aanzwelt naarmate meer Vietnamezen hun moederland ontvluchten, hult de internationale gemeenschap zich in een schuldig zwijgen.
Waarom? Vooreerst bemoeilijken de overheidscontrole op de media en het sluiten van de grenzen het vergaren van correcte informatie. En voor de gevangenen is de belofte nooit een woord te reppen over wat ze hebben meegemaakt een voorwaarde tot hun vrijlating. De communistische landen zijn bondgenoten en de Verenigde Staten willen de nachtmerrie van de oorlog liefst zo snel mogelijk vergeten. En in de andere westerse landen is Vietnam niet langer een hot item.
Cultuur en onderwijs op communistische leest
In Ho Chi Minh Stad verdwijnen de neonreclames uit het straatbeeld. De bars sluiten hun deuren, de prostitutie wordt verboden en in de straten en op de gebouwen verschijnen revolutionaire slogans. Van middernacht tot vijf uur ’s morgens geldt de avondklok. Een zwarte lijst bevat de namen van 129 schrijvers en 932 reactionaire boeken. Vier miljoen boeken van de Khai Tri uitgeverij worden op straat verbrand. Datzelfde lot ondergaan ook de boeken van universiteiten, bibliotheken en particulieren. Dertig dagbladen krijgen een publicatieverbod. Veel intellectuelen plegen zelfmoord, belanden in heropvoedingskampen of kwijnen weg in psychiatrische instellingen.
In de boekenrekken liggen de geschriften van Ho Chi Minh en de communistische founding fathers Marx, Lenin en Engels, en publicaties over de verwezenlijkingen van de communistische partij. De filmzalen projecteren Sovjetprenten en propagandafilms. Radio Saigon zendt nog alleen muziek uit die Ho Chi Minh, het socialisme en de revolutie verheerlijken. Om die boodschap de doen doordringen in de geesten van de mensen hangen in de straten om de twintig huizen luidsprekers.
In de scholen geven leraars uit Noord-Vietnam les. De kinderen zingen ’s morgens revolutionaire strijdliederen en krijgen de opdracht te rapporteren wat hun ouders thuis vertellen. Zuid-Vietnamese leerkrachten mogen alleen opnieuw aan de slag nadat hun gedachten zijn gezuiverd van de “culturele en ideologische besmetting” waarvan ze het slachtoffer zijn geweest. De vrouwen leren de revolutionaire levenswijze in de afdelingen van de Patriottische Vrouwen en leden van de Jeugdliga knippen de lange haren van voorbijgangers.
Graaicultuur en corruptie
Na twee decennia van ontbering en zelfopoffering zien honderdduizenden verpauperde communistische kaderleden die vanuit het noorden met hun families overkomen een ongekende materiële rijkdom. Velen slaan de televisies kapot omdat ze als gevolg van de decennialange indoctrinatie denken dat die worden gebruikt voor het besturen van raketten. Zuid-Vietnamezen die meerdere woningen bezitten, mogen één behouden. De overheid confisqueert alle andere. Overigens legt ze zonder waarschuwing beslag op alle nuttig geachte woningen. ‘s Nachts worden enkele wijken omsingeld en alle bewoners uit hun huizen verdreven. Veel eigenaars plegen zelfmoord en wie zich verzet, verhuist naar een heropvoedingskamp. Door plunderingen en diefstal leggen zowel kaderleden als gewone soldaten beslag op de inboedels, waarbij vaak een onderlinge machtstrijd losbarst.
Na de bevriezing van de bankrekeningen kan iedereen in september 1975 voor een klein bedrag Zuid-Vietnamese piasters omruilen voor Noord-Vietnamese dong. De overheid legt beslag op alle spaargeld en de Zuid-Vietnamese goudreserve verhuist naar het noorden. Een tweede munthervorming in 1978 laat iedereen toe maximaal vijfhonderd “nieuwe dong” op te nemen. De invoering van een hoge taks met een terugwerkende kracht van tien jaar nationaliseert zowel de banken, de transportmiddelen en de media als alle private ondernemingen zoals boekhandels, warenhuizen, benzinestations en garages. In één klap verliest iedereen al zijn bezittingen, investeringen en inkomsten. De communisten uit Noord-Vietnam die de genaaste ondernemingen leiden, worden snel rijk door de verkoop van goederen op de zwarte markt. Daar liggen de gangbare prijzen fors hoger dan in de staatswinkels. De landbouwers zijn verplicht hun oogst tegen een goedkope prijs te verkopen aan de regering die deze op haar beurt distribueert aan de bevolking. Wel kopen de boeren tegen goedkope prijzen klederen, medicijnen en zaaigoed.
In de nieuwe samenleving werkt bijna iedereen voor de staat. Een arbeider krijgt dertig dong per maand en een bediende veertig dong. Omdat het loon ontoereikend is om te overleven, misbruiken de meesten hun positie om wat bij te verdienen. Door de onderhandse betaling voor alle diensten groeit de corruptie uit tot een wezenlijk onderdeel van het regime. Zo kost het bezoek aan een familielid in een heropvoedingskamp driehonderd dong.
Landhervorming mislukt
Ondanks de ontsporing van de landhervorming in Noord-Vietnam in de jaren 1950 herhaalt de regering die operatie vanaf 1975 in het zuiden. Iedereen moet zijn gronden afstaan waarna die worden herverkaveld, zonder dat de landbouwers het eigendomsrecht verwerven. Veel boeren vernielen nog liever hun landbouwgerei, slachten hun waterbuffels en verkopen hun producten op de zwarte markt. Na enkele jaren werkt amper zeven procent van de boeren op coöperatieve staatsboerderijen, terwijl dat cijfer in het noorden 96 procent bedraagt. In de centrale hooglanden worden in honderden dorpen, de voorouderlijke gronden van de etnische minderheden van de Montagnards, gerooid om plaats te maken voor koffieplantages.
De miljoenen niet ontplofte bommen en mijnen hypothekeren de landbouw. In de provincie Quang Tri, ter hoogte van de voormalige demarcatielijn, bevat 83 procent van het land Explosieve Restanten van de Oorlog en vallen na 1975 bij explosies zevenduizend doden en gewonden. De voedselproductie krimpt verder. Veel gronden blijven bij gebrek aan mankracht braak liggen. De boeren zijn gedood, geëmigreerd of kwijnen weg in heropvoedingskampen. Overigens kampt het land al decennia met een structureel voedseltekort. Tegenover de verdrievoudiging van de bevolking sinds 1930 is de voedselproductie amper verdubbeld. Rantsoeneringbonnen bepalen de rijstquota, maar bij gebrek daaraan wordt vaak cassava, een soort maniok, en katteneten bedeeld. Alleen de massale import van voedsel voorkomt een hongersnood. De landhervorming die ook in het zuiden uitmondt in een opstand, wordt vanaf 1978 teruggeschroefd.
Fiasco van de Nieuwe Economische Zones
Premier Pham Van Dong kondigt op 16 december 1975 de deportatie aan van een miljoen Zuid-Vietnamezen naar het noorden. Verder moet de verhuis van vier miljoen inwoners naar de Nieuwe Economische Zones het vraagstuk oplossen van de overbevolking in de steden. Daar moeten zij plaats ruimen voor 750.000 noorderlingen die de vrijgekomen posities innemen in het onderwijs, bij de politie, de administratie en het beheer van de heropvoedingskampen. Families die voor de voormalige regering hebben gewerkt en wiens echtgenoot in een heropvoedingskamp zit, zijn verplicht hun koffers te pakken. Zij krijgen de vage belofte dat hun man vroeger vrijkomt of dat hun vroegere vergissingen worden vergeven. En wie niet vrijwillig vertrekt, wordt gedeporteerd. In 1975-76 verlaten meer dan 600.000 inwoners Ho Chi Minh Stad. Tijdens het Tweede Vijfjarenplan (1976-80) en het Derde Vijfjarenplan (1981-85) worden nogmaals 1,2 miljoen zuiderlingen naar de Nieuwe Economische Zones gestuurd. Eerst aan de beurt komt wie de partijrichtlijnen negeert of wie weigert deel te nemen aan de activiteiten van de massaorganisaties. Die zones blijken uitgelezen instrumenten om het socialisme op te leggen. Want in velerlei opzichten gelijken ze op heropvoedingskampen.
Die inderhaast uit de grond gestampte gebieden zijn onontgonnen terreinen in de bossen met weinig waardevolle landbouwgrond. En hoe meer afgelegen, des te zwaarder zijn de levensomstandigheden. Vaak ontbreken elementaire basisbehoeften zoals drinkwater, onderwijs en medische zorg. De inwoners bouwen zelf hun woning en bewerken het hen toegewezen stuk land. Maar op de veel plaatsen kunnen ze amper overleven. Veertig procent van de oogst gaat naar de overheid en dertig procent naar de zonebeheerders. De Franse journalist Jean Lacouture die de zone Phan-Thiet bezoekt, noemt die “een geprefabriceerde hel waar je alleen maar komt wanneer het alternatief de dood is”. Hoewel de verblijfsvergunningen een terugkeer naar de stad uitsluiten, wordt een groot aantal Nieuwe Economische Zones na enkele jaren verlaten.
Waarom faalt de communistische aanpak in Zuid-Vietnam, waar die twintig jaar eerder in het noorden, met uitzondering van de landhervorming, wel is gelukt? Aan de basis ligt een totaal verschillende mentaliteit. De roots van de Zuid-Vietnamese bevolking liggen in de Indische cultuur en het Mahayana-boeddhisme. Omdat het confucianisme hier minder diep is geworteld, stuit het met harde hand opleggen van het rigide communisme voortdurend op weerstand.
Religies gekortwiekt
De communisten koesteren een diepe afkeer voor elke vorm van religie. Lenin noemt “het religieus besef, zelfs ieder spelen met de idee dat God bestaat, een onuitsprekelijke gruwel en de verfoeilijkste pest”. Op 5 mei 1975, vijf dagen na de val van Saigon, pleit aartsbisschop Nguyen Van Binh voor vergeving, verzoening en samenwerking. Maar zijn oproep valt op een koude steen. De kerkelijke goederen worden genationaliseerd en de overheid neemt het beheer over van de scholen, weeshuizen, rusthuizen en instellingen voor gehandicapten. De 25 Kleinseminaries en 9 Grootseminaries sluiten hun deuren en priesterwijdingen zijn niet langer toegestaan. Het Pontificaal Seminarie Pius X van de jezuïeten in Dalat, een van de grootste seminaries in Zuid-Oost-Azië, wordt een trainingscentrum voor communistische kaderleden. Naast het verbreken van de diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan krijgen de religieuze tijdschriften een publicatieverbod.
Een aantal leiders van de Coa Dai sekte wordt gefusilleerd. Andere religieuze leiders waaronder de 72-jarige Luong Trong Tuong, de leider van de Hoa-Hao boeddhisten, belanden in de kampen. Dat lot valt ook François-Xavier Nguyen Van Thuan te beurt, de neef van voormalig president Diem, die paus Paulus VI op 24 april, een week voor de val van Zuid-Vietnam, heeft benoemd tot co-adjutor aartsbisschop van Saigon. Zijn naar buiten gesmokkelde boodschappen voor de gelovigen worden gebundeld in het boek The Road to Hope.
Vanaf november 1977 stroomlijnt Resolutie 297 de religieuze politiek. Door de vele beperkingen rest van de grondwettelijke godsdienstvrijheid alleen een karikatuur. Voortaan controleren de partij en de regering de eredienst, de religieuze opvoeding, de bijeenkomsten en de retraites. Zij beslissen over de kandidaten voor de seminaries en de wijding en de benoeming van priesters en bisschoppen. Het Bureau voor Religieuze Aangelegenheden of de religieuze veiligheidspolitie, met een afdeling in ieder dorp, superviseert de nieuw opgerichte massaorganisaties voor de boeddhisten, het katholicisme, het protestantisme, de Cao Dai, de Hoa Hao en de islam. Verder volgen het departement Mobilisatie en Propaganda van de partij, het ministerie van Staatsveiligheid en het Vaderlandfront de religieuze politiek mee op. Thich Quang Do, een leider van Verenigde Boeddhistische Kerk UBCV, weigert zijn organisatie te integreren binnen het Patriottische Boeddhistische Verbindingscomité: “We zullen nooit slaven worden van de communistische partij”. Sindsdien kent hij geen ogenblik van vrijheid meer. Uit protest tegen de religieuze vervolging steken op 2 november 1975 twaalf monniken en zusters zichzelf in brand in de Duoc-Su pagode in Phung Hiep.
Secretaris van aartsbisschop Dien
Aartsbisschop Philippe Nguyen Kim Dien van Hue benoemt in april l975 Nguyen Van Ly tot zijn secretaris. Kort daarop staat Monseigneur Dien onder huisarrest en hij wordt gedurende 120 dagen verhoord. Van op de eerste rij ziet Van Ly hoe de communisten hun antireligieuze politiek doorzetten. Hij vergezelt de aartsbisschop tijdens diens ontvangst bij eerste minister Pham Van Dong in Hanoi. Het verzoek voor een bezoek aan het Vaticaan wordt verworpen. Bij het verlaten van het bureau van de premier vraagt Van Ly aan Dien: “Waarom heb je hem niet geïnformeerd over het lijden van de gelovigen?” Daarop antwoordt Dien: “Wil je dat mij het leven helemaal onmogelijk wordt gemaakt?” Op 2 september 1975, onafhankelijkheiddag, ontmoeten beiden in Hanoi vertegenwoordigers van de katholieke kerk. Uit eerste hand vernemen zij de dramatische ontwikkeling in de katholieke kerk na de communistische machtsovername in 1955. Op de vraag bij hun terugkeer om verslag uit te brengen over hun reis, gaan beiden niet in.
Van Ly helpt de schokken opvangen van de confiscering van de kerkelijke goederen en instellingen. En voor de naar de Nieuwe Economische Zones verbannen katholieke families schrijft hij met enkele collega’s het boekje Ik leef gelukkig. Dat reikt een houvast aan in die geïsoleerde gebieden zonder kerken of priesters. Als vertegenwoordiger van het aartsbisdom woont Van Ly de bijeenkomsten bij van het Vaderlandfront. Iedere vergadering begint met het zingen van Tienduizend jaar, een lied dat Ho Chi Minh een lang leven toewenst. Bij het refrein heffen de aanwezigen hun handen en zingen de tekst uit volle borst. Van Ly volgt dat gebeuren in stilte en met gekruiste armen. Wanneer hij daarover een opmerking krijgt, antwoordt hij: “Niets in deze wereld zal tienduizend jaar bestaan, akkoord?”
Het leven van zijn familieleden verandert na de communistische machtsovername ingrijpend. VERDER AANVULLEN Naast het ouderlijk huis in Quang Bien woont mevrouw Phong, de weduwe van zijn adoptiebroer Toan. Wanneer zij met haar twee kinderen Van Ly in Hue bezoekt, geeft hij haar het weinig geld dat hij heeft om de terugreis te betalen alsook zijn regenscherm en een zwarte shirt. Hij vraagt haar die onderweg van de hand te doen en met dat geld iets te kopen voor de kinderen.
Partij regeert via onzichtbaar controlenetwerk
Volgens de Marxistische doctrine zijn in het licht van de nakende wereldrevolutie de landen gedoemd om te verdwijnen. Daarom gaat de aandacht prioritair naar de uitbouw van de communistische partij. In Vietnam bepaalt een elite van 1,8 tot 2,1 miljoen leden het doen en laten van de samenleving, maar de echte macht ligt geconcentreerd in enkele handen. Na 1975 zijn dat de clans van partijleider Le Duan en Le Duc Tho. De twee broers van deze laatste zijn de minister van Communicatie en Transport en de burgemeester van Ho Chi Minh Stad.
De partij kent een strakke hiërarchie op vier niveaus. Aan de top staat de secretaris-generaal. Hij is tevens de voorzitter van het Secretariaat dat de dagelijkse werking stuurt. Op het tweede niveau neemt het 17-koppige Politbureau alle belangrijke beslissingen. Dat selecteert ook de kandidaten van het Nguyen Ai Quoc Instituut voor Marxistisch-Leninistische Studies. Dat trainings- en opleidingscentrum van de partij is de kweekvijver voor toekomstige verantwoordelijken. Het derde niveau is het 133 leden tellende Centraal Comité van de partij. Dat vergadert tweemaal per jaar en duidt de leden van het Politbureau aan. Ten slotte legt het 1.200 koppige Partijcongres om de vijf jaar de grote lijnen vast. Het Permanent Comité van het congres voert de genomen beslissingen uit.
De tussenschakels in het onzichtbare controlenetwerk van de partij zijn de massaorganisaties met voorop het Vaderlandfont. De Patriottische Vrouwen, de Landbouwersbond, de Algemene Federatie van Vietnamese Vakbonden, de Associatie van Veteranen, het Rode Kruis en de Jeugdliga hebben ieder in hun sector een monopolie. De kaderleden mobiliseren de mensen voor de activiteiten en doen via overreding de partijpolitiek ingang vinden in ieder gezin. De cong an khu vuc of de veiligheidsbewakers, vaak lokale politieofficieren, houden de ly lich of het curriculum vitae bij van de leden van dertig tot vijftig families. Dat bevat alle vertrouwelijke informatie van de wieg tot de kist. De veiligheidsbewakers kunnen de ho khau of registratievergunning van eenieder in beslag nemen. Zonder een ho khau kun je niet gaan werken, naar een ziekenhuis of een school gaan, voedselbonnen bekomen, brieven ophalen of verhuizen naar een andere stad.
Het ministerie van Cultuur en Informatie controleert de media. Het nieuwsagentschap VNA treedt op als de officiële spreekbuis en in de kiosken liggen alleen officiële kranten zoals Nhan Dan van de partij en Quan Doi Nhan Dan van het volksleger. Het sluitstuk van het repressieapparaat is de geheime dienst. Die bewaakt de naleving van de partijlijn in alle geledingen van de samenleving.
Uitvoerende macht en Justitie ondergeschikt aan partij
De uitvoerende macht heeft een parallelle structuur van de communistische partij, maar is daaraan ondergeschikt. Uiteraard bekleden alleen partijleden de leidinggevende functies. Na de secretaris-generaal van de partij is het staatshoofd de nummer twee van het regime. De regering voert de beslissingen van het Politbureau uit en het Nationaal Congres of het parlement dat om de vijf jaar wordt verkozen, keurt de wetten goed. Voorafgaandelijk worden alle raadsleden van de provincies, de districten en de gemeenten grondig gescreend.
Vietnam kent evenmin een onafhankelijke Justitie. De partij benoemt de rechters in de Volksgerechthoven. Die waken in de provincies, de districten en de steden over de toepassing van de wet. Het Opperste Gerechtshof, de hoogste juridische instantie, houdt toezicht op de lagere gerechtshoven, behandelt gewichtige zaken zoals hoogverraad en treedt op als hoogste Hof van Beroep. Het Volkscontroleorgaan en het Opperste Volkscontroleorgaan zijn de waakhonden van de overheid. En de militaire gerechtshoven nemen de rechtspraak in het leger voor hun rekening.
Vietnam krijgt pas in 1986 een eigen Strafwetboek. Tot dan geldt het nog uit 1950 daterend exemplaar uit het koloniale tijdperk, aangevuld met decreten en de resoluties van het Permanent Comité dat de beslissingen van de partijcongressen uitvoert. Wel blijft het begrip misdaad vaag gedefinieerd. Daardoor kunnen alle “antisociale houdingen” worden beschouwd als crimineel gedrag. En wie voor een rechter verschijnt, is per definitie schuldig en wordt veroordeeld. Een verdict wordt pas geveld na een fiat van de partij. De verdediging komt in de in een mum van tijd afgehaspelde gerechtszaken nauwelijks aan bod.
Eenpartijstaat duldt geen dissidente stemmen
Het totalitaire Vietnamese regime steekt ook na de grondwetsherziening van 1980 in een democratische jasje. Zo waarborgt Artikel 50 het respect voor de politieke, burgerlijke, economische, culturele en sociale mensenrechten. En Artikel 69 verzekert het recht op vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid, de vrijheid van vereniging en het recht om te protesteren. Artikel 70 voegt daaraan toe: “De burger geniet van de vrijheid van religie en geloof”. Maar niemand mag die vrijheden misbruiken om de wet te overtreden of in te gaan tegen de politiek van de partij en de regering. Want boven alles definieert artikel 4 van de grondwet Vietnam als een Marxistisch-Leninistische eenpartijstaat. Er gelden draconische straffen voor wie propaganda voert tegen de regering (Artikel 88) of de nationale eenheid ondermijnt door het zaaien van verdeeldheid, haat en discriminatie (Artikel 79).
Alleen sporadisch klinkt protest. Want wie respect vraagt voor de mensenrechten of opkomt voor de democratie zet volgens de Regel van de Drie Generaties niet alleen zijn persoonlijke veiligheid en toekomst op het spel, maar ook die van zijn ouders en van zijn vrouw en kinderen. Zij worden van school weggestuurd, hun job ontnomen of de toegang tot de gezondheidszorg ontzegd. Geïnspireerd op de Helsinki-akkoorden van 1 augustus 1975 en de vereniging Charta 77 van schrijver Václav Havel in Tsjecho-Slowakije vragen zeven vooraanstaande advocaten en professoren van de Vietnamese Mensenrechtenliga respect voor de vrijheid van denken, geweten en geloof. Op 18 april 1977 leest advocaat Tran Danh San tegenover de kathedraal van Ho Chi Minh Stad met luide stem de Declaration of Desinherated Vietnamese on Human Rights voor. Maar al na enkele zinnen wordt hij opgepakt en verdwijnt voor tien jaar achter de tralies. Hij laat een vrouw en vijf kinderen achter.
Ambitieuze economische plannen maat voor niets
Het regime maakt werk van gratis onderwijs, openbaar vervoer, gezondheidszorg en cultuur. Het Vierde Congres van de Communistische Partij van december 1976, het eerste na de eenmaking, wijzigt de officiële naam. De nog uit 1951 daterende Vietnamese Arbeiderspartij ruimt plaats voor de Vietnamese Communistische Partij. Sinds 1966 is het ledenaantal verdubbeld van 760.000 naar 1.553.500 of 3,1 procent van de bevolking. Dat cijfer ligt lager dan in China en de Sovjet-Unie met respectievelijk 4,2 en 6,9 procent.
In een golf van optimisme keurt het Congres het Tweede Vijfjarenplan goed voor de periode 1976-80. De versmelting van de op de zware industrie geënte de Noord-Vietnamese economie met de op consumentengoederen gerichte Zuid-Vietnamese economie moet leiden tot een jaarlijkse industriële expansie met 16 tot 18 procent, een groei in de landbouw tussen acht en tien procent en de verhoging van het nationaal inkomen met veertien procent. Partijleider Le Duan belooft iedere Vietnamees binnen de tien jaar een radio, ijskast en tv.
Volgens economist Vo Nhan Tri is de eerste fase ingezet van de transitie naar een socialistische samenleving. Tijdens de tweede fase, van 1981 tot 2005, zal zich de socialistische industrialisatie voltrekken, waarna tussen 2006 en 2010 een klasseloze samenleving tot stand komt. Vietnam treedt toe tot het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. “Nu kan niets meer gebeuren,” zegt een lid van het Centraal Comité van de partij. “De moeilijkheden waarmee we worden geconfronteerd, zijn kleinigheden in vergelijking met die uit het verleden.”
Maar de euforie is van korte duur. Een jaar later schrijft het partijdagblad Nhan Dan: “De capaciteit van onze industrie wordt maar voor de helft benut en de effectieve werkprestaties bedragen vier tot vijf uur. De landhervorming heeft gefaald en veel boeren bewerken niet langer hun land.” Ondertussen rijzen de prijzen de pan uit. Twee maanden na de val van Ho Chi Minh Stad is de prijs van de rijst verzesvoudigd en die van de benzine verachtvoudigd.
In de nog altijd rurale Vietnamese samenleving komt de industrie, mede door de oorlogsschade, maar moeizaam op gang. Ondanks de inzet van duizenden technici uit de Sovjet-Unie en landen van het Oostblok ontbeert Vietnam kapitaal en knowhow. De uitvoer van kolen daalt bij gebrek aan transportbanden en trucks, want het land heeft geen harde valuta om die aan te kopen. Daarnaast fnuikt de repressiepolitiek de economische heropleving. De mensen die hard nodig zijn voor het herstel worden gedegradeerd of kwijnen weg in heropvoedingskampen. In de havenstad Haiphong wordt de helft van de ladingen ofwel gestolen of ligt te rotten bij gebrek aan transportmiddelen. En dat terwijl in Hanoi elementaire voedingswaren niet voorhanden zijn. Veel Chinezen die traditioneel een belangrijke schakel vormen in het economische netwerk, ontvluchten het land.
In de tweede helft van de jaren 1970 bedraagt de economische groei amper twee procent, terwijl het geboorteoverschot van drie procent per jaar, een van de hoogste cijfers ter wereld, aanhoudt. De invoering van de twee kindpolitiek in 1976 keert dat tij niet.
Eerste veroordeling en vrijlating
Na een aantal arrestaties van boeddhistische monniken in Ho Chi Minh Stad belegt het Vaderlandfront in Hue op 15 april 1977 een vergadering. Daarop betreurt aartsbisschop Dien die gang van zaken en hekelt de behandeling van de katholieken als tweederangsburgers. Een week later kapittelt de aartsbisschop op een vergadering van het Bureau voor Religieuze Aangelegenheden andermaal de religieuze regeringspolitiek. Nguyen Van Ly verstuurt copies van de toespraken naar alle priesters van het aartsbisdom en met de hulp van Ho Van Quy, de directeur van het Grootseminarie, worden die verder verspreid in binnen- en buitenland. Het blad Cong Giao va Dan Toc, de door de regering opgerichte katholieke spreekbuis, beschuldigt Monseigneur Dien propaganda te voeren tegen het regime. Toch blijft de aartsbisschop voorlopig buiten schot. In zijn plaats verdwijnen op 7 september 1977 twee medewerkers achter de tralies. “De revolutionaire autoriteiten zagen zich verplicht Ho van Quy en Nguyen Van Ly, de slechte medewerkers van dit bisdom, te arresteren,” lezen we in de kolommen van Cong Giao va Dan Toc. Een tweede artikel onderstreept dat alle vertegenwoordigers van de erkende religies instemmen met die arrestaties omdat beiden “krachtdadig en hardnekkig de verklaringen van Monseigneur Dien hebben verspreid.” Ho van Quy zit maar korte tijd vast, maar het Volkstribunaal van Thua Thien veroordeelt Nguyen Van Ly op 18 augustus 1977 tot twintig jaar opsluiting. Hij wordt vastgehouden in een woning die de overheid in beslag heeft genomen. Na internationaal protest en als teken van goodwill, volgend op de toetreding van Vietnam tot de Verenigde Naties op 20 september 1977, komt Van Ly op Kerstavond, 24 december, vrij.
Vreedzame strijd in Doc So
Van Ly bedankt persoonlijk de clerici en gelovigen die voor hem hebben gebeden en die hem hebben gesteund. Wegens zijn toenemende invloed vraagt de aartsbisschop hem onder druk van de regering terug te keren bij zijn familie in Quang Bien. Maar Van Ly weigert. Vervolgens wordt hij pastoor van Doc So, een plattelandsparochie in het dorp Huong So in de provincie Binh Tri Thien. Veel parochianen leven van de landbouw en de verkoop van stooien hoeden. Hier heeft de Vietcong in 1968 de pastoor levend begraven.
Van Ly deelt de armoedige levensstijl van zijn parochianen en verdient wat geld door het kweken en verkopen van groenten en bloemen. De giften die hij krijgt, zijn bestemd voor het welzijn van de parochianen. Hij richt voor de jeugd wedstrijden pingpong, schaken en dominospelen in en ondersteunt studenten bij de aankoop van boeken en studiemateriaal. Hoewel de lokale officiëlen Van Ly ertoe aanzetten hun politiek te steunen, moedigt hij de boeren niet aan om toe te treden tot de overheidscoöperatieven. Hij steunt de coöperatiegedachte, maar oordeelt dat iedereen vrij is op dat aanbod al dan niet op in te gaan.
Op een zondag vraagt Van Ly na de mis aan zijn parochianen hem te volgen met hun landbouwgerei. Zij bewerken het stuk land van de parochie dat de overheid in beslag heeft genomen, hoewel ter compensatie een kleiner, slechter en verder afgelegen terrein is toegekend. ’s Anderendaags roepen de dorpsverantwoordelijken Van Ly ter verantwoording terwijl hij in het parochiehuis met enkele jongeren domino speelt. Wanneer zij vragen “Ly, Ly”, doet de pastoor onverstoorbaar voort. Een jongeman zegt dat in de zaal geen Ly aanwezig is, alleen Eerwaarde Heer Ly. Daarop vraagt het hoofd van de delegatie: “Eerwaarde Heer Van Ly, ik wil u vijf minuten spreken.” De man argumenteert dat de parochianen niet het recht hebben de grond te bewerken zonder voorafgaande goedkeuring en wil een oplossing. “De vraag die ik drie weken terug heb ingediend, bleef onbeantwoord,” reageert Van Ly. “En zwijgen betekent instemmen, temeer daar het zaaiseizoen is begonnen.” Daarop verlaten de officiëlen de zaal.
Vanuit Doc So begint Van Ly zijn vreedzame strijd voor religieuze vrijheid. Hij weigert te handelen volgens de voorschriften. Zo vraagt hij vooraf geen toelating voor de organisatie van religieuze activiteiten. En evenmin maakt hij de naamlijst over van wie de misvieringen bijwoont en de Bijbelklassen volgt. In zijn eerste manifest, Zeven rechtvaardige en redelijke punten uit 1978 lijst hij systematisch de schendingen op van de mensenrechten en de religieuze vrijheid. Van Ly maakt via een luidspreker aan de kerktoren zijn verklaring publiek. Langs die weg zendt hij de ook Vietnamese programma’s uit van Radio Veritas, een Fillipijns katholieke radiostation dat via de korte golf uitzendingen verzorgt.
De lokale overheid mobiliseert inwoners van Doc So om het optreden van Van Ly publiekelijk af te keuren. Maar de beschuldigingen die de sympathisanten van de communisten hem ten laste leggen, veegt hij van tafel. Vervolgens schrijft Van Ly zeven protestbrieven aan de autoriteiten en bezorgt de internationale mensenrechtenorganisaties een kopie. Nadat de lokale overheid van Doc So de vrije verkiezing van een nieuwe parochieraad weigert, gaat die kort voor Kerstmis 1978 in stilte toch door. Voor Van Ly is dat immers een binnenkerkelijke aangelegenheid. Tijdens de Kerstviering kondigt hij aan: “Wij zijn vandaag vereerd met de aanwezigheid van vertegenwoordigers van het regime. Laten we hen verwelkomen met een warm applaus.” Alle aanwezigen, de communistische kaderleden incluis, applaudisseren, waarna Van Ly vervolgt: “Ik verwelkom ook de nieuw verkozen leden van de parochieraad en vraag voor hen een warm applaus.” Iedereen klapt in de handen, ook de kaderleden. Wanneer Van Ly ’s anderendaags wordt berispt voor die illegale verkiezing antwoordt hij: “Gisteren onthaalden jullie die op applaus en vandaag zeggen jullie dat die zonder instemming is gebeurd.”
In Doc So legt Van Ly zich in zijn vrije tijd toe op zijn hobby, de astrologie. Voor zijn studie op dat terrein offert hij gedurende meer dan een jaar zijn middagdutje op. Tijdens heldere nachten toont hij op een heuvel aan jongeren de sterren en brengt hen de basisbegrippen bij van het universum.
Massale exodus
In 1978-79 komen honderdduizenden Zuid-Vietnamezen die in mei 1975 zijn vertrokken voor de Tiendaagse Klassen, alsook een aantal deelnemers aan de Dertigdaagse Klassen voorwaardelijk vrij. Zij blijven nog zes maanden tot een jaar onder toezicht. In die periode hebben zij geen officiële status, krijgen geen uitreisvisum of voedselrantsoen en mogen hun kinderen niet naar school sturen. Wie onvoldoende vooruitgang boekt, kan zijn werk verliezen, blijft langer onder toezicht of wordt teruggestuurd naar een heropvoedingskamp.
Thuis is hun woning, wanneer die al niet is ingepalmd door Noord-Vietnamezen, meestal leeg. Om te overleven hebben hun vrouwen, die doorgaans werkloos zijn, alle waardevolle zaken verkocht. Sommigen herkennen hun vrouw en kinderen niet meer. En om de hoek volgen politiemannen of de geheime dienst hun doen en laten. Door het verlies van hun rijkdom, bezittingen, werk, burgerschap en waardigheid en de woede om de brutaliteit van de communisten hebben velen nog maar één ambitie: Vietnam zo vlug mogelijk verlaten.
In 1978-79 komt een in de geschiedenis zelden geziene uittocht op gang. Een half miljoen Vietnamezen steekt de grens over met Laos en Cambodja en velen wagen vanuit de havenstad Vung Tau de oversteek overzee. Die tocht is duur en gevaarlijk. Hoewel regeringssoldaten op iedere vissersboot de exodus trachten te beletten, glippen vooral ’s nachts volgepropte boten door de mazen van het net. Wie wordt onderschept, belandt opnieuw in de kampen, om bij zijn vrijlating een nieuwe vluchtpoging te beramen. Maar op zee sterven veel vluchtelingen van de honger, uitdroging, verdrinking of worden beroofd, verkracht en vermoord door piraten.
Na tal van omzwervingen belandt een miljoen Vietnamezen in de Verenigde Staten en een even groot aantal in andere westerse landen. De vluchtelingen staan voor de loodzware opgave om vanuit het niets een nieuwe toekomst op te bouwen. De voormalige toppoliticus Hoang Van Hoan vlucht naar Parijs en krijgt asiel in China. En Truong Nhu Tang, de minister van Justitie in de Voorlopige Revolutionaire Regering, ontvlucht het land per boot. Guynh Tran Duc slaagt er eveneens in te ontsnappen. Na zijn studies in Frankrijk en aan de Columbia Universiteit in New York verlaat hij zijn baan en Amerikaanse vriendin om te dienen onder het nieuwe regime. Maar na enkele maanden ontkomt hij via omkoping naar Australië. Zijn ontgoocheling over de toepassing van het communisme tekent hij op in zijn dagboek Diary of a liberated man. Het vluchtelingenagentschap van de Verenigde Naties telt in 1989 nog 839.000 Vietnamese asielzoekers in vluchtelingenkampen in Hong Kong, Thailand, Maleisië en de Filippijnen.
5. Vietnam aan de rand van de afgrond (1979-1986)
Horror in de killing fields
De communisten van de Pathet Lao die in Laos het roer in handen nemen, roepen op 2 december 1975 de Democratische Volksrepubliek Laos uit. Sindsdien ligt alle macht in handen van de Laotiaanse Revolutionaire Volkspartij. Koning Savang Vatthana, koningin Khamphoui en kroonprins Vong Savang belanden in een interneringskamp. De koning sterft daar op 13 mei 1978 en ook de koningin en de kroonprins overlijden in gevangenschap. Zoals in Vietnam is het beleid van de nieuwe machthebbers niet gericht op verzoening, maar op vergelding. Zo wordt wraak genomen op de volksstam van de Hmong die heeft samengewerkt met de Verenigde Staten.
In Cambodja komt met de inname van de hoofdstad Phnom Penh door de Rode Khmer van Pol Pot op 17 april 1975 het einde aan vijf jaar burgeroorlog. Sinds 1970 is een half miljoen Cambodjanen gedood of gewond. Maar het ergste moet nog komen. Geïnspireerd door Mao’s idee van de permanente revolutie brengen de Rode Khmer de doctrine van een agrarisch utopiaof een ideale boerensamenleving in praktijk. Bij een van de meest gewelddadige experimenten uit de geschiedenis van de mensheid wordt los van de “bedorven culturen” vanaf het “jaar nul” een “nieuwe gemeenschap” opgebouwd. Die schaft vanuit een radicaal egalitarisme het geld af, verklaart de bezittingen verbeurd en vernielt alle privé-eigendommen. De centrale bank wordt opgeblazen en de auto's op de luchthaven belanden op een schroothoop als monument tegen de moderniteit. Iedereen wordt gedwongen op het platteland te werken. Het aantal inwoners van Phnom Penh daalt van twee miljoen naar 25.000.
Publieke gebouwen doen dienst als folterkamers. Berucht is Tuol Sleng of S-21, het voormalige lyceum in Phnom Penh. Bij hun aankomst worden de “contrarevolutionairen en parasieten” of iedereen die een vreemde taal spreekt, een bril draagt of zachte handen heeft, gefotografeerd in voor- en zijaanzicht, genummerd en uitgekleed. Ze worden met handen en voeten geboeid aan ijzeren staven, uitgehongerd, gemarteld en ondervraagd door Kaing Guek Eav, alias Duch. Na een maand worden de gevangenen opnieuw gefotografeerd en afgevoerd naar Choeung Ek. Daar bevindt zich een massagraf voor de doden en de levenden, want aan hen worden geen kogels verspild. In 1976 worden in Tuol Sleng 1.622 mensen aangevoerd en na zijn terugkeer uit China in september 1977 wil Pol Pot, alias Broeder Nummer Eén, Mao's Culturele Revolutie overtreffen. Op sommige dagen eindigen meer dan 400 mensen in Choeung Ek. Slechts zeven van de 16.000 tot 20.000 die Tuol Sleng binnengaan, komen levend buiten. Cambodja groeit uit tot één groot concentratiekamp. Bijeengedreven in projecten van slavenarbeid sterven in de killing fields naar schatting 1,8 miljoen Cambodjanen of dertig procent van de bevolking van honger, ziekte, ontbering, marteling en uitputting. Er vinden zelfs voorbeelden van kannibalisme plaats. Het land telt zowat 20.000 massagraven.
Bezetting van Cambodja
In Vietnam, Cambodja en Laos boeken de communisten hard bevochten overwinningen. Maar dezelfde ideologie schept nog geen broederband. Nu blijkt duidelijk dat het communisme in de eerste plaats is gebruikt voor het verwezenlijken van nationalistische doelstellingen. Want de demonen uit het verleden maken opnieuw hun opwachting. Het 25-jarig Verdrag van Vriendschap en Samenwerking dat Vietnam en Laos op 18 juli 1977 ondertekenen, leidt tot de permanente aanwezigheid van 40.000 tot 60.000 Vietnamese soldaten. Die houden het regime in het zadel tegen het gewapend verzet. In de feiten is het drie miljoen inwoners tellende Laos, zoals voor de Franse kolonisatie, een Vietnamees protectoraat.
In schril contrast daarmee voert Pol Pot een bittere anti-Vietnamese politiek. In 1977 plunderen de Rode Khmer aan de grens met Vietnam. Ze willen met de steun van China het gebied Kampuchea Krom innemen dat de Vietnamezen eeuwen terug hebben veroverd. Die grensincidenten verzuren de Vietnamese-Chinese relaties en vanaf juli 1978 verhuizen opnieuw veel etnische Chinezen vanuit Vietnam naar hun moederland.
Met de steun van de Sovjet-Unie met wie een 25-jarig Verdrag van Vriendschap en Wederzijdse Samenwerking wordt ondertekend, valt het Vietnamese leger op Kerstmis 1978 Cambodja binnen. Dat trekt op 11 januari 1979 even chaotisch als gewelddadig Phnom Penh binnen, terwijl de Rode Khmer worden verdreven naar de grens met Thailand. De Revolutionaire Raad van de Volksrepubliek Kampuchea, de nieuwe pro-Vietnamese satellietregering, roept onder leiding van generaal Heng Samrin, een voormalige topman van de Rode Khmer, de genocide een halt toe. Samrin ruimt in 1985 plaats voor Hun Sen, die eveneens een verleden heeft bij de Rode Khmer. Het doel van de Vietnamezen is niet de bevrijding van Cambodja van de horror van het Khmer regime, maar voorkomen dat dit een deel van Vietnam inneemt. Na de overwinningen op Frankrijk en de Verenigde Staten getuigt die inval bovendien van arrogantie.
Internationaal staat de nieuwe Cambodjaanse regering geïsoleerd en tal van landen volgen het Amerikaanse handelsverbod tegen Vietnam. De Europese Unie zet alle ontwikkelingshulp stop en Vietnam krijgt niet langer leningen van het IMF en de Wereldbank. Voor de al kwetsbare Vietnamese economie zijn de gevolgen desastreus terwijl de voedselsituatie verder verslecht. De regering voert een rantsoen in van dertig pond per maand en bedeelt bij gebrek aan rijst tapioca en andere zetmelen. Ook vlees en vis, de belangrijkste proteïnebestanddelen in de Vietnamese voeding, zijn schaars. Veel vissers kunnen bij gebrek aan brandstof niet uitvaren of zijn met hun boot het land ontvlucht.
Oorlog met China
Ondanks de massale Chinese steun aan Vietnam in de periode 1949-1969 leven beide landen wegens historische redenen op gespannen voet. Enerzijds vrezen de Vietnamezen een te grote Chinese inmenging, terwijl anderzijds de Chinezen beducht zijn voor de toenemende Vietnamese invloed in Indochina. Na het protectoraat in Laos is de bezetting van Cambodja voor de Chinezen een brug te ver. Zij vallen in februari 1979 Vietnam binnen en vernielen de grensstad Lang Son. Maar na zeventien dagen van hevige gevechten verslaat Vietnam met de steun van de Sovjet-Unie de Chinezen. Deze laatsten falen zowel tactisch, strategisch, logistiek en wat de communicatie betref. 260.000 etnische Chinezen, onder wie veel handelaars uit Cholon, de zakenwijk in Ho Chi Minh Stad, ontkomen per boot naar hun moederland. Die exodus verloopt in een gespannen sfeer. De Chinese boten mogen immers de Vietnamese territoriale wateren niet betreden.
De regering in Hanoi zit tussen twee stoelen. Naast de dreiging in eigen land langs de 1.350 km lange grens met China, zijn de door China gesteunde Rode Khmer in Cambodja nog niet verslagen. Meer dan ooit is Vietnam afhankelijk van de Sovjet-Unie. Dat land betaalt de volledige kostprijs van de 200.000 in Cambodja gekazerneerde soldaten. Maar nadat vanaf 1982 een dooi intreedt in de relaties tussen de Sovjet-Unie en China vermindert die steun. Bovendien erkennen de Verenigde Naties de coalitieregering in ballingschap van prins Norodom Sihanouk. Daarin zitten de door de Verenigde Staten gesteunde ‘Sihanoukisten’, de nationalisten van de verdreven premier Son Sann en, als militair sterkste fractie, de Rode Khmer van Khieu Samphan die de zieke Pol Pot vervangt. Toch blijven de Vietnamezen in Cambodja. Zij financieren de bezetting met een grootschalige houtkap, waardoor het land wordt beroofd van zijn meest waardevolle grondstof.
Discriminatie versterkt dualisering
Ton Duc Thang, de president van de Socialistische Republiek Vietnam, overlijdt op 30 maart 1980 op 91-jarige leeftijd. Hij heeft vooral een ceremoniële functie vervuld. Vervolgens wordt in toepassing van de grondwetswijziging de Raad van State of het “collectieve leiderschap” geïnstalleerd. Die variante van het Praesidium van de Opperste Sovjet in de Sovjet-Unie heeft uitgebreide wetgevende en uitvoerende bevoegdheden. De voorzitter van de Raad van State die aan het hoofd van het leger staat, is na de secretaris-generaal van de partij de nummer twee van het regime. Op die post komt de 74-jarige oudgediende Truong Chinh. Die herschikking beïnvloedt het beleid niet. Zo kapittelt Hoang Son, de woordvoerder van de regering in Hanoi, de 6,5 miljoen inwoners uit het zuiden wiens familieleden hebben gediend onder het voormalige regime of die lid zijn geweest van anticommunistische partijen. En in juli 1986 beklemtoont Dao Thien Thi in het blad Tap Chi Cong San dat de overheidsbedrijven bij de rekrutering van personeel voorrang moeten geven aan familieleden van overleden soldaten, gewonde veteranen en zij die revolutie hebben gediend.
De discriminatie op basis van de familieachtergrond speelt voluit in het onderwijs. In 1984 verkondigt eerste minister Pham Van Dong dat “het hart en de ziel van iedere student moet zijn vervuld van haat voor het kapitalisme en het imperialisme en liefde voor het socialisme en het proletarisch internationalisme”. De plaatsen op de beste colleges en aan de universiteiten, en de studiebeurzen in de landen van het voormalige Oostblok gaan prioritair naar de kinderen van partijleden. Die zijn bijna zonder uitzondering afkomstig uit het noorden van het land. Vanaf het schooljaar 1984-85 is het lidmaatschap van de communistische Jeugdliga opnieuw verplicht voor alle collegestudenten. De Vietnamese jongeren groeien op in een duale samenleving. Zo terroriseren bendes onder leiding van kinderen van hoge partijofficiëlen, die onaantastbaar zijn en wiens toekomst is verzekerd, de middelbare scholen in Ho Chi Minh Stad. En getalenteerde jongeren uit “foute” families wordt de toegang tot de universiteit ontzegd.
Verder zet de regering de gedwongen overplaatsing naar de Nieuwe Economische Zones door. In de periode 1981-88 gaat dat over twee miljoen inwoners, waarvan 1,7 miljoen uit het zuiden. De meesten zijn familieleden van voormalige Zuid-Vietnamese ambtenaren of militairen. Toch roepen de intense politiecontroles de illegale emigratie vanuit de Nieuwe Economische Zones naar de steden geen halt toe. In de provincie Dac Lac in de centrale hooglanden verdubbelt in de jaren 1975-88 de bevolking door de instroom van 400.000 immigranten. Daardoor worden de oorspronkelijke inwoners, de etnische minderheden van de Degar of de Montagnards, een minderheid.
Bedevaart naar La Vang
De antireligieuze politiek zet onverminderd door. Op 12 december 1979 neemt de overheid met geweld het Hoan Thien Kleinseminarie in Hue in beslag, waar Nguyen Van Ly van 1963 tot 1966 heeft gestudeerd. “Het seminarie is het oog van de bisschop,” zegt Nguyen Kim Dien, “maar mij resten alleen haken en ogen”. Vijf seminaristen krijgen gevangenisstraffen tussen twee en vijf jaar en tachtig anderen worden weggestuurd. Zij keren naar huis terug, wachten op de goedkeuring van hun kandidatuur voor het Grootseminarie, zwerven rond of voltooien hun priesteropleiding in het buitenland.
weigeren terug te keren, volgt een identiteitscontrole. Nguyen Van Ly toont de tijdelijke pas die hij heeft gekregen na de inbeslagneming van zijn identiteitskaart. Wanneer de agenten blijven vragen naar zijn identiteitskaart zegt Van Ly: “Kennen jullie mij niet? Ik ben Vader Ly,” gesticuleert alsof hij de evenknie is van partijleider Le Duan of premier Pham Van Dong. Bovendien hebben sommige bedevaarders hun identiteitskaart niet op zak. “Is het nodig die voor een dagreis?” vraagt Van Ly.
Om half zeven ’s morgens houden officieren van de staatsveiligheid een minibus van het merk Lambretta staande met acht zusters van de orde van het Heilig Kruis. Ook zij zijn op weg naar La Vang, maar mogen evenmin verder rijden. Niet alleen zitten te veel passagiers aan boord. Bovendien legt de minibus niet het traject af van Dong Ba naar het station van Hue zoals de licentie bepaalt. Wanneer de zusters moeten uitstappen en de minibus wordt teruggestuurd, komt Van Ly tussenbeide. “Wanneer wij niet op bedevaart naar La Vang mogen omdat zij worden beschuldigd van de overtreding van de verkeersregels, zullen wij hier wachten en in de richting van Onze-Lieve-Vrouw het Rozenhoedje bidden. Wanneer jullie ons vasthouden tot ’s middags dan zullen we tot ’s middags bidden. Zoniet bidden we tot de avond valt en desnoods blijven we hier de hele nacht!” Van Ly doet zijn soutane aan en vraagt dat de bedevaarders knielen voor het gebed. Naarmate meer pelgrims in My Chanh samenstromen, klinkt dat steeds luider. De agenten slaan in paniek. Ze hebben hun identiteitscontroles nog niet voltooid en vrezen gezichtsverlies wanneer ze de bedevaarders moeten laten gaan. Bovendien voelen ze zich onbehaaglijk bij de grote belangstelling van de plaatselijke bevolking.
De kapitein van de staatsveiligheid van het district komt bemiddelen. Wanneer de man die maar één arm heeft uit zijn wagen stapt, zegt hij op vriendelijke toon: “Oh, broeder Van Ly? Kameraden, geef hem zijn papieren terug zodat hij zijn weg kan voortzetten.” Maar Van Ly weigert: “Het volstaat niet dat jullie mijn pas teruggeven. De papieren van iedereen moeten worden terugbezorgd.” Dat geschiedt en de bedevaarders mogen te voet hun tocht voortzetten. Ten slotte wordt hen wegens de grote afstand toegestaan hun fiets te gebruiken.
Parodie leidt tot gevangenisstraf
’s Anderendaags gaat Van Ly zijn originele identiteitskaart ophalen bij de administratie van het district. Wanneer hij ‘s morgens de kerk van Doc So verlaat, vraagt hij: “Bidt voor mij, want zonder papieren keer ik niet terug.” Een parochiaan geeft Van Ly een lift naar de 25 kilometer verderop gelegen districthoofdplaats. Omdat de plaatsvervangende directeur in vergadering zit, krijgt hij het advies terug te keren. “Ik blijf hier wachten,” antwoordt Van Ly en hij herhaalt die woorden wanneer hij om vijf uur ’s avonds, het is al donker, voor de zoveelste maal wordt aangemaand het gebouw te verlaten. Plots daagt de directeur op. Hij bezorgt Van Ly zijn identiteitskaart. Omdat hij geen vervoer heeft, brengt de man Van Ly met zijn dienstwagen terug naar Doc So. Voor het eerst zit hij als gast in de wagen van een communistisch kaderlid en niet als gevangene.
Een maand later, op 21 september 1981, brengen vijf seminaristen onder leiding van Peter Phan Van Loi op het feest van Sint-Thomas Tran Van Thien, de in 1838 gestorven Vietnamese martelaar en de beschermer van de seminaristen, een parodie op de bedevaart naar La Vang. Het toneelstuk Het offer van onze kinderen aan Onze-Lieve-Vrouw brengt de strijd van twee koppels in beeld. Zij willen kun kinderen in voorbereiding op hun latere priesterroeping in La Vang opdragen aan Onze-Lieve-Vrouw, maar worden staande gehouden in My Chanh. De tien minuten durende voorstelling oogst veel applaus, maar na afloop worden de acteurs op beschuldiging van propaganda tegen het regime opgesloten in de Thua Phu gevangenis in Hue. Op het proces laakt Nguyen Van Ly de tussenkomst van de overheid tijdens de bedevaart en neemt alle verantwoordelijkheid op zich. Maar de vijf seminaristen worden veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen vier en twee jaar. Peter Phan Van Loi krijgt de zwaarste straf en wanneer de overheid ontdekt dat aartsbisschop Francis Xavier Nguyen Van Thuan hem in het geheim al tot priester heeft gewijd, blijft hij nog drie jaar in de cel.
Van Ly weigert verbanning
Na dat vonnis schrijft Van Ly in Doc So een aantal verklaringen waarin hij de regering beschuldigt van de schending van de godsdienstvrijheid. Hij zendt de op band opgenomen teksten uit via de luidspreker aan de kerktoren. En ondanks het verbod om catecheselessen te geven, gaat Van Ly daarmee door. Wel verblijft hij eind 1981 wegens ziekte een tijdlang in het ziekenhuis van Hue.
Op 15 augustus 1982 vertrekt Van Ly met zijn parochianen en een groep gelovigen uit een naburige parochie opnieuw met de fiets op bedevaart naar La Vang. Andermaal blokkeert de politie de weg in My Chanh. De gelovigen blijven bidden langs de kant van de weg, maar worden ten slotte gedwongen naar huis terug te keren. Kort daarop komt in Doc So de 83-jarige Nguyen Van San, de vader van Van Ly, op bezoek. Dit wordt hun laatste ontmoeting.
De Vietnamese regering keurt op 24 september 1982 het ICCPR-verdrag goed inzake Burger- en Politieke Rechten. Artikel 18 garandeert de inwoners vrijheid van geweten, gedachten en religie en Artikel 19 vrijheid van opinie en meningsuiting. Tezelfdertijd wordt het ICESCR-verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten ondertekend. Ondanks het bindende karakter van de beide verdragen verschijnt Nguyen Van Ly op 20 november 1982 voor de organiseren van de illegale bedevaarten naar La Vang voor het Volkstribunaal van de provincie Binh Tri Thien. Hij wordt verbannen naar de woonplaats van zijn ouders in Quang Bien, maar Van Ly weigert. Hij beschuldigt in een brief die hij zo ruim mogelijk verspreidt de autoriteiten van religieuze vervolging en kondigt aan zijn parochie alleen te verlaten op vraag van de aartsbisschop. Via de luidspreker aan de kerktoren maakt Van Ly zijn antwoord publiek kenbaar. Hij krijgt de steun van veel parochianen die dag en nacht bij hem waken. In die periode is zijn vader, Nguyen Van San, na een beroerte halfzijdig verlamd en kan niet meer spreken.
Naarmate de spanning stijgt, scharen meer gelovigen zich rond Van Ly om zijn arrestatie te voorkomen. Van zodra veiligheidsofficieren de kerk naderen, luiden de klokken en komen de parochianen in nog grotere getale opdagen. Wanneer de verantwoordelijke van de veiligheidsdienst die komt onderhandelen op de deur van het parochiehuis klopt, roepen de kinderen in koor: ”Laat hem niet binnen. Hij is hier om u mee te nemen.” De man antwoordt: “Ik geef u mijn erewoord dat je veilig bent. Laat mij met u spreken.” Daarop schreeuwen de kinderen nog luider: “Vertrouw hem niet!” De man verliest zijn kalmte en zegt: “Ga je naar mij luisteren of naar die kinderen?” Daarop antwoordt Van Ly: “Als pastoor volg ik het advies van mijn parochianen”, waarna de man kwaad afdruipt.
Tweede manifest en arrestatie
Vier en een halve maand later, op 9 april 1983, omsingelen politieagenten de pastorij van Doc So om de beslissing van het Volkstribunaal af te dwingen. Met zijn luidspreker mobiliseert Van Ly de parochianen. Op 11 april, de derde dag van de omsingeling, wordt het gebruik van de luidspreker verboden. In een brief aan het Volkscomité van de provincie Binh Tri Thien belooft Van Ly zijn activiteiten te staken wanneer hij een officieel antwoord krijgt op zijn eerste manifest, Zeven rechtvaardige en redelijke punten, uit 1978.
Wanneer op 1 mei 1983 een reactie nog altijd uitblijft, schrijft hij zijn tweede manifest: Mijn definitieve en ultieme positie. Hij vraagt opnieuw de toestemming voor de bedevaart naar La Vang; de exclusieve bevoegdheid voor de aartsbisschop van Hue om priesters te benoemen; de herziening van zijn verbanning naar Quang Bien; het ongedaan maken van de ontzetting uit zijn ambt; het niet langer lastig vallen van christenen omdat zij hun priesters en kerk beschermen; het stopzetten van de “leugenachtige beschuldigingen” als zou hij oppositie voeren tegen de revolutie; en ten slotte het terugtrekken van de politie rond de pastorij van Doc So. Van Ly kondigt aan zijn strijd voort te zetten tot hij op alle punten genoegdoening heeft bekomen en zegt voor zijn geloof te willen lijden. Door die vastberaden houding beletten de volgende dagen en weken talrijke parochianen, alsook enkele boeddhisten zijn arrestatie. Maar op 18 mei 1983 omsingelen driehonderd gewapende agenten na de misviering om zes uur ’s morgens de kerk. De politie baant zich met geweld een weg tussen de gelovigen die de aanhouding van Van Ly willen verhinderen. Hij wordt bewusteloos geslagen en een aantal gelovigen dat eveneens rake klappen incasseert, wordt mee afgevoerd. Verder legt de politie beslag op vier waardevolle boeken en een aantal bandopnamen en radiosets.
Tien jaar opsluiting
De arrestatie van Van Ly vindt plaats in een periode van toenemende spanning tussen de overheid en de niet-erkende religieuze groeperingen. Een aantal leden van de evangelische protestantse kerken en de Hoa Hao krijgen gevangenisstraffen. Ook gaat de vervolging van de ondergrondse Verenigde Boeddhistische Kerk van Vietnam en de katholieke Congregatie van de Moeder Medeverlosser onverminderd voort. Al jaren tracht de overheid de naam van Van Ly te besmeuren door het verspreiden van roddels over zijn vermeende verhouding met vrouwen. Zo doet in 1983 het gerucht de ronde dat Van Ly een zoon heeft die wordt opgevoed door zijn zuster Nguyen Thi Hieu. Wat is er gebeurd? Op een morgen wordt aan de kerk van Quang Bien een kind te vondeling gelegd. Na de eredienst vraagt het kerkbestuur op advies van pastoor Tran Tron, aan Nguyen Thi Hieu, de zuster van Van Ly, dat kind op te voeden. Zij aanvaardt die opdracht en het kind krijgt de naam Nguyen Duy Hong Phuc.
Op 31 juli 1983 overlijdt Nguyen Van San na een slepende ziekte op 84-jarige leeftijd. Van Ly verneemt het nieuws tijdens zijn voorarrest in de Thua Phu gevangenis, maar hij mag de begrafenis van zijn vader niet bijwonen. Op 13 december veroordeelt het provinciaal gerechtshof van Binh Tri Thien hem tot tien jaar opsluiting en vier jaar voorwaardelijke gevangenisstraf wegens “het saboteren van de solidariteit onder de mensen, het verstoren van de vrede, het verzet tegen de revolutie en de vernietiging van de eenheid van het volk.” Tijdens zijn proces kapittelt Van Ly de antireligieuze overheidspolitiek en citeert aartsbisschop Nguyen Kim Dien: “Resolutie 297 is alleen maar een strop rond de nek van de religies.” Amnesty International adopteert Van Ly als gewetensgevangene “omdat hij alleen wordt vastgehouden wegens zijn vredevolle religieuze overtuiging en nooit gebruik maakt van of oproept tot geweld.” De organisatie eist zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating en de verdere uitoefening van zijn ambt zonder beperking. “Vietnam moet het ICCPR-verdrag inzake burger- en Politieke Rechten toepassen. Volgens artikel 18 kan iedereen zowel individueel en in groep, als privé en publiekelijk deelnemen aan de eredienst, vieringen en geloofsonderricht.”
Harde levensomstandigheden in Cam Thanh
Nguygen Van Ly belandt in het beruchte heropvoedingskamp Thanh Cam in de provincie Thanh Hoa, ten zuiden van de hoofdstad Hanoi. Hier verblijven veel voormalige topfunctionarissen van het Zuid-Vietnamese regime. Wegens de slechte toestand van de wegen duurt het vervoer vanuit de provinciehoofdstad Thanh Hoa tien uur voor het overbruggen van een afstand van honderd kilometer. Ook voor de bezoekers is dat kamp moeilijk bereikbaar. Zij moeten kilometers stappen naar de dichtst bijzijnde bushalte.
Hier ervaart Van Ly dat de levensomstandigheden het hardst zijn in de meest afgelegen kampen. De discipline is uiterst streng en op ieder moment kunnen de gevangenen worden gefouilleerd en hun cellen doorzocht. In het kamp geldt een strikte dagorde voor het opstaan, de maaltijden en de dwangarbeid. De gevangenen doen in compagnies fysiek zwaar werk in de houtwinning en de landbouw omdat die “bijdraagt tot de verbetering en de heropvoeding van de gevangenen waardoor zij hun misdrijf in principe niet zullen herhalen.” Maar tussen de theorie en de praktijk gaapt een wereld van verschil. Wegens de productienorm die ieder kamp maandelijks krijgt opgelegd, primeert het rendement. De directie heeft geen andere keuze dan maximaal te besparen op de investeringen, de huisvesting, de voeding en de medische zorg. De arbeid is monotoon en uitputtend en de gevangenen verworden tot machines. En wie zijn post verlaat of het quotum niet haalt, wordt gestraft. Arbeidsongevallen zijn legio door het negeren van de veiligheidsvoorschriften en de chronische ondervoeding. Vaak krijgen zieke of bejaarde gewetensgevangenen zware taken, terwijl het lichtere werk gaat naar de verklikkers of zij die officieel “vooruitgang boeken in de weg van de heropvoeding”. Alleen op zondag wordt niet gewerkt en tijdens het jaarlijkse Tet-feest krijgen de gevangenen drie dagen vrij.
Na iedere werkdag van negen uren volgen nog de verplichte lessen heropvoeding en politieke scholing. Slechts weinigen hebben na de terugkeer naar hun barak nog zin of energie om iets te doen. Wegens veiligheidsredenen blijft ‘s nachts het licht branden en de gevangenen zijn verplicht met de handen boven de dekens en met hun gezicht naar de celdeur te slapen.
Op zondag, de enige vrije dag, onderhouden zij zelf hun barak en kunnen in de gevangenisbibliotheek boeken of tijdschriften ontlenen. Wel is het aanbod beperkt tot de literatuur die is doordesemd van het ideaal van het ‘socialistisch realisme’. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de gevangenen permanent zijn verteerd door een eindeloze verlangen naar het terugzien van hun vrouw en kinderen, de vrijheid en … lekker eten. Want het dagelijkse leven staat volledig in het teken van het voedsel of het gebrek daaraan. Zij krijgen tweemaal per dag in de refter naast de slaapzaal aan lange houten tafels een kom met vloeibare rijst, soms wat gekookte groenten en zout water. De kwaliteit van de maaltijden is doorgaans slecht en het keukenpersoneel respecteert nauwelijks de elementaire regels van de hygiëne. Soms is de rijst rot of komt in de plaats daarvan maniok, aardappelen, corn of bo bo, een soort katteneten op het bord.
Meedogenloze cipiers
De meeste cipiers in Thanh Cam volgen nauwgezet de richtlijnen en laten handhandig hun gezag gelden. Sommigen zijn alcoholverslaafd en worden gedreven door machtswellust en sadisme. Door respect af te dwingen, reageren ze hun frustraties af en compenseren hun minderwaardigheidsgevoel. Want dit beroep heeft maar een gering maatschappelijke prestige. Hun haat tegenover de gevangenen leidt tot een vernederende behandeling. Sommigen leggen brutaal, al is dat de evidentie zelve, beslag op de goederen die familieleden opsturen. Hoewel het geven van slagen dagelijkse kost is, grijpen de cipiers bij ongeregeldheden in de cellen niet altijd in. Zij respecteren de machtsverhoudingen tussen de verschillende clans omdat die mee zorgen voor rust en stabiliteit.
Toch is het leven van de cipiers evenmin eenvoudig. Zij verblijven met hun families in een aparte sectie van het kamp en leven geïsoleerd van de buitenwereld. Het enige aantrekkelijke zijn de hogere lonen en de vele vakantiedagen. Aangezien de bewakers voortdurend de barak binnen en buiten gaan, is er veelvuldig contact. Sommigen proberen bij iedere gelegenheid een graantje mee te pikken Slechts enkelingen tonen belangstelling voor de gewetensgevangenen en luisteren naar de westerse radiozenders op de korte golf.
Wegens zijn protest tegen de onrechtvaardige behandeling van de gevangenen belandt Van Ly in de isoleercel. Daar geldt het strengste regime. Dat verblijf is vooreerst psychologisch zwaar om dragen. In een piekkleine cel zonder enig contact met de buitenwereld wordt de eeuwigdurende stilte alleen onderbroken door de ratelende sleuteltrossen van de bewakers die het eten brengen. Het voedsel is identiek aan wat in het kamp wordt geserveerd, maar de porties zijn de helft kleiner. Daardoor knaagt de honger nog meer. Wanneer Van Ly op een dag last heeft van diaree, rest hem geen andere keuze dan zijn stoelgang op te vangen in zijn eetkom. Zo voorkomt hij dat die op de vloer terecht komt waarop hij moet slapen. Wanneer de bewaker de volgende morgen het eten brengt, vraagt Van Ly die kom eerst uit te spoelen met water. De man doet dat en vervolgens krijgt hij daarin zijn maaltijd geserveerd. Dagenlang stinkt die kom nog naar de diarree.
Overleven dankzij solidariteit
Door de fysieke en vooral de psychische marteling sterven veel gevangenen een langzame dood. Dat is ten slotte het perfide doel van de heropvoedingskampen. Door zijn inhumane karakter vormt het detentiewezen een permanente bron van conflicten. Het samenleven in de barakken is niet evident door het gebrek aan privacy, de verscheidenheid van de gevangenispopulatie, het onophoudelijke lawaai en immer storende omroepinstallatie. De gevangenen slapen in houten stapelbedden en iedereen bewaart zijn schaarse bezittingen zoals toiletartikelen, boeken, notities en wat etenswaren in een nachtkastje. Die levensomstandigheden tasten langzaamaan de geesten van de gevangenen aan. Hun gemoedsstemming gaat naarmate de jaren verstrijken vaker op en neer. Vooral de vrijlating van medegevangenen is een moeilijke periode.
Soms mag Van Ly een brief schrijven aan de familie. Dat is zowat zijn enige zinvolle activiteit. Wel moet die de toets van de censuur doorstaan, maar niet alle brieven worden verstuurd. Dat geldt ook voor de psychologisch zeer belangrijke binnenkomende post. En om de drie maanden is maximaal een half uur bezoek toegestaan. Dat is voor de familie de ideale gelegenheid om maximum twintig kilogram voedsel en medicijnen mee te brengen. Van Ly heeft vooral contact met zijn zuster Nguyen Thi Hieu die in het ouderlijk huis de zorg voor hun ouders opneemt. Het eten dat Van Ly krijgt, deelt hij met zijn hongerige celgenoten. Dat gebeurt ook met de dekens die familieleden hem opsturen. Omdat het aantal dekens in het kamp ontoereikend is, gaat de prioriteit naar wie nog geen deken heeft.
Zonder solidariteit kunnen de gevangenen die geen bezoek, brieven, voedselpakketten of medicijnen krijgen nauwelijks overleven. Want in het kamp ontbreekt iedere vorm van elementaire medische zorg. Veel gevangenen sterven aan eenvoudige aandoeningen, na een beroerte of een slepende ziekte zoals leukemie en prostaatkanker. Door de wijd verspreide tuberculose en de zelfverminking dwingen gedetineerden de overplaatsing af naar een ziekenhuis. Zo ontsnappen zij aan de dwangarbeid en krijgen een beter rantsoen. Eenmaal per week neemt iedereen een bad in de primitieve badinrichting waar nauwelijks zeep voorhanden is.
Incident met drinkbus
Op een dag doen de gevangenen na een zware voormiddag van dwangarbeid een middagdutje. Zij kunnen evenwel niet rusten omdat een kleine groep lawaai blijft maken. Omdat niemand durft in te gaan tegen die kliek van voormalige gangsters en zware jongens, stapt Van Ly naar hen toe en zegt: “Jullie hebben het recht om te eten en te praten. Wel vraag ik dat stiller te doen zodat de andere gevangenen wat kunnen rusten alvorens straks opnieuw aan het werk te gaan.” Onder een golf van verwensingen en obsceniteiten keert Van Ly terug naar zijn plaats. Wanneer de gevangenen ’s avonds na hun dagtaak en de heropvoedingsessie naar hun barak terugkeren, neemt de bendeleider wraak. Zijn doelwit is de drinkbus van Van Ly waarop velen jaloers zijn. De man gooit die op de grond kapot en verwenst hem in alle talen. Maar Van Ly blijft kalm en zegt: “Ik verontschuldig mij dat iets u boos maakt en het spijt mij dat ik niet meer zaken heb die je kunt vernielen om je woede te bekoelen. Maar er is één zaak die je moet weten.” “Wat dan?” schreeuwt de man. “Terwijl jij wraak hebt genomen, heb ik gebeden voor u, je vrouw, je kinderen en je ouders. Ik wens dat je snel vrij komt en opnieuw je geliefden kunt vervoegen.” Vervolgens gaat Van Ly slapen. ’s Morgens stuurt de bendeleider een van zijn trawanten met de vraag dat Van Ly bij hem zou komen. Sommige celgenoten vrezen voor zijn veiligheid, maar Van Ly stapt recht naar de bendeleider. Wanneer hij hem ziet, staat hij onmiddellijk recht. Tot eenieders verbazing biedt hij zijn excuses aan voor de gebeurtenissen van de voorbije periode en drukt zijn spijt uit dat hij niet eerder met Christus kennis heeft gemaakt. Hij kondigt aan een meer respectvol leven te willen leiden en wil christen worden.
Dadelijk circuleert in het kamp het verhaal dat Van Ly er niet alleen in is geslaagd een bendeleider te bedwingen, maar die heeft bovendien gesmeekt zijn leerling te worden. Vanaf dat moment durft niemand nog het voedsel of de andere eigendommen van Van Ly te ontvreemden, wat voorheen regelmatig is gebeurd. Hij heeft daar nooit op gereageerd. Zijn uitgangspunt is dat wanneer iemand wegens de schaarste en de harde levensomstandigheden in de gevangenis iets nodig heeft, hij dat mag nemen. Door zelf even hard te werken als zijn metgezellen en de naastenliefde in praktijk te brengen, oefent hij een positieve invloed uit op vele medegevangenen. Wanneer Van Ly eind de jaren 1980 naar het kamp Nam Ha verhuist, krijgt de voormalige bendeleider zijn Bijbel.
Pastoraal werk getolereerd
Naast de bekommernis voor het materiële welzijn van zijn celgenoten is Van Ly vooral begaan met hun morele gemoedsgesteltenis. Voortdurend geeft Van Ly op vraag van gevangenen uitleg over het christendom en duiding bij de Bijbel. En iedere dag steunt en begeleidt hij gevangenen. Daarnaast trekt hij tijd uit voor persoonlijk gebed.
Met priester Nguyen Huu Le die van 1976 tot zijn vrijlating in 1988 eveneens in het kamp Thanh Cam verblijft, houdt hij heimelijk gebedsbijeenkomsten. Wanneer Van Ly op een dag wordt betrapt tijdens het opdragen van de eucharistie, belandt hij, geboeid aan de enkels, gedurende maanden in de isoleercel. Maar eenmaal terug in zijn barak hervat hij zijn pastorale activiteiten. Een aantal gevangenen wordt christen in het kamp, terwijl anderen die stap doen na hun vrijlating. Wanneer de bekende dichter Nguyen Chi Thien na een geloofsinitiatie door Van Ly vraagt om christen te worden, voelt Van Ly dat het ogenblik nog niet rijp is voor zijn bekering.
Na de zoveelste waarschuwing van een bewaker dat pastorale activiteiten niet zijn toegestaan, antwoordt Van Ly: “Wanneer jij het groot lot zou winnen in de loterij, zou jouw hart niet overlopen van vreugde? Zou jij die vreugde niet delen met uw dierbaren? Ik voel in mijzelf door mijn geloof zoveel vreugde dat ik die wil delen met mijn medegevangenen. Ik ben zo vreugdevol omdat wij broeders en zusters zijn van elkaar. Wij hebben dezelfde Vader in de hemel, een Heer die uit liefde voor ons is gestorven, die is verrezen en die ons heeft geleerd elkaar te beminnen. Na onze dood zullen ook wij, zoals Hij, verrijzen zodat we kunnen genieten van de eeuwige vrede en het eeuwige geluk. Waarom zou ik dat geluk niet mogen delen met anderen?” De bewaker is onder de indruk. Steeds meer bewakers drukken hem op het hart zijn pastorale activiteiten discreet te vervullen omdat zij geen moeilijkheden willen met de kampleiding.
De les gespeld na aanklacht
Een aantal gevangenen doet huishoudelijke taken in het kamp. Fel begeerd is de hulp bij het klaarmaken en de bedeling van het eten. Op een dag krijgt Van Ly die taak toebedeeld. Hij werkt samen met zijn confrater Vinh die zit opgesloten omdat de bisschop van Bui Chu hem heimelijk tot priester heeft gewijd. Van Ly bedeelt op correcte wijze de maaltijden, ook tijdens de feestdagen zoals Onafhankelijkheidsdag op 2 september, de vooravond van het feest van 1 mei en het Tet feest wanneer uitzonderlijk vlees op het bord komt. Dat is afkomstig van in het kamp gekweekte varkens en de runderen. Op een dag bedeelt Van Ly het vlees in identieke porties wanneer de hoofdbewaker hem beveelt: “Ly, geef mij een kilogram vlees”. “Ik kan u onmogelijk het vlees van de gevangenen geven,” antwoordt hij. “Wel kan ik vlees laten kopen en dat aan u geven wanneer je dat wil.” Verrast gaat de hoofdbewaker weg, maar hij stuurt later een trawant met dezelfde vraag. Opnieuw houdt de priester voet bij stuk.
Dat is niet het eerste conflict met de hoofdbewaker. Van Ly en Vinh stellen bij het opmaken van de keukeninventaris vast dat hij regelmatig grote hoeveelheden voedsel ontvreemdt. Tot dusver is niemand daar tegen in gegaan omdat die wreedaardige man bekend staat voor zijn brutale behandeling van de gevangenen. Hij heeft de spotnaam “het spinnende goud”. Iedereen die in ongenade valt, wordt zo hard bestraft dat, wanneer hij wil blijven leven, hij de man moet omkopen met goud. Wanneer Van Ly klacht wil neerleggen bij de kampadministratie raden zijn medegevangenen hem dat uit vrees voor zijn leven af. Maar Van Ly dient de klacht toch in. De gevangenisdirectie neemt die zoals verwacht niet ernstig, waarna de hoofdbewaker Van Ly een lesje leert. Hij moet zware ladingen met de uitwerpselen van de gevangenen enkele kilometer verderop dragen naar de moestuin van de gevangenis. Dat is de meest gevreesde straf wegens de nauwelijks te harden stank en omdat hij tijdens die tocht steeds voort moet stappen om de andere gevangenen niet te hinderen. Ook wordt hij verplicht zware stenen te verplaatsen.
Wanneer inspecteurs van het gevangeniswezen het kamp Thanh Cam bezoeken, kunnen de gevangenen hun mening uiten. Maar de druk van de kampdirectie om dat te niet te doen, is zeer groot. Van Ly staat als enige recht en zegt: “Ik wil u een aantal feiten vertellen op voorwaarde dat ik mijn leven onder jullie bescherming mag plaatsen.” Nadat Van Ly verslag heeft uitgebracht, verblijft hij enkele dagen in de woonblok van de inspecteurs die de zaak onderzoeken. De hoofdbewaker wordt overgeplaatst naar een andere gevangenis. Voor zijn vertrek zegt Van Ly hem: “Ik koester geen wrok. Ik hou van u en wens je het allerbeste.” Maar ook op zijn nieuwe werkplek gaat de man zijn boekje te buiten en belandt in de gevangenis.
Gespannen religieuze verhoudingen
Ondertussen blijven de religies de overheid een doorn in het oog. Omdat het Patriottisch Boeddhistisch Verbindingscomité maar niet van de grond komt, onderneemt de regering een nieuwe poging om de boeddhisten in het gareel te krijgen. In november 1981 vindt de oprichting plaats van de Vietnamese Boeddhistische Kerk. Maar ook dat vehikel kent weinig bijval. En in 1980 komt de Verenigde Bisschopsraad tot stand. Langs die weg willen de patriottische bisschoppen de weerspannige katholieken overhalen samen te werken met het regime. Omdat dit een maat voor niets wordt doet het nieuw opgerichte Comité voor Solidariteit van de Patriottische Vietnamese Katholieken in november 1983 andermaal een poging om de controle op de katholieke kerk te vergroten. Dat wil naar het Chinese voorbeeld de band met Rome doorknippen. Alle priesters worden gevraagd toe te treden. Omdat aartsbisschop Nguyen Kim Dien van Hue hen bij herhaling aanmaant dat niet te doen, ontzet de regering hem in 1984 uit zijn ambt. Hij staat onder huisarrest en mag zijn priesterambt niet langer uitoefenen. Wegens zijn koppig verzet krijgt monseigneur Dien in 1985 een eredoctoraat van de universiteit van Tübingen in Duitsland.
Paus Johannes-Paulus II moedigt tijdens zijn bezoek aan Zuid-Korea, Papua Nieuw Guinea en de Solomon eilanden in 1984 de katholieken in Vietnam aan hun werk voort te zetten: “Iedereen kent en waardeert jullie inspanningen en vasthoudendheid in moeilijke tijden. In dit land, dat vreselijk te lijden had onder de spijtige gebeurtenissen tijdens de oorlog, hebben jullie hard gewerkt voor de wederopbouw. Jullie doen uiterst grote inspanningen in het onderwijs en de gezondheidszorg. De kerk is ten gronde betrokken bij die gezamenlijke inspanningen. Ze moedigt die ook aan en wenst dat iedereen niet alleen eten en opvoeding krijgt, maar ook de kans om vrij het beste in zichzelf te ontplooien, met inbegrip van de religieuze verwachtingen. En dat in een context van vrede met de andere bevolkingsgroepen in Vietnam die willen leven in vrede en waardigheid.” De voorzichtige woordkeuze van de paus kun je niet los zien van de diplomatieke inspanningen die de situatie van de katholieken in Vietnam willen verbeteren. Al in 1980 vindt een eerste ad limina bezoek plaats van het Vaticaan. Dat de verhouding gespannen blijft, blijkt uit de arrestatie, eveneens in 1984, van de broeders van de congregatie van Heilige Familie in Long Xuven. Wegens het verzet tegen de inbeslagneming van hun klooster verdwijnen de verantwoordelijken op de beschuldiging van “antirevolutionaire activiteiten” jarenlang achter de tralies.
De religieuze regeringspolitiek evolueert naar een vorm van tolerantie voor wie binnen de uitgestippelde lijnen loopt. Zo moeten jongeren met interesse voor een religieuze opleiding deelnemen aan de activiteiten van de communistische Jeugdliga. Precies door de overheidscontrole kennen de academies voor de opleiding van boeddhistische monniken in Hanoi en Ho Chi Minh Stad amper bijval. In maart 1985 maant de regering het Bureau voor Religieuze Aangelegenheden aan de religieuze verenigingen meer effectief te superviseren.
Economie gaat van kwaad naar erger
Door het geboorteoverschot stijgt de bevolking jaarlijks met 2,3 procent. In 1979 is 42 procent van de Vietnamezen jonger dan vijftien jaar. Die ontwikkeling zet vooreerst druk op de voedselbevoorrading. Volgens een rapport van de Verenigde Naties bedraagt de consumptie in 1984 gemiddeld 1.850 calorieën, een kwart minder dan de minimumnorm. Bovendien moet de overheid miljoenen nieuwe jobs creëren want in de periode 1981-85 stijgt de instroom van nieuwe werkkrachten op de arbeidsmarkt ieder jaar met 3,5 tot vier procent. Dat de werkloosheid in de niet-agrarische sector verdubbelt van twintig naar veertig procent illustreert de desastreuze economische toestand. Het jaarinkomen per hoofd van de bevolking daalt van 1976 tot 1980 van 101 naar 91 dollar. In de arme noordelijke provincies zakt dat cijfer zelfs van 81,6 naar 57,8 dollar. Ondanks de stijging naar 99 dollar in 1982 blijft Vietnam een van de armste landen ter wereld. De hoge inflatie verplicht de werknemers van de overheidsbedrijven iedere dag bijkomend een aantal uren te werken om de eindjes aan elkaar te knopen. In een zeldzaam openhartig artikel waarschuwt het partijdagblad Nhan Dan in juni 1982 dat de kern van het probleem ligt bij het tekort aan partijdiscipline en de wijd vertakte corruptie. Volgens de Wereldbank leeft zeventig procent van de Vietnamezen in armoede.
Tijdens het Tweede Vijfjarenplan (1976-80) stijgt de industriële productie met amper 0,1 procent. Door een gebrek aan coördinatie en de slechte spoorweg- en wegeninfrastructuur worden veel uitrustingen en goederen niet tijdig geleverd. En bij gebrek aan voedsel en elementaire consumptiegoederen daalt de productiviteit. Door een ondermaats beheer vermindert de productie in veel fabrieken, stijgen de kosten en daalt de kwaliteit van de goederen. Bovendien worden bij de Chinese inval van 1979 een belangrijke staalfabriek en een rendabele mijn vernield. Verder verlamt de aanhoudende exodus van de Chinezen de handel. Alleen de zwarte markt, waar alles tegen grof geld verkrijgbaar is, functioneert behoorlijk. Daarbovenop treft een opeenvolging van tyfonen, overstromingen en droogtes het vruchtbare zuiden. In 1980 functioneren naar schatting tienduizend van de 13.246 socialistische coöperatieven niet naar behoren. In de eerste helft van de jaren 1980 daalt de rijstproductie van twintig naar vijftien miljoen ton. Veel noordelijke provincies waar het voedsel traditioneel al schaars is, kampen opnieuw met een chronische ondervoeding. Een hongersnood dreigt voor tien miljoen Vietnamezen. De gematigde hervormer Vo Van Kiet, de ondervoorzitter van de ministerraad en lid van het Politbureau, beschuldigt in 1986 de staatsagentschappen onvoldoende chemische bemesting en pesticiden ter beschikking te stellen en neemt de prijsvorming op de korrel. Door de te lage prijzen voor de producenten blijft het exportpotentieel van jute, suiker, pindanoten, koffie, thee en rubber onderbenut.
Après nous le déluge
De in januari 1979 aangekondigde hervorming wil het onderwijs beter afstemmen op de economische noden. De opleiding van meer bekwame arbeiders, technici en managers moet het niveau van de bedrijven opkrikken waardoor de export naar andere communistische landen kan toenemen. Toch brengt de vanaf het schooljaar 1981-82 doorgevoerde reorganisatie weinig zoden aan de dijk. Het moreel van de onderbetaalde leerkrachten ligt laag, het lerarentekort neemt nog toe en de verouderde schoolinfrastructuur kan geen gespecialiseerde opleidingen geven. De kwaliteit van het onderwijs blijft dan ook laag en in het hoger onderwijs nemen het absenteïsme en de uitstroom van studenten toe. De leraars slagen er overigens al lang niet meer in de hooggestemde ideologische idealen in de geesten van de studenten in te prenten.
Door haar internationaal isolement na de inval in Cambodja krijgt Vietnam alleen steun van de Sovjet-Unie, de Oost-Europese landen en Cuba. En het land wordt lid van de Comecon, de Oost-Europese economische gemeenschap. Om de gigantische schuldenberg af te bouwen, zendt de regering gastarbeiders naar de Sovjet-Unie en Oost-Duitsland. Ondanks het economische debacle stuurt het Vijfde Congres van de Communistische Partij in maart 1982 de koers niet bij. Alleen in de landbouw vinden kleine hervormingen plaats. Zo kunnen boeren de door de collectieve bedrijven niet gebruikte gronden onder voorwaarden in cultuur brengen en zij mogen hun surplus bovenop de productiequota verkopen op de vrije markt. De top van het Politbureau blijft in functie, maar zes leden ruimen de baan, onder wie minister van Defensie Vo Nguyen Giap en de hervormingsgezinde politicus Nguyen van Linh. Maar deze laatste wordt in juni 1985 opnieuw opgevist. Hoang Van Hong onthult vanuit zijn ballingsoord in China dat de regering door de verkoop van heroïne buitenlandse valuta verwerft.
Wanneer Vietnam in 1985 zijn schuldverplichtingen niet langer nakomt, stopt het Internationaal Muntfonds de kredietverlening. Met de rug tegen de muur voert de regering in september 1985 een ingrijpende munthervorming door. Want door de torenhoge inflatie kan ze niet langer een economisch beleid voeren. De devaluatie van de dong gaat gepaard met maximumquota voor het opnemen van nieuwe geldbriefjes. Après nous le déluge of wie na ons komt, moet de zaak maar oplossen, lijkt wel het devies van de vijf hoogbejaarde leiders die sinds 1969 het land collectief regeren. Eerste minister Pham Van Dong is 79 jaar, partijleider Le Duan en Truong Chinh 78 jaar, Le Duc Tho 74 jaar en Pham Hung 73 jaar.
6. Vrije markteconomie komt moeizaam op gang (1986-1997)
Nguyen Van Linh architect van doi moi
Partijleider Le Duan, na de dood van Ho Chi Minh de invloedrijkste politicus in Vietnam, overlijdt op 10 juli 1986. Truong Chinh neemt zijn plaats in tot aan het Zesde Congres van de Communistische Partij van december 1986. Bij die gelegenheid nemen drie topleiders afscheid van de politiek. Dat zijn de 79-jarige partijleider Truong Chinh, de tachtigjarige eerste minister Pham Van Dong en de 75-jarige Le Duc Tho. Een dergelijk gelijktijdig vertrek is ongezien in een communistisch land.
Als nieuwe sterke man treedt de economische pragmaticus Nguyen Van Linh op de voorgrond. Met zijn 71 jaar heeft hij een lange staat van dienst: als partijsecretaris van de Vietcong en de leider van het Tet-offensief in 1968. Later introduceert hij als partijchef van Ho Chi Minh Stad economische hervormingen die de Marxistische dogma’s afzwakken of zelfs afschaffen. Als tegenstander van de corruptie gebruikt hij de media om gelijk te halen. Wegens de catastrofale economische toestand keurt het partijcongres de doi moi of de renovatiepolitiek goed. “Het wordt doi moi hay la chet – vernieuwen of creperen,” zegt Van Linh. Het Vierde Vijfjarenplan voor de periode 1986-90 wil naar het succesvolle Chinese voorbeeld de centrale planeconomie omvormen tot een vrije markteconomie. De provinciale leiders steunen de geplande decentralisatie, maar die ontwikkeling ondergraaft op termijn de machtspositie van de partijtop. Van Linh laat gecontroleerde kritiek toe van de massaorganisaties op misbruiken van partijleden. De nieuwe premier wordt de 74-jarige uittredende minister van Binnenlandse Zaken en het hoofd van de geheime dienst Pham Hung. Na diens overlijden neemt Du Muoi op 10 maart 1988 zijn plaats in.
Op beschuldiging van corruptie of wanbeleid levert de komende jaren tien procent van de bijna twee miljoen partijleden zijn lidkaart in. En het legerdagblad Quan Doi Nhan Dan onthult, wat ongezien is, hoe in de havenstad Haiphong een generaal videorecorders, televisietoestellen en camera’s over de grens heeft gesmokkeld. Verder worden regeringsfunctionarissen gehekeld die rondrijden in Japanse sportauto’s. Het lichtende voorbeeld voor Van Linh is Sovjetleider Michaïl Gorbatsjov die na de ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl grootscheepse hervormingen doorvoert met de toverwoorden glasnost of openheid en perestrojka of herstructurering. Toch leiden de in een eerste fase beperkte hervormingen tot eindeloos geruzie binnen het Politbureau. De tegenstelling tussen de pro-Sovjet en de pro-China clan ruimt plaats voor discussies over het economische beleid. De reformisten willen meer veranderingen in de richting van een vrije markt. Daartegenover ligt voor de conservatieve hardliners, onder wie Vo Chi Cong de 75-jarige voorzitter van de Raad van State, het tempo van de hervormingen te hoog. Zij vrezen dat die de partijcontrole zal ondermijnen.
Hervorming begint onder weinig gunstig gesternte
Hoe dan ook begint de doi moi onder een weinig gunstig gesternte. De rijstoogst daalt wegens de droogte, insectenplagen en het chronische gebrek aan mest en insectenbestrijdingsmiddelen van 18,4 miljoen ton in 1986 naar 17,6 miljoen ton in 1987. In het noorden dreigt opnieuw hongersnood. Bovendien blijft Vietnam wegens de bezetting van Cambodja als een paria in de internationale gemeenschap verstoken van buitenlandse hulp. Wanneer in 1988 de rijstoogst vermindert naar 16,1 miljoen ton, komt wegens de acute nood de hulpverlening mondjesmaat op gang. Zo stuurt de Europese Gemeenschap 10.000 ton rijst. Op de markt in Hanoi stijgt de prijs van de rijst met de helft. De inflatie piekt en op de zwarte markt krijg je voor een Amerikaanse dollar 3.000 in de plaats van 1.300 dong. Wel kondigt de regering de terugtrekking aan van 50.000 militairen uit Cambodja. En bij decreet van 21 november 1988 moet iedere man tussen 18 en 45 jaar en iedere vrouw tussen 18 en 25 jaar jaarlijks tien dagen verplicht werken voor activiteiten van algemeen nut.
Als kleine Gorbatsjov imiteert eerste minister Du Muoi de sovjetpolitiek, maar het tij keert niet. In 1988 piekt de inflatie naar 775 procent. De olieprijzen verviervoudigen en een kom pho, de nationale soep, wordt drie maal duurder. Door de muntontwaarding doen ondernemers zaken in dollar of goud en betalen particulieren in natura of ruilen goederen. Opnieuw komt een golf van bootvluchtelingen op gang.
Liberalisering van landbouw lost ondervoeding op
Buitenlandse ondernemingen kunnen vanaf januari 1989 vestigingen en permanente vertegenwoordigingskantoren openen in Vietnam. Binnen enkele maanden worden vier contracten afgesloten voor olieboringen voor de kust. Ook vindt een opwaardering plaats van de Nieuwe Economische Zones. Illegalen uit de grootsteden worden nog altijd daarnaar vervoerd. Maar via een mediacampagne en overheidsinvesteringen maakt de repressie plaats voor overtuiging. Toch komt er geen kentering omdat de leef- en werkomstandigheden in die zones niet wezenlijk verbeteren. Vooral de voorzieningen in de gezondheidszorg, het onderwijs, de cultuur en de recreatie blijven ondermaats. De eerste tekenen van een heropbloei manifesteren zich in het zuiden waar de bureaucratie minder diep is geworteld. Na de verhoging van de intrest op spaarboekjes plaatsen velen hun geld op de bank waardoor de inflatie daalt naar dertig procent. Verder dient een nieuwe devaluatie van de dong de zwarte markt een zware klap toe. De liberalisering van de landbouw laat families toe de gronden van hun voorvaderen te huren op de lange termijn, zonder dat zij eigenaar worden. Ook staan zij niet langer hun oogst tegen een vaste prijs af aan de overheid, maar verkopen die op de vrije markt. In één klap stijgt de landbouwproductie met 27 procent. Daardoor is het al een halve eeuw aanhoudende chronische voedseltekort onmiddellijk van de baan. In 1989 exporteert Vietnam zelfs voor het eerst sinds de jaren 1930 opnieuw rijst.
Terugtrekking uit Cambodja
Op 29 juli 1989 begint in Parijs in een gespannen sfeer een conferentie over de toekomst van Cambodja. Het knelpunt is de vorming van een sterke regering die de terugtrekking van de Vietnamese troepen begeleidt. En dat zonder dat de Rode Khmer, de militair sterkste fractie in de coalitieregering in ballingschap van prins Norodom Sihanouk, opnieuw de macht grijpt. Als tegengewicht voor de 40.000 tot 50.000 strijders van de door China gesteunde Rode Khmer, geeft het Amerikaanse Congres wapenhulp aan de aanhangers van Sihanouk en de nationalisten van Son Sann. In augustus 1989 steekt het doembeeld van een burgeroorlog opnieuw de kop op wanneer de partijen in Parijs uit elkaar gaan zonder een akkoord over de vorming van een interimregering en de organisatie van vrije verkiezingen.
Wel verlaat de Vietnamese bezettingsmacht volgens afspraak eind september 1989 het land. En in april 1990 drijft een militair offensief van generaal Heng Samrin en eerste minister Hun Sen de Rode Khmer terug naar de noordwestelijke grens met Thailand. Op 23 oktober 1991 komt dan toch een vredesakkoord uit de bus. Cambodja staat gedurende een jaar onder curatele van de Verenigde Naties. Vanaf maart 1992 ziet de 20.000-koppige VN-vredesmacht UNTAC uit 44 landen toe op de naleving van de wapenstilstand, het demobiliseren van zeventig procent van de soldaten en de voorbereiding van de verkiezingen. Maar de Rode Khmer weigert zowel te ontwapenen als deel te nemen aan de verkiezingen. Een aantal massamoorden leidt tot een exodus van 200.000 tot 500.000 in Cambodja verblijvende Vietnamezen. De partij Fucinpec van koning Sihanouk en zijn zoon Ranarridh wint de stembusslag. Maar Hun Sen weigert de macht over te dragen en de VN-missie grijpt niet in wegens geen mandaat. Cambodja krijgt een regering met twee premiers: Hun Sen en Ranarridh.
Het wapengeweld neemt pas in 1996 een einde. Een aantal leiders van de Rode Khmer, waaronder de minister van Buitenlandse Zaken, Ieng Sary, gaat in op de amnestie die Hun Sen heeft uitgevaardigd. Daarvan zijn alleen Pol Pot en slachter Ta Mok uitgesloten. Na een staatsgreep wordt Hun Sen, die ook het leger controleert, in juli 1997 de onbetwiste leider van Cambodja.
Toename van inkomen, bureaucratie, inflatie en werkloosheid
Terwijl het Internationaal Muntfonds onder druk van de Verenigde Staten voorwaarden blijft stellen voor de vrijmaking van een lening van 130 miljoen dollar, verstrekt de regering in Hanoi licenties aan zeventig buitenlandse projecten ter waarde van zestig miljoen dollar. Het standaardwerk Economics van de Amerikaanse liberale Nobelpijswinnaar Paul Samuelson verschijnt in het Vietnamees. Om de koerswijziging te verkopen aan de achterban stelt Van Linh “dat Vietnam niet het kapitalisme invoert, alleen de vrije markteconomie”. Zelfs Ho Chi Minh wordt van stal gehaald met zijn uitspraak: “De armen moeten rijk worden en de rijken rijker”. Toch verzandt de hervorming in een moeras van regels en corruptie. Iedere investeringslicentie vereist de betaling van smeergeld aan minstens een dozijn ministers en comité’s. Ook zit het regime diep verankerd in de hervorming. Het leger participeert in de bouw van hotels en de aanleg van golfterreinen. Het ministerie van Industrie beheert textielfabrieken en het ministerie van Landbouw verkoopt kunstmest. Het jaarinkomen van de Vietnamees stijgt in 1989 maar 150 dollar, maar een jaar later bedraagt de inflatie honderd procent. Het terugschroeven van de subsidies leidt tot de sluiting van een op de vijf staatsbedrijven en een half miljoen ontslagen, terwijl twee op de vijf amper het hoofd boven water houden. Bovendien overspoelen nieuwe werkkrachten de arbeidsmarkt. Naast de voormalige militairen uit Cambodja en de teruggekeerde Vietnamezen uit de Sovjet-Unie en het Oostblok zijn dat immigranten uit de landen rond de Perzische Golf. Bij gebrek aan een goed functionerende sociale zekerheid hebben veel Vietnamezen geen andere keuze dan in het zwart een paar dong bij te verdienen. De economische groei zakt van 5,5 procent in 1989 naar 2,4 procent in 1990. De landbouwsector die 75 procent van de beroepsbevolking tewerkstelt en de helft van het bruto binnenlands product vertegenwoordigt, groeit met amper 1,2 procent.
Dramatisch is de terugval van de kwaliteit in het onderwijs. Amper 33 procent van de jongeren gaat naar de middelbare school en aan de universiteiten heeft slechts dertien procent van de professoren een doctoraatstitel. De kinderen van de partijleiders volgen les in private scholen die vanaf 1988 opnieuw zijn toegestaan.
Draconische perswet
Na de opstand op het Tien an Menplein in de Chinese hoofdstad Beijing in 1989 plaatst een draconische perswet de Vietnamese media onder de directe controle van eerste minister Du Muoi. Wel blijft de oplage van de kranten klein. Zo verschijnen van het partijdagblad Nhan Dan maar 200.000 exemplaren. Veel Vietnamezen luisteren naar de Vietnamese uitzendingen van de British Broadcasting Corporation (BBC), Radio France Interntional (RFI) en The Voice of Amerika.
Op de 1 mei-viering in 1990 zegt Vo Chi Cong, de voorzitter van de Raad van State, dat “Vietnam in de crisis die het socialisme doormaakt, trouw blijft aan de socialistische idealen.” Hij roept de bevolking op tot “verhoogde waakzaamheid omdat reactionairen in binnen- en buitenland willen profiteren van de moeilijkheden waarin het land verkeert.” De kritische schrijfster Duong Thu Huong wordt uit de schrijversbond en de partij gezet. In 1991 zit zij zes maanden in de gevangenis nadat agenten van de staatsveiligheid in haar flat een manifest vinden waarin zij het communisme hekelt. Overigens blijven ondergronds kritische pamfletten circuleren.
Toch voltrekt zich stilaan een implosie van binnenuit. Illustratief is de halvering in de periode 1987-92 van het aantal leden van de Ho Chi Minh Jeugdliga, de traditionele toegangspoort tot de universiteit en de partij. Tijdens zijn bezoek aan Parijs zegt Bui Tin, de hoofdredacteur van het partijdagblad Nhan Dan: “Bureaucratie, onverantwoordelijkheid, egoïsme, corruptie en fraude zitten verscholen onder een onbeschaamd rijk van privileges en prerogatieven. Er vindt een alarmerende ontaarding plaats van de ethische, morele en spirituele waarden.” Nooit voorheen is een communist zo hard uitgevaren tegen zijn kameraden. Nadat Bui Tin uit de partij wordt gezet, schrijft hij zijn memoires Following Ho Chi Minh.
Naar het kamp Nam Ha
Eind de jaren 1980 komt een aantal toplui van de voormalige Zuid-Vietnamese administratie en het leger vrij. Maar veel belangrijke figuren zitten nog altijd achter de tralies. Van Ly verhuist van Thanh Cam naar het kamp Nam Ha in Ba Sao op zestig kilometer van de hoofdstad Hanoi. Dat ligt op het grondgebied van de gemeente Kim Bang in de provincie Na Ham en valt onder het rechtstreekse bestuur van de regering. Het kamp dat is opgedeeld in zones die met hoge muren van elkaar zijn gescheiden, ligt aan de voet van de bergen. De gevangenen hebben daar zicht op vanuit hun barakken. Iedere barak telt twee slaapzalen met zestig houten stapelbedden. Soms slapen daar negentig tot honderd gevangenen. In het kamp zitten naast dissidenten ook gewone criminelen. Het plein voor de slaapbarakken doet dienst als verzamelpunt. Hier vinden ook de fysieke oefeningen plaats. En naast de watertoren ligt de badplaats. De gevangenen dragen een donkerblauwe gevangenisuniform met de woorden Cai tao – heropvoeding.
Die verhuis valt voor Van Ly mee. De levensomstandigheden zijn milder dan in Thanh Cam omdat de doorgaans oudere kampbewakers niet zo brutaal handelen. En de fysieke straffen staan in verhouding tot de overtredingen. Bij kleine vergrijpen mogen de gevangenen geen brief schrijven of een voedselpakket in ontvangst nemen. In zwaardere gevallen volgt de eenzame opsluiting in een isolatiecel waarbij de voeten zijn geboeid. Omdat het budget van de kampdirectie danig klein is, mogen naast familieleden ook vrienden en kennissen de gevangenen bezoeken en eten en levensmiddelen meebrengen. In Nam Ha zit Van Ly opnieuw in de cel met dichter Nguyen Chi Thien. Hij brengt tot zijn emigratie naar de Verenigde Staten in 1995 goed 27 jaar in de kampen door. Over Van Ly vertelt hij: “Naast zijn sterk geloof is hij een voorbeeldige medegevangene. Hij geeft zijn liefde aan de armsten en deelt alles met celgenoten in nood, onafgezien hun geloof. Zijn meelevende natuur is zo uniek dat hij door iedereen wordt gerespecteerd, met inbegrip van de gewone criminelen en de bewakers. Van Ly is ook uitzonderlijk moedig. Wanneer hem in 1991 nog maar één jaar hechtenis wacht, ziet hij hoe een gevangenisverantwoordelijke onethisch handelt door proviand te stelen van medegevangenen. Van Ly wil een protestactie opzetten, goed wetende dat de regering zijn veroordeling kan verlengen. Omdat wij in dezelfde cel verblijven, tracht ik hem te overtuigen zijn vrijheid niet in gevaar te brengen: ‘Het hele land gaat gebukt onder de corruptie. Laat uw verontwaardiging over dat ene geval niet de oorzaak zijn dat jij nog langer hier blijft. Je kunt veel meer bekomen door uw strijd buiten de gevangenis voort te zetten’. Pas na een lange discussie staakt Van Ly zijn verzet. Die toont aan dat hij geen enkele vrees voelt.”
Internationale waarnemers op bezoek
Wegens de aanhoudende berichten over mishandelingen en folteringen in de Vietnamese kampen doen Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties na lang aandringen enkele plaatsbezoeken. Op die manier wil de regering aantonen dat ze de gevangenen voortreffelijk behandelt. In het noorden van het land staan twee kampen met een milder regime op de lijst: Nam Ha en Ha Tay. Begin februari 1988 maken twintig buitenlandse waarnemers hun opwachting. Zij zijn vergezeld van een filmploeg. Voorafgaand is het kamp opgeruimd, zijn de sanitaire ruimten gesaneerd en de leefruimten opgesmukt. De kampbibliotheek krijgt nieuwe boeken en actuele magazines. De zieken verhuizen naar hospitalen in de buurt en de helft van de gevangenen gaat uit werken. Daardoor ontstaat de indruk dat het kamp niet overbevolkt is. De waarnemers bezoeken de ateliers, maar mogen niet praten met de gevangenen. De kaderleden van de gevangenis beantwoorden de vragen. Aan het einde woont de delegatie een ceremonie bij op het plein voor het kamp. In het kader van de amnestie ter gelegenheid van het Tet feest komen honderd gevangenen vrij. Zij defileren in een donkergrijze broek en een witte shirt, het gebruikelijke uniform. Alvorens naar huis terug te keren, wordt hen nog een laatste maal de levieten gelezen.
Machtsgreep van Du Muoi
Al in 1990 kondigt de zieke en immer belaagde Nguyen Van Linh, de architect van de doi moi, aan op te stappen als partijleider. Op het Zevende Congres van de Communistische Partij in 1991 volgt de 74-jarige eerste minister Do Muoi hem op. Zijn vervanger aan het hoofd van de regering is de 69-jarige Vo Van Kiet, eveneens een voorstander van de hervormingen. Vietnam blijft krachtens de nieuwe grondwet van 15 april 1992 een eenpartijstaat met een leidende rol voor de communistische partij. Zij leidt de samenleving vanuit het Marxisme-Leninisme en, dat is nieuw, de gedachten van Ho Chi Minh. Die uitbreiding van de ideologische basis biedt een antwoord op de val van het IJzeren Gordijn in 1989 en de opheffing van de Sovjet-Unie in 1991. Verder verankert de grondwet het tweesporenbeleid van de doi moi-politiek. Iedere inwoner mag productiemiddelen bezitten, een onderneming opstarten en een joint venture aangaan. Alleen het grondbezit blijft verboden. De bedrijven waarin buitenlanders geld investeren, zijn immuun voor nationaliseringen.
De afschaffing van de Raad Van State of het collectieve leiderschap vergroot de macht van zowel de president, de eerste minister, de regering als het parlement. De president die voortaan wordt verkozen door het parlement staat ook aan het hoofd van de Nationale Defensie- en Veiligheidsraad. De eerste die deze functie vervult, is generaal Le Duc Anh, een vertegenwoordiger van het conservatieve militaire establishment. Bij de verkiezingen van juli 1992 staan voor het eerst onafhankelijke kandidaten op de lijsten, maar ook zij zijn voorafgaandelijk gescreend. Want iedere tegenstanders van het regime wordt nog altijd gearresteerd en veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Wel verlaten de laatste voormalige Zuid-Vietnamese leger- en overheidsfunctionarissen de heropvoedingskampen, zeventien jaar na hun vertrek naar de Dertigdaagse Klassen. De Wereldbank oordeelt dat Vietnam potentieel in zich draagt om uit te groeien tot een economische tijger. Troeven zijn de goede ligging en toegankelijkheid, de aanwezigheid van natuurlijke rijkdommen, de goed opgeleide en goedkope arbeidskrachten, het meest liberale investeringsklimaat van Zuid-Oost-Azië en het toeristische potentieel.
Europa doorbreekt isolement
In november 1990 ontdekt het Britse Enterprise Oil 130 kilometer ten zuiden van de kuststad Vung Tau een olieveld waarvan de kwaliteit aanleunt bij die in het White Tiger veld dat wordt geëxploiteerd door Vietsov Petro, een Sovjet-Vietnamese joint venture. Enterprise Oil sluit als negende niet-communistische oliemaatschappij een exploratieovereenkomst met de regering. Ondanks de versoepeling van de wetgeving voor het aantrekken van buitenlands geld blijft bij gebrek aan een bankreglementering de belangstelling voor de financiële sector klein. Pas in november 1990 participeert een Indonesische bank in de joint venture Indovina Bank.
De Europese Gemeenschap knoopt op 5 december 1990 diplomatieke betrekkingen aan met Vietnam. Verschillende landen staan te trappelen om hun intrede te doen op deze ontluikende markt van zestig miljoen consumenten. Daartegenover blijven in de Verenigde Staten de republikeinse presidenten Ronald Reagan en George H.W. Bush in de periode 1981-1993 het land demoniseren onder invloed van de machtige anti-Vietnamlobby. Amerikaanse bedrijven die producten of technologie uitvoeren naar Vietnam riskeren fikse boetes. Voor Vietnam is die Europese belangstelling een godsgeschenk. Want de handel met de Sovjet-Unie en de voormalige Oostbloklanden, traditioneel de belangrijkste handelspartners, is na de val van het IJzeren Gordijn in 1989 in elkaar gestort. In maart 1991 lokt het Investment Forum for Vietnam in Ho Chi Minh Stad 600 vertegenwoordigers uit 26 landen. En in de periode 1988-91 keurt de regering 304 buitenlandse investeringsprojecten goed in de oliesector, het bankwezen en het toerisme ter waarde van 2,3 miljard dollar. In 1991 normaliseren ook de betrekkingen met China.
Gemengde gevoelens bij godsdienstig reveil
Wegens de economische groei versterkt de verminderde overheidscontrole op de godsdiensten het religieus reveil. Duizenden nieuwe tempels en pagoden van de boeddhisten groeien uit tot centra van spirituele leven en ieder jaar neemt de belangstelling toe voor de rituelen en religieuze festivals. Tezelfdertijd barsten de kerken van de protestanten en de katholieken uit hun voegen. Op 15 augustus 1988 vindt opnieuw de driejaarlijkse bedevaart naar La Vang plaats en in 1996 brengt de 24ste editie van dat Mariaal feest honderdduizend gelovigen op de been. Vanaf 1987 heropenen de katholieke seminaries van Hanoi, Saigon, Can Tho en Vinh een na een hun deuren. Wel is het aantal plaatsen beperkt en slechts om de zes jaar doen nieuwe seminaristen hun intrede. Hoe dan ook behoort de studie van het Marxisme-Leninisme tot de verplichte leerstof.
Toch onthaalt de overheid dat reveil met gemengde gevoelens. Op 8 juni 1988 overlijdt in verdachte omstandigheden aartsbisschop Nguyen Kim Dien van Hue. En op 21 november 1988 wordt co-adjutor aartsbisschop François Xavier Nguyen Van Thuan van Ho Chi Minh Stad het land uit gezet. Hij zit sinds 1975 in de gevangenis, waarvan negen jaar in een isoleercel. Daarmee anticipeert de regering op de canonisatie in Rome op 24 november van 117 Vietnamese martelaren die sinds 1533 voor hun geloof zijn gestorven. Volgens Nguyen Quang Huu, het hoofd van het Comité voor Religieuze aangelegenheden, schendt die “politieke beslissing die de soevereiniteit van Vietnam en vormt ze een obstakel voor het onderhouden van vriendschappelijke betrekkingen met het Vaticaan.” De gelovigen mogen die erkenning van het Vietnamese katholicisme niet vieren en in alle documenten geldt een verbod op het gebruik van het woord “martelaren”. Maar na een bezoek van kardinaal Roger Etchegaray, de eerste pauselijke gezant in Vietnam sinds de jaren 1950, vindt in 1989 opnieuw een ad liminabezoek plaats aan de kerk in Vietnam. Maar de aanstelling van Jacob Le Van Man tot aartsbisschop van Hue blijft uit. In mei 1991 vervangt de regering Resolutie 297 door een nieuw decreet dat bijkomende beperkingen en controlemechanismen bevat.
Van Ly komt vrij in gespannen klimaat
Nadat Nguyen Van Ly op 29 juni 1992 na meer dan negen jaar opsluiting de deur van het kamp Nam Ha achter zich dichttrekt, bezoekt hij in zijn gevangenisplunje in Quang Bien het graf van zijn vader. Vanaf dat moment vernoemt hij nooit meer de naam van zijn vader en wil ook niet dat anderen dat doen in zijn aanwezigheid. Van Ly staat in het aartsbisschoppelijk paleis in Hue onder permanent politietoezicht en het verbod om voor te gaan in de eredienst blijft van kracht. Hij benut zijn vrije tijd om Engels te studeren. ’s Nachts neemt hij de nieuwsuitzendingen op van The Voice of America op band op, waarna hij die bestudeert.
In een petitie aan eerste minister Vo Van Kiet hekelt de katholieke bisschoppenconferentie op 18 oktober 1992 het gebrek aan basisrechten. Maar ook bij de andere religies groeit het ongenoegen. Op 21 mei 1993 steekt de 52-jarige boeddhist Dao Quang Ho zichzelf aan de Linh Mu pagode in Hue, een van de bekendste boeddhistische schrijnen in Vietnam, in brand uit protest tegen de religieuze politiek. Wanneer de overheid geen toestemming geeft voor zijn begrafenis vinden in heel het land demonstraties plaats. Vijf monniken worden wegens het “verstoren van de publieke orde” veroordeeld tot drie en vier jaar gevangenisstaf.
De overhandiging op 26 oktober 1993 aan eerste minister Vo Van Kiet van een nieuwe petitie met grieven van de katholieke bisschoppenconferentie leidt twee maanden later tot een aanpassing van het decreet met nog strengere straffen voor wie de religie misbruikt. Na de arrestatie van vijf boeddhisten in Ho Chi Minh Stad in november 1994 valt dat lot op 3 januari 1995 de 77-jarige leider van de illegale Verenigde Boeddhistische Kerk, Thich Huyen Quang, te beurt omdat hij uit protest in hongerstaking is gegaan. De man leeft al sinds 1982 onder huisarrest in de tempel van Hoi Phuoc. In juli 1995 overlijdt aartsbisschop Nguyen Van Binh van Ho Chi Minh Stad. Hij heeft jarenlang samengewerkt met het regime. De weigering om hem te vervangen door de apostolisch administrator Huynh Van Nghi illustreert dat een dooi in de verhoudingen met de katholieke kerk uitblijft. Ook het ad liminabezoek van het Vaticaan in 1996 ontwart die knoop niet.
Tien puntenprogramma leidt tot internationale erkenning
“De horror kennende van het verblijf in de kampen,” getuigt dichter Nguyen Chi Thien, “kan ik niet begrijpen dat Van Ly al enkele jaren na zijn tweede gevangenistermijn de strijd hervat.” Omdat hij de schrijnende toestand niet langer kan aanzien, verspreidt hij op 24 november 1994, de feestdag van de Vietnamese martelaren, zijn Tien puntenprogramma over de toestand van de katholieke kerk in het aartsbisdom Hue. Na eerdere teksten uit 1978 en 1983 is dat derde manifest van Van Ly meteen zijn krachtigste tekst. Die staat immers symbool voor de toestand in heel de Vietnamese kerk. De redactie komt tot stand op de computer van zijn collega, Peter Phan Van Loi. Hij verspreidt tal van geprinte exemplaren.
Vooreerst kapittelt Van Ly de sluiting van het Kleinseminarie van Hue. “Vijftien seminaristen wachten om te worden toegelaten tot het Grootseminarie. Welke misdaden hebben zij begaan? Is dat geen religieuze onderdrukking?” Van Ly eist het herstel van het privilegie van de kerk om de bisschoppen en priesters te benoemen en de seminaristen te selecteren. “Zelfs tijdens de kerkvervolging van 1630 tot 1885 behield de kerk de controle over de wijdingen. Maar vandaag legt de overheid de kaders vast. Waar haalt ze dat recht? Iedereen die door God is geroepen, moet naar het seminarie kunnen gaan. Het komt de kerk toe dat aantal te bepalen en priesters te wijden. Het gaat hier over de roep van God en niet over die van Marx of het socialisme! De regering wil de kerk ondergeschikt maken onder het motto dat ‘de gehoorzaamheid aan God gepaard moet gaan met liefde voor het socialisme’. Maar hoe meer de kerk wordt gedwongen, hoe minder ze houdt van die tirannieke ideologie. De tirannie van de gedachten is de meest afschuwelijke en onheilspellende die er bestaat.”
Verder noemt hij de weigering om Jacob Le Van Man te benoemen tot aartsbisschop van Hue “een wrede inmenging in de kerkelijke zaken. Wanneer Van Man een misdaad had begaan, zou de regering hem hebben gearresteerd. Waarom stelt de regering zich niet verzoenend op? Omdat hij het socialisme nog altijd niet bemint met heel zijn hart?” Van Ly belicht ook het heikele punt van de ondergrondse werking van de kerk. “Een seminarieopleiding is geen moord. Waarom moet die heimelijk gebeuren?” Hij klaagt het verbod aan op de bouw van kerken en liturgische vieringen op de hoogdagen in de Nieuwe Economische Zones. Verder eist hij de teruggave van de in beslag genomen scholen, ziekenhuizen, weeshuizen, gehandicapteninstellingen en culturele centra. “En wanneer krijgen we de vrijheid de Blijde Boodschap te verkondigen?” Van Ly besluit: “De bisschoppen en priesters die het regeringsstandpunt volgen, vervormen het beeld van een kerk die vrij uiting geeft aan de stem van het geweten en die onvervaard alle onrechtvaardigheden en fouten aanklaagt. Wanneer de kerk die rol niet opneemt, zien we een zwakke kerk die zich iedere dag meer vernedert, laat misbruiken en collaboreert tot ontgoocheling van een grote meerderheid van de gelovigen en van zij die de Vietnamese katholieke kerk bewonderen. De vrijheid van geweten en godsdienst zijn het fundament van alle andere vrijheden. Ik blijf vechten tot Vietnam een normaal religieus leven kent.”
Aangedreven door zijn ontembaar temperament hanteert Van Ly een directe stijl. Als kritische geest en autonome denker is hij niet te beroerd zijn nek uit te steken en handelt hij impulsief. Het lijkt alsof de jarenlange opsluiting in de kampen zijn karakter nog heeft verhard. Maar de beschuldiging dat hij persoonlijke roem zou nastreven, staat haaks op zijn nederig karakter. Van Ly blijft met een missionair engagement vechten voor religieuze vrijheid zonder rekening te houden met de context, de omstandigheden, de efficiëntie en de gevolgen van zijn daden. De internationale verspreiding van het Tien puntenprogramma levert hem een erkenning op van de internationale mensenrechtenorganisaties, wat zijn positie in eigen land versterkt.
Verliezen op morele gronden
De communistische leiders zijn razend over de onverwachte hervatting van zijn strijd, maar weten niet hoe ze hem best aanpakken. Gedurende een maand wordt hij iedere dag verhoord in het bureau van de communistische partij in de Huong Vuong straat 42 in Hue. Daarbij draagt hij consequent zijn zwarte soutane. Telkens wordt hem bij het begin gevraagd de namen van zijn medewerkers bekend te maken en niets uit te lekken over de inhoud van de gesprekken omdat die staatsgeheimen zijn. Van Ly antwoordt: “Vooreerst neem ik alle verantwoordelijkheid op mij en ten tweede meld ik alle informatie aan mijn oversten.” Hij boort zijn ondervragers in de grond: “Jullie woorden zijn waardeloos. Alleen het woord van de eerste minister of van de secretaris generaal van de communistische partij kan iets betekenen.” Op de vraag waarom hij niet naar het bureau komt met zijn wagen en altijd een valies bij zich draagt, antwoordt Van Ly: “Ik sta klaar in het geval jullie mij arresteren. Dan moeten jullie die rit niet betalen en in mijn valies zitten een tube tandpasta, een kam en een washandje.”
Tijdens de ondervragingen houdt hij vast aan zijn eigen principes. “Vooreerst mogen jullie mij niet bedreigen met een crimineel vonnis zoals dwangarbeid of ik word een martelaar,” zegt hij. “Overigens heb ik tijdens mijn tienjarig verblijf in de gevangenis vastgesteld dat jullie regime er nog op achteruit is gegaan. Ten tweede mogen jullie niet verwachten dat ik één woord in mijn Tien puntenprogramma verander. Ik heb mij op de limiet gesteld en wijk daar niet van af. Ten derde vraag ik mijn verleden niet tegen mij te gebruiken. Iedereen kent mijn overtredingen en heeft mij die vergeven. Ten slotte ga ik niets anders schrijven. Het Tien puntenprogramma is de meest adequate weergave van wat ik te zeggen heb.”
Aan het einde van een zoveelste ondervraging zegt een kaderlid: “Vanaf nu moet je inbinden! Ik vraag niet dat je één woord van je tekst intrekt. Dat wij hier, in deze ondervragingscel, op morele gronden van jou verliezen, betekent niet veel. Het is immers de eerste minister die onze fouten moet erkennen en aanvaarden dat wij op morele gronden van jou verliezen.”
Bevlogen lesgever
Om te voorkomen dat Van Ly vanuit het aartsbisschoppelijk paleis andere priesters besmet met zijn ideeën, plaatst de regering hem op 3 juli 1995 over naar de parochie Nguyet Bieu in het subdistrict Thuy Bieu, zeven kilometer buiten Hue. Dit betekent een verbanning omdat die parochie minder dan honderd gelovigen telt. Hij volgt zijn dissidente collega Nguyen Huu Giai op. Van Ly noemt zichzelf “een parochiaan” omdat hij geen mis mag opdragen of preken. De voorganger in de liturgie is Tran Van Quy, een voormalige klasgenoot. Ook blijft het huisarrest van kracht, wat betekent dat bewakers zijn doen en laten permanent in de gaten houden. Velen behandelen Van Ly respectvol en verontschuldigden zich in persoonlijke gesprekken omdat zij zijn standpunten delen. Sommigen vragen meer uitleg over de Bijbel en laten zich heimelijk dopen. Overigens behandelt Van Ly zijn bewakers altijd respectvol. In iedere gebedsdienst vraagt hij de gelovigen te bidden voor zij die de kerk vervolgen. En de ontmoetingen met communistische kaderleden begint hij steevast met de woorden: “Ik wens u de vrede van God” en hij eindigt met “Wij zullen bidden voor elkaar”. De bewakers die de wacht houden rond zijn huis wenst hij elke avond een goede nacht.
Ondanks de opgelegde beperkingen blijft Van Ly niet bij de pakken zitten. Met nieuwe initiatieven maakt hij zich dienstbaar voor zijn parochianen. Met de hulp van enkele medewerkers geeft hij lessen Frans, Engels en muziek aan honderden belangstellenden. Hij koopt met enkele priesters een telescoop en zelfs studenten uit Hanoi en Saigon wonen de lessen astrologie bij. Als temperamentvol lesgever eist Van Ly de aandacht van zijn leerlingen, hoewel de hoge moeilijkheidsgraad van de lessen en zijn geringe ervaring als lesgever soms wrevel oproepen. Wanneer iemand iets niet verstaat, heeft hij het geduld van Job om dat opnieuw uit te leggen, maar wee diens gebeente wanneer hij nadien een oefening niet kan beantwoorden. En wie onoplettend is, wordt na één verwittiging de laan uitgestuurd. Iedereen wordt gelijk behandeld. Zo moet de directeur van een bedrijf in Hue de cursus astrologie verlaten. Hij mag ondanks diens verontschuldigingenniet de lessen niet meer bijwonen.
Naast een kleine tegemoetkoming voor de elektriciteit zijn de lessen gratis. En wie geen geld heeft, kan daarover praten. Maar wanneer de rekening aan het einde van de maand niet klopt, vaart Van Ly uit: “Wanneer sommigen niet oprecht zijn, stop ik met les geven.” Vervolgens verlaten enkelen de zaal. Van Ly die ook in andere parochies les astrologie geeft, herstelt zelf zijn telescoop. Op de parochie Dien Sahn werkt hij daaraan een hele nacht zodat de studenten die ’s anderendaags kunnen gebruiken. De technisch getalenteerde Van Ly bestudeert eveneens de computer, vanuit het besef dat die een belangrijke rol kan spelen bij de verspreiding van zijn ideeën. Hij herstelt zelf computers en brengt ook een verbinding met het internet tot stand. Ook op dat domein stelt hij zijn kennis ten dienste van anderen en kinderen van minderbegoede parochianen krijgen een initiatie in het gebruik van de pc. Ieder jaar volgt zijn neef Nguyen Vu Viet, de jongste zoon van zijn broer Nguyen San, bij hem enkele weken les. Vu Viet die priester wil worden, slaagt in het diocesane ingangsexamen, maar de overheid weigert hem ieder jaar opnieuw te aanvaarden wegens de activiteiten van zijn oom.
Geen Aziatische Tijger
Ondertussen zet de openstelling van de Vietnamese markt in versneld tempo door. In maart 1993 verwerft de Britse Barclays Bank als twintigste buitenlandse bank een licentie om een filiaal te openen in Hanoi. En in oktober verstrekken de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds voor een half miljard dollar kredieten. Onder druk van de Amerikaanse zakenwereld komen barsten in het handelsembargo waaraan de regering in Washington vasthoudt. Het pijnpunt is de medewerking van Vietnam bij het opsporen van de MIA’s of Missing In Action, de meer dan tweeduizend tijdens de oorlog vermiste Amerikaanse militairen. De Amerikaanse president, Bill Clinton, heft op 3 februari 1994 het handelsembargo op en drie maanden later openen beide landen diplomatieke missies in elkaars hoofdsteden. In juli 1995 treedt Vietnam toe tot de Asean, de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties, een in oorsprong een anticommunistische organisatie. De Asean ambieert uit te groeien tot de vrijhandelszone Afta of Asean Free Trade Area.
Toch worden de hooggestemde verwachtingen niet ingelost. Want ondanks de jaarlijkse groei tussen acht en negen procent, de lage arbeidskost, het afschaffen van de prijzencontrole, de lage inflatie en de hervorming van het bankwezen en de fiscaliteit treedt Vietnam niet in de sporen van de Aziatische Tijgers Singapore, Zuid-Korea, Taiwan en Hongkong. Waarom? Een eerste pijnpunt blijft de bureaucratie. Ondanks de inperking van het aantal ministeries van 40 naar 24, vereist elke vergunning minstens twintig stempels. Omdat de Vietnamezen van nature niet ‘neen’ durven te zeggen, wordt het geduld van de buitenlanders eindeloos op de proef gesteld. Bovendien worden van de tien miljard dollar toegezegde investeringen in 1996 maar 2,7 miljard dollar gerealiseerd.
Verder blijkt de corruptie onuitroeibaar. Van hoog tot laag pikken agenten, douaniers en politici een graantje mee. De telecommunicatie, de elektriciteit, het transport, de verblijfskosten en de belastingen zijn voor buitenlandse ondernemers fors duurder dan voor de Vietnamezen. En de opbouw van duurzame vertrouwensrelaties ligt moeilijk door het diep gewortelde kortetermijndenken en de oorlogstrauma’s. Andere structurele handicaps zijn de zwakke munt, de gebrekkige infrastructuur en de sterke bevolkingsgroei. Door importbeperkingen en het toekennen van goedkope tarieven, licenties en quota stijgt het aandeel van de overheidsbedrijven in het bruto binnenlands product in de jaren 1991-93 van 33 naar 44 procent. Overigens maken buitenlandse investeringen in de overheidsbedrijven van het kapitalisme de grootste weldoener van de communistische economie. Toch versterkt die ontwikkeling de corruptie en het wanbeheer. En bovendien volgen de fiscale en financiële hervormingen niet het groeipad van de economie en slabakt de sanering van de zesduizend overheidsbedrijven, van wie maar een derde winstgevend is.
Bruisende steden barsten uit hun voegen
In de steden die uit hun voegen barsten, groeit de honger van de middenklasse naar elektronica en luxegoederen. Ho Chi Minh Stad die door iedereen opnieuw Saigon wordt genoemd, gelijkt op de bruisende stad van voor 1975. Ze zwelt aan naar vijf tot zes miljoen inwoners, waaronder veel illegalen die overleven in sloppenwijken. De migratiedruk vanuit het platteland en de Nieuwe Economische Zones doorbreekt immers het systeem van de verblijfsvergunningen en de reispassen. Door de nieuwe vijfsterrenhotels en wolkenkrabbers die de skyline van de commerciële hoofdstad van Vietnam domineren, verschrompelen de torens van de 19de-eeuwse neogotische kathedraal tot lilliputters. Op de brede, met bomen afgezoomde lanen verdringt een niet aflatende verkeersstroom van auto’s, vrachtwagens en bromfietsen de fietsen en riksja’s. Toeteren en bellen behoorde bij de rijkunst en de verkeersregels worden amper gerespecteerd. Met 10.500 verkeersdoden in 2001 staat Vietnam aan de wereldtop. Teenagers dragen een jeansbroek en shirts met emblemen van Amerikaanse universiteiten. En de meisjes verbergen hun gezicht achter een sluier tegen de zon, want een bleke huid is in. De winkels puilen uit van computers, televisies, video’s, stereo-installaties, camera’s en namaakhorloges en namaakkledij. Chinese handelaars verkopen op straat sigaretten, whisky en bier. De aankoop van consumptiegoederen gebeurt vooral met geld van familieleden uit het buitenland en het smeergeld van de corruptie. De stad telt vijftigduizend prostituees.
In Hanoi waar de Franse koloniale grandeur en de marxistische soberheid de sfeer bepalen, vergapen jongeren zich eveneens aan Levi's spijkerbroeken, Calvin Klein-accessoires, cd's van Madonna en zaktelefoons van Nokia. Maar naast die luxe heerst ook hier veel armoede. Want van de verzorgingsstaat van weleer rest stilaan een karikatuur. In de onderbuik van de samenleving knopen miljoenen Vietnamezen moeizaam de eindjes aan elkaar. Straatventers vallen iedereen onophoudelijk lastig in en poging allerlei rommel te slijten. En tussen 1991 en 1995 stijgt de jeugdcriminaliteit met 150 procent.
Schreeuwende armoede op het platteland
In 1994 werkt nog 65 procent van de beroepsbevolking in de landbouw, maar dat cijfer daalt. Een van de grootste uitdagingen voor het regime is het dichten van de kloof tussen de rijke steden en het verpauperde platteland. Daar is de toestand sinds de invoering van de doi moi niet verbeterd. Door de monocultuur van rijst en de staatsbemoeienis blijft de voedselsituatie op veel plaatsen precair. Veertig procent van de plattelandsbevolking is arm en in de meest afgelegen gebieden leeft driekwart onder de armoedegrens. En in tegenstelling tot de steden ontbreken op het platteland vaak wegen en nutsvoorzieningen. In 1994 kent de Wereldbank een lening toe van 96 miljoen dollar toe om de rubberproductie aan te zwengelen. Maar door zijn falend landbouwbeleid hoort Vietnam in 1997 met een gemiddeld jaarinkomen van 280 dollar nog altijd bij de armste landen.
7. Hardere aanpak leidt tot economisch succes (1997-2004)
Nieuwe generatie grijpt de macht
Radio Free Asia begint in 1997 met uitzendingen in het Vietnamees, maar in de steden bemoeilijken stoorzenders van de regering het beluisteren van het nieuws. En wegens de potentiële bedreiging voor het regime zit een rem op de verspreiding van het internet. Het decreet 31/CP van 14 april 1997 illustreert de terugkeer naar de harde lijn. Iedereen die oppositie voert tegen de regering kan zonder proces achter de tralies verdwijnen of onder administratief toezicht worden geplaatst. “We hebben onze deuren en vensters geopend omdat we nood hadden aan verse lucht, maar nu komt het erop aan de vliegen buiten te houden,” zegt een politicus. Die hardere koers gaat gepaard met een personeelswissel aan de top. Bij de parlementsverkiezingen van 21 juli 1997 stelt het triumviraat dat sinds 1991-92 de dienst uitmaakt, zich niet langer kandidaat. Dat zijn de tachtigjarige partijleider Do Muoi, de 77-jarige president Le Duc Anh en de 81-jarige premier Vo Van Kiet.
Voor de 500 zetels in het Nationaal Congres selecteert de communistische partij 664 kandidaten. 112 van hen zijn geen partijlid. Dat is een record. De regering laat geen gelegenheid onverlet om de kiezers te mobiliseren. In Hanoi roepen luidsprekers de inwoners op hun burgerplicht te vervullen en vrouwen in traditionele klederdracht moedigen de voorbijgangers aan hun stem uit te brengen. De kandidaten van de Communistische Partij behalen 85 procent van de zetels. In een openhartig commentaar roept de krant Tuoi Tre het parlement op zich krachtdadiger op te stellen en meer rekening te houden met de wensen van de publieke opinie.
De 66-jarige luitenant-generaal Le Kha Phieu wordt de nieuwe secretaris-generaal van de Communistische Partij. Als voormalig chef van het politieke departement van het leger staat hij bekend voor zijn orthodoxe standpunten. In zijn eerste toespraak beschuldigt de nieuwe sterke man “buitenlandse krachten die de economische en politieke liberalisering in Vietnam misbruiken om het communisme te ondermijnen.” Le Kha Phieu rest evenwel geen andere keuze dan de delicate evenwichtsoefening voort te zetten van een economische doi moi-politiek onder een communistisch bestuur. De nieuwe president wordt de 60-jarige Tran Duc Luong en de 64-jarige Phan Van Khai promoveert naar de post van eerste minister.
Heropleving na financiële crisis stremt
In het najaar van 1997 overspoelt een financiële crisis Zuid-Oost-Azië. Door hun hoge rente oefenen de Aziatische groeilanden in de jaren 1990 een grote aantrekkingskracht uit op buitenlandse investeerders. Die zijn verblind door de jaarlijks groeicijfers tussen acht en twaalf procent. Ook het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank juichen het Aziatische economische wonder toe. Maar wanneer de regering in Thailand wegens haar torenhoge schuldenberg de band tussen de baht en de Amerikaanse dollar verbreekt, is het hek van de dam. In Vietnam keldert de waarde van de dong, dalen de buitenlandse investeringen met veertig procent en stijgt de werkloosheid in de steden naar zeven procent. De regering beteugelt de berichtgeving over de crisis en belooft andermaal de overheidsbedrijven te privatiseren. De enige uitzonderingen zijn de firma’s die explosieven, chemicaliën en radioactieve producten produceren, geld drukken en de informatienetwerken controleren.
Toch heeft Vietnam weinig te lijden onder de crisis omdat haar munt niet in het buitenland wordt verhandeld en het land geen effectenbeurs heeft. De economische groei van vijf procent in 1998 is de hoogste van alle landen van de Asean. Wel gaat de heropleving die al vanaf het najaar van 1999 doorzet deels aan Vietnam voorbij. De groei bedraagt nog 3,5 procent. Naast de illegale invoer van goedkope goederen uit China en Thailand wordt opnieuw amper dertig
procent van de goedgekeurde investeringsprojecten verwezenlijkt, stijgt de inflatie naar negen procent en duurt de verspilling in de staatsbedrijven voort. Uit vrees voor massale ontslagen komt eens te meer geen schot in de privatiseringen. Wel opent in de zomer van 2000 in Ho Chi Minh Stad een effectenbeurs haar deuren voor het verhandelen van aandelen en obligaties.
Vietnam wordt voor het eerst geconfronteerd met sociale spanningen omdat de groei van de voorbije jaren niet heeft geleid tot betere arbeidsvoorwaarden. Bovendien brengt de werkloosheid veel families in moeilijkheden. Veel arbeiders blijven genoodzaakt om bovenop hun dagtaak nog enkele uren bij te klussen. En ondertussen gaat de toestand op het platteland nog achteruit.
Evenwicht tussen partijclans
Le Kha Phieu pakt op zijn beurt de corruptie aan. De operatie Schone handen waarschuwt de ondernemers de regels in acht te nemen. En een twee jaar durende campagne pakt de corruptie aan in de communistische partij. De partijleider viseert de provinciale en lokale volkscomités die de economische liberalisering gebruiken om zichzelf te verrijken en de banden met Hanoi af te zwakken. Een aantal corrupte partijfunctionarissen en ambtenaren wordt veroordeeld. In Ho Chi Minh Stad verschijnen 77 personen voor de rechter, onder wie ondernemer Tang Minh Phung. Zij hebben via nepbedrijven 280 miljoen dollar verduisterd van de Vietnamese staatsbank. Verder belanden 26 omgekochte leerkrachten en onderwijsambtenaren in de cel voor het doen slagen van 1.740 leerlingen in hun examens.
Toch is dat alleen maar de top van de ijsberg. Veertig procent van het budget van een programma van het UNDP, het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, voor een beter bestuur in de provincie Quang Binh, gaat naar de buitenlandse reizen van familieleden van de autoriteiten. En de georganiseerde misdaad is geïnfiltreerd tot in de hoogste partijgeledingen. In juni 2002 worden twee vice-ministers van de Politie beschuldigd van banden met de maffia wegens de vrijlating van Truong Van Cam, de leider van een misdaadsyndicaat. Later volgt de aanhouding van Truong Tan Sang, een lid van het Politbureau. Hij heeft zich tussen 1996 en 2000 als partijvoorzitter van Ho Chi Minh Stad niet alleen illegaal verrijkt, maar ook nagelaten een onderzoek te beginnen tegen Van Cam. In die zaak volgen alles samen 150 arrestaties en de maffialeider zelf wordt in juni 2003 ter dood veroordeeld.
Toch blijft het evenwicht tussen de partijclans onaangeroerd. Volgens het verdeel en heersprincipe ‘krijgt’ iedere clan zijn deel en laat zich niet in met wat de andere clans doen. Zolang de ‘taart’ mooi is verdeeld, blijkt er geen vuiltje aan de lucht. Ondertussen grijpt het regime iedere gelegenheid te baat om zijn blazoen op te poetsen. Zo krijgen ieder jaar duizenden gevangenen amnestie naar aanleiding van Onafhankelijkheiddag op 2 september en het Tet feest. De verplichte ondertekening van de belofte waarin de gevangenen hun fouten erkennen en clementie vragen, maakt dat de dissidenten daarvoor niet in aanmerking komen. Overigens blijft het aantal criminele, politieke en religieuze gevangenen een staatsgeheim en past Vietnam nog altijd de doodstraf toe. In 2002 worden honderd mensen ter dood veroordeeld en zestig geëxecuteerd, een verdubbeling tegenover 2001. Maar volgens mensenrechtenorganisaties ligt het reële aantal executies veel hoger.
Toenemende religieuze onverdraagzaamheid
Na herhaaldelijk aandringen bezoekt Abdelfattah Amor, de Speciale Rapporteur voor Religieuze Onverdraagzaamheid van de Verenigde Naties, in 1998 het land. Zijn bewegingsvrijheid is beperkt en hij mag geen religieuze gevangenen ontmoeten. Na de publicatie van zijn rapport beschuldigen de autoriteiten hem te kwader trouw te hebben gehandeld. Maar volgens de mensenrechtenorganisaties schetst Amor een correct beeld, want de religieuze vervolging zet onverminderd door. Oudere monniken van de ondergrondse Verenigde Boeddhistische Kerk zitten opgesloten in hun pagodes en honderden aanhangers van protestantse minderheidskerken worden over de grens met Cambodja gezet. Amnesty International meldt de veroordeling van leden van de Hoa Hao “alleen wegens hun religieuze overtuiging”. En het succes van de Falong Gong in China indachtig, houdt de regering de bloeiende Cao Dai sekte scherp in de gaten.
In februari 1998 leidt het bezoek van een delegatie van het Vaticaan aan Vietnam tot een akkoord over de benoeming van een aantal bisschoppen. Maar de overheid zit verveeld met de viering van de tweehonderdste verjaardag van de verschijningen van Onze Lieve Vrouw in La Vang op 15 augustus. Me Quang Vinh, de directeur van het Bureau voor Religieuze Aangelegenheden, vraagt “aan dit plaatselijk gebeuren geen nationale weerklank te geven.” Reisbureaus mogen het evenement niet opnemen in hun programmatie en veel Vietnamezen uit het buitenland krijgen geen visum. Gelovigen worden gewaarschuwd voor de onveiligheid in de regio en partijleider Le Kha Phieu raadt de bedevaart wegens de crisis af. Toch wonen 200.000 gelovigen de herdenking bij. Bij die gelegenheid observeert aartsbisschop Etienne Nguyen Nhu The van Hue met de telescoop van Nguyen Van Ly het universum.
Op 4 mei 1999 keurt de regering, in vervanging van de regelgeving van 1991, een nieuw decreet inzake godsdienstbeleving goed. Dat beoogt een nog scherper toezicht op de boeddhisten en de katholieken. Voortaan is een toelating nodig voor alle gebedsbijeenkomsten, retraites, het herstel van gebouwen en zelfs het plaatsen van heiligenbeelden.
Nguyet Bieu heropgebouwd
Elk jaar teisteren moessonregens grote delen van Vietnam. In 1997 bedraagt de balans van de orkaan Linda in de provincie Ca Mau 235 doden en 2.500 vermisten, naast de vernieling van 135.000 huizen en tal van wegen, dijken en bruggen. In maart 1999 bedreigt een hongersnood anderhalf miljoen mensen in Centraal- en Noord-Vietnam omdat de oogst is mislukt als gevolg van de langdurige droogte. En in november van dat jaar eisen de zwaarste overstromingen sinds een eeuw in centraal Vietnam zevenhonderd slachtoffers. Op sommige plaatsen valt in drie dagen meer dan twee meter regen. Hoewel het slechte weer de hulpacties bemoeilijken, is Nguyen Van Ly dag en nacht in de weer. Want ook zijn parochie Nguyet Bieu die nabij de Parfumrivier ligt, is zwaar getroffen. De inwoners helpen elkaar met risico voor hun eigen leven. Zo begraaft Van Ly een lichaam dat al verschillende dagen op het water ronddrijft en zich in staat van ontbinding bevindt. Met een geleend krediet van tweehonderd miljoen piaster koopt hij rijst om in de voedselbehoeften te voorzien, reddingsboten alsook dakmateriaal voor het herstel van de ergst getroffen woningen. Bij zijn vraag om buitenlandse hulp gebruikt hij als eerste priester van het aartsbisdom Hue het internet. Hij krijgt met de steun van het in de Verenigde Staten gevestigde Comité voor Religieuze Vrijheid in Vietnam meer dan 20.000 dollar op zijn rekening. Na de terugbetaling van het krediet wordt met het resterende geld kleding en dekens gekocht. Voor iedere dollar legt Van Ly rekenschap af aan zijn weldoeners.
Wanneer het water is teruggetrokken, wordt andermaal met buitenlandse steun een miljard piaster geïnvesteerd in de duurzame wederopbouw van de woningen en preventieve maatregelen zoals de aanleg van hogere dijken en vorming van de bevolking. Verder bouwt Van Ly een nieuw parochiehuis met een verdieping, een unicum in de regio, dat dienst kan doen als schuilplaats bij toekomstige overstromingen. Ondertussen wordt die ruimte gebruikt als leeszaal en voor de lessen taal, muziek en astronomie. De parochianen dragen Van Ly op handen omdat alles wat hij krijgt naar de noodlijdenden gaat. Zelf houdt hij er een sobere levensstijl op na. Hij eet weinig en bedient zijn parochie met een oude Honda uit 1968.
Wel volgt de overheid zijn optreden met argusogen want alle giften van de Viet Kieu of de Vietnamezen van overzee zijn per definitie verdacht. Zo krijgen in 1995 monniken van de ondergrondse Verenigde Boeddhistische Kerk gevangenisstraffen wegens hun deelname aan een niet toegelaten hulpmissie in de Mekongdelta.
De overheid contesteert de bouw van het parochiecentrum omdat Van Ly geen bouwvergunning heeft, maar de zaak wordt geklasseerd. Ook zijn collega, Nguyen Huu Giai is geëngageerd in de hulp op zijn zwaar getroffen parochie Luong Van. De meest kritische stemmen tegen het regime zijn ook het sterkst begaan met het lenigen van de noden van de bevolking.
Toch is de preventie tegen de overstromingen niet evident. In het droge seizoen stroomt 2.000 kubieke meter per seconde door de Mekong en in de moessonmaanden tot 50.000 kubieke meter. In oktober 2001 kosten nieuwe overstromingen in de zuidelijke Mekongdelta 341 mensenlevens en beschadigen een kwart miljoen woningen. En vanaf april 2003 is Vietnam in de ban van het Severe Acute Respiratory Syndrome of het Sarsvirus, een besmettelijke vorm van longontsteking die zich vanuit China verspreidt. De Wereldgezondheidsorganisatie registreert in Vietnam 62 besmettingen, waaronder vier dodelijke. En in januari 2004 slaat de vogelgriep of het virus H5N1 toe. Draconische maatregelen, zoals massale slachtingen en de vaccinatie van kippen en eenden dammen de verspreiding in. Met 42 doden is Vietnam in de periode 2003-2005 het zwaarst getroffen land. De heropflakkering van de vogelgriep in 2007-2008 maakt andermaal tien slachtoffers.
Seksindustrie, vrouwenhandel en druggebruik
Vanuit een preutse traditie geldt in de Aziatische landen een verbod op het bezit en de verkoop van pornografie. Hoewel twee Vietnamezen in februari 2004 zes maanden gevangenisstraf krijgen voor het bekijken van pornofilms, zijn de seksindustrie en de prostitutie wijd vertakt. Ronselaars kopen of ontvoeren in de dorpen jonge meisjes voor de bordelen en de karaokebars in de steden. Eind de jaren 1990 telt Vietnam 600.000 sekswerksters. De verwevenheid van het regime met de seksindustrie verklaart waarom alleen sporadisch daartegen wordt opgetreden. In maart 2004 krijgen twee vrouwen twintig jaar cel voor de verkoop van meisjes aan bordeelhouders in China. Want veel Vietnamese vrouwen belanden in buitenlandse netwerken. Zo komt veertig procent van de 70.000 sekswerksters in Phnom Penh uit Vietnam. De veroordeling in maart 2006 van de voormalige Britse rockzanger Gary Glitter tot drie jaar cel is illustratief voor de wijd verspreide pedofilie. Voorts heeft Vietnam een kwalijke reputatie inzake kinderarbeid. En dat niet alleen in eigen land. Zo werken honderden Vietnamese kinderen als slaven op cannabisplantages in Groot-Brittannië. En op 20 februari 2008 pakt de politie vier mensen op wegens de handel in baby's voor adoptie.
Daarnaast bieden postorderbedrijven duizenden Vietnamese vrouwen aan als koopwaar voor alleenstaande mannen in China. Net over de grens keuren Chinese moeders en hun zonen de toekomstige bruiden. Aan de basis van die lucratieve handel ligt het tekort aan huwbare vrouwen in China door de in 1979 ingevoerde één-kindpolitiek. Meisjes worden daar vaak geaborteerd of vermoord om toch maar een mannelijke afstammeling voort te brengen. De Vietnamese vrouwen zijn wegens hun schoonheid en werkkracht meer begeerd dan die uit Rusland, Noord-Korea, Laos of Birma. Maar ook in de westerse landen vindt de handel in Vietnamese vrouwen een grote afzetmarkt.
Pas in 1990 wordt de eerste hiv-besmetting vastgesteld. Lange tijd beperkt het aanmoedigen van het condoomgebruik de verspreiding van dat virus. Maar na de millenniumwende neemt het aantal besmettingen snel toe door de toename van het druggebruik en de expansie van de seksindustrie. In 2001 meldt het ministerie van Volksgezondheid een stijging van het aantal seropositieven met een kwart naar 42.365, maar het reële aantal is een veelvoud daarvan. En om het hoofd te bieden aan de snel toenemende drughandel geldt voor de smokkel vanaf 600 gram de doodstraf. Op 24 januari 2005 veroordeelt een rechtbank in Ho Chi Minh Stad zeventien drugshandelaars ter dood, onder wie twee agenten van de narcoticadienst.
Oorlogsverleden als lijden en troef
Na bemiddeling van de Verenigde Naties bereiken Vietnam en de Verenigde Staten in 1989 een akkoord over het Orderly Departure Program (ODP). De volgende zes jaar emigreren 405.000 Vietnamezen naar de Verenigde Staten, onder wie 123.000 voormalige gedetineerden van de heropvoedingskampen. En in december 1989 stuurt Hongkong de eerste van 55.000 bootvluchtelingen terug. Vietnam krijgt financiële hulp van Groot-Brittannië in ruil voor de belofte hen niet te straffen. Onder internationaal protest nemen die gedwongen repatriëringen evenwel een einde. Maar vanaf mei 1992 wordt iedereen die geen politiek asiel heeft gekregen toch teruggestuurd. Vanaf 1995 volgt de repatriëring van Vietnamese vluchtelingen uit de andere Zuid-Oost-Aziatische kampen.
Ondertussen likt het land nog iedere dag de wonden van de oorlog. In de provincies rond de gedemilitariseerde zone liggen miljoenen niet-ontplofte mijnen, clusterbommen en artillerieraketten. De Vietnamese hulporganisatie Renew schat dat tien procent van de vijftien miljoen ton bommen die de Verenigde Staten tijdens de oorlog hebben gedropt, niet is ontploft. Niet alleen vordert het ruimen van dat tuig langzaam, maar een kwarteeuw na het einde van de oorlog heeft dat al 10.500 doden en 12.000 gewonden gemaakt. Op sommige plaatsen is het ecosysteem nog altijd even vergiftigd als in de jaren 1970. En zowat een miljoen Vietnamezen draagt de gevolgen van het gebruik van Agent Orange. Die kankerverwekkende dioxinevariant TCCD tast niet alleen het zenuwstelsel aan, maar ligt aan de basis van ernstige afwijkingen bij 150.000 kinderen. Aanvankelijk geeft een rechtbank in New York de Amerikaanse staat en de chemiebedrijven Dow Chemical en Monsanto immuniteit. Later komt voor de tienduizend getroffen Amerikaanse oorlogsveteranen toch een schadevergoeding uit de bus en krijgen de Vietnamese families vijf dollar per gehandicapt kind.
In april 1995 noemt Robert McNamara, de voormalige Amerikaanse minister van Defensie, in zijn ophefmakende memoires Een terugblik: de tragedie en lessen van Vietnam de oorlog “een verschrikkelijke vergissing. We waren totaal verkeerd. Wij hadden geen oog voor de politieke, militaire, financiële en menselijke gevolgen en overschatten voortdurend de dreiging van het monolithische communisme en onderschatten en de nationalistische aspiraties van Ho Chi Minh.” Op een conferentie in Hanoi getuigt McNamara in een gesprek met zijn Noord-Vietnamese evenknie, generaal Vo Nguyen Giap, dat de oorlog “had kunnen worden vermeden of tenminste tien jaar ingekort.”
De eerste Vietnamfilms zoals Coming Home, The Deer Hunter en Apocalypse Now tonen een hallucinante aanklacht tegen de waanzin van de oorlog. Oliver Stone projecteert in 1986 zijn eigen oorlogservaringen in de succesprent Platoon. Dat voorbeeld krijgt in 1987 navolging in Full Metal Jacket van Stanley Kubrick, Gardens of Stone van Francis Ford Coppola en Hamburger Hill van John Irvin. Later houden de kaskrakers Casualties of War van Brian De Palma en Born on the Fourth of July in 1989 en Heaven and Earth in 1993 van opnieuw Oliver Stone de herinnering aan de oorlog levendig. In de nog immer populaire Vietnamese oorlogsfilms zijn de Vietnamezen steevast de goeden en de Amerikanen de slechten. Wanneer acteur Don Duong in 2002 een ‘andere’ rol vertolkt in de Amerikaanse prent We Were Soldiers wordt die niet alleen verboden in Vietnam, maar hangt de acteur ook een speelverbod boven het hoofd. Met Line of sight en Men of valor komen in 2003 de eerste videogames op de markt in verband met de oorlog.
Wel maakt het land van zijn oorlogsverleden een toeristische troef. De belangrijkste trekpleister is het tunnelcomplex Cu Chi nabij Saigon. Ten behoeve van de westerse toeristen zijn de gangen in deze destijds ongrijpbare uitvalsbasis van Vietcong verbreed en verhoogd.
Diplomatieke successen
China en Vietnam leggen in december 2000 hun grensconflict bij over de Golf van Tonkin. Tijdens een staatsbezoek ondertekent president Tran Duc Luong een akkoord dat de zeegrens afbakent. Maar de vastlegging van de 1.350 kilometer landgrens sleept nog negen jaar aan en evenmin komt er een oplossing voor de Spratlyarchipel in de Zuid-Chinese Zee. Naast China en Vietnam maken ook Brunei, Maleisië, Taiwan en de Filippijnen daar aanspraak op. Dat eiland ligt niet alleen aan een visrijke zeevaartroute, maar bevat met naar schatting 17,7 miljard ton gas en olie in de ondergrond de vierde grootste reserve ter wereld.
Na de kwijtschelding van 85 procent van de Vietnamese roebelschuld ondertekent de Russische president Vladimir Poetin in Hanoi op 1 maart 2001 een economisch en militair samenwerkingsakkoord. Dat voorziet in de ontmanteling van de Russische vlootbasis in Cam Rahn. En vijf jaar na de opheffing van het embargo bereiken de Verenigde Staten en Vietnam in 1999 overeenstemming over een handelsakkoord. Dat wordt pas van kracht na de goedkeuring door het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden op 6 september 2001. De Wereldbank verwacht een verdubbeling van de Vietnamese export naar de Verenigde Staten. En voor Amerikaanse bedrijven is Vietnam wegens zijn goedkope arbeidskrachten een alternatief voor China en Indonesië. Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen verzorgen rechtstreekse commerciële verbindingen met Saigon.
Een ander heikel dossier is het beheer van de Mekong, met zijn lengte van 4.900 kilometer een van de belangrijkste rivieren van Azië. Hij ontspringt in het Himalayagebergte en stroomt door China, Birma, Laos, Thailand, Cambodja en Vietnam. Voor de 65 miljoen mensen langs de oevers is vis een essentiële voedingsbron. Bovendien voert het sediment van de overstromingen voedingsstoffen aan voor de landbouw. Wel leidt de bouw van dammen in de bovenrivier tot spanningen met de landen in de delta. Er wordt immers gevreesd dat het visbestand sterk achteruit zal gaan wanneer de vissen niet meer stroomopwaarts kunnen zwemmen om zich voort te planten. Na een uitstel van anderhalf jaar, wegens protest van Cambodja en Vietnam, is Laos op 3 november 2012 toch begonnen met de bouw van de omstreden Xayaburi-dam. Die zal worden gebruikt voor stroomopwekking.
Religieus protest tijdens bezoek Bill Clinton
De Amerikaanse president, Bill Clinton, brengt in november 2000 een officieel bezoek aan Vietnam. Aan de vooravond zijn de verhoudingen gespannen door de publicatie van een rapport dat de Vietnamese regering ervan beschuldigt de verspreiding van het christendom op alle mogelijke manieren tegen te gaan. In een op de televisie rechtstreeks uitgezonden redevoering aan de universiteit van Hanoi roept Clinton op tot een opener samenleving: “Meer vrijheid en mensenrechten maken het land welvarender. Politieke en religieuze vrijheden bedreigen de stabiliteit van een regime niet”. Wanneer Clinton voor zijn vertrek andermaal pleit voor meer vrijheid reageert partijleider Le Kha Phieu geprikkeld: “Vietnam duldt geen inmenging in zijn binnenlandse aangelegenheden.”
Tijdens het bezoek van Clinton protesteren de Hoa Hao in de provincie An Giang tegen de gevangenneming van hun leiders. Bij het ontrollen van de spandoeken met de slogans Mensenrechten voor Vietnam en Religieuze vrijheid in Vietnam, slaan honderden agenten in uniform en in burger de demonstratie uit elkaar. Twee gelovigen dreigen zelfmoord te plegen wanneer agenten de voor de Hoa Hao heilige bruine vlaggen verbranden. Helen Ngo Thi Hien van het Amerikaanse Comité voor Religieuze Vrijheid in Vietnam bezoekt Nguyen Van Ly in de pastorij van Nguyet Bieu. Die ontmoeting (zie proloog) leidt niet alleen tot de arrestatie van twee van zijn neven en een nicht, maar betekent ook de aanleiding om een versnelling hoger te schakelen in zijn vreedzame strijd voor religieuze vrijheid. De evaluatie van zijn Tien puntenprogramma van 1994 toont immers aan dat de toestand nauwelijks is verbeterd. Hue heeft met Etienne Nguyen Nhu The een aartsbisschop, het seminarie is opnieuw open en er zijn twaalf priesters gewijd. Wel zijn ondertussen 25 priesters overleden, is zeventig procent van de clerus ouder dan zestig jaar en blijven al de beperkende maatregelen van kracht. Op 24 november 2000, dag op dag zes jaar na de publicatie van zijn Tien puntenprogramma, verspreidt Van Ly een geactualiseerde versie. Kort daarop volgt een nieuw manifest: Wij hebben echte religieuze vrijheid nodig in Vietnam.
Religieuze vrijheid of dood
Van Ly ijvert ook in Nguyet Bieu voor de teruggave van een stuk kerkland dat de overheid in 1975 in beslag heeft genomen. Hij hangt met enkele parochianen op 4 december 2000 zowel op de kerktoren als te midden van de betwiste grond van 1.200 m² spandoeken met de slogan Wij hebben echte vrijheid van godsdienst nodig. De staatsveiligheid verwijdert die. Wegens de nationale weerklank wil de overheid een gelijkwaardig terrein ter beschikking stellen. Ze is immers bang een precedent te scheppen, want sinds 1954 zijn 2.250 kerkgronden geconfisceerd. Maar de parochianen gaan daar niet op in en zaaien het kerkland in. In het heetst van de strijd bevestigt Van Ly aan de kerktoren op 9 en 11 december 2000 de slogan Religieuze vrijheid of dood, zijn beroemdste oneliner. Op de vraag van de districtsraad van Thuy Bieu om de spandoeken te verwijderen, antwoordt Van Ly: “Die belangrijke zaak kan alleen worden beslecht door de centrale regering in direct overleg met mij.” Door de commotie rond die zaak mist Van Ly een afspraak in Quang Bien met zijn oudere broer, Nguyen Tri Hong An. Hij bezoekt na zijn emigratie naar Australië voor het eerst zijn moederland.
In een internationaal verspreide protestbrief schrijft Van Ly: “Wie alleen de steden bezoekt, krijgt geen precies beeld van de religieuze toestand. Daar is de religieuze praktijk toegestaan, terwijl de staatsveiligheid de gelovigen op het platteland drastische controlemaatregelen oplegt.” Illustratief is de arrestatie op 7 december 2000 van duizend demonstranten die voor de gevangenis van Cho Moi de schendingen van de godsdienstvrijheid aanklagen.
Strijden voor alle religies en opheffing communistisch machtsmonopolie
De volgende maanden verspreidt Van Ly negen publieke oproepen waarin hij zijn visie uitdiept naar specifieke doelgroepen. Hoewel hij steeds weer op dezelfde nagels hamert, bevat die campagne twee nieuwe elementen. Vooreerste voert hij niet langer actie voor de katholieken, maar in naam van alle religieuze gemeenschappen. Zijn tweede originele bijdrage is niet de vraag naar voordelen of privileges. Van Ly stelt de legitimiteit van het regime in vraag en eist de opheffing van het machtsmonopolie van de communistische partij.
In vier brieven aan religieuze leiders en alle gelovigen bepleit hij het herstel van de godsdienstvrijheid en de teruggave van de kerkeigendommen. De vijfde oproep vraagt de internationale gemeenschap het “onderdrukkende Vietnamese regime” niet langer toe te laten op internationale conferenties. En de zesde brief roept de leraars en de studenten op de verspreiding van de communistische ideologie te boycotten. De zevende brief spoort de parlementsleden aan artikel 4 van de grondwet van 1992 af te schaffen waardoor de communistische partij zichzelf kan opheffen.
Eerste interreligieuze ontmoeting
Hoewel de regering de telefoon van Van Ly afsluit en zijn internetbinding verbreekt, plaatst Peter Phan Van Loi heimelijk de teksten een na een op het internet. De gezagsgetrouwe pastoor Nguyen Kim Binh van de parochie Phu Cam maant Van Ly aan trouw te blijven aan de hem opgelegde beperkingen. Toch zet hij zijn strijd voort. Zo staat hij aan de wieg van de eerste interreligieuze ontmoeting, een primeur in de geschiedenis van Vietnam. In de Tu Hieu pagode richten Van Ly, redemptorist Stephen Chan Tin, de boeddhistische leiders Thich Thien Hanh en Thich Chan Tri, en Le Quang Liem van de Hoa Hao kerk de Interreligieuze Raad op. In haar Verklaring over de communistische religieuze politiek in Vietnam pleit de Raad op 27 december 2000 voor het stopzetten de van staatsinmenging, de teruggave van de kerkeigendommen en de vrijlating van de religieuze gevangenen.
In de Verenigde Staten adviseert de Commissie voor Religieuze Vrijheid om Vietnam op de lijst te zetten van de Landen van Bijzonder Belang. Maar de regering van president George W. Bush gaat daar niet op in.
Overplaatsing naar An Truyen
Van Ly publiceert op 25 januari 2001 bewijzen dat de voormalige aartsbisschop van Hue, monseigneur Dien, in 1988 door vergiftiging is vermoord. Te zijner gedachtenis sticht Van Ly met Stephen Chan Tin en de priesters Nguyen Huu Giai en Peter Phan Van Loi de Priestervereniging Nguyen Kim Dien. Die groeit uit tot het hart van de katholieke dissidentie in Vietnam.
Voor de overheid is de maat vol. Aartsbisschop Nguyen Nhu The plaatst onder druk van de regering Van Ly op 5 februari 2001 over naar de parochie An Truyen, een arm plattelandsdorp in Phu An in de provincie Thua Thien Hue. Volgens het Vietnamese nieuwsagentschap VNA gebeurt dat: “wegens het falen van Van Ly zich te schikken naar de beslissingen van zijn voorwaardelijke veroordeling”. Ondanks de beperkingen bij het gebruik van de telefoon en het internet slaagt de overheid er andermaal niet in hem het zwijgen op te leggen. Op 13 februari, een week na zijn aankomst in An Truyen, circuleert op het internet zijn achtste oproep, waarin hij andermaal de ontbinding van de communistische partij bepleit. Een week later volgt zijn negende brief: Laten we ons verenigen, want we zijn aan de winnende hand. Op hetzelfde moment publiceert Thich Quang Do, de directeur van het Instituut voor de Verspreiding van het Geloof van de illegale Verenigde Boeddhistische Kerk zijn Acht actiepunten voor democratie in Vietnam.
Op zijn nieuwe parochie verzorgt Van Ly een gebedsdienst ’s morgens en ’s avonds. Hij bezoekt de eenzamen en zieken, en verbetert de levensomstandigheden van de armste inwoners. Met buitenlandse hulp krijgen de bamboewoningen eerst een stenen vloer en later bakstenen muren. En studenten krijgen de mogelijkheid verder te studeren. Wegens het belang van een goede opleiding geeft hij lessen Frans en Engels en richt na de overbrenging van de computers uit Nguyet Bieu een computerklas in.
Eerste getuigenis voor het Amerikaans Congres
Van Ly krijgt een uitnodiging om op 13 februari 2001 te getuigen voor de Commissie Internationale Religieuze Vrijheid van het Amerikaanse Congres in Washington DC. Omdat de regering een uitreisvisum weigert, beantwoordt hij schriftelijk drie vragen: Waarmee worden de religieuze verenigingen geconfronteerd? Moet het Congres de handelsovereenkomst met Vietnam ratificeren? Op welke manier kan de Verenigde Staten op korte en op lange termijn bijdragen religieuze vrijheid tot stand te brengen?
Op basis van een actualisering van zijn eerder gepubliceerde teksten geeft Van Ly een kritische kijk op de toestand. Grote aandacht krijgt de tragiek van de seminaries. “Informanten van het regime kunnen vrij toetreden, terwijl de toegang wordt geweigerd aan wie bij herhaling uitmuntende scores haalt op de ingangsexamens van de kerk.” In een aantal bisdommen komt de pastorale dienstverlening in het gedrang door het verbod op de wijding van priesters. En de bisdommen Hung Hoa, Hai Phong en Bui Chu wachten al acht jaar op een nieuwe bisschop. Verder hekelt Van Ly het gebrek aan vrije meningsuiting: “Wie daarvoor opkomt, moet vrezen voor zijn eigen leven, de veiligheid van zijn familie en zich voorbereiden op het martelaarschap. Op 7 februari 2001 vond de veiligheidspolitie bij mijn assistenten een discette met het ontwerp van deze tekst. Zij zijn de hele nacht vastgehouden en ondervraagd.” Van Ly vraagt niet langer de religieuze voorkeur op de identiteitskaarten te vermelden en herhaalt zijn stokpaardjes: de aanstelling van de priesters door de kerk, de teruggave van de kerkeigendommen en de vrijlating van de religieuze gevangenen. Hij adviseert het handelsakkoord met Vietnam niet te ratificeren zolang de fundamentele vrijheden worden onderdrukt.
Op dezelfde bijeenkomst wordt ook een tekst voorgelezen van de 34-jarige journalist Nguyen Vu Binh, van 1992 tot 2000 de economische verslaggever van het dagblad Tap Chi Cong San. Na zijn ontslag uit protest tegen het monopolie van de communistische partij wordt hij een vurige pleitbezorger van de democratie en een meerpartijensysteem.
Mediacampagne tegen Van Ly
Ondanks de publicatie op het internet kunnen door de scherpe overheidscontrole slechts weinigen in Vietnam de tekst van Van Ly lezen. Wel gaan de media in de tegenaanval. Het persagentschap VNA verklaart dat de hoorzitting “alleen maar ten goede komt aan de kleine groep overzeese Vietnamezen die er op uit is onlusten los te weken en het land voor hun persoonlijk belang te ondermijnen.” Het legerdagblad Quan Doi Nhan Dan bekritiseert Van Ly: “Met zijn uitnodiging om buitenlandse vijandige krachten tussenbeide te laten komen, plaatst hij een slang in het eigen hoenderhok.” Ook het partijdagblad Nhan Dan velt een streng oordeel: “Welk een gek idee heeft hij! Hij schaadt de moraliteit, de opvattingen en de ziel van tachtig miljoen Vietnamezen. Ironisch genoeg verkondigt Van Ly dwaze en ongegronde laster en verdraait hij de feiten.” Phan Thuy Thanh, de woordvoerster van de minister van Buitenlandse Zaken, zegt in de Asian Wall Street Journal: “Veel Vietnamezen bekritiseren Van Ly omdat zijn uitspraken ingaan tegen de belangen van het volk. De handelsbetrekkingen tussen Vietnam en de Verenigde Staten mogen niet worden beïnvloed door acties van personen die deze moedwillig ondermijnen.”
De regeringsgezinde priester Vo Van Tan oordeelt dat Van Ly ingaat tegen de leer van de kerk: “Een priester moet de godsdienst onderwijzen en de mensen helpen de Bijbel te beleven, maar zich niet inlaten met economie en politiek. Van Ly is een saboteur van de christelijke religie. Hij moet worden gestraft door de aartsbisschop en de regering.” Het blad Quan Doi Nhan Dan treedt die eis bij: “Hoewel het gefrustreerde publiek, de katholieken inbegrepen, de reactionaire activiteiten van Van Ly veroordeelt, zet hij die verbeten en uitdagend voort. Hij doet geen moeite te verbergen een marionet te zijn van de vijandige krachten in vreemde landen. Iedereen kent de kwade handelingen van Van Ly en wil dat hij streng wordt gestraft. De verwondering is dan ook groot dat hij zich nog altijd provocatief gedraagt, de wet negeert en woorden verspreidt die de katholieken opruien. Van Ly heeft niet één teken gegeven van wroeging of zelfcorrectie. Moeten de autoriteiten niet dringend de verspreiding van zijn giftige ideeën voorkomen?”
Administratief arrest en negentien dagvaardingen
Nguyen Vu Binh, wiens getuigenis eveneens is voorgelezen in het Amerikaanse Congres, komt onder huisarrest. En het Volkscomité van de provincie Thua Thien Hue plaatst op 26 februari 2001 Nguyen Van Ly bij decreet twee jaar onder administratief arrest in An Truyen met beperkte bewegingvrijheid “wegens wetsovertredingen en het bedreigen van de nationale veiligheid.” Hij moet een toelating vragen om het dorp te verlaten en iedere week zijn activiteiten oplijsten. Het verbod om voor te gaan in de eucharistie blijft van kracht. Bovendien voorkomt een controlepost aan de enige weg naar An Truyen het bezoek van buitenstaanders. Op 27 februari 2001 omsingelen tweehonderd veiligheidsagenten de kerk waar evenveel gelovigen zijn verzameld. Zeven kaderleden maken het decreet kenbaar. Maar Van Ly kondigt aan dat te zullen negeren.
Vervolgens stelt hij het regime aan de kaak op een manier die ongezien is in een communistisch land. Hij schrijft tussen 11 maart en 9 mei 2001 negentien dagvaardingen. Die belichten in zijn inmiddels bekende uitvoerige manier van schrijven telkens één aspect van de schendingen van de mensenrechten en de religieuze onderdrukking. Boven iedere dagvaarding staat de slogan Gebrek aan onafhankelijkheid – Verlies van vrijheid – Geen geluk, een parodie op woorden Onafhankelijkheid – Vrijheid – Geluk op de officiële briefhoofden. Parochianen brengen de teksten heimelijk bij Peter Phan Van Loi die ze op het internet plaatst.
Op 9 april 2001 woont het Noorse parlementslid Lars Rise met honderden gelovigen een avonddienst bij in de kerk van An Truyen en ontmoet na afloop Van Ly. Twintig minuten later meldt zijn assistent dat de politie het gebouw heeft omsingeld. Rise en zijn gevolg worden gearresteerd en tot drie uur ’s nachts ondervraagd. ’s Anderendaags gaat dat verhoor vanaf acht uur verder en kort na de middag wordt de delegatie in Da Nang op een vliegtuig gezet naar Ho Chi Minh Stad en het land uitgewezen. Amnesty International meldt dat de politie een aantal dorpelingen vasthoudt dat tijdens het bezoek van Rise de gebedsdienst heeft bijgewoond.
Montagnards zwaar aangepakt
Het rapport Religious Intolerance - Recent arrests of Buddhists van Amnesty International krijgt internationale weerklank en het sluimerende conflict met de Montagnards leidt tot de ergste onlusten sinds de communistische machtsovername. Die bergvolkeren in de centrale hooglanden worden gediscrimineerd wegens hun steun aan de Amerikanen tijdens de oorlog en hun engagement binnen de protestants evangelische kerken. Hier liggen ook de roots van de verzetsbeweging FULRO die zich tot 1992 met de wapens heeft verzet tegen het regime. De Montagnards zien met lede ogen hoe na 1975 duizenden hectare regenwoud, hun voorouderlijke gronden, zijn gerooid om plaats te maken voor koffieplantages. Die operatie gaat ook gepaard met een massale immigratie. Met de steun van Frankrijk, de Europese Unie en de Wereldbank wordt Vietnam in de jaren 1990 de op een na grootste koffie-exporteur ter wereld, hoewel door de productie van vijftien miljoen zakken per jaar de wereldkoffieprijs instort.
Na de arrestatie en de foltering van twee Montagnards in de stad Pleiku in de provincie Gia Lai op 3 februari 2001 vindt een gewelddadige confrontatie plaats met de ordediensten. De onrust slaat over naar de aangrenzende provincie Dak Lak. Overheidsgebouwen worden vernield en bij rellen vallen honderden zwaar gewonden. De regering stuurt dertien legerregimenten om orde op zaken te stellen en sluit honderden huiskerken. Helikopters en patrouilles kammen de jungle uit op zoek naar onruststokers. Religieuze bijeenkomsten worden verboden en het natuurpark Yok Don sluit zijn deuren. Journalisten zijn niet langer welkom in de provincies Gia Lai en Dak Lak. Aan de basis van die harde aanpak ligt de vrees voor een heropflakkering van het geweld van de FULRO-beweging.
De gearresteerde leiders worden gemarteld en gedwongen publieke spijtbetuigingen af te leggen. Toch blijft het in de hermetisch afgesloten centrale hooglanden onrustig. Eind april 2001 steekt bij een demonstratie van de Hoa Hao-sekte een vrouw zichzelf in brand. Van de duizenden Montagnards die ondanks de sluiting van de grens naar Cambodja ontkomen, krijgen 905 politiek asiel in de Verenigde Staten.
Nieuwe partijleider Nong Duc Manh
In de aanloop naar het Negende Congres van de Communistische Partij publiceert de Interreligieuze Raad in overleg met de Overzeese Vietnamese Religieuze Raad op 30 april 2001 een eerste gemeenschappelijke verklaring. De Verenigde Naties en de regeringen wereldwijd worden gevraagd druk uit te oefenen op de regering in Hanoi om de religieuze vervolging stop te zetten. Het congres zelf bezegelt het lot van partijleider Le Kha Phieu. In oktober 2000 hadden premier Vo Van Kiet, president Le Duc Anh en voormalig partijleider Duo Muoi hem beschuldigd van een gebrek aan capaciteiten. Dat was du jamais vu in de Vietnamese politiek. Voor het Centraal Comité verdedigt Le Kha Phieu zich als een duivel in een wijwatervat. Maar de beschuldigingen over nepotisme, de falende strijd tegen de corruptie en de oprichting van de A10 als parallelle geheime dienst ondermijnen zijn positie.
Het congres promoveert de 61-jarige parlementsvoorzitter Nong Duc Manh tot de nieuwe sterke man. Deze pragmatische centrumfiguur is de eerste partijleider zonder oorlogsverleden. Hij heeft een academische titel, behoort tot de etnische minderheid van de Thai en zou een natuurlijke zoon zijn van Ho Chi Minh. Nong Duc Manh kondigt aan te zullen vechten tegen het negativisme, de bureaucratie, de verspilling en de corruptie. Want volgens een intern onderzoek is de helft van de kaderleden van de partij corrupt. En het Hongkongse consultancybedrijf Perc meldt dat wegens de grote autonomie van de provinciale leiders de corruptie sinds de crisis van 1997 nog is toegenomen. Wel hebben deze laatste hun machtspositie aanzienlijk vergroot. Het aantal leden met een provinciale achtergrond in het Centraal Comité van de partij is in de periode 1982-2001 gestegen van 15,6 naar 41 procent. Een extra zitting van het partijcongres beslist in maart 2002 dat partijleden een eigen bedrijf mogen beginnen zolang ze zich een goed ondernemer tonen, hun geld legaal verdienen en anderen mee van hun rijkdom laten genieten.
Tweede getuigenis voor het Amerikaanse Congres
Op vraag van Elliott Abrams, de voorzitter van de Commissie voor Internationale Religieuze Vrijheid van het Amerikaanse Congres, gaat Van Ly in een tweede getuigenis dieper in de vervolging van de Vietnamese katholieke kerk. Inhoudelijk bevat de tekst die op 16 mei 2001 wordt voorgelezen weinig nieuwe elementen en tot ontgoocheling van Van Ly slaat die getuigenis in eigen land niet in als een bom.
Bovendien kwetst hij door zijn koppig karakter onbedoeld medestanders. Zo laat Hoang Trong Dung die voor zijn strijd voor religieuze vrijheid door de overheid is mishandeld, per ongeluk een computer vallen. Daarbij breekt de harde schrijf die veel geld kost. Van Ly blijft dat Hoang Trong Dung kwalijk nemen, hoewel hij het goed met hem meent. Maar hun relatie bekoelt.
Ondertussen maakt Van Ly de belofte niet waar om in het voorjaar van 2001 zijn zieke moeder Tran Thi Kinh te bezoeken in Quang Bien. En wanneer ze stervende is, mag hij zijn woning niet verlaten. Wel neemt hij op 16 mei 2001 om 23.00 uur in een lang telefoongesprek afscheid van haar. De vrouw overlijdt vier uur later, niet wetend dat haar zoon kort daarop opnieuw wordt gearresteerd.
Zeshonderd agenten arresteren Van Ly
Hoewel diplomaten een soepeler opstelling verwachten van partijleider Nong Duc Manh inzake de mensenrechten en de godsdienstvrijheid, worden de dissidenten opnieuw hard aangepakt. De eerste in de rij is Nguyen Van Ly. Op 17 mei arresteren zeshonderd agenten hem in zijn kerk, want de politie wil groter in aantal zijn dan de gelovigen. “Om half vijf ’s morgens horen we luidruchtige stappen voor de kerk,” vertelt een ooggetuige. “De aanwezigen bidden, zoals iedere dag, eerst het Rozenhoedje. Plots dringt een groot aantal politieagenten de kerk binnen. De gelovigen die roepen ‘Red onze priester!’ worden geslagen met gummiknuppels en elektrische matrakken. Een oude vrouw die de hele nacht heeft gewaakt, wordt op de grond gegooid en krijgt schoppen. Wanneer een man van zeventig die al honderd dagen de wacht houdt in de kerk de deur van de parochiezaal wil openen, beletten politieagenten hem dat. Door het gebruik van elektrische matrakken vertoont heel zijn lichaam bloedvlekken. Ook de gelovigen in de zaal worden manu militari naar buiten geleid. Ze staat tegen de muur en wie zich beweegt, krijgt slagen. Terwijl Van Ly wordt afgevoerd, bewaakt de politie de huizen van alle gelovigen. Niemand mag zijn woning verlaten.”
’s Anderendaags stappen tweehonderd gelovigen naar de zetel van het Volkscomité. Op de vraag van de politie “Waarheen gaan jullie?” antwoorden de kinderen die voorop lopen: “Wij gaan onze priester zoeken. Breng onze priester terug!” De opgeroepen politieversterking slaat de gelovigen met elektrische matrakken uit elkaar. Maar ze roepen: “Breng onze priester terug”, “Weg met het terreurregime” en “Religieuze vrijheid of dood”. Een jonge vrouw vraagt: “Waar hebben jullie hem verstopt? Wanneer jullie hem hebben gedood en clandestien begraven, breng ons dan zijn lichaam.” Wanneer de politie ermee dreigt haar neer te schieten, roept ze: “Ik ben klaar om te sterven! Schiet!” Nadat de gelovigen wordt verboden te bidden aan het beeld van Onze-Lieve-Vrouw op het kerkplein, gaan ze, op de voet gevolgd door de politie, naar de kerk. Bij het binnengaan, moet iedereen zijn strooien hoed afnemen voor de agent die het gebeuren filmt.
Vanuit het geloof van Van Ly in de eerlijkheid van ieder mens ligt in een open lade in de sacristie tweeduizend dollar voor de aankoop van een generator voor de kerk. Maar de de agenten nemen het geld mee zonder daarvan melding te maken in hun verslag. Het officiële persagentschap VNA voert parochiaan Nguyen Thi Khoa ten tonele: “In tegenstelling tot andere priesters die het geloof verkondigen en de katholieken helpen volgens de Bijbel te leven binnen de natie, vuurt Van Ly de gelovigen aan land in beslag te nemen, verhindert hen mee te werken aan de irrigatie en veroorzaakt onrust. Zijn arrestatie komt te laat.” De parochianen die het stuk kerkgrond bewerken, krijgen het verbod dat verder te doen.
Vijftien jaar opsluiting
Zoals bij de dood van zijn vader in 1983, mag Van Ly de uitvaart van zijn moeder niet bijwonen. Hij zit in de Thua Phu gevangenis in Hue waar hij al eerder heeft verbleven. In die periode verdwijnen nog religieuze leiders achter de tralies. Thich Quang Do, de 73-jarige leider van de ondergrondse Verenigde Boeddhistische Kerk, moet zich voor een Volkscomité in Ho Chi Minh Stad verantwoorden voor een aantal “misleidende uitspraken”. En in de zuidelijke stad An Giang krijgen Ho Van Trong en Truong Van Duc van de Hoa Hao sekte voor hun deelname aan protestmarsen respectievelijk vier en twaalf jaar cel.
Op 19 oktober 2001 beschuldigt het Provinciaal Volksgerechtshof van Thua Thien tijdens een twee uur durend proces zonder publiek Van Ly van “ongehoorzaamheid bij het naleven van het bevel tot huisarrest en het vernietigen van de nationale solidariteitspolitiek”. Zonder de inbreng van een advocaat of een vertegenwoordiger van het aartsbisdom krijgt hij vijftien jaar cel en vijf jaar huisarrest. He partijdagblad Nhan Dan oordeelt dat “saboteur Van Ly” best tevreden zijn die “lichte straf”.
Tweede verblijf in kamp Nam Ha in Ba Sao AANVULLEN
Eerste strafvermindering
Medio 2003 bepleiten het Britse parlementslid David Alton, sinds de jaren 1980 een notoir verdediger van de religieuze dissidenten wereldwijd, met zijn Amerikaanse collega, Joseph Pitts, tijdens een bezoek aan Vietnam bij eerste minister Phan Van Khai de vrijlating van Nguyen Van Ly. Het hoofd van het Bureau voor Religieuze Aangelegenheden, Le Quang Vinh, dat ook aanwezig is, onderstreept dat Van Ly is gearresteerd voor zijn subversieve activiteiten: “Hij brengt de bevolking van steek, moedigt hun illegaal recht aan zich land toe te eigenen, liegt dat er geen werkelijke vrijheid bestaat in Vietnam en weigert de autoriteiten te gehoorzamen en hun controle te aanvaarden. Verder bewapent hij zijn medestanders om de autoriteiten te bevechten.” Op de vraag van Alton waar Van Ly die wapens heeft gekocht, antwoordt Le Quang Vinh “het gaat niet over vuurwapens, wel over stokken en messen.”
Toch heeft die tussenkomst effect. Het gerechtshof van de provincie Ha Nam brengt op 26 augustus 2003 de gevangenistermijn van Van Ly terug naar tien jaar. Ondanks de belofte van een open proces, zijn het publiek en de pers ook nu niet welkom. Die strafvermindering is vooral bedoeld om het imago van het regime in het buitenland op te poetsen. De vereniging Freedom Now, een bemiddelingsorganisatie voor gewetensgevangenen met zetel in de Amerikaanse hoofdstad Washington DC, treedt voortaan op als internationale advocaat van Van Ly.
Religieuze activiteiten scherper gecontroleerd
In januari 2002 gaan de Vietnamese bisschoppen voor het eerst naar Rome voor het vierde ad liminabezoek. Maar de inspraak van de regering bij de benoemingen blijft een struikelblok voor het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan. In de pastorale brief De missie van de katholieke kerk in Vietnam vandaag om het Goede Nieuws te verkondigen roepen de bisschoppen de gelovigen op gebruik te maken van de nieuwe communicatiemiddelen.
Na nieuwe protesten in de centrale hooglanden in januari 2003 wil de regering door een nog strengere controle van de godsdiensten verdere etnische en religieuze spanningen voorkomen. Partijleider Nong Duc Manh roept bij de opening van een negendaags congres over de godsdienstvrijheid op tot een nieuwe religieuze politiek die de maatschappelijke stabiliteit waarborgt. De partij blijft vanuit die hoek immers vrezen voor een ondermijning van haar machtsmonopolie. Vooral de razendsnelle groei van de protestants-evangelische huiskerken baart hen zorgen. Ondanks beperkende maatregelen, zoals het verbod op religieus onderricht, is het aantal volgelingen gestegen met zeshonderd procent. Er gelden beperkingen voor publieke activiteiten zoals de bedevaart naar La Vang en de jaarlijkse herdenking van het overlijden van de stichter van de Hoa Hao die honderdduizenden gelovigen op de been brengt. De religieuze leiders mogen niet langer standpunten vertolken die afwijken van de regeringspolitiek. Dat het ernst is, blijkt uit de veroordeling van drie leiders van de ondergrondse Verenigde Boeddhistische Kerk die een ledencongres voorbereiden. Onder hen de 84-jarige patriarch Thich Huyen Quang die sinds 1982 onder huisarrest staat. Wel ontmoet hij eerste minister Phan Van Khai, dat is een primeur, en komt even later vrij. Wanneer de Verenigde Boeddhistische Kerk in oktober 2003 in de provincie Binh Dinh een niet toegelaten conferentie houdt, worden de leiders zonder proces veroordeeld.
Op 19 november 2003 kapittelt het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden in Resolutie 427 de Vietnamese regering voor de onderdrukking van de boeddhisten en de schendingen van de mensenrechten. Wanneer ook het Europese parlement een motie in die zin goedkeurt, richten satellietorganisaties van de Communistische Partij in Hanoi vijf protestmeetings in. Maar onverminderd regeert de ijzeren hand. Zo wordt de boeddhistische monnik Trich Tri Luc die politiek asiel heeft gekregen in Cambodja ontvoerd in Phnom Penh en berecht in Vietnam. Even later steekt de 74-jarige boeddhistische monnik Thich Chan Hy zichzelf in brand aan de Lien Hoa pagode in Charlotte-Mechlenburg in de Amerikaanse staat Noord-Carolina. Hij laat een brief na met drie wensen voor Vietnam: vrijheid van religie, respect voor de mensenrechten en democratie. In 2003 bekleedt Vietnam de derde plaats op de Wereldranglijst Christenvervolging van de protestantse organisatie Open Doors. Alleen in Noord-Korea en Saoedi-Arabië is de toestand nog schrijnender. Na drie opeenvolgende negatieve jaarrapporten van de Commissie Religieuze Vrijheid van de Verenigde Staten zet de minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, Vietnam in september 2004 op de lijst van de Landen van Bijzonder Belang. Dit betekent dat de Amerikaanse regering sancties kan uitvaardigen.
Zware straffen voor politieke dissidenten
Uit vrees voor chaos zoals in de voormalige Sovjet-Unie beloven de bewindvoerders een geleidelijke overgang naar de democratie. Toch is dat een doekje voor het bloeden, want iedere dissidente stem wordt onverbiddelijk de kop ingedrukt. Dat ondervindt de 33-jarige dokter Pham Hong Son die een vertaling van het artikel Wat is democratie? post op de website van de ambassade van de Verenigde Staten in Hanoi en enkele exemplaren uitdeelt aan vrienden. Hij krijgt wegens spionage dertien jaar opsluiting. Na de bekroning met de Hellman/Hammettprijs voor vervolgde schrijvers door Human Right Watch wordt die straf herleid tot vijf jaar. En in december 2002 belandt de dissident Nguyen Khac Toan eveneens op beschuldiging van spionage twaalf jaar achter de tralies.
De overheid probeert met alle mogelijke middelen haar greep op het internet te behouden. De burgers moeten zich ofwel abonneren bij een officiële netaanbieder ofwel laten registreren. Filters blokkeren de toegang tot websites die pornografie en antiregeringspropaganda verspreiden. Door de vele beperkingen heeft in 2003 maar 1,25 procent van de bevolking toegang tot het internet. De eigenaars van de vierduizend internetcafés krijgen de opdracht hun bezoekers beter in het oog te houden. Voor het kritische artikel Enkele gedachten bij het Chinees-Vietnamese grensakkoord dat journalist Nguyen Vu Binh op het internet post, krijgt hij zeven jaar gevangenisstraf. Door de loden censuur en de beperkte mogelijkheden voor het drukken of kopiëren van teksten komt alleen zeldzaam kritiek aan de oppervlakte. Voor zijn oproep alle dissidenten vrij te laten, verdwijnt de 78-jarige Tran Dung Tien, een voormalige lijfwacht van Ho Chi Minh, tien maanden achter de tralies.
Vreedzame demonstraties van Montagnards hardhandig onderdrukt
Op de vooravond van Pasen 2004 houden de Montagnards nieuwe vreedzame demonstraties tegen de inbeslagname van hun voorouderlijke gronden en de beperking van de religieuze vrijheid. Achter het spandoek Moak Hrue Yesus Kgu Hdip – Een gelukkige dag want Christus is verrezen, stappen zij vanuit hun vroegere dorpen naar de provinciehoofdsteden. Voor de gebouwen van de communistische partij houden naar schatting 130.000 Montagnards publieke gebedswakes.
Maar zoals in 2001 treedt de overheid handhandig op. Daarbij vallen enkele doden en vierhonderd gewonden, terwijl honderden demonstraten worden opgepakt. Wat precies is gebeurd, valt moeilijk te achterhalen want het gebied blijft hermetisch afgegrendeld van de buitenwereld. De regering legt de bewegingsvrijheid van de bergvolkeren nog sterker aan banden. Zo kunnen zij niet langer politiek asiel vragen in Cambodja.
Laos en Cambodja omarmen vrije markteconomie
In het straatarme Laos voeren de communistische bewindvoerders begin de jaren 1990 op hun beurt de vrije markteconomie in en het land wordt lid van de Asean. Maar het openen van de deuren voor buitenlandse investeerders en de privatisering van de overheidsbedrijven levert weinig op. Want alleen met goedkope werkkrachten krijg je geen economie op de rails. En tijdens de crisis in 1997 decimeert de waarde van de kip, de nationale munt. Generaal Khamtai Siphandon van de Laotiaanse Revolutionaire Volkspartij die in 2001 een derde ambtstermijn begint als president, houdt de touwtjes strak in handen. Volgens Amnesty International worden de mensenrechten nog altijd op grote schaal geschonden.
In Cambodja blijft premier Hun Sen de onbetwiste leider, hoewel zijn regerende Volkspartij Chea Sim op 28 juli 1998 andermaal de verkiezingen verliest van de royalistische Funcinpec. Op 29 oktober 2004 wordt Norodom Sihamoni de nieuwe koning in vervanging van zijn zieke vader, Norodom Sihanouk, die op 5 oktober 2012 overlijdt. In 2005 omarmt ook Hun Sen de vrije markteconomie, waarna de Cambodjaanse economie jaarlijks groeit met elf procent. Toch kan Cambodja de schaduw van het oorlogsverleden maar niet afgooien. De naar schatting vier tot zes miljoen mijnen die nog dagelijks slachtoffers maken, hangen als een zwaard van Damocles boven deze samenleving met nog 85 procent landbouwers. Na de dood van Pol Pot in april 1998 geeft premier Hun Sen amnestie aan Khieu Samphan en Nuon Chea, twee voormalige leiders van de Rode Khmer.
Na zes jaar onderhandelen, richten Cambodja en de Verenigde Naties in juni 2003 een tribunaal voor de berechting van vijf voormalige kopstukken van de Rode Khmer. Op de lijst staan staatshoofd Khieu Samphan, minister van Buitenlandse Zaken Ieng Sary en diens vrouw, minister van Sociale Zaken Ieng Thirith, ideoloog Nuon Chea en Kaing Guek Eav of Duch, de slachter van Tuol Sleng. Maar het begin van de werkzaamheden wordt voortdurend uitgesteld. Dat voormalige toplui van de Rode Khmer, onder wie premier Hun Sen, alle sleutelposities bekleden, is daar niet vreemd aan. Wanneer het proces in februari 2009 dan toch begint, bevriest het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties wegens corruptie de betaling van de lonen. En even later stapte de Canadese aanklager Robert Petit op uit protest tegen de bureaucratie. Op 26 juli 2010 krijgt Duch 35 jaar gevangenisstraf en in november 2011 begint het proces tegen de andere verdachten. Maar in september 2012 komt de tachtigjarige Ieng Thirith vrij omdat ze wegens de ziekte van Alzheimer geestelijk niet meer kan terecht staan. Ook de 87-jarige Ieng Sary kampt met gezondheidsmoeilijkheden. Omdat dit ingewikkelde proces traag vordert, is de kans reëel dat de verdachten nog voor de uitspraak overlijden.
8. Geweldloos blijven vechten voor vrijheid (2005-2007)
Van kleine cel naar grote gevangenis
Het Vietnam Human Rights Network dat in de Verenigde Staten is gevestigd, kent op 8 december 2002 zijn eerste Vietnam mensenrechten award toe aan Nguyen Van Ly en de boeddhistische leider Thich Quang Do. Op 16 juni 2003 krijgen beiden met de boeddhist Thich Huyen Quang de Homo homini award van de Tsjechische organisatie Mensen in Nood. En op 26 juni 2004 schenkt de Eichstätt-Ingolstadt universiteit in Duitsland aan Van Ly de Shalom award. De onderscheiding drie jaar opeenvolgend van instellingen uit drie landen, illustreert de internationale waardering voor zijn vredevolle strijd. Het Amerikaanse Congres vraagt op 31 maart 2004 in een resolutie de vrijlating van Van Ly en ook kardinaal Theodore E. McCarrick, de aartsbisschop van Washington DC, dringt daar op aan.
Die interventies lonen, want Van Ly krijgt opnieuw strafvermindering. Hij staat op de amnestielijst van de 8.323 gevangenen die op 31 januari 2005 vrijkomen naar aanleiding van het Tet feest. Dat geldt ook voor de boeddhistische monnik Thich Thien Minh en fysicus Nguyen Dan Que. Deze laatste die in 2001 is genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede heeft sinds 1978 bijna twintig jaar in de kampen doorgebracht. “In de plaats van in een kleine cel, zit ik nu in een grote gevangenis,” zegt hij bij zijn vrijlating. Dat geldt ook voor Van Ly, want hij staat onder huisarrest in het aartsbisschoppelijk paleis in Hue. Zijn broer, Nguyen Hoang An die in 1983 naar Australië is geëmigreerd, stelt voor in zijn voetspoor te treden. Maar Van Ly weigert: “Mijn strijd voor mensenrechten en religieuze vrijheid ligt in Vietnam, niet in Australië.” De Priestervereniging Nguyen Kim Dien eist de opheffing van het huisarrest.
Herdenking val van Saigon
Vietnam herdenkt op 30 april 2005 de dertigste verjaardag van de val van Saigon. Hoewel het land nog altijd zijn oorlogswonden likt, wil het daaraan almaar minder worden herinnerd. Op de stranden ruimen de achtergelaten Amerikaanse tanks plaats voor vijfsterrenhotels want het toerisme kent een explosieve groei. En met een jaarlijks groeicijfer van zeven procent gaat het Vietnam economisch opnieuw voor de wind. Hoewel een derde van de bevolking nog altijd in armoede leeft en twintig procent werkloos is, stijgt het bruto binnenlands product per inwoner boven 300 dollar. De regering gaat er trots op de grootste uitvoerder ter wereld te zijn van instantkoffie en de op twee na grootste exporteur van rijst.
Tijdens het bezoek van eerste minister Phan Van Khai aan de Verenigde Staten in juni 2005 prijst president George W. Bush de economische vooruitgang en de toegenomen religieuze vrijheid. Hij steunt de toetreding van Vietnam tot de Wereldhandelsorganisatie. Hoewel Van Khai herhaalt dat “Vietnam geen gewetensgevangenen heeft”, wordt in verschillende steden gedemonstreerd voor religieuze vrijheid. Congreslid Christopher Smith publiceert een lijst met 77 acties die de overheid het voorbije jaar heeft ondernomen tegen de Mennonitische kerk. Nadat een Vietnamese delegatie op het Vaticaan de wens heeft uitgedrukt diplomatieke betrekkingen aan te knopen, volgt een tegenbezoek van kardinaal Crescenzio Sepe, de prefect van de Congregatie voor de Evangelisering van de Volkeren. Op 24 november 2005 worden 57 priesters gewijd, het grootste aantal sinds 1975.
Opkomen voor vrije meningsuiting en vrije verkiezingen
De Vietnamese programma’s die radio Hoa Mai vanaf mei 2005 vanuit Zuid-Californië via de korte golf uitzendt, besteden grote aandacht aan het respect voor de mensenrechten en de democratie. In een nieuwe campagne van brieven, protesten en oproepen verbreedt Van Ly vanaf augustus 2005 zijn focus naar de burgerlijke vrijheden. Voor hem zijn de vrijheid van meningsuiting, het recht op vereniging en het stemrecht nauw verwant met de religieuze vrijheid. Hij houdt op 17 oktober 2005 mee de pen vast van de Oproep voor meerpartijenverkiezingenen en de boycot van de éénpartijverkiezing in 2007 van de Priestervereniging Nguyen Kim Dien. Dat is het eerste prodemocratische geluid in de aanloop naar het Tiende Congres van de Communistische Partij van 2006 en de parlementsverkiezingen van 2007. Kort daarop schrijft Van Ly de pamfletten: Boycot van de éénpartijverkiezing in 2007 en Tien noodzakelijke voorwaarden om bij de verkiezingen voor het nationaal congres van 20 mei 2007 te kunnen spreken van een meerpartijen, vrije en eerlijke verkiezingen en een waarschuwing voor een algemene boycot.
De Priestervereniging Nguyen Kim Dien schrijft in haar Oproep voor vrijheid van spreken en meningsuiting op 20 februari 2006: “Kerkleiders en intelectuelen moeten consequent handelen vanuit hun rol als spirituele leiders en hun capaciteiten gebruiken om de waarheid te verspreiden via de mondiale informatiesnelwegen. Alle burgers wereldwijd, ook in achterlijke landen als het onze, moeten daar toegang tot krijgen.” Dat het gebruik van het internet de autoriteiten zorgen baart, blijkt uit de arrestatie in een internetcafé in Hanoi van cyberdissident Nguyen Khac Toan wegens het raadplegen van verboden internetsites, hoewel hij nog maar pas de gevangenis heeft verlaten.
Bloc 8406
In hun geweldloze strijd voor democratie bundelen in de Verenigde Staten vijf prodemocratische verenigingen op 1 januari 2006 hun krachten in Dang Vi Dan Viet Nam of de Vietnamese Populistische Partij, de VPP. De stichter is Nguyen Cong Bang en priester Hong Trung coördineert de ondergrondse werking in Vietnam. De VPP lanceert vanuit de stad Houston de website www.dangvidanvietnam.net. Daarnaast heeft de prodemocratische partij van Vietnamese ballingen Dang Nhan Dan Hanh Dong Viet Nam of Actiepartij van het Vietnamese Volk, de PAP, van Nguyen Si Binh haar uitvalsbasis in Cambodja. En Do Hoang Diem staat in de Verenigde Staten aan de wieg van de doorstart van de in 1982 opgerichte beweging Viet Nam Canh Tan Cach Mạng Dang of de Vietnamese Hervormingspartij, de VRP. Die is bekend onder de afkorting Viet Tan en de website www.viettan.org.
In Vietnam zelf treedt kort voor begin van het Tiende Congres van de Communistische Partij op 18 april 2006 een groep dissidenten openlijk naar buiten. Van dat bonte gezelschap maken boeddhistische monniken, katholieke priesters, voormalige communisten, oorlogsveteranen, academici, leraren, schrijvers, zakenlui en gewone burgers deel uit. De leidende figuren zijn Do Nam Hai, de professoren Hoang Minh Chinh en Nguyen Chinh Ket, advocaat Nguyen Van Dai, de leider van de Hoa Hao boeddhisten Le Quang Liem, de mennotitische priester Nguyen Hong Quang, redemptorist Stephen Chan Tin en Nguyen Van Ly.
Op 6 april 2006 draagt het Manifest over vrijheid en democratie voor Vietnam 116 handtekeningen. De rode draad in die striemende aanklacht is het schrappen van artikel 4 van de grondwet dat het machtsmonopolie toekent aan de communistische partij, en de erkenning van de democratische partijen. Twee dagen later, op 8 april, circuleert op het internet het roemruchte Democratisch manifest voor democratie en vrijheid in Vietnam. Die vier pagina’s tellende analyse over de toestand na de communistische machtsovername in 1975 bepleit de volledige vervanging van het huidige politieke systeem. De éénpartijstaat moet plaats ruimen voor pluralisme en competitie tussen partijen. De 118 ondertekenaars vragen de scheiding tussen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Verder eisen ze de onvoorwaardelijke vrijheid van informatie, opinie, religie,vereniging en vergadering; en het vrij lidmaatschap van onafhankelijke vakbonden. Ze willen dat doel bereiken op een vredevolle manier. Verwijzend naar de datum noemt de beweging Khoi 8406 of Bloc 8406. “Het is uitzonderlijk dat honderden burgers vrij en vrank hun steun betuigen aan politieke veranderingen,” vertelt Brad Adams van Human Right Watch.
De overheid grijpt evenmin in wanneer Nguyen Van Ly, Stephen Chan Tin en Peter Phan Van Loi op 15 april zowel in een gedrukte versie als inline het eerste nummer verspreiden van het ondergrondse magazine Tu do Ngôn luan – Vrijheid van spreken. Dat belicht diverse aspecten in verband met de rechtspraak, de religie, de politiek en de samenleving. “Al wordt het magazine voor onze arrestatie maar éénmaal verspreid,” zegt Peter Phan Van Loi, “toch is dat de moeite waard. Het toont aan dat we er niet voor terugdeinzen onze rechten uit te oefenen.” Eind april verschijnt het tweede nummer. Daarnaast groeperen reporters en bloggers zich in de ondergrondse Vrije Vereniging van Vietnamese Journalisten. De overheid belet alleen dat Duong Phu Cuong en Nguyen Huy Cuong in de Filippijnse hoofdstad Manilla de conferentie Vrije uitdrukking in de Aziatische cyberspace bijwonen.
Continuïteit belangrijker dan verandering
In de aanloop naar het Tiende Congres van de Communistische Partij vraagt het Centraal Comité de mening van de bevolking over de manier waarop je een communistische bestuur verzoent met een open economie en meer democratie. 1.500 ambtenaren, partijleden, veteranen van de revolutie en studenten beantwoorden die oproep. De kranten en officiële websites publiceren een bloemlezing. “De huidige leiders zijn zwak omdat ze zijn afgeweken van het Marxisme-Leninisme. Ze hebben hun revolutionaire vuur en communistische visie verloren,” schrijft Nguyen Van Binh, een voormalig lid van het Politbureau. “Het Marxisme-Leninisme is als een toorts die dooft. Is het logisch zo’n kwijndende vlam nog te gebruiken om ons land te leiden,” vraagt oorlogsheld Dang Van Viet zich af. De meeste waarnemers voorspellen dat alles bij het oude blijft. “Dit is gewoon een propagandaspelletje,” zegt schrijver Tran Manh Hao. Wel hangt over het congres de schaduw van een corruptieschandaal. Hoge ambtenaren, politici en partijfunctionarissen van het ministerie van Transport hebben met miljoenen euro’s ontwikkelingshulp luxewagens gekocht en gegokt op voetbalwedstrijden in Spanje en Engeland. Nguyen Viet Tien, de gokverslaafde onderminister van Transport, wordt gerarresteerd.
Om de druk op de ketel te houden, publiceert Bloc 8406 tijdens het congres de verklaring Tien fundamentele voorwaarden voor een daadwerkelijk vrije en democratische verkiezingen voor de Nationale Vergadering met meerdere partijen in 2007. Op de bijeenkomst blijkt de positie van een aantal veteranen in het Politbureau onhoudbaar. En even staat partijleider Nong Duc Manh ter discussie, maar hij blijft op post. Wel ruimt president Tran Duc Luong plaats voor de 58-jarige Nguyen Minh Triet. Als voormalige partijchef van Ho Chi Minh Stad is hij een zeldzame Zuid-Vietnamees in een topfunctie. En na tien jaar verdwijnt premier Phan Van Khai van het toneel. In zijn plaats komt de 56-jarige Nguyen Tan Dung. “Het nieuwe Politbureau staat onmiddellijk voor een grote test,” zegt Brad Adams van Human Right Watch. “Zal de jongere generatie meer ruimte laten voor dissidentie en pluralisme?” Maar dadelijk blijkt dat de continuïteit primeert op de wil tot verandering. Zo komt niets in huis van de al jaren beloofde onafhankelijke centrale bank, een beter onderwijssysteem en meer transparantie en rechtszekerheid. En aan de strijd tegen de corruptie en de bureaucratie wordt alleen lippendienst bewezen. Waarom? De politici beslissen immers wie wordt vervolgd. En ieder onderzoek naar een hoogeplaatste persoon valt vanzelf stil omdat diens netwerk in actie treedt. Nguyen Viet Tien, de onderminister van Transport, komt na het partijcongres dan ook vrij.
Kopstukken Bloc 8406 opgesloten en vrijgelaten
De generatie jonge en hoogopgeleide intellectuelen van Bloc 8406 plaatst de partij voor haar grootste uitdaging sinds decennia. Want ondanks zijn beperkte omvang boezemt het succes van Bloc 8406 angst in. Op 8 mei, één maand na de lancering, hebben 424 Vietnamezen het manifest onderschreven en op 15 augustus 2006 zijn er dat al 1.843. Daarbij komen nog een paar duizend handtekeningen van Viet Kieu of Vietnamezen van overzee.
Drie prominente ondertekenaars belanden achter de tralies: de auteur van de tekst, Do Nam Hai, de mennotitische priester Nguyen Hong Quang en advocaat Nguyen Van Dai. Op 30 april protesteren de 178 ondertekenaars van de beide manifesten. En Phan Van Loi en Nguyen Van Ly dreigen in hongerstaking te gaan wanneer nog arrestaties volgen. Van Ly verspreidt zijn Profiel van de vredesstrijder in Vietnam vandaag. Die moet aan zeven kenmerken beantwoorden: een spiritueel leven leiden en zich nederig opstellen; rechtvaardig, zuiver en vriendelijk zijn; een accuraat oordeel vellen over het communisme en de regering; vredelievend en vriendelijk zijn in zijn hart; het internet gebruiken; een realistisch toekomstplan uitwerken; en ten slotte de tyrannie onder ogen durven zien.
Na een protestbrief van vijftig leden van het Amerikaanse Congres op 9 mei 2006 komen de drie arrestanten vrij. Wel geldt in de nasleep van het corruptieschandaal vanaf 1 juli 2006 een strengere perswet. Journalisten die de helden van het land of zijn instellingen bekritiseren, riskeren forse boetes.
Vietnamese Vooruitgangspartij VNPP
Bloc 8406 voert de druk op in de aanloop naar de conferentie van de Apec in Hanoi van 15 tot 22 november 2006. Daarop worden talrijke wereldleiders verwacht, waaronder de Amerikaanse president, George W. Bush. Op haar website www.viettan.org waarschuwt de Hervormingspartij VRP: “De favoriete tactiek van het regime bestaat erin de dissidenten op te pakken voor de bijeenkomst en na afloop, wanneer de beoogde privileges zijn verworven.” In een open brief aan de leiders van de Apec-landen noemen drie leden van Bloc 8406, waaronder Nguyen Van Ly, op 5 augustus 2006 “de markteconomie met een socialistische oriëntering een vat vol tegenstrijdigheden dat ongehoord is in de geschiedenis van de economie. De eerste vereiste voor stabiliteit en economische welvaart op de lange termijn is politiek pluralisme.”
Met een razzia waarbij vijf leden van Bloc 8406 worden gearresteerd, wil de overheid de verspreiding van het nieuwe online politiek magazine Vrijheid en Democratie voorkomen dat voor 15 augustus is aangekondigd. Ondertussen werkt Van Ly mee aan de Wegwijzer voor de democratisering van Vietnam, een langetermijnstrategie die voorziet in vier fasen met telkens acht mijlpalen. Het einddoel in Fase 4 is de voorbereiding van vije verkiezingen (Mijlpaal 7) en de goedkeuring door het parlement van een nieuwe grondwet (Mijlpaal 8). Op 22 augustus 2006 ondertekenen 1.872 Vietnamezen, onder wie de voormalige legerofficier Tran Anh Kim, dat vierstappenplan. Om dat doel te bereiken richt Van Ly met de in Duitsland verblijvende priester Dinh Cuan Minh op 8 september 2006 de Dang Thang Tien Viet Nam of de Vietnamese Vooruitgangspartij op. Van Ly treedt alleen op als adviseur van de VNPP omdat een priester traditioneel geen lid van een politieke partij kan zijn. Wel wordt zijn politiek engagement in sommige katholieke milieus op gemengde gevoelens onthaald. Het Amerikaanse republikeinse Congreslid Christopher Smith ontmoet Van Ly tijdens zijn bezoek aan Vietnam in het aartsbisschoppelijk paleis in Hue. Maar even later verhinderen politiemannen in burger het bezoek van een delegatie van Australische parlementsleden.
Daarnaast kent Dang Dan Chu Viet Nam of de Democratische Partij Vietnam een doorstart op initiatief van het 84-jarige voormalige partijlid Hoang Minh Chinh, een medeoprichter van Bloc 8406. De in 1944 opgerichte DVP groeide onder het communistisch bewind uit een marionettenpartij die deel uitmaakte van het Vaderlandfront. Ze telde tot haar opheffing in 1988 enkele parlementsleden.
Repressie voor Apec-top
Voor de regering die naar de gunst van de internationale gemeenschap dingt met het oog op de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie komt dat opborrelende ongenoegen ongelegen. Op Onafhankelijkheidsdag, 2 september, smeren de media de amnestie voor 5.300 gedetineerden breed uit. Tot de gelukkigen behoren gewetensgevangene Ma Van Bay en cyberdissident Pham Hong Son.
Mede op advies van Van Ly richten op 16 oktober 2006 Bloc 8406 en de ondergrondse Verenigde Boeddhistische Kerk de Alliantie voor Democratie en Mensenrechten in Vietnam op. Die bundeling van de krachten in de strijd voor vrijheid, democratie en het respect voor de mensenrechten krijgt een gedegen structuur. Naast het vierkoppig uitvoerend comité telt de adviesraad veertien leden en zijn de118 vertegenwoordigers van lidorganisaties actief in tien commissies.
Beducht voor negatieve publiciteit in de internationale pers laten de autoriteiten de bekendste dissidenten ongemoeid. Alleen advocaat Nguyen Van Dai staat van 9 tot 14 november, de vooravond van de top, onder huisarrest. Wel blijft die maatregel onverminderd van kracht voor Nguyen Van Ly. Door het afzetten van straten, het afsluiten van telefoonverbindingen en het inperken van de bewegingsvrijheid voorkomt de staatsveiligheid contacten van leden van Bloc 8406 met buitenlandse vertegenwoordigers. Wel krijgen de minder bekende oppositiegroepen het hard te verduren. Zo worden de vier leiders van de Verenigde Organisatie van Arbeiders en Landbouwers, een onafhankelijke vakbond, gearresteerd. En Bui Thi Kim Thanh, de 47-jarige advocate, landrechtenactiviste en lid van de Democratische Partij Vietnam, de DPV, wordt geïnterneerd in het psychiatrische ziekenhuis van Bien Hoa. Andere dissidenten en hun familieleden worden gepest, lastig gevallen, ondervraagd of hun computer en gsm in beslag genomen. Vu Hoang Hai wordt zelfs gefolterd.
Lid van Wereldhandelsorganisatie
De foto van de glimlachende Amerikaanse president Bush onder een buste van Ho Chi Minh in Hanoi voorspelt weinig goeds voor de mensenrechtenactivisten. Bush woont een kerkdienst bij en steunt in vage woorden de religieuze vrijheid. Maar op zijn advies schrapt de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condoleezza Rice, Vietnam van de lijst van de Landen van Bijzonder Belang hoewel de religieuze vervolging aanhoudt. Dat tonen het advies aan van de de Amerikaanse Commissie voor Religieuze Vrijheid en het rapport Vietnam voert de onderdrukking van de religieuze vrijheid nog op van Nguyen Van Dai. Omdat de lijst van arrestanten na de Apec-conferentie langer wordt, lanceert Bloc 8406 op initiatief van Van Ly de Dag van de democratie. Geïnspireerd op de Roze revolutie in Georgië en de Oranje revolutie in Oekraïne wordt iedereen gevraagd als vorm van vreedzaam protest elke eerste en vijftiende dag van de maand een witte t-shirt te dragen.
Ondanks het verzet van Christopher Smith keurt het Amerikaanse Congres de permanente handelsrelatie met Vietnam in december 2006 goed. De regering in Hanoi ondertekent de Conventie tegen Dwangarbeid van de Internationale Arbeidsorganisatie en wordt op 10 januari 2007 het 150ste lid van de Wereldhandelsorganisatie. Vietnam krijgt toegang tot meer buitenlandse afzetmarkten, terwijl de opheffing van invoerheffingen en handelsbarrières de eigen markt opent voor buitenlandse bedrijven. Op 31 januari 2007 kondigt het Centraal Comité van de partij de privatisering aan van honderd legerbedrijven in de scheepsbouw, de textielsector, het toerisme, de telecomsector en het bankwezen. Door de stijging van het bruto binnenlands product naar 715 dollar per hoofd van de bevolking daalt de armoede van 38 naar 25 procent. In 2006 verdubbelt de waarde van de aandelen op de Vietnamese beurs en in het eerste kwartaal van 2007, na de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie, stijgen de koersen nogmaals met 43 procent. De waarde van de Ho Chi Min Stock Index piekt naar 1.170 punten. Veel beleggers kopen aandelen met geleend geld.
Grotere religieuze vrijheid versterkt pastorale dynamiek
De stijging van de welvaart gaat gepaard met meer vrijheid. De burgers mogen zich vrij verplaatsen, het reizen overzee is toegestaan en er ontstaat een middenklasse. In de media zijn de verhalen over corruptie en wetsovertredingen niet langer taboe. Op 25 januari 2007 ontvangt paus Benedictus XVI in Rome eerste minister Nguyen Tan Dung in audiëntie. Hij is de eerste Vietnamese regeringsleider sinds 1975 die het Vaticaan bezoekt. Later volgt een tegenbezoek onder leiding van topdiplomaat Monseigneur Pietro Parolin. Maar de inspraak van de regering bij de benoemingen verhindert nog altijd diplomatieke betrekkingen.
De grotere religieuze vrijheid versterkt de pastorale dynamiek. Boeddhistische kloosters behandelen drugverslaafden en de katholieken hervatten hun activiteiten in ziekenhuizen, weeshuizen en instellingen voor gehandicapten en hiv-patiënten. De zes katholieke seminaries tellen 1.580 kandidaat-priesters en de beperkingen voor de bedevaart naar La Vang, het boeddhistische Hung King tempelfestival en de herdenking van de stichtingsdag van de Hoa Hao worden opgeheven. Toch is de religieuze vervolging geen voltooid verleden tijd. Zo laat burgemeester Dinh Minh Uy in de Dong Ding een beeld van Onze-Lieve-Vrouw vernietigen. De Religieuze Uitgeverij, een afdeling van het Bureau voor Religieuze aangelegenheden, drukt 250.000 exemplaren van een deel van de heilige geschriften van de Hoa Hao. Maar voor de poëzie van stichter Huynh Phu So geldt nog altijd een publicatieverbod.
Hoewel in januari 2007, negen maanden naar de lancering, 2.189 Vietnamezen het Democratisch manifest hebben ondertekend, wordt Bloc 8406 geen massabeweging die het regime bedreigt. “Boycot de parlementsverkiezingen of wie geen andere keuze heeft dan te gaan stemmen, draag een witte shirt en scheur uw stembrief of laat die blanco,” luidt het stemadvies van Nguyen Van Ly, Tran Anh Kim en Do Nam Hai. Maar laatstgenoemde wordt op 30 januari 2007 gearresteerd. De regering hoopt het leiderschap van de ondergrondse Verenigde Boeddhistische Kerk te ondermijnen door de terugkeer van stichter Thich Nhat Hang. Maar de man spreekt klare taal: “Scheid godsdienst van de politiek, stop de controle van de religieuze activiteiten en ontbind het Bureau voor Religieuze Aangelegenheden. Zoals de culturele, commerciële, industriële en sociale organisaties moeten religieuze verenigingen vrij kunnen handelen.” Na zijn steunbetuiging aan de Dalai Lama en de veroordeling van de vervolgingen in Tibet, wat in China protest uitlokt, worden Thich Nhat Hang en zijn volgelingen met geweld verdreven uit het Bat Nha klooster in Bao Loc.
Lac Hong Coalitie
Op middernacht 17 februari 2007, bij het begin van het Tet feest, wordt mede op advies van Nguyen Van Ly de Lac Hong Coalitie gelanceerd. Dat samengaan van de Vietnamese Vooruitgangspartij, de VNPP, en de Vietnamese Populistische Partij, de VPP, wil “een einde maken aan het totalitaire bewind en de natie ontwikkelen op basis van deugdzaamheid, democratie, vrijheid, geluk en de naleving van de wet.” De Coalitie wil in competitie met de communistische partij het leiderschap van het land overnemen.
Maar voor de overheid is de maat nu vol. Op 18 februari valt de staatsveiligheid binnen in de woningen van leiders van de beweging, zo ook in het aartsbisschoppelijk paleis in Hue. In de kamer waar Van Ly de laatste hand legt aan een nieuw nummer van Tu do Ngôn luan – Vrijspraak, worden zes computers, zes laserprinters, zes mobiele telefoons, 120 SIM-kaarten, tweehonderd boeken en zes dozen met documenten in beslag genomen. Hijzelf verhuist onder dwang naar de kerk van het afgelegen dorp Ben Cui in Phong Xuan op twintig kilometer van Hue. Uit protest tegen de lastercampagne in de dagbladen, de radio, de tv en op de regeringssites op het internet gaat Van Ly van 24 februari tot 5 maart in hongerstaking. In zijn nieuwe Manifest voor vrijheid en politieke samenwerking daagt hij de regering uit werk te maken van de rechten op vrije meningsuiting en vereniging. Hoewel hij in Ben Cui geen contact heeft met de buitenwereld en onder permanent toezicht staat, smokkelt een vriend een telefoon binnen. Maar ook na het huisarrest van Stephen Chan Tin en Peter Phan Van Loi blijft het ondergrondse blad Vrijspraak verschijnen,.
Kopstukken Bloc 8406 gearresteerd
Op 6 maart 2007 volgt de arrestatie van drie sleutelfiguren van Bloc 8406: Nguyen Van Ly, Nguyen Van Dai en Le Thi Cong Nhan. De 38-jarige advocaat en protestant Van Dai is de stichter van het Comitee voor Mensenrechten in Vietnam en is in februari 2006 de gastheer van het eerste publieke debat in Vietnam over mensenrechten. Daarvoor krijgt hij de Hellman/Hammettprijs voor vervolgde schrijvers van Human Right Watch. Van Dai mag zijn Bijbel en geneesmiddelen evenwel niet meenemen naar de gevangenis. Ook de 28-jarige Baha’i gelovige en advocate Le Thi Cong Nhan belandt achter de tralies. Zij werkt op het kantoor van Van Dai, is de woordvoerster van de Vietnamese Vooruitgangspartij,de VNPP, en lid van Advocates International, een mondiale vereniging van christelijke mensenrechtenadvocaten.
Volgens een regeringsmededeling tonen bij Van Dai en Cong Nhan gevonden documenten aan dat zij instructies en financiële steun hebben gekregen van overzee om cursussen in te richten over mensenrechten en democratie. Verder zouden zij mensen hebben betaald voor het ondertekenen van hun petities. “Door de sleutelfiguren van Bloc 8406 op te sluiten, muilkorft de regering iedere kritiek,” oordeelt Sophie Richardson van Human Right Watch. “De boodschap aan de andere activisten is duidelijk: spreek niet vrijuit of je ondergaat hetzelfde lot.” De drie arrestanten worden beschuldigd van de overdreding van artikel 88 van het Strafwetboek: propaganda tegen de staat. Die vage bepaling heeft het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties al in juli 2002 onverenigbaar genoemd met de internationale mensenrechten. Le Quoc Quan belandt bij zijn terugkeer uit de Verenigde Staten waar hij de rol van de burgermaatschappij in de opkomst van democratieën heeft bestudeerd achter de tralies. Hij wordt ervan beschuldigd de regering te willen omver werpen.
Buitenlandse kritiek valt op koude steen
Zonder de bijstand van een advocaat worden Nguyen Van Ly, Nguyen Van Dai en Le Thi Cong Nhan dag en nacht ondervraagd. Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden vraagt hun onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating. Ook een motie van het Europeese parlement hekelt de politieke en religieuze vervolging. Maar dat alles valt op een koude steen. Zo krijgt de gezant van het Vaticaan die de zaak Van Ly aankaart bij de Vietnamese autoriteiten geen antwoord.
Het dagblad An Ninh The Gioi – Wereldveiligheid van het ministerie van Staatsveiligheid typeert in twee artikels van telkens vier bladzijden Nguyen Van Dai en Le Thi Cong Nhan als middelmatige figuren. Van Dai werd alleen toegelaten tot de universiteit op voorspraak van zijn vader, een lid van de communistische partij. Hij kreeg geld van contrarevolutionaire ballingen en zou 80.000 dollar hebben gestolen van de Vietnamese Evangelische Kerk. Deze laatste ontkent prompt die beschuldiging, maar op basis van die verdachtmaking wordt Van Dai geweerd uit het kerkbestuur.
In april 2007 vraagt een resolutie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden andermaal respect voor de mensenrechten en de vrijlating van de gewetensgevangenen. Op 6 april nodigt Michael Marine, de Amerikaanse ambassadeur in Hanoi, in zijn ambtswoning vier vrouwen van dissidenten uit voor een ontmoeting met Congreslid Loretta Sanchez. Onder hen de vrouw van Van Dai en de moeder van Le Thi Cong Nhan. Maar niemand komt opdagen. Twee van hen mogen hun woning niet verlaten, terwijl de politie de andere belet de ambassade binnen te gaan. “Jullie hadden vijftien mensen nodig om twee vrouwen vast te grijpen,” fulmineert de ambassadeur.
Acht jaar gevangenisstraf
Vanaf 15 maart 2007 gaat Van Ly opnieuw in hongerstaking. Hij houdt die vol tot op 29 maart dertig politieagenten hem in Ben Cui in een politiewagen gooien en overbrengen naar de gevangenis Thua Phu in Hue. Zij leggen beslag op alle boeken en documenten die de staatsveiligheid bij de inval in het aartsbisschoppelijk paleis nog niet had meegenomen. In Thua Phu worden hem zijn soutane, paternoster en leesbril ontnomen. In tegenstelling tot de aankondiging, is het proces dat op 30 maart plaatsvindt voor de provinciale Volksrechtbank in Thua Thien andermaal geen publieke zitting. Familieleden, vrienden, een advocaat en de vertegenwoordiger van het aartsbisdom worden de toegang tot de rechtszaal geweigerd. Op de vragen van rechter Bui Quoc Hiep mag Van Ly alleen “ja” of “neen” antwoorden. De aanklagers getuigen dat hij heeft verteld “dag en nacht geschriften te produceren tegen de regering” en dat zijn slaapkamer het hoofdkwartier is van de partijen die ageren tegen de overheid. Vier en een half uur later volgen twaalf diplomaten en journalisten via een gesloten televisiecircuit in een aparte kamer van de rechtszaal de de bekendmaking van het vonnis. Wanneer Van Ly roept: “weg met het communisme” legt een veiligheidsofficier hem het zwijgen op. Het Vietnamese woord bich mien of censuur betekent letterlijk het bedekken van de mond. Vervolgens neemt de officier hem hardhandig mee naar een aangrenzend lokaal waar hij de voorlezing van het vonnis via een luidspreker volgt. Hij krijgt acht jaar gevangenis en vijf jaar huisarrest. Terug in de rechtszaal roept Van Ly “de communisten gebruiken de wet van de jungle”, waarna hij wordt weggeleid. De reportage van de Vietnamese televisie over het proces gaat de wereld rond.
Op hetzelfde proces worden nog vier leiders van de Vietnamese Vooruitgangspartij, de VNPP, veroordeeld. Medeoprichter Nguyen Phong die zes jaar cel krijgt, schrijft aan de internationale gemeenschap: “Ik blijf na dat onterechte vonnis vastberaden vechten voor vrijheid, democratie en mensenrechten.” En Nguyen Binh Thanh, tevens een medewerker aan het magazine Tu do Ngon luan – Vrijspraak, belandt vijf jaar achter de tralies. Dit proces brengt de VNPP de doodsteek toe.
Wereldwijde verontwaardiging
Amnesty International noemt de “politiek gemotiveerde vonnissen tegen Van Ly en zijn medestanders een schaamteloze poging om hen het zwijgen op te leggen en als afschrikking voor andere critici.” Het Amerikaanse Congreslid Christopher Smith roept de president op tussenbeide te komen: “Pas nu ziet de wereld het ware gelaat van de Vietnamese regering. Ze stapelt ongestraft de schendingen van de mensenrechten op. Het schijnproces tegen Van Ly bewijst eens te meer dat het regime in Hanoi niet bereid is de beloofde hervormingen inzake de mensenrechten door te voeren. Dat is nochtans de eerste voorwaarde om de handelsrelaties te normaliseren. Het jongste regeringsoptreden wijst zelfs op een achteruitgang. Je kunt op dit punt geen compromis sluiten. Het is onze plicht blijven te spreken ten gunste van Van Ly en de andere vervolgde dissidenten.” De democratische senatoren John Kerry en Edward Kennedy steunen die vraag. Condoleezza Rice, de minister van Buitenlandse Zaken, noemt de veroordeling “een negatieve ontwikkeling”, maar gaat niet in op de vraag van Congreslid Zoe Lofgren om Vietnam opnieuw op de lijst te zetten van de Landen van Bijzonder Belang.
In Australië getuigt Nguyen Hoang An, de broer van Van Ly, in het weekblad The Record van het aartsbisdom Perth: “Voor hem betekent zijn verblijf in de gevangenis een mogelijkheid om mensen te bekeren en te dopen.” Op 30 april 2007, 32 jaar na de val van Saigon, publiceert The Australian Newspaper een advertentie over de zaak. Vini Ciccarello die een t-shirt draagt met de foto waarbij Van Ly letterlijk het zwijgen wordt opgelegd, eist in het parlement zijn vrijlating. Op 10 mei volgt de voormalige Tsjechische president Vaclav Havel dat voorbeeld: “Aan de lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie wordt gevraagd de mensenrechten te beschermen en te promoten. Wanneer de leiders van Vietnam die verplichtingen niet naleven, mogen zij niet genieten van de voordelen.” Bernard Favre, de secretaris-generaal van de Zwitserse Parti Radicale Genevois, komt tussenbeide bij Pascal Lamy, de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie.
Nieuwe golf van veroordelingen
Die wereldwijde verontwaardiging bereikt evenwel het tegenovergestelde effect. Bij de eerste verjaardag van Bloc 8406 op 8 april 2007 oordeelt Human Right Watch dat de organisatie onder zware druk staat. Vijf kopstukken zitten achter de tralies terwijl andere leden voortdurend worden gepest. Maar dat geldt ook voor de onafhankelijke vakbonden, de etnische minderheden, de Mennonieten en leden van de Verenigde Boeddhistische Kerk. Na de toekenning van de Hellman-Hammett Grant van Human Right Watch belandt schrijfster Tran Khai Thanh Thuy achter de tralies “wegens het versturen van een verkeerd beeld van de sociale, politieke en economische situatie naar overzeese reactionaire verenigingen.” Tussen november 2006 en april 2007 registreert Amnesty International de arrestatie van 22 politieke tegenstrevers, een van de grootste aantallen van de voorbije decennia. De cyber-dissidenten zijn in dat cijfer niet inbegrepen. Overigens kent niemand het aantal gevangenen, gewetensgevangenen of personen die onder huisarrest staan of zonder vonnis worden vastgehouden.
Een gigantisch repressieaparaat houdt de kleine groep opposanten onder de knoet. Zo telt het ministerie van Staatsveiligheid onder leiding van generaal Le Hong Anh 1,2 miljoen werknemers. En in de landelijke gebieden spelen de Veiligheidstroepen van het Volksleger en het Generaal Directoraat II, de militaire inlichtingendienst, een belangrijke rol. Ten slotte bewaakt het ministerie van Cultuur en Informatie de media en volgt op het internet duizenden “subversieve” internetsites op.
Bij het fijnmalen van de versnipperde politieke oppositie komt in 2007 eerst de Vietnamese Populistische Partij, de VPP, aan de beurt. Priester Hong Trung, journalist Truong Minh Duc en student Dang Hung belanden achter de tralies. En op 10 mei 2007 volgt de veroordeling van drie leiders van de Democratische Partij. DPV-partijleider Le Nguyen Sang krijgt met vijf jaar de zwaarste straf. Na meer dan een jaar voorarrest worden Nguyen Van Dai en Le Thi Cong Nhan van Bloc 8406 gevonnist. Zij gaan respectievelijk vijf en vier jaar in de cel. “Dat zijn eens te meer politieke vonnissen” schreeuwt Anmesty International. Advocaat Tran Quoc Hien, een mede-ondertekenaar van de manifesten van Bloc 8406, belandt vijf jaar in de cel omdat zijn op het internet geposte kritische artikelen “de staatsveiligheid ondermijnen”.
De lauwe stem van president Bush
Op 12 mei 2007 mengt de Amerikaanse president, George W. Bush, zich voor het eerst in het debat. Hij betreurt de arrestatie en de veroordeling van politieke activisten. “Een dergelijke repressie is een anachronisme en staat haaks op het verlangen van Vietnam om voorspoed te genieten, het land te moderniseren en een meer prominente rol te spelen in de wereld.” Op 20 mei vinden de veelbesproken parlementsverkiezingen plaats. 91 procent van de 493 verkozenen is lid van de communistische partij. “Om te verdoezelen dat het land een eenpartijstaat is, hebben de communisten ook nu een aantal zetels gereserveerd voor niet-partijleden,” vertelt Brad Adams van Human Rights Watch. “Wel is de regering zeker dat die technocraten geen kritiek zullen uiten.”
Op 29 mei ontvangt president Bush een delegatie van Vietnamese opposanten op het Witte Huis in Washington DC onder leiding van Do Hoang Diem van de Hervormingspartij VRP. En tijdens zijn bezoek aan Praag betuigt Bush zijn steun aan Nguyen Van Ly. Op 22 juni 2007 ontvangt de president zijn Vietnamese ambtsgenoot, Nguyen Minh Triet, in het Witte Huis. Tijdens demonstraties in Washington, New York en Los Angeles krijgt Nguyen Minh Triet op de televisiezender CNN rake vragen voorgeschoteld. “Van Ly is voor de rechtbank gebracht omdat hij de wet heeft overtreden,” zegt de president. “Dat heeft niets van doen met godsdienst.” Wanneer hem het beeld wordt getoond waarbij Van Ly de mond wordt gesnoerd, antwoordt Triet: “Ja, ik ken dat beeld. Tijdens zijn proces is Van Ly gewelddaig opgetreden en heeft slechte woorden gesproken. Dat is de reden waarom is gebeurd wat u op dat beeld ziet. Iemand op die manier de mond snoeren, is niet goed. Ik zou een maatregel willen nemen om daaraan een einde te maken. Door de verantwoordelijke is een fout gemaakt. Het is niet de politiek van de regering om dergelijke zaken te doen.” Op de vraag naar de vrijlating van de politieke gevangenen antwoordt Triet: “Zij zitten in verzekerde bewaring voor het overtreden van de wet. De vrijlating hangt af van hun houding en de perceptie van wat zij verkeerd hebben gedaan.”
Crisis en devaluaties van de dong
Nadat de Aziatische groeilanden in de tweede helft van 2007 relatief immuun blijven voor de financiële crisis in de Verenigde Staten, worden ze vanaf het eerste kwartaal van 2008 dubbel zwaar getroffen. In Vietnam verliest de beurs in drie maanden veertig procent van haar waarde. Maar economisch profiteert het land van de terugval in China wegens de hogere waardering van de Chinese munt, de yuan, en de loonstijgingen van gemiddeld vijftien procent per jaar. Het Duitse sportartikelenconcern Adidas verhuist een deel van zijn productie naar Vietnam. Toch gist ook hier de sociale onrust. De regering verhoogt het minimumloon met dertien procent terwijl de inflatie met negentien procent stijgt. In 2008 vinden 650 stakingen plaats, een toename met twintig procent. En in de textielsector zijn de goedkope T-shirts en confectie verleden tijd. De prijs van de rijst verdubbelt, maar ook de lonen en de productiekosten gaan omhoog.
Door een gevat overheidsingrijpen keert het tij in de Aziatische groeilanden vlugger van verwacht. Reeds in 2009 bedragen de groeicijfers opnieuw acht procent en meer. Door de lage lonen blijft Vietnam interessant voor de productie van goedkope massagoederen zoals kleding, textiel, schoenen en elektronica. Maar de nog altijd gebrekkige infrastructuur, de lage kwaliteit van de goederen en de onzekere regeringskoers wegen op de economie. Na een eerste devaluatie van de dong in januari 2009 met twaalf procent vermindert de munt op 26 november tegenover de Amerikaanse dollar andermaal met 5,2 procent in waarde. En door het oplopende handelstekort verhoogt de basisrente naar acht procent. In 2010 daalt de Ho Chi Min Stock Index opnieuw met veertien procent naar 450 punten. En die negatieve trend zet in 2011 door. De stijging van de energieprijzen leidt tot een nieuwe devaluatie van de dong met 3,25 procent. De inflatie die in 2009 nog twee procent bedraagt, piekt in juni 2011 naar zeventien procent. Nadat Vietnam in het eerste halfjaar van 2012 meer koffie heeft geëxporteerd dan Brazilië wordt het 's werelds grootste koffieland.
Eenzame opsluiting in Nam Ha
AANVULLEN
Op 10 oktober 2007 krijgt Van Ly, anderhalf jaar na zijn arrestatie in maart 2006, in Nam Ha voor het eerst bezoek van zijn zuster, Nguyen Thi Hieu, en zijn neef Minh. “Zelfs pen en papier zijn mij niet toegestaan,” zucht Van Ly. “Ik mag alleen het magazine Recht lezen dat jij mij zendt. Ik zit nog altijd opgesloten in mijn isoleercel. Recentelijk is de vloer betegeld om daarmee te pronken bij het bezoek van buitenlandse delegaties, maar dat is tot dusver niet gebeurd. Jullie mogen niet het verkeerde idee hebben dat ik schuld bekend omdat ik het zwart-wit gestreepte gevangenisuniform draag,” vervolgt hij. “Ik had vandaag geen andere keuze. Zoniet zouden de gevangenisoversten jullie bezoek hebben geweigerd.” Van Ly bekritiseert president Nguyen Minh Triet over zijn uitspraken tijdens diens bezoek aan de Verenigde Staten: “Ik blijf in de gevangenis tot de autoriteiten erkennen dat Vietnam politieke gevangenen en gewetensgevangenen heeft.” Hij lijdt zwaar onder het verbod op de Bijbel die zijn zuster heeft opgestuurd en hij krijgt evenmin de miswijn en het doosje met hosties die twee collega’s hem hebben bezorgd. Over het bezoek van zijn collega Ho van Quy, met wie hij in 1977 een eerste maal is veroordeeld, zegt hij: “De oversten dachten per vergissing dat hij gemeenteraadslid is, want ze behandelden hem respectvol.”
Van Ly vraagt zijn zuster de brieven te adresseren aan “de heer Nguyen Van Ly” en niet “Eerwaarde Heer Nguyen Van Ly”. De Vietnamese post aanvaardt immers geen brieven met het woord priester. “Ze worden niet verstuurd omdat officieel geen kerkmensen in de gevangenis zitten,” legt hij uit. Wel neemt hij enkele geschenken in ontvangst, maar het is niet zeker of hij die mag houden. Van Ly ondertekent het ontvangstbewijs met “Eerwaarde Heer Nguyen Van Ly, gewetensgevangene”.
Kritiek systematisch gekortwiekt
Het ondergrondse magazine Tu do Ngôn luan – Vrijheid van spreken blijft verschijnen. En hoewel Bloc 8406 zware klappen heeft geïncasseerd, blijft de beweging actief. Ze schrijft dankbrieven aan de Vietnamese comité’s in Australië die hebben gedemonstreerd naar aanleiding van de Apec-top in augustus 2007 en de Poolse afdeling van Amnesty International die Nguyen Van Ly op de lijst heeft geplaatst van de vier internationale gevangenen die dringend moeten worden vrijgelaten. In een open brief aan alle regeringen, parlementen en internationale organisaties wordt 2 september, Onafhankelijkheidsdag, uitgeroepen tot Dag van de rampspoed. Tal van dissidenten, journalisten en intellectuelen worden verhinderd op 16 februari 2008 in Hanoi de begrafenis bij te wonen van professor Hoang Minh Chinh, een medeoprichter van Bloc 8406 en de voorman van de Democratische Partij, de DPV. En op 12 februari 2009 lanceert Bloc 8406 zijn Negenpuntenprogramma over de actuele toestand in Vietnam.
Op 4 maart 2008 wordt advocaat Bui Kim Thanh geïnterneerd in Bien Hoa en een maand later volgt de arrestatie van internetblogger Nguyen Van Hai, de oprichter van de Onafhankelijke Persclub en van de kritische websites Volkspers en De pijp van de landbouwer. Nadat hij berouw toont, komt hij twee jaar later vrij. Journalist Nguyen Viet Chien krijgt twee jaar cel voor de berichtgeving over het gokschandaal waarvoor de onderminister van Transport, Nguyen Viet Tien, vrijuit is gegaan. En in oktober 2008 worden negen politieke dissidenten veroordeeld, waaronder De zes van Haiphong, die banden hebben met Bloc 8406. Hun leider, schrijver Nguyen Xuan Nghia, de ateur van 57 kritische artikelen die op het internet zijn gepost, krijgt de zwaarste straf. En in juni 2009 belandt Le Cong Dinh, de advocaat van vele dissidenten, zelf achter de tralies.
9. Volkskerk neemt roer in handen (2008-2012)
Kerk Thai Hoa in Hanoi is keerpunt
Vietnam kent in het eerste decennium van het derde millennium een religieus reveil. Het aantal katholieken stijgt in de periode 2003-2008 met 14,39 procent. Bij de congregaties hebben de Salesianen de grootste aantrekkingskracht met 430 postulanten. En in de regio Ba Ria wordt een nieuw bisdom opgericht. Terwijl Nguyen Van Ly en andere katholieke dissidenten wegkwijnen achter de tralies, neemt spontaan en onverwacht een volkskerk hun voortrekkersrol over. Die ontpopt zich schijnbaar vanuit het niets tot een nieuwe burgermaatschappij. Het zwaartepunt ligt in het noorden van het land waar na meer dan een halve eeuw van snoeiharde religieuze vervolgingen de meeste kerkgebouwen zijn gesloten en de priesters geëlimineerd. De gelovigen die zoals de eerste christenen als het ware uit de catacomben te voorschijn komen, zijn niet sterk theologisch geschoold, maar vinden hun kracht in een diep gewortelde religieuze praktijk. Ze handelen, zoals Van Ly dat altijd heeft gedaan, rechttoe en rechtaan. Ze komen op voor hun rechten en willen sterven voor hun geloof.
Ook bij de andere religies zet een radicalisering door. Zo eist de Evangelische Kerk de teruggave van 265 gebouwen en terreinen die in 1975 in beslag zijn genomen. Binnen de katholieke gemeenschap wordt vreedzaam, maar consequent strijd gevoerd voor de teruggave van geconfisqueerde goederen. In december 2007 stappen in de hoofdstad Hanoi duizenden katholieken naar de Thai Hoa kerk in de voormalige apostolische nuntiatuur. De gebedswake voor de teruggave van die gronden die de regering in 1959 in beslag heeft genomen, groeit uit tot de eerste katholieke massademonstratie sinds 1975. Vanaf 18 december vindt iedere avond een gebedswake plaats en op kerstavond verzamelen daar meer dan vijfduizend gelovigen. Zij zijn gewapend met bloemen, kandelaars en rozenhoedjes. Op 24 januari 2008 wordt in de tuin een kruis geplant. Wegens het aanhoudend protest belooft de regering in februari het gebouw terug te geven aan de katholieke gemeenschap. Maar ze komt enkele maanden later op die beslissing terug en wil op die plek een park inrichten. Op 15 augustus vinden bij nieuwe demonstraties acht aanhoudingen plaats en tijdens de sloop van de kerk op 19 september 2008 worden biddende gelovigen opgepakt en buitenlandse journalisten verjaagd. Aartsbisschop Joseph Ngo Quang Kiet die zelf voorgaat in een illegale gebedswake, kan door de hem opgelegde beperkte bewegingsvrijheid de arrestanten en hun familieleden niet bezoeken. “Dat is het hardste optreden tegen katholieken sinds decennia,” oordeelt Elaine Pearson van Human Right Watch.
Kloostercomplex Thai Ha wordt tweede symbooldossier
Tezelfdertijd groeit het zeven verdiepingen tellende redemptoristenklooster en de belendende kerk van Thai Ha in Hanoi uit tot een tweede symbooldossier. Sinds 6 januari 2008, het feest van Epifanie, wordt geijverd voor de teruggave van dat domein waarop regeringsgebouwen en een fabriek staan. Vanaf augustus wonen iedere dag gelovigen en ook bisschoppen uit solidariteit gebedswaken bij. Zij komen daarvoor vanuit het hele land naar de hoofdstad. Op 15 augustus wordt een beeld van Onze-Lieve-Vrouw binnen de omheining geplaatst en op 28 augustus verstoort een raid van de politie een gebedswake. Tal van gelovigen worden bewerkt met elektrische knuppels en vier van hen belanden achter de tralies. Aan het hoofdkwartier van het Dong Da district eisen honderd demonstranten hun vrijlating. Op zondag 31 augustus 2008 wordt traangas gebruikt tegen de drieduizend gelovigen die op de site een eredienst bijwonen. Alle aanwezigen worden gefilmd en gefotografeerd en de politie maakt jacht op de reporters die dagelijks verslagen en foto’s over de gebeurtenissen op het internet verspreiden.
Wanneer aartsbisschop Joseph Ngo Quang Kiet en bisschop Peter Nguyen Van De van Bui Chu op 12 september 2008 voorgaan in een gebedswake worden de superior van het klooster en andere priesters gedagvaard. Acht personen belanden “wegens het vernielen van staatseigendom en het aansporen tot oproer” in de Hoa Lo gevangenis, beter bekend als Hanoi Hilton. In 2009 vindt de onteigening plaats van de grond en worden de gearresteerden veroordeeld.
Ook op andere plaatsen neemt de religieuze onrust toe. In Ho Chi Minh Stad demonstreren vanaf 17 maart 2008 iedere dag honderden zusters tegen de inbeslagneming van een klooster van de congregatie Vinh Son dat plaats moet ruimen voor een hotel. En de bouw van een viersterrenhotel op de site van een voormalig weeshuis van de zusters van Saint-Paul de Chartres in de zuidelijke stad Vinh Long leidt eveneens tot openlijk protest.
Vruchtbare humuslaag
De communisten hebben naast de politieke, de sociale, de economische en de culturele controle ook altijd geprobeerd het denken van de mensen te beheersen. Dat is zonder twijfel de meest wreedaardige kant van hun ideologie. Van in de peutertuin wordt iedereen het gedachtegoed van het Marxisme-Leninisme en de historische leider Ho Chi Minh ingelepeld. En wie na de jarenlange indoctrinatie op school en in alle geledingen van de samenleving toch niet in de pas loopt, wordt gebrainwashd in heropvoedingskampen. Duurzame intermenselijke relaties en gezinswaarden krijgen weinig aandacht omdat dit systeem ieder mens afzonderlijk naakt voor zich wil. Want alleen dan kan het de volledige controle over hem uitoefenen. Door het uitschakelen van de persoonlijke mening en het geweten willen de communisten dat iedereen blindelings hun denkpatroon volgt. Toch is dat in wezen perfide systeem er nooit in geslaagd de ziel van de mensen te vernietigen. Zij zijn geen machines die je kunt programmeren. En hoewel de communistische ideologie sinds de invoering van de doi moi of een kapitalistische economie, die daar volledig haaks op staat, vanaf 1986 iedere relevantie heeft verloren, staat die nog altijd pal overeind. Ze is nog altijd verplichte leerstof in de scholen, hoewel veel leraars die lessen niet meer willen geven en de leerlingen daarvan niets willen weten. De humanitaire schade van 57 jaar indoctrinatie in het noorden en 37 jaar in het zuiden van Vietnam is het grootst op de domeinen van de spiritualiteit, het geweten en de relatievorming.
Wel past het regime nog altijd de doctrine van de cao bang toe. Bulldozers walsen alles en iedereen plat wat niet conform is met de communistische ideologie. Toch hebben de onophoudelijke acties, brieven, oproepen en manifesten van de dissidenten gezorgd voor de symbolische aanmaak van nieuwe humus waardoor de nog aanwezige, maar langzaam wegterende humuslaag uit het pre-communistische tijdperk vruchtbaar is gebleven. De niet aflatende vreedzame strijd in vaak schrikbarende omstandigheden van onder andere Nguyen Van Ly vormt dan ook de voedingsboden van waaruit een volkskerk opstaat. Volgens de Bijbelse beeldspraak brengen de mosterdzaadjes, de kleinste zaadjes ter wereld, die de dissidenten bijna vier decennia hebben gezaaid, bomen voort die steeds meer vruchten dragen (Mattheus 17,20). Daardoor wordt het ondenkbare nu werkelijkheid. De ongenadig onderdrukte kerken blijken plots militant en springlevend. Die trend is het sterkst in het noorden van Vietnam waar de religieuze vervolging het langst en het hevigst heeft gewoed.
Regeringsplannen doorkruist
Die ontwikkeling ondergraaft evenwel het tweesporenbeleid van de regering in Hanoi. Enerzijds probeert ze naar het Chinese voorbeeld nog altijd om los van Rome een staatskerk op te richten, wat in november 2008 andermaal mislukt. En anderzijds streeft de in juni 2008 opgerichte Werkgroep Vaticaan-Vietnam naar betere betrekkingen. De deelname van verantwoordelijken van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de jaarlijkse ontmoeting met een delegatie van het Vaticaan in Hanoi op 17 en 18 februari 2009 wijst op een vooruitgang. Maar naast het heikele punt van de benoemingen, hypothekeert de teruggave van kerkeigendommen almaar meer een doorbraak. Nguyen Thanh Xuan, de plaatsvervangende minister voor Godsdienstige Aangelegenheden, verklaart op 21 mei 2009 immers dat de staat niet de intentie heeft de bezittingen van de rooms-katholieke kerk of andere godsdienstige organisaties terug te geven. De Cao Dai en de Hoa Hao hebben nog geen enkele eigendom teruggekregen en de boeddhisten vijf tot tien procent van hun patrimonium.
In maart 2009 komt het andermaal tot massaal protest bij de sloop van de kerk van de Degar-Montagnard christenen in Buon Ale’A in de stad Buonmathuot. En gelovigen komen in groten getale op straat wanneer in juni 2009 in Thu Thiem, een voorstad van Ho Chi Minh Stad, de zusters uit hun 170 jaar oude klooster worden verdreven. Op die plaats plant de overheid de bouw van een hotel en toeristische infrastructuur. Op datzelfde moment wordt in Banam de sloop gecontesteerd van het klooster van de congregatie van de Broeders van het Heilige Familie.
Van Ly krijgt eerste beroerte
Op 5 juli 2008 overlijdt de boeddhistische leider Thich Huyen Quang op 88-jarige leeftijd. Hij heeft wegens zijn vreedzaam verzet tegen het regime bijna de helft van zijn leven doorgebracht in de gevangenis of onder huisarrest. De Amerikaanse vereniging Freedom Now die wereldwijd optreedt als advocaat van Nguyen Van Ly, dient op 27 februari 2009 een dossier in bij de Werkgroep Willekeurig Vastgehouden Personen van de Verenigde Naties omdat zijn arrestatie, vonnis en detentie in strijd zouden zijn met de internationale wetgeving. Wel verslecht ondertussen zijn gezondheidstoestand. Door een te hoge bloeddruk treden vanaf november 2008 tijdelijke verlammingsverschijnselen op, maar de gevangenisautoriteiten weigeren elke behandeling. Op 25 mei 2009 krijgt Van Ly in zijn isoleercel een eerste beroerte. De kampdokter geeft hem alleen een medicijn om het bloed te stelpen van de hoofdwonde als gevolg van zijn val.
Wegens de onophoudelijke schendingen van de mensenrechten en de onderdrukking van de politieke en religieuze vrijheid groeit in het Amerikaanse Congres de roep om Vietnam, zoals in de periode 2004-2006, opnieuw het statuut van Land van Speciaal Belang toe te kennen. Tijdens de hoorzitting op 23 juni 2009 dient Christopher Smith voor de derde maal daartoe een wetsvoorstel in. Hij wil alle Amerikaanse niet-humanitaire hulp aan Vietnam stopzetten tot de politieke en religieuze gevangenen zijn vrijgelaten, de godsdienstvrijheid is hersteld en de in beslag genomen kerkeigendommen zijn teruggegeven. Volgens Michael Cromartie, de ondervoorzitter van de onafhankelijke Commissie Religieuze Vrijheid van de Verenigde Staten die in mei 2009 Vietnam heeft bezocht, is de toestand in vergelijking met zijn vorig bezoek in 2007 niet verbeterd. “De verantwoordelijke van de gevangenis waar Van Ly verblijft, bestempelt de priester als een politieke gevangene. Op die manier zou de Verenigde Staten zijn opsluiting als niet zo ernstig beschouwen, omdat die een schending inhoudt van de mensenrechten in de plaats van het weigeren van religieuze vrijheid.” Cromartie meldt dat na de demonstraties van 2001 en 2004 in de centrale hooglanden nog altijd 350 Monagnards zitten opgesloten. En Nguyen Cong Chinh, de leider van de Mennonieten, is al meer dan driehonderd maal ondervraagd en twintig maal geslagen. Cromartie legt ook de hand op een handleiding voor de lokale leiders. Die leert hen hoe ze de religieuze activiteiten moeten controleren en bekeerlingen kunnen doen verzaken aan hun geloof. Op 2 juli 2009 vragen 37 Amerikaanse Congresleden van de democratische en de republikeinse partij de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Van Ly.
Strijdvaardig na tweede beroerte
Drie dagen na het bezoek van zijn zuster, Nguyen Thi Hieu, krijgt Van Ly op 12 juli 2009 een tweede beroerte. Hij valt op zijn rechterhand en rechterbeen en kan die niet langer bewegen. De kampdokter geeft hem medicatie, maar omdat Van Ly zich zorgen maakt, vraagt hij op 14 juli het bezoek van zijn zuster. Zijn brief is moeilijk leesbaar omdat zijn hand nog deels is verstijfd. En omdat een antwoord uitblijft, schrijft hij op 3 augustus een tweede brief. “Die is beter leesbaar, maar de controle van de bewegingen van mijn hand kosten mij veel energie,” vertelt hij later. “Mijn gezondheid is die dag wat beter.” Nguyen Thi Hieu die de eerste brief niet heeft gekregen, ontvangt het tweede schrijven op 22 augustus. Wel had priester Nguyen Huu Giai haar op basis van in Hanoi ingewonnen informatie al de hoogte gebracht van die tweede beroerte.
Tijdens het bezoek van Nguyen Thi Hieu op 24 augustus heeft Van Ly hulp nodig om te stappen en diens arm en de rechtervoet zijn nog licht verlamd. Hij vraagt om iedere maand bezoek te krijgen: “Wanneer het voor u niet mogelijk is te komen, kan een neef dan uw plaats innemen?” Hij dringt er op aan de aartsbisschop in kennis te stellen van zijn gezondheidstoestand “omdat hij verantwoordelijk is voor mij.” Van Ly vertelt dat de directie aanvankelijk weigerde om het voedsel en de geneesmiddelen die zijn familie hem bezorgen, te delen met behoeftige gevangenen. “Maar als priester kan ik hen niet aan hun lot overlaten. Wanneer ik uit protest heb aangekondigd alles te zullen weigeren wat mijn familie opzendt, is de directie toch gezwicht. Ik hoop dat je in de toekomst meer voedsel kunt meebrengen om de gevangenen te helpen die geen bezoek krijgen.” Vervolgens richt Van Ly zich tot zijn lijfwacht, luitenant-kolonel Nam, die het gesprek volgt: “Het was een grote vergissing aartsbisschop Dien te vermoorden. En de man die jij wil doden, is Nguyen Van Ly. Ik ben zoals een aidsslachtoffer dat geen hoop heeft op genezing. Jullie eisen om de drie maanden een zelfbeoordeling in de hoop dat die mijn overtuiging zal veranderen. Wat moet worden gebiecht zodat ik moet veranderen? Wanneer iemand moet biechten, zijn jullie dat. Kijk naar alle fouten en gruwelijke handelingen die jullie op dit moment begaan.” Van Ly noemt de repressie bij de sloop van de voormalige pauselijke nuntiatuur Thai Hoa in Hanoi en de Tam Toa kathedraal in Dong Hoi, alsook de betwisting rond het gebouw Tay Nguyen van de voormalige katholieke universiteit in Dalat dat is ingericht als een Museum voor Biologie. “Wanneer ik hier buitenkom, zal ik jullie misdaden aanklagen.”
Na het twee uren durend bezoek geeft Nguyen Thi Hieu kolonel Nam een papier met enkele telefoonnummers en waarschuwt: “Verwittig mij en de aartsbisschop onmiddellijk wanneer de gezondheidstoestand van mijn broer achteruit gaat. Want wanneer hij sterft in de gevangenis ben jij daarvoor verantwoordelijk.” Drie dagen later gaan Nguyen Thi Hieu en een neef naar het aartsbisdom. In afwezigheid van aartsbisschop Nguyen Nhu The vragen ze aan diens assistent, Le Van Hong, een tussenkomst bij de regering om Van Ly niet langer in eenzame opsluiting vast te houden.
Hardhandig politieoptreden in Dong Hoi en Vinh
Maar op dat moment staat de katholieke gemeenschap opnieuw in rep en roer. De overheid wil in Dong Hoi, de hoofdstad van de noordelijke provincie Quang Binh, de toren van de voormalige Tam Toa kathedraal slopen. De rest van het gebouw is in 1968 bij een Amerikaans bombardement verwoest. Maar de honderden gelovigen die op 20 juli 2009 op die plaats een kruis en een altaar oprichten, worden onverwacht aangevallen met traangas en stokken. Elf personen verdwijnen achter de tralies. Het persbureau Asia News meldt dat op 26 juli in Vinh, de hoofdstad van het bisdom waaronder Tam Toa ressorteert, een half miljoen gelovigen biddend door de straten trekken uit protest tegen het geweld. Zij eisen de vrijlating van de gevangengenomen geloofsgenoten. Tijdens de grootste religieuze protestmanifestatie in de geschiedenis van Vietnam slaat de politie twee priesters in coma.
Op zondag 8 augustus 2009 vinden in Hanoi en in de provincies Dak Lak en Gia Lai raids plaats tegen de illegale protestantse huiskerken. In de centrale hooglanden blijft het immers onrustig en vinden regelmatig gewelddadige incidenten plaats met de Montagnards. Wanneer op 15 augustus andermaal 200.000 gelovigen in Vinh demonstreren, treedt de politie eens te meer hardhandig op. De priesters Peter The Binh en Paul Nguyen Dinh Phu worden zwaar toegetakeld. Wanneer deze laatste in het ziekenhuis vanuit de eerste verdieping naar beneden wordt gegooid, ligt hij in coma. Dat nieuws veroorzaakt een nieuwe protestgolf. Aanvankelijk ontkent de regering iedere betrokkenheid, tot filmpjes op You Tube het tegendeel bewijzen.
Begin september krijgen naar aanleiding van de Onafhankelijkheidsdag 5.459 gevangenen amnestie, onder wie elf Montagnards. De naam Van Ly staat niet op de lijst omdat volgens Le The Tiem, de vice-minister van Staatsveiligheid, “hij geen berouw toont en hij in zijn rehabilitatieproces geen vooruitgang boekt. Overigens heeft hij na een eerder toegekende amnestie nieuwe overtredingen begaan.”
Ziekenhuisopname na derde beroerte
Schrijfster Tran Khai Thanh Thuy, de voormalige uitgeefster van het ondergrondse magazine To Quoc – Vaderland, belandt in de cel na haar publieke steun aan zes dissidenten die voor de rechter moeten verschijnen. Hoewel ze diabetespatiënt is en aan tuberculose lijdt, wordt haar in de gevangenis iedere medische hulp ontzegd. In de provincie Lam Dong mishandelt een bende in opdracht van de regering vierhonderd boeddhistische monniken en verdrijft ze uit hun klooster van Bat Nha.
Op 14 november 2009 krijgt Van Ly voor de derde maal een beroerte. De cipiers treffen hem bewusteloos aan in zijn cel. Hij wordt overgebracht naar Gevangenishospitaal 198 in Hanoi waar vijf agenten hem permanent bewaken. Twee slagaders in zijn nek zijn geblokkeerd en door een tumor van 2,5 cm in zijn linkerhersenen is hij rechts verlamd. Van Ly komt bij bewustzijn en zijn lichaam reageert op de behandeling. “Hij kan zijn rechterarm en rechterbeen twintig cm opheffen, wat erop wijst dat zijn toestand verbetert,” zegt zijn neef Hieu op radio Free Asia. Alleen familieleden mogen hem bezoeken. Religieuze verenigingen en mensenrechtenorganisaties, onder wie The Voice of the Martyrs en PEN, dringen aan op zijn onmiddellijke vrijlating wegens humanitaire- en gezondheidsredenen en vragen hun leden brieven te schrijven naar de Vietnamese eerste minister, Nguyen Tan Dung.
Van Ly die wordt genomineerd voor de Sacharovprijs van het Europese parlement belooft tijdens het bezoek van zijn neef Nguyen Cong Hoang: “Wanneer ze me terug naar de gevangenis brengen, zal ik weigeren het gevangenisplunje te dragen. Wanneer jullie mij volgende maand niet zien, weten jullie waarom.” Hoewel Van Ly nog altijd deels is verlamd, brengt een ziekenwagen hem op 11 december 2009 opnieuw naar het kamp Nam Ha in Ba Sao. Amnesty International reageert onthutst, omdat president Nguyen Minh Triet diezelfde dag in Rome paus Benedictus XVI ontmoet. “Het Vaticaan zou die gebeurtenis moeten aangrijpen om aan te dringen op de onmiddellijke vrijlating van Van Ly.” Wel wordt als teken van goodwill aan de christenen voor het eerst sinds 1975 toegestaan publiekelijk Kerstmis te vieren. Overdag deelt Van Ly zijn cel met enkele medegevangenen en aan de medische staf deelt hij mede bij overlijden zijn organen af te staan.
Opmars van internet en Facebook aan banden gelegd
In juli 2008 beperkt de regering het gebruik van Twitter en You Tube. En Reporters Zonder Grenzen meldt op 7 juli 2009 de arrestatie van de prodemocratische blogger Nguyen Tien Trung, een leider van de Vereniging van Jonge Vietnamezen voor Democratie. Volgens de organisatie zitten elf journalisten en bloggers achter de tralies. De toenemende invloed van het internet baart de overheid dan ook zorgen. Het aantal internetgebruikers stijgt exponentieel naar 27 miljoen in 2011. Op de sociale netwerksite Facebook vertwintigvoudigt dat cijfer in 2009 van 50.000 naar een miljoen. En in 2012 zijn er dat al twee miljoen. Op de fora van de websites zoals www.viettan.orgvan de Vietnamese Hervormingspartij wordt openlijk gediscussieerd over de corruptie, de sociale wantoestanden, de milieuvervuiling als gevolg van de bauxietontginning, de toenemende invloed van China en de politieke actualiteit. De bloggers behandelen alle heikele onderwerpen die in de media niet aan bod komen. Dankzij die fora ontstaat een virtuele burgermaatschappij van prodemocratische activisten.
Met de hulp van professionals verscherpt de overheid haar controle op het internet. In januari 2009 voert Circulaire nummer 7 nieuwe regels in voor het gebruik van blogs. Die mogen alleen persoonlijke informatie bevatten en het is het niet langer toegestaan langs die weg persartikels, literaire werken of verboden publicaties te verspreiden. Hostingbedrijven moeten regelmatig verslag uitbrengen over de activiteiten van hun gebruikers en bijkomende filters verhinderen de toegang tot kritische sites voor het regime. Een taboeonderwerp blijft de territoriale betwisting tussen Vietnam en China over de Chinese Zee. In januari 2010 richten hackers in opdracht van de overheid een aanval uit op de dissidente sites www.blogosin.org en www.bauxitevietnam.info en bestoken virussen de zoekrobot Google. In toepassing van Beslissing 15 blokkeren vanaf april 2010 softwareprogramma’s de toegang tot sommige sites in de vierduizend cybercafé’s in Hanoi en worden de activiteiten van de gebruikers geregistreerd. Vanaf eind 2010 sluiten alle cybercafé’s in een straal van tweehonderd meter rond de scholen hun deuren en worden de openingsuren van alle andere beperkt. Dat gebeurt volgens een officiële mededeling “om de veiligheid te garanderen en de gezondheid van de gebruikers te beschermen.”
Vreedzaam vechten tegen het regime
Ondertussen registreert Amnesty International van oktober 2009 tot maart 2010 de arrestatie van zestien prodemocratische activisten. Op 20 januari 2010 vonnist een Volksrechtbank in Ho Chi Minh Stad vier leidende figuren van de Democratische Partij voor “het complot dat zij hebben beraamd tegen de regering”. Na de eerste reeks van veroordelingen in 2007 krijgt de DVP andermaal een zware klap. “Hoe kunnen de opposanten de regering omver werpen?” reageert Van Ly. “Zij willen alleen het dictatoriale eenpartijregime veranderen in een meerpartijstaat zodat het land een progressievere koers kan varen en de mensen meer kunnen genieten van vrijheid en geluk. Ook ik breng de fouten en de misdaden van de regering onder de aandacht om het geweten van de bevolking wakker te schudden en wil door de confrontatie met de waarheid veranderingen doorvoeren. Veel officiëlen van deze gevangenis zijn in geweten daarmee akkoord, maar ze durven dat niet luidop te zeggen.” Van Ly noemt Ho Chi Minh de belangrijkste schuldige van alle moeilijkheden: “We moeten het ware gelaat van die oneerlijke en wrede man blootleggen. Veel partijleden kennen de waarheid over Ho Chi Minh, maar moeten zwijgen uit lijfsbehoud.” Nadat de internetactivisten Tran Huynh Duy Thuc en Le Thang Long hun onder dwang afgelegde bekentenissen herroepen en weigeren schuld te bekennen, krijgen respectievelijk zestien jaar en vijf jaar cel. “De Verenigde Staten en Europese Unie zijn mee verantwoordelijk,” oordeelt Brad Adams van Human Rights Watch. “Ze halen gretig voordeel uit de economische groei, maar kijken naar de andere kant wanneer de mensenrechten worden geschonden.”
Op 18 januari 2010 gaat Nguyen Van Ly in hongerstaking om zich in gebed te verenigen met de parochianen van Dong Chiem. Nadat de overheid een kruis op een door de overheid in beslag genomen stuk land heeft gedynamiteerd, planten zij daar op 6 januari 2010, het feest van Epifanie, een nieuw kruis. De demonstranten dragen witte kledij en vanuit Hanoi richt redemptorist Peter Nguyen Van Khai bedevaarten in naar Dong Chiem.
In het ziekenhuis van de stad Phu Ly krijgt Van Ly een medische check-up en worden foto’s genomen met X-stralen en een CT-scan, maar ondanks de eerdere diagnose van atherosclerosis worden zijn halsslagaders niet gecontroleerd. Op 1 februari 2010 draagt hij bij het bezoek van zijn zuster en zijn neven Minh en Nguyen Cong Hoang een grijze shirt en niet zijn blauwgestreepte gevangenisplunje. Zo blijft hij trouw aan de belofte die hij twee maanden eerder heeft gedaan. Onder het oog van luitenant-kolonel Nam en een jonge politieman barst Van Ly bij de begroeting in tranen uit. Zijn rechterarm is nog altijd verlamd. Hij neemt de medicijnen die zijn familie hem opstuurt, maar weigert al tien dagen het bezoek van de gevangenisdokter. Van Ly denkt eraan voor onbepaalde tijd in hongerstaking te gaan. Zo wil hij de druk op de regering in Hanoi opvoeren om een ziekenhuisopname af te dwingen. Aan zijn familie vraagt hij maandelijks voedsel en medicijnen op te sturen, en hem om de zes weken te bezoeken.
Tijdelijk verblijf in rusthuis van het aartsbisdom Hue
De zaak Van Ly staat in februari 2010 op de agenda van de zevende Australisch-Vietnamese mensenrechtendialoog. En na de vrijlating van de advocate Le Thi Cong Nhan van Bloc 8406, draagt het Volksgerechtshof van Thua Thien wegens humanitaire redenen Nguyen Van Ly op 15 maart 2010 twaalf maanden over aan het rusthuis voor priesters van het aartsbisdom Hue. Hij vertrekt om vier uur ’s morgens met een ziekenwagen vanuit Hanoi voor een reis die een hele dag duurt. “Ik ben niet tevreden met die tijdelijke opheffing,” zegt hij bij zijn aankomst. “Want die suggereert dat ik akkoord zou gaan met mijn veroordeling. Ik aanvaard zelfs geen permanente opheffing. Mijn veroordeling is in strijd met alle internationale conventies.” Over zijn gezondheidstoestand vertelt hij: “Die is verbeterd, maar ik ben niet geopereerd aan mijn hersenen omdat de dokters vrezen nog meer schade toe te brengen. In de gevangenis lees ik de dagbladen en kijk iedere naar het nieuws op tv. Maar wat werkelijk gebeurt in Vietnam en de wereld weet ik niet.” In Hue staat Van Ly onder administratief toezicht, wat betekent dat hij permanent wordt bewaakt.
Hij ontmoet Virginia Palmer, de vice-ambassadeur van de Verenigde Staten, en de Canadese ambassadeur Deanna Horton. “De vrijlating van Van Ly zou onvoorwaardelijk en permanent moeten zijn en hij moet ook toegang krijgen tot de noodzakelijke medische hulp,” zegt Brittis Edman van Amnesty International. “Die kleine toegeving gebeurt tegen de achtergrond van een verslechtering van de mensenrechtensituatie. Van september 2009 tot maart 2010 zijn minstens zestien dissidenten veroordeeld en vele dozijnen anderen zitten nog altijd vast voor hun kritiek op de regering.” In mei 2010 verstoort de politie met geweld een begrafenis in de parochie Con Dau naar een kerkhof op een betwist stuk land. Tientallen personen worden opgepakt en ondervraagd. Eén persoon overlijdt en twee vrouwen krijgen een miskraam als gevolg van de slagen die ze incasseren.
Hoewel Van Ly in het rusthuis van het aartsbisdom een vierde beroerte krijgt, publiceert hij een nieuwe reeks geschriften. De grootste bekendheid krijgen de petitie Getuige nummer 4 en de artikelen 12 leugens op staatsniveau en 16 grote ontgoochelingen. Ho Chi Minh als super bedrieger waarin hij de communistische leider ontmaskert.
Interne onrust groeit
In de aanloop naar het Elfde Congres van de Communistische Partij van 2011 ondertekenen negentien leger- en partijveteranen een oproep voor “echte democratie, oprechte kritiek en zelfkritiek met een echt debat dat onze vergissingen en tekortkomingen blootlegt”. Zij vragen de degradatie van Nong Duc Manh, de secretaris-generaal van de communistische partij, parlementsvoorzitter Nguyen Phu Trong, eerste minister Nguyen Tan Dung en To Huy Rua, het hoofd van het Centraal Comité voor Propaganda en Opvoeding. Daarnaast circuleert een tweede petitie waarin 38 partijveteranen de degradatie eisen van Nguyen Chi Vinh, het hoofd van GD2, het Generaal Departement nummer 2 of de militaire geheime dienst. Die ongeziene oproepen brengen het regime in verlegenheid omdat de veteranen wegens hun verdiensten niet kunnen worden gestraft.
De reactie laat niet lang op zich wachten. Decreet 45 stelt alle politieke partijen, vakbonden en mensenrechtenverenigingen die niet zijn gelieerd aan de communistische partij of de regering buiten de wet. Toch groeit in brede lagen van de bevolking het ongenoegen. De 21-jarige Nguyen Van Khuong wordt door de politie van het district Tan Yen doodgeslagen omdat hij zonder helm heeft gereden op zijn bromfiets. Pas na demonstraties wordt de verantwoordelijke opgepakt. En het schandaal rond de scheepswerf Vinashin, een staatsbedrijf dat door wanbeleid een schuldenberg opbouwt van 4,4 miljard dollar, belandt in de doofpot na een tussenkomst van eerste minister Nguyen Tan Dung. Op 23 augustus 2012 vindt op beschuldiging van fraude de arrestatie plaats van de 48-jarige Nguyen Duc Kien, de medestichter van de ACB-bank en een van de rijkste zakenlui van het land. Volgens de beurswaarde is zijn familie de vijfde rijkste van het land. Wegens de nauwe banden van Duc Kien met het communistische regime wijst zijn arrestatie op een toenemende spanning tussen de politieke en de economische elite van het land.
“Het communisme zal vanzelf vergaan”
Generaal Le The Tiem, de vice-minister van het Vietnamese ministerie van Politie, bevestigt op 28 augustus 2010 dat de naam van Nguyen Van Ly niet op de lijst staat van de 30.000 gevangenen die amnestie krijgen naar aanleiding van de 65ste verjaardag van de onafhankelijkheid. “Hij krijgt geen strafvermindering” zegt hij aan het nieuwsagentschap AFP. Vooral zijn jongste publicaties zijn het regime een doorn in het oog. Overigens staat geen enkele gewetensgevangene op de lijst. Het is al van 2007 geleden dat een van hen amnestie heeft gekregen.
Tijdens een bezoek van de voorzitter en ondervoorzitter van de gevangenis, vertegenwoordigers van het gerecht en de communistische Jeugdliga zegt Van Ly: “De prodemocratische beweging zal zegevieren omdat de communistische ideologie zes elementen van zelfdestructie in zich draagt. Dat zijn het atheïsme, het materialisme, de ergerlijke haat, de promotie van het geweld en de onterechte handhaving van een systeem dat is gebaseerd op bedrog. Er komt geen aanval van buitenaf. Het communisme zal vanzelf vergaan.”
Op 3 september 2010 volgt de Werkgroep Willekeurige Detentie van de Verenigde Naties het rapport van Freedom Now en vraagt de onmiddellijke vrijlating van Van Ly: “Zijn arrestatie en gevangenneming kunnen niet wettelijk worden verantwoord en houden een schending in van het internationaal recht.” Maar die resolutie heeft een averechts effect. In januari 2011 verhinderen in Hue dertig agenten van de Staatsveiligheid het bezoek van de Amerikaanse diplomaat Christian Marchant en het Australische parlementslid Luke Simpkins. De Verenigde Staten protesteren tegen de ruwe behandeling van Marchant die hardhandig wordt meegenomen naar een politiebureau.
Een van de meest repressieve perswetten
De welvaartstijging van 25 jaar doi moi-politiek is volledig voorbij gegaan aan de etnische minderheden in de centrale hooglanden. Door de corruptie en de onderdrukking is de levensstandaard in deze ontoegankelijke gebieden nog zelfs gedaald. In 2008 is 56 procent arm en in sommige streken ligt dat cijfer boven tachtig procent. Ook zet de vervolging van de christenen door. Op 29 oktober 2010 wordt de tachtigjarige Ksor H’Be, de moeder van Kok Ksor, de leider van de Dagar-Montagnard christenen die in Canada in ballingschap leeft, gefolterd omdat ze weigert afstand te nemen van de activiteiten van haar zoon.
In januari 2011 vervangt het Elfde Congres van de Communistische Partij een derde van de leden van het Centraal Comité of al wie ouder is dan 65 jaar. Partijleider Nong Duc Manh ruimt plaats voor parlementvoorzitter Nguyen Phu Trong, de nieuwe machtigste man van het land. De populaire premier Nguyen Tan Dung blijft op post en president Nguyen Minh Triet maakt plaats voor de 62-jarige Truong Tan Sang, de voormalige burgemeester en partijchef van Ho Chi Minh Stad.
Het congres keurt de wijziging van partijstatuten goed waardoor privéondernemers lid kunnen worden. En een nieuw decreet op het gebruik van het internet legt de werking van bloggers verder aan banden. Wie informatie verspreidt die “niet in het belang is van het volk” riskeert draconische boetes. De loodzware censuur die geldt voor de traditionele media breidt uit naar het internet. Vietnam heeft een van de meest repressieve perswetten ter wereld. Het eerste slachtoffer is hoogleraar geneeskunde Dr. Nguyen Dan Que. Het eerste Vietnamese lid van Amnesty International wordt aangehouden na een kritisch artikel in het Amerikaanse dagblad The Washington Post. De politie arresteert ook advocaat La Quoc Quan, een lid van de Commissie Rechtvaardigheid en Vrede van het bisdom Vinh terwijl hij het proces tegen mensenrechtenadvocaat Cu Hu Va Huy bijwoont. De demonstratie op 4 april 2011 tegen de veroordeling van de Va Huy slaat de politie met elektrische matrakken uit elkaar.
Op 26 april 2011 wordt de gevangenisstraf van het voormalige communistische kaderlid Vi Duc Hoi, die in 2007 de overstap heeft gemaakt naar de beweging Bloc 8406, teruggebracht van acht naar vijf jaar. Hij maakt naam met zijn memoires Geconfronteerd met de realiteit. Mijn weg bij het vervoegen van de democratische beweging. Daarin schrijft hij: “Het grootste verlies voor een mens is het verlies van het recht een menselijk wezen te zijn. De grootste misdaad bestaat erin iemand anders mensenrechten te ontnemen. De meest laffe persoon is hij die het verlies van de mensenrechten aanvaardt. Ikzelf was ooit zo’n lafaard.” Vi Duc Hoi krijgt in 2011 de Hellman/Hammett award van Human Right Watch. Ondertussen sterven de gewetensgevangenen Nguyen Van Trai in juli 2011 en Truong Van Suong in september 2011 in gevangenschap.
Twee priesters in het parlement
Om de spelverslaving van jongeren tegen te gaan, blokkeert het ministerie van Informatie en Communicatie vanaf 3 maart 2011 het online gamen tussen 22.00 uur en 8.00 uur ’s morgens. Op 15 maart verstrijkt de tijdelijke opheffing van de veroordeling van Van Ly. Maar internationaal is de druk om hem niet terug te sturen naar het concentratiekamp zeer groot. Human Right Watch voert wereldwijd actie en uit vrees voor negatieve publiciteit blijft Van Ly in Hue. Voor de microfoon van Radio Free Asia zegt hij zelfverzekerd: “Ik ga voor onbepaalde duur in hongerstaking en weiger elke medische verzorging wanneer ik moet teruggaan.”
Aartsbisschop Jean-Baptiste Pham Minh Man van Ho Chi Minh Stad hekelt op 22 mei 2011 de toenemende overheidsbemoeienis: “Wij keren terug naar het principe dat elke religieuze activiteit als een gunst kan worden toegestaan. Zo verworden de rechten van de burgers tot een privilege van de regering.”
De opkomst voor de parlementsverkiezingen van 5 juni 2011 bedraagt officieel 99,51 procent. Twee priesters zijn verkozen in het parlement en vijf in de provincieraden. Aartsbisschop Pham Minh Man verbiedt hen nog langer de sacramenten toe te dienen omdat ze weigeren de religieuze vervolging en de inbeslagname van kerkelijke gronden aan te klagen. In toepassing van de grondwet duiden de parlementsleden de politieke trojka voor de komende vijf jaar aan. Partijleider Nguyen Phu Trong en eerste minister Nguyen Tan Dung blijven op post en de nieuwe president, Truong Tan Sang, krijgt de steun van 97,4 procent.
Honderd van de 2.800 Vietnamese geestelijken treden toe tot het Solidariteitscomité van Vietnamese Katholieken, de nieuwe poging om los van Rome een Vietnamese Patriottische Kerk op te richten.
Strijd rond Thai Ha laait opnieuw op
In oktober 2011 laait de strijd rond het redemptoristenklooster en de kerk van Thai Ha opnieuw op. De overheid wil op het domein een waterzuiveringstation bouwen voor het aanpalende ziekenhuis. De katholieken mobiliseren andermaal duizenden gelovigen. Maar de politie omsingelt de omgeving en sluit de toegangswegen af. Velen vrezen een heruitgave van de incidenten zoals bij de sloop van de Thai Hoa kerk in september 2008. Op 3 november 2011 bestormen honderden agenten en militairen het gebouw en voeren bulldozers onder politiebescherming op enkele meters van de kerk grondwerken uit voor het waterzuiveringstation. Tijdens de volgende weken blijven iedere dag duizenden gelovigen demonstreren.
Ondertussen liggen de redemptoristen in de media zwaar onder vuur. Vooral Peter Nguyen Van Khai, de woordvoerder van Thai Ha, en Joseph Le Quang Uy worden geviseerd. Deze laatste is bekend voor zijn werk met de armen en de aidspatiënten en zijn pro-life activiteiten. Hij is een notoir tegenstander van abortus. Haaks op de gangbare praktijk, Vietnam staat wat de abortussen betreft aan de wereldtop, is Le Quang Uy de geestelijke begeleider van de beweging Leerlingen van Jezus. Die steunt zwangere vrouwen die hun kind willen houden. De door de redemptoristen beheerde kerk Ky Dong of Onze-Lieve-Vrouw van Eeuwigdurende Bijstand in Ho Chi Minh Stad wordt geviseerd voor haar gebedswaken ten voordele van de Thai Ha gemeenschap in Hanoi. De kerk van Ky Dong groeit uit tot het epicentrum van het katholieke verzet in het zuiden van het land. De deelnemers aan de activiteiten worden gefilmd en luidsprekers op de gebouwen rond de kerk verstoren de gebedsbijeenkomsten.
Tussen juli en september 2011 worden in drie golven vijftien medewerkers opgepakt van de redemptoristen die actief zijn rond de kerken van Thai Ha in Hanoi en Ky Dong in Ho Chi Minh Stad. Het protest tegen die arrestaties leidt tot een opeenvolging van vreedzame gebedswaken.
Toenemende Chinese invloed
Ook Vincent Pham Trung Thanh, de provinciaal van de Vietnamese redemptoristen, is kop van jut. Hij heeft met wetenschappers, intellectuelen en voormalige regeringsverantwoordelijken, waaronder generaal Vo Nguyen Giap, een petitie ondertekend tegen de bauxietexploitatie door Chinese ondernemingen in de centrale hooglanden. De hardhandige onderdrukking van ieder protest tegen die sterk milieuvervuilende mijn illustreert de gestaag toenemende Chinese invloed. Die is niet alleen voelbaar in Vietnam, maar ook in de buurlanden Laos en Cambodja.
Het rode bankbiljet, de Chinese yuan, neemt stilaan de plaats van het groene biljet, de Amerikaanse dollar. In Azië ontstaat een ‘yuan blok’ omdat de meeste munten nauw aansluiten bij de yuan. Verder claimt China de soevereiniteit over de hele Zuid-Chinese Zee, een uithoek van de Stille Oceaan met zijn rijke visgronden en waar vermoedelijk nog veel olie en gas in de bodem zit. Rond de Spratlyarchipel vindt op 30 mei 2011 een confrontatie plaats waarbij een Chinese patrouilleboot een Vietnamees olie-onderzoekschip saboteert. Het Vietnamese leger houdt oefeningen in de betwiste wateren en China weigert een diplomatieke missie van de Asean, waarvan beide landen lid zijn. In december 2012 kondigt China aan alle schepen te controleren in een aantal omstreden delen van de Zuid-Chinese Zee tussen Vietnam, de Filippijnen en China.
Buitensporige straffen illustreren intolerantie
De Amerikaanse muzikant Bob Dylan, in de jaren 1960 een vaandeldrager van het protest tegen de oorlog in Vietnam, geeft in april 2011 een concert in Ho Chi Minh Stad. En wanneer na de installatie van het parlement de internationale campagne voor Van Ly stilvalt, brengt een ziekenwagen hem op 25 juli 2011 opnieuw naar het kamp Nam Ha, waar hem nog vijf jaar opsluiting wacht. Dat gebeurt volgens het Vietnamese Nieuwsagentschap omdat hij “documenten verspreidt die ingaan tegen de partij en de regering en de bevolking ophitst om deel te nemen aan demonstraties”.
Op 10 augustus 2011 belandt Pham Minh Hoang, de drijvende kracht in Vietnam van Viet Tan, de Vietnamese Hervormingspartij VRP, drie jaar in de gevangenis omdat hij heeft opgeroepen de regering om te werpen. De onbeschaamde manier waarop grondontwikkelaars en corrupte locale autoriteiten met geweld, bedreigingen, intimidatie en de inzet van knokploegen landbouwgrond inpalmen, beheerst vanaf oktober 2011 de actualiteit. Voor de verspreiding van protestfolders krijgen drie leden van de familie van Nguyen Ngoc Cuong samen zeven jaar cel. Ook in de havenstad Haiphong wordt gedemonstreerd tegen de inname van landbouwgrond en in april 2012 escaleert het protest in het Van Giang district nabij de hoofdstad Hanoi. Bij de onteigening van 500 ha voor de bouw van een nieuwe stad verdrijven duizenden politieagenten en tientallen bulldozers de landbouwers die dat land bewerken.
In en toespraak vat de Vietnamese vice-premier Nhuyen Xuan Phuc in februari 2012 de religieuze politiek samen. Hij vraagt een strenger toezicht op de teruggave van eigendomsrechten en dringt aan op maatregelen tegen de groei van het protestantisme en de vijandige elementen die de religie gebruiken “om onze natie ten gronde te richten”. Een maand later, op 20 maart 2012, somt het jaarrapport van de Commissie Religieuze Vrijheid van de Verenigde Staten voor het twaalfde opeenvolgende jaar de schendingen van de religieuze vrijheid op. Maar de regering van president Barrack Obama gaat niet in de vraag om Vietnam opnieuw toe te voegen aan de lijst van de Landen van Bijzonder Belang. Ondertussen veroordeelt het Volksgerechtshof van Nghe An twee medewerkers van Nguyen Van Ly. Voor het verspreiden van anti-regeringsfolders krijgen Vo Thi Thu Thuy en Nguyen Van Thanh respectievelijk vijf en drie jaar cel. Verder wachten nog minstens twaalf activisten op hun proces nu hun arrestatie tijdens de protesten rond de Thai Ha kerk in Hanoi en de Ky Dong kerk in Ho Chi Minh Stad. Volgens Human Right Wachts worden in de eerste maanden van 2012 minstens 31 vredesdissidenten gevonnist: het grootste cijfer van de voorbije jaren.
In september 2012 krijgen drie bloggers tot twaalf jaar cel voor het schrijven van kritische artikelen op de door opgerichte, maar inmiddels verboden website Vrije Journalisten Club. “Die zware straffen zijn volstrekt buitensporig en laten zien hoe diep de intolerantie van de Vietnamese regering jegens andersdenkenden gaat,” zegt Phil Robertson van Human Right Watch. Wanneer de Europese president, Herman Van Rompuy, op 1 november 2012 een eredoctoraat krijgt van de universiteit in Hanoi beklemtoont hij op een persconferentie met zijn Vietnamese ambtsgenoot, Truong Tan Sang, dat het essentieel is dat Vietnam de mensenrechten naleeft. Maar hoe zwaar wegen die woorden? De ijzeren perswet heeft tot gevolg dat Vietnam volgens het Committee to Protect Journalists veertien journalisten gevangen houdt, het zesde grootste aantal wereldwijd.
Van Ly opnieuw naar het concentratiekamp
10. Vrijheid of dood
De vreedzaam strijd voor vrijheid is de rode draad in het leven van Nguyen Van Ly. Maar wegens de eeuwenlange Chinese en Franse kolonisatie zit die gedachte ook verankerd in de Vietnamese identiteit. Sinds zijn priesterwijding in 1974 ijvert Van Ly daarvoor in de concentratiekampen waar hij achttien jaar zit opgesloten, op de afgelegen parochies waar hij veertien jaar onder huisarrest staat en door het verspreiden van polemische geschriften via het internet. Vanaf het jaar 2000 radicaliseren zijn standpunten en bepleit hij de vrijheid van alle religies en de afschaffing van het machtsmonopolie van de Communistische Partij. Omdat die reus op lemen voeten door een meedogenloze repressie nog altijd overeind staat, engageert Van Ly zich vanaf 2006 in de politiek en ijvert voor respect voor de burgerrechten. Maar eens te meer belandt hij in de kampen. Vandaag voelt deze icoon van het vreedzaam verzet, die door vier beroertes bijna halfzijdig is verlamd, zich in de eenzaamheid van zijn isoleercel niet begrepen: noch door zijn collega’s in de kerk, noch door de internationale gemeenschap. Toch is zijn strijd niet vergeefs geweest. Want onverwacht zet vanaf december 2007 een volkskerk, die vooral in het noorden van Vietnam uit de catacomben opstaat, zijn strijd voort.
Geschiedenis gedrenkt in het bloed
Vietnam behoort tot de weinige landen wiens geschiedenis letterlijk is gedenkt in een onophoudelijk bloedvergieten. De inwoners hebben nooit één ogenblik van vrijheid gekend. Ze vechten eeuwenlang tegen de Chinese dominantie en vanaf het midden van de 19de eeuw tegen de Franse kolonisator. De door de Chinezen en Fransen ingevoerde nieuwe instellingen, economie, taal en godsdienst staan haaks op de traditionele waarden en gebruiken. De botsing tussen eerst Oost en Oost, en later Oost en West heeft enerzijds geleid tot het adapteren van nieuwe waarden, maar anderzijds tot het verzet daartegen. Het streven naar onafhankelijkheid en vrijheid is dan ook een hoeksteen van de Vietnamese identiteit en verklaart het verbeten verzet tegen de vreemde indringers.
In het derde kwart van de twintigste eeuw vindt in het land een van de grootste tragedies plaats van de 20ste eeuw. De Eerste Indochinese Oorlog(1946-54) die het einde betekent van de Franse kolonisatie, eist een kwart miljoen slachtoffers. De opdeling in Noord- en Zuid-Vietnam op de Conferentie van Genève, met een demarcatielijn ter hoogte van de 17de breedtegraad, mondt evenwel uit in een gewapende vrede. Tegenover Noord-Vietnam, dat alternerend steun krijgt van de Sovjet-Unie en China, nemen de Verenigde Staten in Zuid-Vietnam de rol over van Frankrijk. Het land wordt opnieuw gekoloniseerd. Ditmaal niet om het leeg te zuigen, maar als voorpost in de Koude Oorlog tussen het communisme en het kapitalisme. Met de jaren wordt de strijd gruwelijker. De Tweede Indochinese Oorlog (1965-75) eist drie miljoen doden en gewonden in Vietnam en nog eens twee miljoen slachtoffers in de buurlanden Cambodja en Laos die worden meegezogen in dat conflict. De Verenigde Staten die zich na het vredesakkoord van 1973 terugtrekken zetten de Koude Oorlog op andere plaatsen ter wereld voort.
Totalitair communistisch regime
Nadat Noord-Vietnam op 30 april 1975 het zuiden militair verovert, rest één puinhoop. Het land behoort tot de armste ter wereld. En het einde van de oorlog brengt geen vrijheid. Wel integendeel. De nieuwe machthebbers zijn immers niet uit op verzoening, maar op vergelding. Alle topverantwoordelijken van het voormalige regime worden uit de weg geruimd en naar schatting 2,5 miljoen anderen kwijnen weg in heropvoedingskampen. Zo ook de intellectuelen die hard nodig zijn voor de wederopbouw. Ondertussen houdt het onzichtbare controlenetwerk van de Communistische Partij iedereen in de gaten. Maar zowel de landhervorming als de oprichting van Nieuwe Economische Zones blijven stuiten op weerstand. En vanaf 1978 komt een ongeziene exodus van bootvluchtelingen op gang.
In 1979 bezet Vietnam het buurland Cambodja en vindt een oorlog plaats met China. Maar het daaropvolgende internationale isolement brengt het land aan de rand van de afgrond. Een uitweg biedt vanaf 1986 de doi moi-politiek of de invoering, naar het succesvolle Chinese voorbeeld, van een vrije markteconomie met een communistische bestuur. Toch keert het tij maar langzaam. Pas vanaf de jaren 1990 groeit de Vietnamese economie jaarlijks met zeven procent. West-Europa doorbreekt het internationale isolement en na de opheffing van het handelsembargo van de Verenigde Staten sluiten beide landen een handelsakkoord. Toch wordt Vietnam geen Aziatische Tijger wegens de loodzware bureaucratie, de onuitroeibare corruptie, de zwakke munt en de slechte infrastructuur. Omdat de gesubsidieerde overheidsbedrijven het leeuwenaandeel van het bruto binnenlands product voor hun rekening nemen, is het westerse kapitalisme dat massaal geld investeert in Vietnam, de grootste weldoener van de communistische economie.
Terwijl Vietnam toetreedt tot de Wereldhandelsorganisatie, krijgt de politieke oppositie voor het eerst een gelaat. Met buitenlandse steun opereren de Vietnamese Populistische Partij, de VPP, de Actiepartij van het Vietnamese Volk; de PAP, en de Vietnamese Hervormingspartij, de VRP of Viet Tan. En in Vietnam ligt het Manifest voor democratie en vrijheid in Vietnam van 8 april 2006 aan de basis van de beweging Bloc 8406 en wordt de Vietnamese Vooruitgangspartij, de VNPP, opgericht. De oprichting van de Lac Hong Coalitie, het samengaan van de VNPP en de VPP dat de leiding van het land ambieert over te nemen, betekent het begin van een harde repressie tegen alle nieuw opgerichte partijen, de internetbloggers en de advocaten die de dissidenten verdedigen. Het totalitaire communistische regime lost zijn ijzeren greep niet.
De vreedzame strijd van Nguygen Van Ly radicaliseert
Nguyen Van Ly (° 1947) groeit op in de katholieke parochie Ba Nguet die in 1955 collectief verhuist naar La Vang Trung, ten zuiden van de demarcatielijn. Als jongste zoon in een gezin van vijf kinderen ontwikkelt hij tijdens zijn seminarieopleiding in Hue een scherp kritisch denkvermogen. Hij bloeit helemaal open tijdens zijn stage in de sloppenwijken van Saigon. Na zijn priesterwijding in 1974 werkt hij in de hoofdstad, maar keert tijdens het eindoffensief van het Noord-Vietnamese leger in april 1975 op vraag van aartsbisschop Nguyen Kim Dien terug naar Hue. Dat Van Ly haaks op de vluchtelingenstroom die tocht onderneemt, illustreert zijn rechtlijnig, maar ook nederig en gezagsgetrouw handelen. Als overijverige secretaris van aartsbisschop Nguyen Kim Dien wordt Van Ly in 1977 veroordeeld tot twintig jaar dwangarbeid. Maar na vier maanden komt hij vrij en staat in de afgelegen parochie Doc So onder huisarrest. In 1978 en 1983 schrijft hij zijn eerste kritische manifesten, maar de organisatie van illegale pelgrimstochten naar het bedevaartsoord La Vang mondt uit in een veroordeling tot tien jaar cel. Ondanks de zware dwangarbeid, de permanente uithongering en de onophoudelijke indoctrinatie houdt hij zich in de concentratiekampen van Cam Thanh en Nam Ha staande door een sterk innerlijk leven en zijn engagement voor de medegevangenen.
Terug op vrije voeten schetst Van Ly in 1994 in zijn Tien puntenprogramma een schrijnend beeld van de toestand van de Vietnamese kerk. De internationale weerklank van dat manifest levert hem de erkenning op van de internationale mensenrechtenorganisaties, wat zijn positie in eigen land versterkt. In 1995 volgt zijn overplaatsing naar de afgelegen parochie Nguyet Bieu. Het huisarrest en het verbod om voor te gaan in de liturgie en te preken, blijft van kracht. Wel geeft hij cursussen Frans, Engels, muziek, astrologie en initiatie in de computer. Vanuit het besef dat de computer en het internet een sleutelrol kunnen vervullen in zijn strijd, legt de technisch onderlegde Van Ly zich door zelfstudie daar op toe. Wanneer zijn parochie in 1999 zwaar wordt getroffen door overstromingen gaat zijn prioriteit bij de wederopbouw naar de armste inwoners. Van Ly is niet alleen een van de meest kritische stemmen van het regime, maar engageert zich ook voluit in het lenigen van de noden van zijn parochianen. Zelf houdt hij er een sobere levensstijl op na.
Omdat de toestand niet verbetert schakelt Van Ly vanaf het jaar 2000 een versnelling hoger in zijn vreedzame strijd voor meer vrijheid. In een vloed van brieven, manifesten en oproepen op het internet radicaliseren zijn standpunten. Hij ijvert voor de vrijheid van alle religies en eist de afschaffing van het machtsmonopolie van de communistische partij. Verder staat hij aan de wieg van de eerste interreligieuze ontmoeting en richt met drie collega’s de Priestervereniging Nguyen Kim Dien op, het hart van de katholieke dissidentie in Vietnam. Op 5 februari 2001 volgt zijn overplaatsing naar de geïsoleerde parochie An Truyen. Op vraag van het Amerikaanse Congres schrijft hij twee getuigenissen over de religieuze toestand in Vietnam. Daarop volgen negentien dagvaardingen aan het adres van de regering, wat ongezien is in een communistisch land. Van Ly wordt opnieuw gearresteerd en veroordeeld tot vijftien jaar dwangarbeid. Maar na twee strafverminderingen onder de niet aflatende internationale druk komt hij op 31 januari 2005 opnieuw vrij. Zes maanden later lanceert hij vanuit het aartsbisschoppelijk paleis in Hue, waar hij onder huisarrest staat, een nieuwe golf van brieven, protesten en oproepen. Daarin ligt de focus op het respect van de burgerlijke vrijheden. Van Ly is een medeoprichter van de beweging Bloc 8406, het ondergrondse tijdschrift Tu doo Ngon luan – Vrijheid van spreken, de Vietnamese Vooruitgangspartij VNPP en de Lac Hong Coalitie.
Maar voor de overheid is de maat vol. Van Ly krijgt op 30 maart 2007 acht jaar opsluiting. In de eenzaamheid van zijn isoleercel in het kamp Nam Ha krijgt hij tussen mei en november 2009 drie beroertes. Hij is halfzijdig verlamd en de dokters ontdekken in zijn linker hersenhelft een tumor. Onder de niet aflatende internationale druk verhuist Van Ly op 15 maart 2010 wegens humanitaire redenen twaalf maanden naar het rustoord voor priesters van het aartsbisdom Hue, van waaruit hij de strijd met zijn scherpe pen voortzet. Nadat een wereldwijde campagne van Human Right Watch voor zijn definitieve vrijlating stil valt, zit hij sinds 25 juli 2011 opnieuw in het kamp Nam Ha waar hem nog vijf jaar eenzame opsluiting wacht.
Buitenlandse druk vermindert
Hoe lang kan de combinatie van een vrije markteconomie met een communistisch bestuur standhouden? Vanaf de jaren 1980 voorspellen economisten het failliet van die aanpak. Maar drie decennia later blijkt dat het meest succesvolle model uit de geschiedenis. Toch is het Vietnamese regime een reus op lemen voeten. De ideologie van het Marxisme-Leninisme heeft plaats geruimd voor het scheppen van geld. En de bureaucratie en de corruptie nemen alleen maar toe. De sterkte van het regime ligt in het ontbreken van een alternatief. Het leger zit verweven in het systeem. En zienderogen neemt de invloed toe van het eveneens communistische China dat zoals eeuwen terug de heerschappij over Indochina ambieert. De belangrijkste groep die een rol van betekenis kan spelen zijn de boeddhisten, veruit de grootste godsdienst. Maar de kaders van de ondergronds Verenigde Boeddhistische Kerk zijn al jaren geïnfiltreerd en wanneer een boeddhistische partij op de voorgrond treedt, zal ook die een communistische creatuur zijn.
Bovendien vermindert met de jaren de buitenlandse druk op het regime om veranderingen door te voeren en de internationale steun voor de dissidenten. Dat komt deels door de verschuiving van het geopolitieke zwaartepunt naar het Oosten waar het respect voor de mensenrechten niet prioritair is. Zo gebruiken de Aziatische en de Afrikaanse landen keer op keer hun meerderheidspositie in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Bovendien regeert door de verwevenheid met de commerciële belangen in de internationale politiek steeds meer het geld. Na de crisis van 2008 wordt aan het respect voor de mensenrechten alleen nog wat lippendienst bewezen. De Britse zender BBC en de Franse zender RFI stoppen hun radio-uitzendingen in het Vietnamees.
Verandering groeit van ondertuit
Maakt het een verschil of Nguyen Van Ly in een concentratiekamp zit of onder huisarrest staat? Omdat de overheid ten allen prijze voorkomen dat hij in gevangenschap sterft, wordt hij in zijn isoleercel voortreffelijk verzorgd en geniet een relatieve vrijheid. Maar de in eenzaamheid stilaan wegkwijnende Van Ly voelt zich niet begrepen: noch door de Vietnamese en de internationale samenleving, noch door zijn katholieke collega’s, wat hem wellicht het diepste raakt. Want alleen zijn bejaarde collega’s Stephen Chan Tin (92 jaar), Nguyen Huu Giai (70 jaar) en Peter Phan Van Loi (61 jaar) van de Priestervereniging Nguyen Kim Dien zetten de strijd voor de vrijheid en de waarheid voort. Chan ly in het Vietnamees betekent niet alleen ‘waarheid’, maar letterlijk ook ‘de voeten van Ly’.
Toch is de strijd van Van Ly niet vergeefs geweest. Ondanks het voortdurend pletwalsen van ieder verzet, is door de niet aflatende vredevolle strijd van de dissidenten de nog resterende christelijke humuslaag in de samenleving vruchtbaar gebleven. Geheel onverwacht vormt die de voedingsboden voor de volkskerk die vanaf december 2007 die strijd militant voortzet. Of om een andere beeldspraak te gebruiken: de kleine beek waaraan Van Ly zijn hele leven koppig vorm heeft gegeven, blijkt plots uit te groeien tot een brede stroom die zelfs een van de meest repressieve regimes ter wereld onmogelijk kan tegenhouden.
De geschiedenis leert dat wie het pad voor veranderingen effent zelf niet op de rode loper loopt wanneer de overwinning wordt behaald. Die wetmatigheid geldt ook voor Van Ly, maar op een dag zal de strijd voor vrijheid in Vietnam zegevieren. Zal de levende icoon Nguyen Van Ly die dag nog mogen beleven?
11. Bibliografie
De bibliografie over Vietnam en de Indochinese oorlogen is zeer uitgebreid. Zoals steeds krijgt het wedervaren van het gewone volk dat veruit de zwaarste tol heeft betaald de kleinste aandacht. Veel publicaties komen tot stand tegen een ideologisch gekleurde achtergrond. Een meerderheid van de boeken en artikelen van historici en journalisten vertelt het verhaal vanuit Amerikaans perspectief. Talrijk zijn de autobiografische verhalen van de gevangen genomen Amerikaanse krijgsgevangenen en de na 1975 naar het Westen gevluchte Vietnamezen. Hun horrorverhalen kleuren in grote mate de literaire erfenis over de oorlog. Voorbeelden zijn het relaas van de voormalige minister van Justitie van de Voorlopige Revolutionaire Regering, Truong Nhu Tang, en het levensverhaal van Doan Van Toai, een communistisch sympathisant die in de Zuid-Vietnamese gevangenissen zit opgesloten, maar na 1975 ook in de heropvoedingskampen belandt.
Het verhaal vanuit de communistische hoek krijgt veel minder aandacht. Nochtans lanceert Ho Chi Minh op 1 mei 1960, naar aanleiding van de vaststelling dat de 31 leden van het Centraal Comité van de communistische partij samen 222 jaar in de koloniale gevangenissen hebben doorgebracht, een oproep om hun ervaringen en alle andere aspecten van de antikoloniale strijd te documenteren in de “memoires van de revolutie”. Maar tot dusver is slechts een klein aantal teksten vertaald in het Engels. Hoewel pas de jongste jaren binnen communistisch Vietnam mondjesmaat de openheid groeit om de archieven te ontsluiten, vertelt een aantal studies ‘de andere kant’ van het verhaal.
Het schetsen van een genuanceerd, evenwichtig en historisch zo correct mogelijk beeld van de geschiedenis van Vietnam, waarbij we uitgebreid focussen op het leven van dissident Nguygen Van Ly, was een delicate evenwichtsoefening. We raadpleegden bij de redactie een aantal wetenschappelijke studies, met voorop het standaardwerk Vietnam a history van Stanley Karnow, alsook tal van andere werken die de verschillende invalshoeken belichtten. Aanvullend pluisden we de archieven van een aantal kranten uit en putten we informatie uit een lange reeks van interessante websites. De schat aan gegevens van de websites van radio-omroepen, private organisaties, religieuze verenigingen, mensenrechtenorganisaties, dagbladen, overheidsinstellingen, politici en partijen werd op basis van de toetssteen van de historische kritiek verwerkt. Naast de publicaties van Bloc 8406 die online consulteerbaar zijn, verschaffen de publicaties van Nguygen Van Ly zelf ons een dieper inzicht in zijn denken en handelen. Last but not least heeft een aantal eersterangsgetuigen zijn medewerking verleend.
1. Boeken en publicaties
Amnesty International Socialist Republic of Viet Nam: Religious Intolerance - Recent arrests of Buddhists, ASA 41/001/2001, februari 2001.
ASHWILL, M.A. & THAI NGOC DIEP, Vietnam today. A Guide to a Nation at a Crossroads, Intercultural Press, London, 2004, 208 p.
BOWMAN, J. S., The Vietnam War. Al Almanac, Barnes & Nobles, New-York, 2005, 512 p.
BROCHEUX, P. & HEMERY, D., Indo China. An Ambiguous Colonisation 1858-1954, University of California Press, Berkeley, 2011, 508 p.
BURCHETT, W., Catapult to Freedom, Quartet Books, London, 1978, 210 p.
CADY, J. F., The Roots of French Imperialism in Eastern Asia, Cornell University Press, New-York, 1954, 340 p.
CHANOFF, D. & VAN TOAI, D., The Vietnamese Gulag. A revolution betrayed – The shocking first-person chronicle of a former supporter of the Socialist Republic of Vietnam who survived his country’s descent into totalitarianism, Simon and Schuster, New York, 1986, 351 p. (Uit het Frans vertaald)
CHANOFF, D., TRUONG NHU TANG & VAN TOAI, D., A Vietcong Memoir. An inside account of the Vietnam war and its aftermath, Vintage Books, 1986, 352 p.
DUIKER, W.J., Ho Chi Minh. A Life, Hyperion, New York, 2000, 695 p.
DUIKER, W.J., Sacred War. Nationalism and Revolution in a Devided Vietnam, McGraw-Hill, Columbus, 1994, 289 p.
DUIKER, W.J., The Communist Road to Power in Vietnam, Westview Press, New York, 1996, 464 p.
GAINSBOROUGH, M., Vietnam. Rethinking the State, Zed Books, London, 2010, 256 p.
GETTLEMAN, M.E., FRANKLIN, J., YOUNG, M.B. & FRANKLIN, H.B., Vietnam and America. The most comprehensive documented history of the Vietnam war, Grove Press, New York, 1995, 561 p.
HAMMER, E. J., The Struggle for Indochina. 1940-1955, Stanford University Press, Stanford, 1966, 388 p.
HERRING, G.C., America’s Longest War. The United States and Vietnam. 1950-1975, McGraw-Hill, Columbus, 2001, 384 p.
HUYNH CHAU NGUYEN, N., Memory is another country. Women of the Vietnamese Diaspora, Praeger, 2009, 212 p.
HUYNH KIM KHANH, Vietnamese communism. 1935-1945, Cornell University Press, New York, 1982, 379 p.
Human Rights in Vietnam. Hearing before the subcommittee on Africa, global human rights and international operations. One hundred ninth congress. First session, Washington, 20 juni 2005, 105 p.
JAMIESON, N.L., Understanding Vietnam, University of California press, London, 1995, 428 p.
KARNOW, S., Vietnam: a history, Penguin Books, New York, 1997, 784 p.
LAM, A. Perfume Dreams. Reflections on the Vietnamese Diaspora, Heyday, Berkeley, 2005, 192 p.
LAWRENCE, M. A., The Vietnam War. A concise international history, Oxford University Press, New York, 2008, 214 p.
MARR, D. G., Vietnamese anticolonialism. 1885-1925, University of California Press, Berkeley, 1971, 400 p.
McMAHON, R.J., The Limits of Empire, Columbia University Press, New York, 1999, 288 p.
McNAB, C. & WIEST A., De geschiedenis van de Vietnamoorlog. Een uniek overzicht van alle belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen in woord en beeld, Deltas, Aartselaar, s.d., 256 p. (Uit het Engels vertaald)
METZNER, E.P.; VAN CHINH, H.; VAN PHUC, T. & LE NGUYEN BINH, Reeducation in Postwar Vietnam. Personal postscripts to Peace, Texas A&M University Press, Tamu, 2001, 160 p.
NGO THI HIEN, Ling Muc Nguyen Van Ly. Nguet Bieu. An Truyen. Luu Tap, Committee for Religious Freedom in Vietnam, Washington, 2002, 654 p.
NGHIA M. VO, Vietnamese Boat People. 1954 and 1976-1992, McFarland & Co, London, 2005, 216 p.
TEMPLER, R., Shadows and Wind: a view of modern Vietnam, Penguin Books, New York, 1999, 400 p.
TERRELL CARGILL, M. & QUANG HUYNH, J., Voices of Vietnamese Boat People. Nineteen Narratives of Escape and Survival, McFarland & Co, London, 2001, 190 p.
TIET, Tran-Minh, Les relations Américano-Vietnamiennes. De Kennedy à Nixon. Tome I Kennedy-Ngo-dinh Diem, Paris, 1971, 154 p.
Visit to Vietnam: Report to the 51st Session of the UN Commission for Human Rights. UN Working Group on Arbitrary Detention, E/CM.4, 1995, 31, Add. 4.
VAN CAHN, N., Vietnam Under Communism. 1975-1982, Hoover Press Publications, Stanford, 1983, 317 p.
VAN DYKE, J. M., North Vietnam’s strategy for survival, Pacific Books, Palo Alto, 1972, 336 p.
VANDEN BERGHE, I., De Koude Oorlog. Een nieuwe geschiedenis (1917-1991), Acco, Leuven, 2008, 526 p.
Vietnam. Solidarität mit verfolgten und bedrängten Christen in unserer Zeit, Deutschen Bischofsconferenz, Bonn, 1982, 8 p.
VO, N.M., The Bamboo Gulag. Political Imprisonment in Communist Vietnam, McFarland & Company, Columbus, 2004, 254 p.
YOUNG, M.B., Vietnam Wars 1945-1990, Harper Perennial, New York, 1991, 448 p.
2. Dagbladen
België:
De Tijd (1988-2012)
De Standaard (1994-2012)
De Morgen (1994-2012)
Nederland:
Katholiek Nederland (2000-2012)
3. Internet
Online encyclopedie
www.wikipedia.org
Websites van radio-omroepen
° British Broadcasting Corporation (Groot-Brittannië): http://news.bbc.co.uk
° Radio Free Asia: http://www.rfa.org/english/news
° Radio Bosnewslife (Hongarije): http://www.bosnewslife.com
Websites van private organisaties
° Pen International: http://www.internationalpen.org.uk/
° Julilee Campaign: http://www.jubileecampaign.co.uk/campaigns/
° Reporters Whithout Borders: http://en.rsf.org/
° A call for democracy (Vietnam): http://www.acallfordemocracy.org/
° Rallying for democracy (Vietnam): http://www.rallyingfordemocracy.org/
° Mouvement for Democracy and Human Rights in Vietnam (Canada): http://www.luongtamconggiao.com/
° Action for Democracy in Vietnam (Frankrijk): http://queme.net/
° www.aziatischetijger.nl
Websites van religieuze verenigingen
° Evangelische Alliantie (Australië) : www.ea.org.au/
° Wereld Evangelische Alliantie: http://www.worldevangelicalalliance.com/news/
° Independant Catholic News Agency: http://www.ucanews.com/
° ICN Independant Catholic News (Groot-Brittannië): http://www.indcatholicnews.com/
° National Catholic Reporter: http://ncronline.org
° www.crosswalk.com/news/
° http://www.asianews.it/
° Rorate (Nederland): www.rorate.com/
° www.zenit.com/
° www.rc.net/
° Kerknet (België): www.kerknet.be
Websites van mensenrechtenorganisaties
° Amnesty International: http://www.amnesty.org/en/; http://www.amnesty.org.nz/ en http://www.amnestyusa.org/
° Protection International: http://www.protectionline.org/-Accueil-.html/
° Freedom Now: http://www.freedom-now.org/
° Mouvement mondian des Droits de l’homme: http://www.fidh.org/
Websites van kranten:
° The New York Times (Verenigde Staten): http://www.nytimes.com/
° Trouw (Nederland): http://www.trouw.nl/nieuws/wereld/
° De Volkskrant (Nederland): http://www.volkskrant.nl/vk/nl/
° Asiatimes (Hong Kong): http://www.atimes.com/
° The Washington Post (Verenigde Staten): http://www.washingtonpost.com/
Websites van overheidsinstellingen
° Senaat (België): http://www.senate.be/www/?MIval=/
° Commissie voor Internationale Religieuze Vrijheid (Verenigde Staten) : http://www.uscirf.gov/
° UN Refugee Agency: http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/home/
° Amerikaanse ambassade (Vietnam): http://www.vietnamembassy-usa.org/news/
Websites van politici en partijen
° Barbra Boxer (Verenigde Staten): http://boxer.senate.gov/en/press/releases/
° Lauretta Sanchez (Verenigde Staten): http://www.lorettasanchez.house.gov/
° Vietnamese Nationalist Party: http://vietquoc.org/
° Vietnam Reform Party: http://www.viettan.org/
Publicaties Bloc 8406
http://bloc8406vn.blogspot.com/2010/11/bloc8406manifesto.html
http://cacvanthukhoi8406.blogspot.com/2008/03/letterofthanksofbloc8406tohenryjacksons.html
http://cacvanthukhoi8406.blogspot.com/2008/03/letterofthankstoradotylecote.html
http://cacvanthukhoi8406.blogspot.com/2008/03/lettertoleadersofapecnations.html
http://cacvanthukhoi8406.blogspot.com/2008/03/lettertotheleadersofasem6.html
http://cacvanthukhoi8406.blogspot.com/2008/03/press-releaseonreleaseofphsonandmvbay.html
http://cacvankiencoban.blogspot.com/2008/03/progresstodemocratisevietnamin4stages.html
http://countrystudies.us/vietnam/28.htm
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/04/openlettertovietnamesecitizens.html
http://hoatdongkhoi8406.blogspot.com/2008/10/letteroffederationforworldpeace.html
http://hoatdongkhoi8406.blogspot.com/2008/10/letterofsenatorrayhalligan.html
http://hoatdongkhoi8406.blogspot.com/2008/10/letterofthankstocongressmen.html
http://hoatdongkhoi8406.blogspot.com/2008/10/letterofthankstorayhalligan.html
http://hoatdongkhoi8406.blogspot.com/2008/10/letterofthanksto50personalitiesofthecha.html
http://hoatdongkhoi8406.blogspot.com/2008/10/lettertodrswillemkoetsier.html
http://cacvanthukhoi8406.blogspot.com/2008/11/openletteroncalamityday2-9.html
http://cacvankiencoban.blogspot.com/2009/03/ninepointdeclaration.html
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/04/boycottthesinglepartyelection2007.html
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/04/letterofappreciationafterthevisittousof.ht
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/04/lettertonewambassadorofusatovietnam.html
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/04/lettertoussenatorsandrepresentatives.html
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/04/openletterofthenationalcalamityday.html
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/05/speechofbloc8406onvnhumanrightsday.html
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/04/vietnamdemocracymovementunderattack.html
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2008/04/whatforeignpeoplethinkofbloc8406.html
http://hoatdongcuakhoi8406.blogspot.com/2009/07/letterofthanksto37ussenators.html
http://khoi8406vn.blogspot.com
http://www.radicalparty.org/it/node/5076401
http://www.tdngonluan.com/tailieu/manifesto_freedomforvn.htm
Andere relevante websites
http://censoredbooks.blogspot.com/2007/02/vietnam-catholic-priest-nguyen-van-ly.html
http://fathernguyenvanly.blogspot.com/
http://hrw.org/english/docs/2007/02/06/vietna15277.htm
http://jim.com/ChomskyLiesCites/When_we_knew_what_happened_in_Vietnam.htm
http://khmerkromngo.org/articles/amnestyInternational063008.htm
http://khmerkromngo.org/articles/pdf/vietnamtestimony.pdf
http://koyamamichio.com/archives/Nguyen%20Van%20Ly.doc
http://online.wsj.com/article/SB10001424052748703499404574564862023730976.html
http://our-lady-for-life.forumotion.com/blessed-priests-of-the-holy-virgin-mary-f3/father-nguyen-van-ly-nguyn-vn-ly-t1213.htm
http://pen.org.au/about/honorary-members/bio/nguyen-van-ly/
http://pen.org.au/static/files/assets/6a7d33e0/Ly_10-testimony_trans.doc
http://pen.org.au/static/files/assets/c6c8fdfe/Ly_10-prosecution_trans.doc
http://tienhuy.multiply.com/journal/item/653
http://vietnamlist.blogspot.com/2007_03_01_archive.html
http://vietamreview.blogharbor.com/blog/_archives/2010/2/8/4451050.html
http://vietamreview.blogharbor.com/blog/_archives/2010/8/30/4617956.html
http://vietamreview.blogharbor.com/blog/_archives/2010/11/5/4672574.html
http://www2.iath.virginia.edu/sixties/HTML_docs/Texts/Scholarly/Tuong_Chan_Tin_bio.html
http://www.518.org/eng/html/main.html?act=dtl&TM18MF=05010000&idx=334&page=4
http://www6.cityu.edu.hk/searc/Data/FileUpload/321/WP118_12_Thayer.pdf
http://www.acallfordemocracy.org/english_010.html
http://www.amnesty.org.au/tas/comments/22794/
http://www.amnesty.org/en/library/asset/ASA41/005/2001/en/71661dd6-d933-11dd-ad8c-f3d4445c118e/asa410052001en.html
http://www.amnesty.org/en/library/asset/ASA41/009/2009/en/0dee75c8-9d34-4cba-84fa-c969483f351f/asa410092009en.html
http://www.amnesty.org.nz/news/viet-nam-must-release-ill-catholic-priest-and-prisoner-conscience
http://www.amnesty.org/en/library/asset/ASA41/001/2011/en/b92b576a-52b0-42c1-9461-3b927e61aeb1/asa410012011en.html
http://www.amnestyusa.org/document.php?lang=e&id=ENGASA410032007
http://www.amnestyusa.org/document.php?id=ENGUSA20100316001&lang=e
http://www.amnestyusa.org/document.php?lang=e&id=ENGASA410032007
http://www.atimes.com/atimes/Southeast_Asia/HI14Ae01.html
http://www.atimes.com/atimes/Southeast_Asia/KG22Ae01.html
http://www.christenhistorici.nl/mgr/externDoc/1235751289.Maar-R-vd-Oorzaken%20Amerikaanse%20interventie%20in%20Vietnam.doc
http://www.cpaparty.org.uk/index.php?page=speeches&id=43
http://www.crossroadsinitiative.com/library_article/1021/Persecution_in_Vietnam___Lord_David_Alton.html
http://www.davidalton.com/vanly.html
http://www.englishpen.org/writersinprison/bulletins/vietnameditorandpriestnguyenvanlyreleased/
http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2009_2014/documents/dase/dv/761/761187/761187fr.pdf
http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=MOTION&reference=B6-2007-0290&language=EN
http://www.freedom-now.org/campaign/father-thadeus-nguyen-van-ly/
http://www.freedom-now.org/wp-content/uploads/2010/10/Testimony.swf
http://www.freedom-now.org/wp-content/uploads/2010/11/Press-Release-Working-Group-Opinion-11-2010.pdf
http://www.freedom-now.org/wp-content/uploads/2010/11/Working-Group-Opinion-3-September-2010.pdf
http://www.ffrd.org/Vietnam%20as%20a%20CPC%20for%20FRD1.htm http://www.fva.org/200107/story02.htm
http://www.hrw.org/legacy/english/docs/2006/05/11/vietna13346_txt.htm
http://www.hrw.org/news/2011/07/26/vietnam-father-nguyen-van-ly-should-remain-free
http://www.luongtamconggiao.com/pages/tp.asp?topicID=480&categoryID=1&subcateID=13
http://www.oocities.org/tuchinhtri/report.html
http://www.ocf.berkeley.edu/~sdenney/SRV-Discrimination-1990
http://www.persecutionblog.com/2010/03/update-on-father-nguyen-van-ly.html#tp
http://www.radicalparty.org/it/node/5076401
http://www.theeffectivespirit.net/2010/01/update-on-father-nguyen-van-ly.html
http://www.unhcr.org/refworld/publisher,RSF,,VNM,47b418cac,0.html
http://www.unhcr.org/refworld/docid/4dbe90bdc.html
http://www.unhcr.org/refworld/topic,463af2212,488edfb42,4f71a66ec,0,,,.html
http://www.unpo.org/article/9873
http://www.uscirf.gov/news-room/press-releases/2748.html
http://www.vietnamhumanrights.net/Forum/Priests_81504.htm
http://www.viettan.org/spip.php?article1220
http://www.viettan.org/spip.php?article8873
http://www.viettan.org/spip.php?article8941
http://www.viettan.org/spip.php?article9275
http://www.viettan.org/spip.php?article9321
http://www.viettan.org/spip.php?article9643
http://www.rallyingfordemocracy.org/pages/news/print.php?id=366
http://www.saintmichaelusa.org/priestofmonth10.php
http://www.speroforum.com/a/22872/VIETNAM--Fr-Nguyen-Van-Ly-suffers-a-stroke-in-prison
http://www.theepochtimes.com/n2/content/view/20250/
http://www.thenation.com/article/us-silence-muzzles-vietnams-dissidents
http://www.underwatersites.com/video/iVuYJji9NDo&feature=youtube_gdata_player
http://www.unhcr.org/refworld/publisher,AMNESTY,,VNM,3ae6a9a710,0.html
http://www.uscirf.gov/index.php?option=com_content&view=article&id=2748
http://www.usvtc.org/httpdocs%202/Vietnam%20Releases%20Dissisdents.htm
http://www.vietamreview.net/FatherLoi_to_Father_Ly.html
http://www.vietfacts.com/VietNews/ambassador_michael_marine_refuse.htm
http://www.vietnamhumanrights.net/english/documents/australia/autr_att1.htm
http://www.vietquoc.com/na121600.htm
http://www.vietquoc.com/news2004/na100403.htm
http://www.vlink.com/religion/index.php?subaction=showfull&id=1247795494&archive=&start_from=&ucat=&
http://www.worldmag.com/articles/12952
http://www.zenit.org/rssfrench-22715
Selectie van de geschriften van Nguyen Van Ly:
Verklaringen, oproepen, dagvaardingen, brieven, getuigenissen en adviezen.
- 24 november 1994 – Verklaring – On the situation of the Vietnamese catholic church in the diocese of Huế.
- 3 december 2000 – Oproep nr. 1 – Appeal made in the closing days of 2000.We Need Real Religious Freedom In Vietnam.
- 7 december 7 2000 – Oproep nr. 2 – We need real religious freedom in Vietnam.
- 14 december 2000 – Oproep – Religious Freedom or Death.
- 20 december 2000 – Oproep nr. 3 – We must create genuine religion for ourselves.
- 27 december 2000 – Verklaring – On the communists’ policy towards religion in Vietnam.
- 31 december 2000 – Oproep nr. 4 – Churches of all faiths, let us cry together.
- 11 januari 2001 – Brief – A few words of explanation.
- 15 januari 2001 – Brief – Letter addressed to the Archbishop of Huế.
- 15 januari 2001 – Brief – Letter addressed to his eminence, President of the Episcopal Conference of Vietnam.
- 25 januari 2001 – Oproep nr. 5 – Would the international organizations please stop letting the Vietnamese Communists sign international covenants.
- 25 januari 2001 – Oproep nr. 6 – Professors, teachers and students in vietnam: please stop studying communism and the history of the Vietnamese communist party!
- 28 januari 2001 – Oproep nr. 7 – Vietnamese communists, please let others do their fair share in Serving the country. Vietnamese people in Vietnam and other countries, please unite in Rebuilding and defending our nation.
- 13 februari 2001 – Oproep nr. 8 – Communist party, please disband for the nation’s sake!
- 13 februari 2001 – Getuigenis – First Testimony by Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý to the United States Commission on International Religious Freedom.
- 20 februari 2001 – Oproep nr. 9 – Let us unite because we are about to win.
- 3 maart 2001 – Dagvaarding nr. 1 – Issued to the Vietnamese communists for serious human rights violation.
- 16 maart 2001 – Dagvaarding nr. 4 – Issued to the Vietnamese communists for violence against An Truyen Catholics.
- 19 maart 2001 – Brief – Precautionary statement.
- 24 maart 2001 – Dagvaarding nr. 7 – Issued to the Vietnamese communists for serious human rights violation.
- 28 maart 2001 – Brief – Letter addressed to his eminence, president of the Episcopal Conference of Vietnam.
- 30 maart 2001 – Dagvaarding nr. 8 – Issued to the Vietnamese communists for bannishing all human rights.
- 6 april 2001 – Dagvaarding nr. 13 – Issued to the Vietnamese communists for unrestrained libel and slander.
- 9 april 2001 – Dagvaarding nr. 15 – Issued to the Vietnamese communists for using physical force on a member of the Norwegian parliament and beating his taxicab driver.
- 30 april 2001 – Verklaring – Joint declaration by Vietnamese Interfaith Council and Overseas Vietnamese Interfaith Council. Rev. Thaddeus nguyễn văn lý, Rev. Peter nguyễn hữu giải & rev. Peter phan văn lợi.
- 4 mei 2001 – Dagvaarding nr. 19 (hoge prioriteit) – Issued to the Vietnamese communists for infringing on a bishop’s rights.
- 16 mei 2001 – Getuigenis – Second Testimony by a Prisoner of Conscience, Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý to the United States House Of Representatives.
- 28 augustus 2001 – Verklarding – Second request to the Episcopal conference of Vietnam. Rev. Thaddeus nguyễn văn lý, Rev. Peter nguyễn hữu giải & rev. Peter phan văn lợi.
- 10 augustus 2005 – Brief – Protest And Support Letter.
- 24 augustus 2005 – Advies – How To Overcome Fear?
- 30 augustus 2005 – Brief – Protest, Discussion And Support Letter.
- 22 november 2005 – Verklaring – Boycotting The 2007 Single-Party Election. Will be a lethal blow to the totalitarian communist Regime in Vietnam.
- 30 december 2005 – Verklaring – Ten necessary conditions for the 2007 national Assembly elections to be multi-party, free and fair and to avert a general boycott.
- 20 februari 2006 – Oproep – Appeal For Freedom of Speech and Expression “we are no longer afraid. We need to know the truth“.
- 30 april 2006 – Advies – Profile of Today's Peace Warrior in Vietnam.
- 2 maart 2007 – Verklaring – Clarification Issued by the Nguyễn Kim Điền Group of Catholic Priests.
Persoonlijke contacten
Do Manh Tri (Parijs, Frankrijk)
Nguyen Dang Truc (Straatsburg, Frankrijk)
Nguyen Vu Viet (Saint-Petersburg, Verenigde Staten)
1. November 24, 1994
DECLARATION ON THE SITUATION OF THE VIETNAMESE CATHOLIC CHURCH IN THE DIOCESE OF HUẾ
Dear Reader and All Other People of Good Will,
I do not intend to discuss the situation of the Catholic Church and other religions throughout Vietnam because I do not have all the facts. However, after hearing about the Catholic Church’s situation in the Diocese of Huế, I believe you will have an accurate picture of the Catholic Church and the other faiths throughout Vietnam.
The Vietnamese Communist Government recently approved for the Diocese of Huế an Apostolic Administrator Sede Plena after a six-year wait, the ordination of five priests after an eighteen-year wait, and the re-opening of its seminary after being shuttered for more than eighteen years. Is religious life vibrant and buttressed by religious freedom? Not at all!
The following facts serve to make my point:
1. Hoan Thiện Junior Seminary, 11 Đống Đa Street, City of Huế, was confiscated and has been used by the government from December 1979 as Nguyễn Chí Diễu Secondary School. Currently there are three hundred young people – would-be junior seminarians - who study theology at home while waiting for the government to decide if a handful of them may enroll in the re-opened seminary after an extensive background check. All Huế residents and Catholics in the diocese knew that the junior seminary served the Church’s mission of training young people who hope to be ordained. However, the government argued that the school was just a private secondary school in order to justify its seizure.
The government dismissed over a hundred seminarians and junior seminarians when it seized Hoan Thiện Junior Seminary and virtually closed down Huế Seminary. The dismissed trainees have dispersed, including a handful who left the country in order to become priests elsewhere. Approximately fifteen trainees remain in Huế, hoping to enroll at the seminary, but not knowing when. What crimes did they commit? What should we call this if not religious persecution?
2. In theory, the Church may consecrate and assign bishops to dioceses, perform the sacrament of Confirmation, ordain priests and select and enroll seminarians, for Mr. Đỗ Mười had said: "The government does not interfere". In reality, the government reserves the right to decide – “…may conduct all legitimate activities provided the government has given its approval". During the first persecution period lasting 261 years (1625-1886), bishops, priests and seminarians had to dissimulate their activities and were at times arrested and executed. However, the Church did not lose its sacred responsibilites and could ordain and assign duties to its clergy. Today, religions officially enjoy “freedom”. However, the Church has been reduced to a most passive state and dependence on the government’s whims for She no longer can ordain, consecrate and assign duties to the persons that She deems worthy and necessary. The government decides on the number of seminaries, of seminarians in each diocese, and the frequency of admission examinations as if seminaries were the government’s schools for public servants! How can the government justify its authority to make such decisions? The Lord calls whomever He wants to serve Him whereas the Church accepts as many seminarians as she can handle, and ordains those that she deems worthy. This is God’s domain and not the domain of Marxism and Communism! The government’s restrictions have robbed the Diocese of Huế of approximately 80 new priests that could have been trained and ordained under normal circumstances.
The government interfered blatantly in Church affairs and forced its will based on the totalitarian principle of “Control by the State of All Aspects of Life”. Invoking an overly self-serving concept of authority, “the government’s law is paramount”, the Communists intend to turn the church into a malleable instrument, a loyal slave and an obedient servant. The government framed their treatment of religions in mottos such as “Good citizenship is necessary for good religion”, "Freedom within bounds", and "Worshipping God and love for Socialism must go hand in hand”. The Church is being oppressed because she has not been able to embrace socialism. Paradoxically, the more she is oppressed, the less the Church is inclined to embrace a despotic doctrine that demands to be loved. Every student, from the first grade to college level, is required to fully absorb the fundamental “truth”: “You can only love your country through loving Socialism". A dictatorship aiming at controlling one's mind is the most dangerous and insidious kind of totalitarianism!
3. In 1990 the Board of Counselors elected Bishop Jacob Lê Văn Mẫn Apostolic Administrator sede vacante of Huế. Over the past four years the diocese have been following his direction, yet the government has not approved his position, causing many difficulties to the Church. Isn’t this gross interference in Church affairs? If Msgr. Mẫn had committed a crime, the government would have brought him to justice. If he were not qualified, the Board of Counselors would not have elected him and the Vatican would not have approved his election. Why is the government not satisfied? Does Msgr. Mẫn have to show his devotion to Socialism before the government accept him? The Apostolic Administrator of Saigon, Bishop Nicholas Huỳnh Văn Nghi, has not been approved either. What is the basis of the government’s authority in rejecting their nominations?
4. The novices who joined religious orders have had to dissimulate their activities using various means. Over the past nineteen years, how many were allowed to formally join their respective orders through adding their names to the orders’ household registries even after the novices have completed all the requirements for attaining the status of monks and nuns? Why does the government force them to be clandestine monks and nuns? Any religious order that wants to establish a new branch based on the Church’s need would find that this can be a herculean undertaking. The government still uses on a rent-free basis the building belonging to the Order of Immaculate Mary’s Daughters in Phú Xuân, Kim Long, oblivious to the order’s request for the return of their property after nineteen years of confiscation. The government maintains that it is ready to relinquish the property – but when? The religious sisters have no place to serve God!
5. Catholics in New Economic Zones and remote parishes such as Quảng Bình, Khe Sanh, Bình Điền, Nam Đông, and A Lưới long for a Mass at Christmas and Easter. The government has been dragging its feet with respect to granting them permission to build a church and in allowing priests to come to celebrate Mass or perform sacraments. How could anyone call this a thriving and normal religious scene?
6. The Church is extremely desirous to collaborate in education, health care, communication, and social activities. When can She expect to regain the use of schools, clinics, orphanages, homes for the disabled, and cultural centerss that the government seized outright of compelled the Church to offer public use?
Does the Church currently publish a newspaper or own a print shop that could be used for religious education? A pre-condition is “firm belief in Socialism" or, at least, abstention from criticizing the government. When can the people expect to see freedom of thought, of expression, of teaching the gospel and truth, to send their children to the schools of their choice and for students to select their majors?
7. Due to Archbishop Philip Nguyễn Kim Điền’s resolute opposition, the government could not establish a Committee for the Solidarity of Patriotic Catholics in the Diocese of Huế. The government is now inviting a number of priests, monks and nuns to participate in People's Committees (units of the government with executive power), or the Vietnam Patriotic Front. The government’s agenda is to use a number of priests, monks, nuns and believers to support its objective of justifying its rule.
I would like to describe the Catholic Church in Vietnam and espress my private thoughts:
8. I dare not label any bishop or priest “State-sponsored” because I believe that you also desire that the Church can grow and conduct her mission under more favorable circumstances. However, what you gain in the short term can never offset the long-term damage to the Church, her legacy and image. Your actions would contribute to the image of a Church that is weak, increasingly compromising, and aiming for a few immediate advantages in contrast to a Church bent on building God’s Kingdom, speaking her conscience, and criticizing injustice and misdeeds. Instead of “collaborating while resisting” as Pope John Paul II had done, collaborating without resisting would be demoralizing to the Christian community at large and all the people who traditionally hold the Vietnamese Catholic Church in high esteem. Is it worth to flatter with words such as “motivated”, “joyful”, “wise”, “admire”, etc. in order to facilitate transactions with the government or to obtain favors?
9. Others may accuse me of focusing solely on religious freedom at the expense of education, healh and social work. It is rather obvious that religious freedom is the pre-condition for the Church to have the capability to stop evil, bring good to society and produce more believers who can serve in various capacities. Freedom of conscience and religious freedom are the basis for the other legitimate freedoms. Although I truly want a peaceful life so that I can serve, I must struggle for genuine religious freedom until Vietnam experiences a normal religious life like the vast majority of nations because I love the Lord and humanity. In those countries, the people have no need to demand freedom and the government does not find it necessary to constantly say “the government guarantees religious freedom” and “the policy towards religions is well defined”. The Episcopal Conference of Vietnam’s petitions of October 18, 1992 and October 26, 1993 to the Prime Minister clearly show that the Catholic Church has been deprived of many rights. She has no recourse other than wait and wait.
What basic rights is the Vietnamese Catholic Church enjoying when one uses the yardsticks from Articles 18 and 19 of the United Nations’ Universal Declaration of Human Rights of December 10, 1948 (and ratified by Vietnam when she joined the United Nations in 1977), the Declaration on Religious Freedom of December 7, 1965, and the Declaration on Christian Education of October 28, 1965 of the Vatican II Council (see addendum)?
10. Some may wonder why several other priests keep doing their tasks, including a few who appear to be content, while I constantly demand religious freedom (I was imprisoned twice and am currently placed in the “restricted movement” status on account of my struggle for religious freedom). There are many others who have engaged in this struggle, using different means, perhaps working as hard or even harder than I can. Perhaps there are priests who wisely avoid confrontation in order to serve their parishioners because if all of us were in prison, who would be left to serve?
I hope that authentic Christians and all other well-intentioned people will agree with my ten points. I also believe that many Christians of my generation and future generations are resonating or will resonate with statements by prophets such as Moses, Jeremiah, Ezekiel... over the past 3,000 years: “Let my people go, that they may worship God in freedom” (Exodus 5,1) và "You must go to everyone I send you to and say whatever I command you. Do not be afraid of them…" (Jeremiah 1,7; Ezekiel 2,6).
While I am unworthy, I am determined to follow in the footsteps of Vietnam’s Martyrs; of Friar Joachim Marcel Nguyễn Tân Văn who died in prison on July 10, 1959 in Camp No. 2 in Yên Bình (near Hà Nội); of China's Catholic Church and her underground bishops; and, more recently, Archbishop Philip Nguyễn Kim Điền who suffered and died for his faith on June 8, 1988 in Saigon. Those who harm me would violate Article 19 of the United Nations’ Universal Declaration of Human Rights.
Please pray for me everyday so that I have the strength to accomplish the task that the Lord has assigned me and that I cannot pass on to anyone else. "The Lord has shown me my place; I may not disobey Him." (Letter to Diognetus, Para. 1)
I place this declaration under the protection of Jesus Christ, Our Lady of La Vang, Saint Joseph, the Martyrs of Vietnam, and International Human Rights Organizations. Please distribute this material widely so that my country may see religious freedom and freedom of conscience soon. I am grateful to you. Good bye.
Diocesian Compound in Huế, Vietnam Martyrs’ Day (November 24, 1994)
A humble priest in Huế, Thaddeus Nguyễn Văn Lý
(On the sixth anniversary of this declaration (Vietnam Martyrs’ Day, November 24, 2000) Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, then the advisor of the Committee for Religious Freedom for Vietnam, re-issued this declaration from the Catholic church in Nguyệt Biều, Thủy Biều District, Huế, to mark the start of his intense struggle)
2. December 3, 2000 – Appeal No. 1
Appeal Made in the Closing Days of 2000. We Need Real Religious Freedom In Vietnam
1. Whereas: From 1954 through 2000, the Vietnamese Communist Government’s policy towards religious organizations in Vietnam (particularly the Catholic Church) has been nothing more than a NOOSE DESIGNED TO STRANGLE RELIGIONS. In early 1983 Archbishop Philip Nguyễn Kim Điền said to the People’s Committee of Thừa Thiên Huế: “The Communist Government’s policy on religious freedom is nothing more than a noose that is strangling our Church”. Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý repeated those words twice during his trial in the City of Huế in late 1983. The trial was triggered by Rev. Ly’s leading the faithful to the La Vang Conference pilgrim 1981 and the ensuing difficulties caused by this activity.
2- Whereas: Throughout 261 years of persecution from King Cảnh Thịnh - Tây Sơn (1625) through the Văn Thân Movement (1886), bishops, priests, lectors, deacons, seminary students and believers were killed or persecuted in many ways. The basic functions of the Church such as recruiting and appointing members of the clergy, selecting and training seminary students, etc. had to be carried out in secret. Yet we managed to continue our activities. In 1954 those God-given rights were abrogated by the Vietnamese Communist Authorities who reserved the right to approve each of those activities. Nearly all orders of priests and nuns have had to resort to underground ordination.
3- Whereas: the Government confiscated or forced the Church to cede much of its property.
4- Whereas: Catholics and Other Faiths are being intensely discriminated against, and the believers in new economic zones and other remote areas are having a hard time practicing their faith.
5- Whereas: In contrast to Articles No. 18 and 19 of the United Nations’ Universal Declaration of Human Rights of 12-10-1948; Articles No. 2, 4, 5 and 13 on Religious Freedom of the Vatican II Council, and Articles No. 6 and 8 on the Teaching of Catechism of the Vatican II Council; the Vietnamese Catholic Church is essentially being bound in chains aimed at preventing it from carrying out its mission in accordance with the Vatican II Council.
6- Whereas: “Wherever there is oppression, there will be resistance” and “Free people must actively preserve their freedom”.
7- In the name of the martyred Vietnamese saints, over 130,000 martyrs who gave their lives during Vietnam’s first persecution period (1625–1886), and numerous (a tally is yet to be made) bishops, priests, deacons, and believers who suffered or perished for their belief in many prisons throughout Vietnam during the second persecution period under the Vietnamese Communist Party’s rule (from 1954 on);
As a Christian and ordained priest entrusted with the task to spread God’s Word; following the example of Moses who bravely said to the Pharaoh: “Let my people go, that they may worship God in freedom” (Exodus 5,1); and, as an advisor of the Committee for Religious Freedom in Vietnam (CRFV) established by Overseas Vietnamesee in Washington DC, United States of America,
I appeal to:
1- All Christians in Vietnam: please note that our Church is being systematically and skilfully persecuted. Please do not let the pitiful favors that you may have been granted mislead you into thinking that the so-called “freedom” is acceptable.
2- All Christians in Vietnam: please pray, spread awarenes, and act to achieve genuine religious freedom, using the means that Divine Providence granted you.
3- All Vietnamese Christians who live outside of Vietnam, all other Vietnamese in Vietnam and overseas, and all other compassionate people and human rights adovcates in the world: please help bring basic freedoms to our people and the right for all religions to practice their faith.
4- All of you: please help me spread this appeal.
This appeal was made in Nguyệt Biều Parish, Thủy Biều District, Huế, where I am being held under observation for my activities on behalf of religious freedom from 1975 until now, on the first Sunday of Advent in the Year 2000 of our Lord, the first year of the 21st century and of the third millennium of the Christian Era.
12-03-2000
Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý
3. December 7, 2000 – Appeal No. 2
We Need Real Religious Freedom in Vietnam
1- Whereas: The Vietnamese Bishops’ Conference and other religions’ conferences have repeatedly petitioned the Vietnamese Communist Government using a variety of vehicles; the meager “favors” offered by the government were merely attempts to pacify; and the Vietnamese Bishops’ Conference have had to wait for a meaningful response for so long.
2- Whereas: From 1954 through 2000, the Vietnamese Communist Government’s policy towards religious organizations in Vietnam (particularly the Catholic Church) has been nothing more than a NOOSE DESIGNED TO STRANGLE RELIGIONS. In early 1983 Archbishop Philip Nguyễn Kim Điền said to the People’s Committee of Thừa Thiên Huế: “The Communist Government’s policy on religious freedom is nothing more than a noose that is strangling our Church”. Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý repeated those words twice during his trial in Huế in late 1983. The trial was triggered by Rev. Lý’s leading the faithful to the La Vang Conference in 1981 and the ensuing difficulties that the government caused him. This policy has prevented the Vietnamese Catholic Church from engaging in normal religious activities and serving the country in accordance with our legitimate desire.
3- Whereas: Throughout 261 years of persecution from King Cảnh Thịnh - Tây Sơn (1625) through the Văn Thân Movement (1886), bishops, priests, lectors, deacons, seminary students, and believers were killed or persecuted in many ways. The basic functions of the Church such as recruiting and appointing members of the clergy, selecting and training seminary students, etc. had to be carried out in secret. Yet we managed to continue our activities. In 1954 those God-given rights were abrogated by the Vietnamese Communists who reserved the right to approve each of those activities. Nearly all orders of priests, monks and nuns have had to resort to underground ordination.
4- Whereas: “A person with free will must work to regain his freedom” in the manner of the saintly Gandhi’s non-violent struggle.
5- Whereas: In consideration of Articles No. 18 and 19 of the United Nations’ Universal Declaration of Human Rights of 12-10-1948, with Vietnam being a member of the UN from 1977 on.
6- Whereas: In consideration of Articles No. 2, 4, 5 and 13 on Religious Freedom of the Vatican II Council and Articles No. 6 and 8 on the Teaching of Catechism of the Vatican II Council.
7- In the name of the martyred Vietnamese saints, over 130,000 martyrs who gave their lives during Vietnam’s first persecution period (1625–1886), and numerous (tally remains to be done) bishops, priests, deacons, and believers who suffered or perished for their belief in many prisons throughout Vietnam during the second persecution period under the Vietnamese Communist Partýs rule (from 1954 on),
As a Christian and ordained priest entrusted with the task to spread God’s Word, following the example of Moses who bravely said to the Pharaoh: “Let my people worship God in freedom” (Exodus 5,1); and, as an advisor of the Committee for Religious Freedom in Vietnam (CRFV) established by Overseas Vietnamesee in Washington DC, United States of America,
Until the Vietnamese Communist Government amends its policy and grants genuine freedom to all religions, including the Catholic Church, I appeal to:
1: The Cardinal, Archbishops, and Bishops in the Vietnamese Bishops’ Conference: please refrain from organizing future meetings and conferences, as Cardinal Joseph Mary Trịnh Như Khuê, the first cardinal of Vietnam, had wished. On September 1, 1975, Cardinal Khuê said to Archbishop Philip Nguyễn Kim Điền and me (I was Msgr Philip Điền’s secretary in Hà Nội): “The bishops should not organize conferences as long as we may not express what our conscience demands us to express. The more we meet, the weaker our position will be while we create a false picture of the Vietnamese Catholic Church under the Vietnamese Communists’ rule”. By voluntarily refraining from meeting, the Bishops’ Conference would generate strong pressure on the Government and convince it to change its policy towards all the religions and return all the property that they had seized from the Catholic Church and the other religions.
2: The Cardinal, Archbishops, and Bishops in the Vietnamese Bishops’ Conference: Please stop attending international conferences, including those convened by the Holy See. By refraining from submitting applications for overseas travel, you would put strong pressure on the Vietnamese Communist Government to change their policy on religious freedom. Please stay in the country and continue to minister to the needs of your dioceses. The faithful will provide you with the means to do so. You need not travel anywhere to seek such means.
3: The Cardinal, Archbishops, and Bishops in the Vietnamese Bishops’ Conference: Please stop asking for the authorities’ approval to conduct church business that should normally be carried out without secular interference, including ordaining priests and assigning them to parishes. The appointed clergy should go without reservation to your parish to apply for residency papers. If the government refused, you could attempt to stay there and discharge your sacred duties in service of the Resurrected Christ. Have no fear of retributions from anyone. The believers will take care of your accommodations and other physical needs.
4: To the administrators of seminaries: please stop letting the government review the background of applicants. You should only help applicants apply for temporary residency and absence papers when the seminary sessions begin. If the students were denied these papers, they could go underground in parishes near the seminaries in order to attend classes during the day and rest at night among the parishioners. Many local families would volunteer to host the underground students. I also implore monasteries and convents to arrange for your novices to go underground in various ways.
5: To all priests, monks, nuns, seminary students, lectors and believers: please practice your faith through worships and preaching without asking for governmental approval. The government will make your life difficult for some time, but this will pass. Please boycott all religious meetings and conferences organized by the Communist Government.
6: To all the priests, monks, nuns and believers who are partipating in government-sponsored religious organizations: please find the best route to withdraw as quickly as possible from such organizations.
7: To all Christians in Vietnam: to pray, sacrify, spread awarenes, and act to achieve genuine religious freedom, using the means available to each and those that Divine Providence granted you.
8: To all Vietnamese Christians who live outside of Vietnam, all other Vietnamese in Vietnam and overseas, and all other compassionate people and human rights adovcates in the world: please help bring basic freedoms to our people and the right for all religions to practice their faith.
The preceding material comprises the “EIGHT NEW BEATITUDES" of the Vietnamese Catholic Church at the beginning of the 21st Century, as we hunkder down until we achieve complete freedom in worhipping God on the new Mount Sinai of the THIRD MILLENNIUM, i.e., the Holy Mountain of Genuine Freedom.
Please help me spread this Second Appeal, a very important message.
From the bottom of my heart, I thank all who are engaged in promoting religious freedom, freedom of thought, freedom to follow one’s conscience, and all the other basic freedoms that mankind is entitled to. May God, the Crucified and Resurrected Christ, Our Lady of La Vang, and the martyred Vietnamese saints always protect you.
This appeal was made in Nguyệt Biều Parish, Thủy Biều District, Huế, where I am being held under observation for my activities on behalf of religious freedom from 1975 until now, on December 7 in the Year 2000 of our Lord, the first year of the 21st century and of the third millennium of the Christian Era.
Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý
Postal Address: Administration Building, Diocese of Huế : 37 Phan Đình Phùng – Huế
Tel : 054. 846429 or 054. 881061
E-mail : nvlgph@dng.vnn.vn or nguyenvanly@dng.vnn.vn
4. December 14, 2000
Religious Freedom or Death
Excerpt from Rev. Nguyễn Văn Lý’s entry on the Communist Government’s citation issued to him when he put up three signs demanding religious freedom.
I affirm that I made the signs with the words “Religious Freedom or Death”, determined to risk everything, including my life, to force Vietnam’s Communist Government to decide. I will maintain this position until death.
Nguyệt Biểu, December 14, 2000
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
5. December 20, 2000 – Appeal No. 3
We must create genuine religion for ourselves
1- Whereas: By their nature, authoritarian regimes have never shown the inclination to grant more freedom to any individual or organization deemed to be a potential threat to the regimes’ illegitimate power.
2- Whereas: If all the religious organizations in Vietnam resigned ourselves to wait passively for the Communists’ Atheist Government to issue decrees that provide insignificant concessions to religious freedom, we would never see a decree that is responsive to our needs.
3- Whereas: If any of the religious organizations in Vietnam resigned itself to practicing its faith within the bounds imposed by an authoritarian regime, that religious organization would subject itself to a controlling entity that has no legitimacy. That religious organization would also cause its faith’s shining light, a light that guides its faithful towards freedom and salvation, to be dimmed for the duration of its subversience.
4- Whereas: As long as a totalitarian regime imposes its will on a country, religions should be the main support, if not the only support, for all those who thirst for justice and freedom. This support would strengthen the people’s indomitable spirit, a spirit that is naturally present in all beings endowed with a conscience and a cultural heritage.
5- Whereas: If a religion in Vietnam did not assert its superior value and salvation power to the people, the world community, and to define its legacy, that religion would lose its basic values.If so, those who long to look towards that religion as a guiding light would be discouraged. Eventually that religion would start losing its vigor and may even cease to exist.
6- Whereas: The period of waiting, nurturing strength and avoiding direct action should have a reasonable, limited duration. An overly long period of inaction means lost opportunities and could weaken the organization.
7- Whereas: Individual freedom is the most sacred and valuable right that the Creator has granted to human beings (Article No. 1 of the United Nations’ Universal Declaration of Human Rights of 12-10-1948); and the fact that one knows how to regain one’s freedom is a great blessing and an unending source of pride for the individual and the organization.
As a person who has unceasingly worked for religious freedom for Vietnam over the past 25 years through many actions, notably the Ten-Point Declaration for religious freedom on November 11, 1994; the Declaration Marking the Sixth Anniversary of that declaration on November 24, 2000; the first Appeal made in the closing days of 2000 (on December 3, 2000) - "WE NEED REAL RELIGIOUS FREEDOM IN VIETNAM"; and Appeal No. 2 of December 8, 2000, and the Explanation of December 12, 2000 that was transmitted via the Internet,
I continue to appeal:
1: To all religious organizations and churches in Vietnam: please follow the example set by the Unified Buddhist Church of Vietnam (also known as Buddhist Monks Association). The organization established a seminary at Từ Hiếu Temple, Thượng II Village, Thủy Xuân District, City of Huế. From 1975, Từ Hiếu Temple was the site of an independent Buddhist seminary. Seminary students do not ask the government for permission to attend. If the government checked the household registry and made them leave, the students would comply, but returned later to continue their training. The temple hosts Tỳ Kheo ceremonies to promote monks to the rank of Venerable without submitting their names to the government for approval, nor does the temple report the names of the promoted monks to the government. Similarly, the promotion of monks to the higher ranks of Thượng Tọa and Hòa Thượng did not involve approval by, or reporting to, any secular entity. The preceptor and training supervisor at the seminary believe that religion is a private matter between Buddha and an individual who studies Buddha’s teaching and has interactions with monks and the religious organization, and secular authorities have no role in this relationship. The resident monks believe that meditation and writing poems expressing one’s religious understanding do not lend themselves to governmental approval. These types of spontaneous awakening would not be possible under such an arrangement. The temple’s way of going about its business should be able to be replicated at all seminaries, monasteries, convents, and houses of worship, shouldn’t it? If Từ Hiếu Temple tries to operate as an independent religious entity and we dare not try the same thing, our spiritual strength would be called into question. The adoption of others’ righteous behavior is in itself an indicator of courage.
2: To all monks, nuns, and priests of all faiths: As long as genuine religious freedom is lacking in Vietnam, please do to lower yourselves in seeking permission to study abroad and other favors. It is better for us to forgo the scientific training that we would get from abroad than to lose our inherent value and independence. The huge loss would be a permanent blemish in the eyes of future generations.
3: To all the religious organizations, monasteries, convents and seminaries: please document the property that the Communist Government had forcibly seized, and request international recognition that such property must be restituted to you. You could do this on your own or we could help you. No government may take private property and funnel them to a few privileged members of that government. If the communist cadres truly “serve the people” and “are objective in their duties” (their repeated claims) how do they explain their quick financial gains and lavish lifestyles when their official incomes are so low? It is obvious that the class struggle launched by the Vietnamese Communists only replaced the old capitalists with new capitalists who are shielded by their own laws. All the Vietnamese people saw through this.
4: In my ardent desire for religious freedom for all faiths, I have been direct and did not attempt to be diplomatic, somewhat like a surgeon using a scalpel while feeling reluctant to cut into the patient’s body. If some of my words were too strong and caused displeasure to certain religious figures, please forgive this humble Catholic priest.
This appeal was made in Nguyệt Biều Parish, City of Huế, December 20, 2000, near the advent of the first year of the 21st century and of the third millennium of the Christian Era.
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
6. December 27, 2000
Statement on the Communists’ Policy Towards Religion in Vietnam
After their 4-30-1975 victory in South Vietnam, the Vietnamese Communists started applying an incredibly harsh policy towards religions:
- The Communists issued numerous decrees with the purpose of constraining and stripping religious organizations of their ability to function with an intensity the like of which had never been seen in Vietnam.
- The Communists have been using deceit and tricks to falsely accuse and imprison clergy and lay people who oppose the government’s religious restrictions. Even those who want only to practice their faith through teaching others, singing in a choir, or joining a religion suffer the same harsh treatment in concentration camps. This crual policy has been implemented continuously from 1954 to 2001.
- The Communists used all kinds of tricks to divide religious organizations and politicize issues related to those, including Cao Đài adherents, Catholics, Evangelicals, and Buddhism. For example, the government established a parallel Buddhist Church, the Buddhist Church of Vietnam, as an instrument against the Unified Buddhist Church of Vietnam. More recently, in May 1999, the communists established a puppet Hoà Hảo Buddhist Board consisting of eleven communists for the purpose of controlling five million Hoà Hảo Buddhists.
- The Communists seized countless properties from the various Churches - Cao Đài, Hoà Hảo Buddhism, Catholic Church, Buddhism, Evangelical Churches – and put them to official use as the government saw fit.”
Vis-à-vis the Catholic Church, the Vietnamese Communists have taken away the Church’s most basic rights, an issue that the Episcopal Conference of Vietnam has been raising without reservation through many petitions from 1980 until now. My Ten-Point Declaration of 11-24-1994 and Declaration of 11-24-2000 that I sent you addressed this problem. I will summarize the issue as follows:
- The Communists have been violating the right of the Episcopal Conference of Vietnam to plan and conduct their annual meetings. The bishops must seek permission to hold each meeting and the agenda must be approved by the government. After the meeting, the bishops must submit the meeting minutes and the text of any message that they want to send to the Catholic community so that the government can censor it.
- The Communists have been interfering in a major way with the Church’s selection and ordination of bishops and priests. The Holy See must spend years negotiating with the Vietnamese Government whenever the Church wants to ordain bishops. The government always rejects the Church’s nominees until the Church proposes names that the government prefers. After years of vacancy in a diocese, the Holy See tended to yield to the government’s demand in order to minimize the negative effects of long vacancies. To illustrate, there has been no bishop in the dioceses of Hưng Hoá, Hải Phòng and Bùi Chu for at least eight years.
Anyone who wants to attend a seminary or anyone selected by the Church for ordination as a priest must have his dossier reviewed by the provincial police. The candidate must be docile and not show any sign of opposition to the regime. If he agreed to collaborate with the government while studying in the seminary, the government would approve his nomination even more quickly. A bribe offered to the police would help his chance further. If the candidate was related to an official in the former South Vietnamese Government or showed any sign of being potentially a critic of the communist regime, they would never approve his application even if he was eminently qualified and valued by the Church. I could cite the names of many promising applicants who scored the highest two to three years in a row on entrance tests administered by the Church and were still denied by the authorities. A bishop who wants to ordain someone or who wants to assign a task to a priest must file a request and discuss the matter with the communists over a long period of time. In some cases nothing was resolved after close to twenty years of negotiations. The communists specify qualifications that have no relevance to a priest’s work. Consequently, the number of ordained priests have shrunk considerably, leaving numerous vacancies when older priests retire or pass away. Several priests are now responsible for up to ten parishes each in a number of remote areas, and simply cannot provide the faithful with a normal religious experience. It is very difficult to transfer a priest to another parish.
- The faithful in New Economic Zones and other remote areas dream of being able to attend only one Mass per year, for Christmas or Easter, but frequently do not get even that. The atheist communists in Vietnam prefer that the residents of remote areas forget completely about religion, something that the Communists truly fear and distrust.
- The Communists’ approval must be sought for occasions when the faithful from different parishes attend Mass together, or when a priest celebrates Mass outside of his parish.
- The Communists still hold many clergymen and lay believers in prisons or restrict their movement while having them under surveillance.
- The Communists violate the Church’s freedom of speech and communication by forbidding the Church from publishing newsletters at both the local and central level. This has severely hampered the Church’s efforts on religious education. While a dozen Catholic newsletters co-existed in South Vietnam before 1975, only two weekly newsletters are in circulation now, Catholicism and the People and Vietnamese Catholics, both created and sustained by the Communist Party. The Episcopal Conference of Vietnam tried to issue its newsletter. After six “illegal” issues, three additional ones were published between February 2000 and September 2000 with the Communists’ approval before they suspended the publication in October 2000. There is no trace of freedom of speech in my country, especially for the various Churches. Material with content similar to my speech can never be circulated in Vietnam because no photocopy shop would dare reproduce it. Except for willing martyrs, no one would dare keep such material for fear of painful retributions against himself and his family.
- The Vietnamese Communists force students at all levels to study communism and profess their love of communism when hardly anyone wants to teach or study the subject. It would be better if only the 3 million Communist Party members and 5 million party associates study communism (if they still believe in it) and channel it towards the goal of bringing prosperity and happiness to the people. The people must be allowed to judge the party’s attempt at building a communist society – to say whether this is chimeric or not. Communism is not necessary as evidenced in the wealth of the other Southeast Asian nations (much wealthier than Vietnam) that do not want communism. Over 2.5 million Vietnamese risked death during their escape by sea in search of freedom, proving that communism is not so great. In forcing its citizens, including religious persons, to study and love a doctrine that went bankrupt in its birthplace, Russia, and failed miserably in Vietnam, the party has shown that it was willing to apply forceful means of thought control.
- The government seized or forced the Catholic Church to “cede” thousands, if not tens of thousands, of facilities used for educational or social activities and as medical clinics. This expropriation that started in North Vietnam in 1954, and in South Vietnam in 1975, has not been reversed. The Church has no longer adequate means for training seminary students and novices, helping students, orphans, and the poor, sick, and crippled. Church members who want to serve the disadvantaged in government facilities are not welcomed. The Saint Pius X Papal Seminary in Dalat, a case in point, used to be run by Jesuits and graduate highly qualified priests for South Vietnam. In 1976 the Communists seized the facility and turned it into a Communist Party training center. The Hoan Thiện Junior Seminary at 11 Đống Đa Street in Huế City, a Middle School-level preparatory institution, was seized in December 1979. The three priests who taught there and over 80 students were forced to go back to their homes. There are numerous other examples that I do not have time to mention.
Confronting the Vietnamese Communists’ ruthless anti-religion policy, the religious organizations have been demanding the restoration of RELIGIOUS FREEDOM in a resolute but peaceful manner until we have a GENUINE version like all the developed countries:
- We demand GENUINE RELIGIOUS FREEDOM, notably the right to recruit, train and place priests and other church officials based on each Church’s needs and aspirations; FREEDOM FOR PEOPLE TO PRACTICE THEIR FAITHS, i.e., the government should no longer require citizens to declare their religion on any official forms. This change would allow all the people to stop fearing that their faith would lead the government to persecute them, and assure them that they no longer have to dissimulate their beliefs.
- We demand the restitution of all the properties that the government had confiscated or forced the Churches to cede to the State. In some cases, papers showing evidence of the Churches’ ownership may be missing as a result of the past wars. However, the people can easily testify to the pedigree of such properties.
- We demand that the Communists stop plotting the destruction of religions, stop interfering with the Churches’ internal affairs, and disband the committees that they had set up in the guise of religious organizations but are nothing more than the Communist Party’s instruments.
- We demand the unconditional release of clergymen, monks, nuns, and administrative personnel and elders of various Churches.
- We demand that the government implement the the International Covenant on Civil and Political Rights (12-16-1966) signed by Vietnam on 9-24-1982.
Vietnam, December 27, 2000
I certify that I co-authored this statement. I certify that I co-authored this statement.
Rev. Nguyễn Văn Ly's signature Rev. Chân Tín’s signature
I certify that I co-authored this statement.
Mr. Lê Quang Liêm’s signature
We wrote many times to the government about religious freedom but they have not shown good will. I am pleased with this statement jointly prepared by the representatives of the other religions.
Most Venerable Thích Thiện Hạnh’s signature with date of 12-28-2000
7. December 31, 2000 – Appeal No. 4
Churches of All Faiths, Let Us Cry Together.
- Whereas: Through my Ten-Point Declaration (11-24-1994/11-24-2000) and Appeals, including the one made in the closing days of 2000 (12-3-2000), Appeal No. 2 (12-8-2000), and Appeal No. 3 (12-20-2000), whose focus was the need for genuine religious freedom, and through the Declaration of December 27, 2000 signed by Mr. Lê Quang Liêm (Director of the Hòa Hảo Buddhist Church’s Central Administration), the Most Reverend Thích Thiện Hạnh (Head of the Buddhist Clergy in Thừa Thiên – Huế of the Unified Vietnamese Buddhist Church), the Rev. Chân Tín (Congregatio Sanctissimi Redemptoris) and me, it is obrious to anyone that the Vietnamese Communist Government is controlling the various churches through a LARGE AND TOUGH NOOSE AROUND EACH CHURCH’s NECK. This objective fact has been revealed at our personal risk. No one should ignore it and remain fast asleep, no matter what position he or she holds in the various Vietnamese churches!
- Whereas: As elaborated in the Explanation of Strategic Appeal No. 2, Items 6, 7, and 8:
"6- There is a subtle, hard to explain, and yet important point, namely man’s natural desire for comfort and absence of strife. Our will to resist tends to be easily weakened by a devious tactic that gives us a few morsels of non-essential privileges, whether intended for the individual or for the larger community. In particular, when we apply the canons of kindness and compassion to our interactions with the other party, it is easy for us to overlook FUNDAMENTAL RIGHTS that ought to be ours and to be content with what is GIVEN TO US AT THE MOMENT. Kindness and compassion should be based on TRUTH instead of weakness. We love the communists only when we reveal the tricks that they play on us and thereby help them attain true salvation. The churches’ loss of BASIC RIGHTS is manifested through their inability to SELECT AND PROMOTE THEIR CLERGIES, TO ASSIGN THEM TO VARIOUS LOCATIONS, TO TRANSFER THEM, AND TO SELECT AND TRAIN SEMINARY STUDENTS AND NOVICES. Superficial activities should not be seen as evidence of a vigorous religious life. Frequently I asked communist officials: “If an entity higher than the Vietnamese Communist Party (VCP) claimed that your party is free to operate, subject to the entity’s approval of your recruiting, promoting, and appointment activities, would your party consider itself in control of its own fate?” No official has been able to answer my question.
“7- A long enslavement tends to lull its victims into accepting the status quo, preventing them from rising up. Moses had to work hard to rouse the Lord’s People from their acceptance of their enslavement in Egypt (13th century BC). Later, during the Babylonian captivity (6th century BC), Erza and Nehemiah had to work hard in convincing the Lord’s People to end their servitude and return to Israel.
“8- We ought to look into French history to see how Emperor Napoleon I (1769 – 1821) used discrimination to cleverly sow discord and distrust aimed at weakening the Catholic Church in France. Fortunately the emperor failed in his attempt and eventually returned France to the Catholic Church. Napoleon finally said: “All the thrones have crumbled. Only the Church endures.” Learning from history, the communists are masters at discrimination aimed at weakening the churches. Only the Holy Ghost, the Martyred Vietnamese Saints, and the Buddhist qualities of no fear, no desire, and no self can help us overcome the party’s trickery.
- Whereas: In the conclusion of the Explanation of Appeal No. 2, I wrote: "Consequently, the ongoing struggle for religious freedom is really a struggle to reform and purify ourselves. If a church…is not willing to risk everything for the Truth, who would want to join that church even if it survives under communist rule?...Who would care to seek the church’s guidance when negotiating the path of life? The real urgent task confronting us is establishing our worth for posterity. I pray that each of you devote serious thought to this issue and make the right choice. Concerning the Vietnamese Catholic Church, we still have time to redeem ourselves before we reach the point of no return and history judges us accordingly."
- Whereas: The churches should strive to liberate ourselves instead of waiting for the communists to issue new laws that would satisfy no one. The communists will never dig their own graves. In all spheres, trying to be “legal” vis-à-vis unreasonable laws automatically means accepting the noose around one’s neck. Individuals and organizations who dare risk to become “illegal” through ignoring unjust laws would find genuine freedom. The churches should have taken this commendable route in 1945, 1954, etc. Thus, my efforts are aimed at convincing the churches to purify ourselves and once again proudly carry the torch that guides the people and become again a pillar supporting all good souls. My goal is not to seek behavioral changes on the part of the VCP, a hopeless quest. I only try to reveal the extent to which the government is disregarding religious freedom. If the churches liberated yourselves from these chains, the communists would lose the harbor that they had built for themselves, namely the illusion that they allow religious freedom. The churches have unwittingly played into their hand in this regard.
- Whereas: As Msgr. Philip Trần Văn Hoài said in Rome on 12-16-2000: "What one does not have, one cannot give.” He meant that the Vietnamese Communists, being a secular and atheist group, is in no position to “grant” to the churches the right to ordain Buddhist, Christian and other religions’ prelates, priests and nuns, assign them to various locales, etc. (refer to his four-page article for the Workshop on Religious Freedom in Vietnam on the Occasion of Rev. Nguyễn Văn Lý’s issuance of an Appeal for Religious Freedom in Vietnam" at the Vietnamese Catholic Center, Orange Diocese, U.S.A., on 12-17-2000).
- Whereas: Throughout humanity’s history, the Vietnamese Communists have shown that they are the most expert and effective group in terms of denying religious freedom while fooling the largest number of people.
- Whereas: I have described the situation in words so clear and so loudly that my messages cannot be misinterpreted. Any believer in any of the religions, any good person who has heard or read my appeals, and especially members of the lower ranks of the various religions’ clergies, would understand and empathize with me. Yet, a number of high-ranking clergy in some churches still ignore my pleas in order to preserve the privileges that they obtained through many years of accommodations with the persecuting regime.
- Whereas: The Communist Government’s focus on constraining religious freedom has caused their senior leadership to declare that, during the Christmas Season of 2000, they are determined to “squash at its earliest stage any demand for religious freedom made by individuals and organizations who work in concert with foreigners".
Thus, as the Lord wills, I may not be able to address all of you in a normal voice in the future. Today, I tearfully implore you to:
1: Please note that all the religions in Vietnam are being squeezed by a noose, regardless of the velvet covering the rope. How could we accept nicely wrapped Christmas presents and lovely bouquets handed out by the Committee for the Vietnamese Fatherland Front and other governmental committees on Buddha’s birthday, Christ’s birthday, or holidays associated with other religions? Especially when our co-religionists in remote areas do not have facilities for celebrating mass; when students are forced to go to school and take exams during those holidays? Why does a nation that tries to be accepted by the international community as an equal engage in such treatment of internationally significant holidays such as Buddha’s birthday and Christmas? If we do not weep over these measures, what should we shed our tears on?
2: When one lives in an environment where unjust laws are created and enforced, no individual or organization should follow such laws and attempt to be “legal” and enslaved. Instead, we should be inventive, fearless and dynamic in circumventing those laws in order to be truly free. Churches are in a position to become “illegal” without much effort, provided our spirit is strong.
3: Please reflect on the impossibility for the communists to destroy Truth and Righteousness. How could force triumph over Truth? If the communists persisted in using force and trickery to fight Truth and threatened to come down hard on groups who demand religious freedom, such threat would lead to the demise of their party. We can hope that the communists will not engage in such foolish acts. However, if they did so, history would show them how this will end.
Appeal made at Nguyệt Biều Church, City of Huế, on the last day of the 20th century, the last day of the second millennium (12-31-2000), hoping for "a quick end to the sad days without religious freedom in Vietnam.” When we enter the third millennium, may religious freedom return in all its glory. If so: CHURCHES OF ALL FAITHS, LET US SING
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
8. January 11, 2001 – Letter
A Few Words of Explanation
Nguyệt Biều - Huế, January 11, 2001
Respectfully submitted to:
Most Holy Father John Paul II,
His Eminence – the Prefect of the Holy See's Congregation for Evangelization of Peoples,
The President and Bishops of the Episcopal Conference of Vietnam,
The Leaders and Elders in the Buddhist and Hoà Hảo Buddhist Churches, in Vietnam and
Abroad,
The Leaders and Elders in the Cao Đài Church, in Vietnam and Abroad,
The Superiors of Monasteries, Convents, Temples and Institutes, in Vietnam and Abroad,
The Priests, Friars, Nuns and Sisters in Vietnam and Abroad,
My Friends, Relatives and Compatriots in Vietnam and Abroad,
And All Other Persons of Good Will,
I am a humble priest in the Catholic Church of Vietnam, Diocese of Huế. From 1975 on, I have been engaged in a struggle for religious freedom for all religions in Vietnam. For example, beginning on November 24, 2000, Vietnam Martyrs’ Day, I re-issued my Declaration on the Situation of Religions in Vietnam (written on November 24, 1994) and my Appeal of Year-End 2000 (Appeal No. 1) and Appeals No. 2, 3 and 4 in which I demanded religious freedom for all the faiths in Vietnam.
Although as powerless as a child in a vast world, an irresistible urge drove me to bold actions that were beyond my humble stature. With God’s help, the internet has allowed the world to know about my struggle and many entities have reacted with sympathy and support. There is visible, active support and also support through the silence maintained by knowing leaders of the various faiths and other people of good will. I am deeply grateful to the Holy Father, the leaders of the various faiths, and all the people of good will, for you have followed my work, and prayed and helped me in one way or another. Please increase your prayers and sacrifices on my behalf so that I may remain humble, steadfast, clear-headed and courageous during this struggle for religious freedom, until all the faiths in Vietnam experience this freedom.
It is very difficult for me to communicate with the outside world. Please excuse me for sending this to you via the internet. If you have the means, please help me by translating, forwarding and disseminating this letter as widely as possible.
With gratitude and respect,
(Signed and sealed)
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
9. January 15, 2001
Letter Addressed to the Archbishop of Huế
Respectfully submitted to Msgr. Stephen Nguyễn Như Thể, Archbishop of Huế.
We wish you and the Vietnamese Catholic Church a spring, a New Year (Tân Tỵ 2001), a New Century and New Millenium blessed with peace, happiness, virtue and God’s Grace.
We are grateful for your support - through sacrifices, prayers, and acquiescing silence - for our justified and necessary struggle for religious freedom for all the faiths in Vietnam. Please forgive us for not asking permission from you and your Representative for actions that we took in our struggle for religious freedom. We proceeded on the assumption that you would not disagree and therefore did not give the two of you advance notice of our planned actions, so that you would not be entangled unnecessarily.
From 1975 on, I have continuously struggled for this worthy goal through various venues. The current struggle started almost two months ago, on Vietnam Martyrs’ Day, November 24, 2000, and involves a number of priests in the Diocese of Huế, over 200 Catholics in Nguyệt Biểu District, and me. With God’s help and the protection provided by Our Lady of La Vang and Vietnam’s Martyrs, our struggle has gathered public support from the Congregation for the Evangelization of Peoples in the Vatican; Bishop Philip Trần Văn Hoài in Rome; the Overseas Interfaith Council comprising the overseas branches of the Cao Đài, Catholic, Buddhist, Hòa Hảo Buddhist, and Protestant Churches; international religious freedom organizations; international human rights organizations; nearly all the overseas Vietnamese; many members of parliament in various countries; the Unified Buddhist Church and Hòa Hảo Buddhist Church in Vietnam; several bishops and priests and a large number of Catholics in Vietnam; and silent acquiescence and prayers on the part of the Holy Father, the Holy See, the President of the Pontifical Council for Justice and Peace; and all persons of good will in Vietnam and elsewhere. The Communist Government of Vietnam has found itself in an embarassing situation with no reasonable solution and no coordinated response. This should quickly lead to that government’s relinquishing its grip on religions through the revocation of unjust laws and regulations aimed at religious activities.
I implore that you continue to support us through all possible means so that we can be in a stronger position as we pursue this necessary struggle for not just the Vietnamese Catholic Church, but for all the faiths in Vietnam.
When the Episcopal Conference needs to meet, please convene a meeting without seeking the government’s approval. Would they dare to disrupt your meeting? When the Episcopal Conference wants a priest to serve as a bishop anywhere, please ask only for the Holy See’s approval. If needed, please notify the government of your action instead of negotiating as you have been compelled to do. In case the Communist Government of Vietnam uses force to prevent your meetings from taking place, or use administrative means to block the Church’s consecrations and appointments of bishops, we would have nothing to lose. Through its actions, the government would show to the world that the Church is being victimized and put in chains, and the government’s policy is nothing more than ruthless subjugation.
While the world reacts to this likely reaction from the Vietnamese Government, the Church could continue to meet, consecrate bishops and assign duties to them, disregarding any attempt by a totalitarian regime to exert unjust control.
On December 25, 2000 the government sent you a draft decree concerning religious activities. It is our humble opinion that you need not comment on that draft. First, no civilized country would even dream of decrees aimed at controlling religious activities because each citizen is already governed by a national code of laws. Second, our commenting on the wretched decree implies collaboration in instituting a velvet-wrapped noose that will be used to squeeze all the faiths in Vietnam. Could we bear the responsibility for helping the regime shackle us and the other faiths? How would history judge the Vietnamese Catholic Church? As I write these words, I cannot hold back tears.
What I outlined above are necessary and courageous actions for the Episcopal Conference of Vietnam to take in fighting for religious freedom for all the faiths. On my knees, I beg the Archbishop to heed our tearful implorations.
We are grateful and hope that you continue to sacrify and pray that we can continue to be sincere, brave, clear-headed and steadfast in our struggle until the Vietnamese Catholic Church experiences genuine religious freedom.
Respectfully,
Your humble son,
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, Diocese of Huế
Nguyệt Biều, Huế, January 15, 2001
10. January 15, 2001
Letter Addressed to His Eminence, President of the Episcopal Conference of Vietnam
Nguyệt Biều - Huế
His Eminence, the Archbishop of Hà Nội and President, Episcopal Conference of Vietnam.
We wish you and the Vietnamese Catholic Church a spring, a New Year (Tân Tỵ 2001), a New Century and New Millennium blessed with peace, happiness, virtue and God’s Grace.
We are grateful to His Eminence for your support - through sacrifices, prayers, and acquiescing silence - for our justified and necessary struggle for religious freedom for all the faiths in Vietnam. Although desirous to meet you in person, I am not in a position to do so until all the faiths in Vietnam experience genuine religious freedom as described in the Declaration on Religious Freedom of December 7, 1965 issued by the Vatican II Council.
From 1975 on, I have continuously struggled for this worthy goal through various venues. The current struggle started almost two months ago, on Vietnam Martyrs’ Day, November 24, 2000, and involves a number of priests in the Diocese of Huế, over 200 Catholics in Nguyệt Biểu District, and me. With God’s help and the protection provided by Our Lady of La Vang and Vietnam’s Martyrs, our struggle has gathered public support from the Congregation for the Evangelization of Peoples in the Vatican; Bishop Philip Trần Văn Hoài in Rome; the Overseas Interfaith Council comprising the overseas branches of the Cao Đài, Catholic, Buddhist, Hòa Hảo Buddhist, and Protestant Churches; international religious freedom organizations; international human rights organizations; nearly all the overseas Vietnamese; many members of parliament in various countries; the Unified Buddhist Church and Hòa Hảo Buddhist Church in Vietnam; several bishops and priests and a large number of Catholics in Vietnam; and silent acquiescence and prayers on the part of the Holy Father, the Holy See, the President of the Pontifical Council for Justice and Peace; and all persons of good will in Vietnam and elsewhere. The Communist Government of Vietnam has found itself in an embarrassing situation with no reasonable solution and no coordinated response. This should quickly lead to that government’s relinquishing its grip on religions through the revocation of unjust laws and regulations aimed at religious activities.
I implore that you continue to support us through all possible means so that we can be in a stronger position as we pursue this necessary struggle for not just the Vietnamese Catholic Church, but for all the faiths in Vietnam.
When the Episcopal Conference needs to meet, please convene a meeting without seeking the government’s approval. Would they dare to disrupt your meeting? When the Episcopal Conference wants a priest to serve as a bishop anywhere, please ask only for the Holy See’s approval. If needed, please notify the government of your action instead of negotiating as you have been compelled to do. In case the Communist Government of Vietnam uses force to prevent your meetings from taking place, or use administrative means to block the Church’s consecrations and appointments of bishops, we would have nothing to lose. Through its actions, the government would show to the world that the Church is being victimized and put in chains, and the government’s policy is nothing more than ruthless subjugation.
While the world reacts to this likely reaction from the Vietnamese Government, the Church could continue to meet, consecrate bishops and assign duties to them, disregarding any attempt by a totalitarian regime to exert unjust control.
On December 25, 2000 the government sent you a draft decree concerning religious activities. It is our humble opinion that you need not comment on that draft. First, no civilized country would even dream of decrees aimed at controlling religious activities because each citizen is already governed by a national code of laws. Second, our commenting on the wretched decree implies collaboration in instituting a velvet-wrapped noose that will be used to squeeze all the faiths in Vietnam. Could we bear the responsibility for helping the regime shackle us and the other faiths? How would history judge the Vietnamese Catholic Church? As I write these words, I cannot hold back tears.
What I outlined above are necessary and courageous actions for the Episcopal Conference of Vietnam to take in fighting for religious freedom for all the faiths. On my knees, I beg Your Eminence to heed our tearful implorations.
We are grateful and hope that you continue to sacrify and pray that we can continue to be sincere, brave, clear-headed and steadfast in our struggle until the Vietnamese Catholic Church experiences genuine religious freedom.
Respectfully,
Your humble son,
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, Diocese of Huế
Nguyệt Biều, Huế, January 15, 2001
11. January 25, 2001 – Appeal No. 5
Would the international organizations please stop letting the Vietnamese Communists sign international covenants.
- Whereas: The Vietnamese Communists have persistently deceived the international community. The clearest example is the Paris Peace Talk that involved the 4 protagonists. After years of negotiations, no sooner was the agreement signed in 1972 when the communists ramped up their invasion of South Vietnam. They aimed at imposing communist rule over the entire country, a rule that was crushing the North Vietnamese people while it drove the South Vietnamese to flee in fear. Still, the Vietnamese Communists bragged about their great achievement in liberating their Southern brethren! The communist troops were also hapless victims of communist propaganda;
- Whereas: The most basic human rights with regard to freedom of thought, speech, communication, to follow one’s conscience, and religious freedom as enunciated in Articles 18 and 19 of the UN’s Universal Declaration of Human Rights (12-10-1948), signed by Vietnam in 1977; and elaborated further in Articles 18 and 19 of the International Covenant on Civil and Political Rights (12-16-1966), signed by Vietnam on 9-24-1982, have never been implemented by the communists. They continue to read and censor private correspondence; prevent mail from being delivered to targeted persons; destroy mail with content that they want to suppress; bug telephones at will; and cut phone and internet service to blacklisted individuals without regard for any international organization;
- Whereas: The most fundamental article concerning education and culture such as Article 13 of the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights (12-16-1966) that Vietnam signed on 9-24-1982, has been ignored by the Vietnamese Communists;
- Whereas: The communists signed those important covenants with the intention of circumventing them while claiming that Vietnam has achieved democracy and freedom in order to deceive the international community.
- Whereas: If international human rights organizations continued to let the Vietnamese Communists sign international covenants, three major harms would continue to ensue: 1. Create a false impression about Vietnam’s human rights situation as the communists keep claiming that they respect human rights; 2. The perception that the international bodies can be easily deceived would hurt their standing; 3. Harm the Vietnamese people by indirectly assisting in the whitewashing of this totalitarian regime in their heavy-handed rule for many more years.
Consequently, I implore from the bottom of my heart that:
1- The international organizations, in particular those associated with human rights, do not let the Vietnamese Communists sign any covenant.
2- Be firm in demanding that they implement the agreements that they had signed, especially those dealing with human rights. Examples include the most basic human rights with regard to freedom of thought, speech, communication, to follow one’s conscience, and religious freedom as discussed in Articles 18 and 19 of the UN’s Universal Declaration of Human Rights (12-10-1948), signed by Vietnam in 1977; and elaborated further in Articles 18 and 19 of the International Covenant on Civil and Political Rights (12-16-1966), signed by Vietnam on 9-24-1982; the most fundamental article concerning education and culture such as Article 13 of the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights (12-16-1966) that Vietnam signed on 9-24-1982.
3- Use all means to pressure the Vietnamese Government to give genuine democracy and freedom to its people.
Please add your signatures to this urgent appeal if you are among the well-intentioned people who live on this planet.
Appeal Made in Nguyệt Biều, City of Huế. Vietnam
January 25, 2001
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
Notes:
Article 18
§1. Everyone shall have the right to freedom of thought, conscience and religion. This right shall include freedom to have or to adopt a religion or belief of his choice, and freedom, either individually or in community with others and in public or private, to manifest his religion or belief in worship, observance, practice and teaching.
§2. No one shall be subject to coercion which would impair his freedom to have or to adopt a religion or belief of his choice.
Article 19
§1. Everyone shall have the right to hold opinions without interference.
§2. Everyone shall have the right to freedom of expression; this right shall include freedom to seek, receive and impart information and ideas of all kinds, regardless of frontiers, either orally, in writing or in print, in the form of art, or through any other media of his choice.
Article 22
§1. Everyone shall have the right to freedom of association with others, including the right to form and join trade unions for the protection of his interests. (International Covenant on Civil and Political Rights (12-16-1966), signed by Vietnam on 9-24-1982)
Article 13
§2..... a- Primary education shall be compulsory and available free to all;
§3. The States Parties to the present Covenant undertake to have respect for the liberty of parents and, when applicable, legal guardians to choose for their children schools, other than those established by the public authorities, which conform to such minimum educational standards as may be laid down or approved by the State and to ensure the religious and moral education of their children in conformity with their own convictions.
§4. No part of this article shall be construed so as to interfere with the liberty of individuals and bodies to establish and direct educational institutions.....
(International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights (12-16-1966) that Vietnam signed on 9-24-1982)
12. January 25, 2001 – Appeal No. 6
Professors, Teachers and Students in Vietnam: Please stop studying communism and the history of the Vietnamese Communist Party!
- Whereas: The most basic human rights to freedom of thought, speech, communication, conscience and religion, as specified in Articles 18 and 19 of the UN’s Universal Declaration of Human Rights (12-10-1948), signed by Vietnam in 1977; and elaborated further in Articles 18 and 19 of the International Covenant on Civil and Political Rights (12-16-1966), signed by Vietnam on 9-24-1982, have never been implemented by the communists. They continue to read and censor private correspondence; prevent mail from being delivered to targeted persons; destroy any mail the content of which they want to suppress; bug telephones at will; and cut telephone and internet services to blacklisted individuals without regard for international opinion; forbid or authorize the dissemination of any document they please. Who would dare to reproduce and print this appeal? Yet the International Covenant on Civil and Political Rights (12-16-1966), signed by Vietnam on 9-24-1982, specified:
“Article 19:
§1. Everyone shall have the right to hold opinions without interference.
§2. Everyone shall have the right to freedom of expression; this right shall include freedom to seek, receive and impart information and ideas of all kinds, regardless of frontiers, either orally, in writing or in print, in the form of art, or through any other media of his choice. (International Human Rights Documents, published by Center for Human Rights Studies, HCM City Publishing, 1996, Page 117)
- Whereas: Ideally, Vietnamese citizens ought to be exercising their rights to seek, evaluate, and disseminate information and ideas similar to the content of this writing. However, the mere act of reading this appeal would result in prosecution and persecution in view of the Vietnamese Communists’ use of fear and suppression of thought, communication and speech over several decades; many Communist Party members and civil servants still do not know that Vietnamese citizens have such rights. How backward and oppressive the Party’s rule has been!
- Whereas: When the Vietnamese Communist Party (VCP) announced the national goal of independence, freedom and happiness, it adopted communism as the foundation for its policy and activities. This contradiction has plagued the government from its first day. The national goal will never be attained as long as the communists follow the communist doctrine because its totalitarian underpinning is incompatible with the concept of true freedom. Many communists realize that this contradiction exists.
- Whereas: Communism is both theoretically appealing and completely infeasible in practice, meaning that a true communist has never been produced on this planet. This truth is reflected in the popular saying “Anyone in his twenties who does not love communism has no heart; anyone in his thirties who still loves communism has no brains!” The Văn Nghệ VN Magazine published a complaint aired by Vietnamese mothers: “Party members are everywhere but not a single communist can be seen!” Only four countries in the world still claim to be communist: China, Cuba, North Korea and Vietnam.
- Whereas: Communism is not necessary as evidenced in the wealth of the other Southeast Asian nations (much wealthier than Vietnam) that do not want communism. Over 2.5 million Vietnamese risked death during their escape by sea in search of freedom, proving that communism is not so great!
- Whereas: The Vietnamese Communists force students at all levels to study and profess their love of communism when hardly anyone wants to teach or study this doctrine. It would be better if only the 3 million party members and 5 million party associates study communism (if they still believe in it) and channel it towards the goal of bringing prosperity and happiness to the people. The people must be allowed to judge the party’s attempt at building a communist society – to say whether this is chimeric or not. In forcing the citizens to study and love a doctrine that went bankrupt in its birthplace, Russia, and failed miserably in Vietnam, the party has shown that it was willing to apply forceful means of thought control.
- Whereas: The party’s version of its history in books and as taught in Vietnamese schools is thoroughly untrue, harming countless generations of students in Vietnam.
The facts are:
- While it is true that the VCP fought the French during the Vietnam’s war for independence, other Vietnamese political parties also did their share. After the war ended, the VCP eliminated its non-communist partners and claimed all the credit for itself (1);
- The VCP’s primary mistake is imposing communism on Vietnam, resulting in the country falling behind by a century and ranking near the bottom of the world’s list of nations in terms of prosperity;
- The VCP’s major crime is to use treachery in eliminating all the other patriotic groups who also fought against the French;
- The VCP implemented a bloody and violent land reform in Northern Vietnam in the 1950’s, causing the death of over 300,000 innocent victims (2);
- The VCP was the aggressor against South Vietnam from 1960 to 1975 in its scheme to impose communism on all of Vietnam, causing the tragic death of 2 million young men in both the North and South (3) while tricking the world into believing that the VCP was liberating South Vietnam from American occupation; the VCP’s murdered thousands of civilians in Huế in 1968 (4) through burying victims alive and other inhumane acts. Yet the communists renamed a street in Huế “Spring 68”! Communist heavy guns killed many thousand civilians (5) during their 1972 siege of Quảng Trị and during the flight of civilian refugees on the highway between Quảng Tri and Diên Sanh (the Highway of Terror).
- The VCP persecuted and eliminated in cold blood hundreds of thousands of members of the opposition throughout Vietnam, notably in over a hundred concentration camps in both the North to South from 1930 until recent times.
- The VCP imposed on our country a doctrine based on lies and treachery that undermines the values that the Vietnamese people and their religions took centuries to establish. The effect in Vietnam is that one must lie in order to be left alone. Even a number of senior clergymen in various religious organizations have had to bend the truth to some extent in order to conduct their business. For example, each form that one sends to the government must begin with the words “freedom – happiness” in spite of the knowledge that there is neither freedom nor happiness.
- The VCP imposed a doctrine that encourages hatred and mass “trials” that claimed many victims, including party members who did not adhere to the party line!
- The VCP imposed atheism on the people, depriving them of their ways of achieving human beings’ desire to be their best.
Therefore, in the name of all the legitimate human rights accorded to civilized people on this earth, I appeal as we enter a new millenium:
Professors, Teachers and Students in Vietnam: Please stop studying communism and the history of the Vietnamese Communist Party!
Appeal made at Nguyệt Biều Church – An Truyền – City of Huế
The 3rd Day of the Lunar New Year Tết Tân Tỵ (January 25, 2001)
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
An Truyền Parish Priest
----------------------------
(1) Motive is to monopolize the credit and power.
(2) A credible number is over 400,000.
(3) A credible number is over 3 million.
(4) Over 4000 victims in Huế alone.
(5) Exact numbers are not available. Best estimate is under 50,000.
13. January 28, 2001 – Appeal No. 7
Vietnamese Communists, please let others do their fair share in
serving the country.
Vietnamese people in Vietnam and other countries, please unite in
rebuilding and defending our Nation.
- Whereas: While it is true that the VCP fought the French during Vietnam’s war for independence, other Vietnamese political parties also did their share. After the war ended, the VCP eliminated its non-communist partners and claimed all the credit for itself;
- Whereas: The Vietnamese Communists claimed credit for liberating South Vietnam through their victory over America. However, they should have refrained from fighting the Americans and invading the South in the first place because South Vietnam had the right to follow the path of freedom and democracy taken by South Korea, West Germany, etc. North Vietnam had the right to rely on the Soviet Union and Communist China in building a communist nation. If North Vietnam had not been the aggressor, South Vietnam would not have asked for military help from South Korea, Australia and the U.S. South Vietnam would have achieved the same level of prosperity and development as South Korea while North Vietnam would have remained at the same level of development as North Korea because it adopted communism as the foundation for its policy and activities for achieving freedom and happiness. The Communists’ goal will never be attained as long as they follow the communist doctrine because its totalitarian underpinning is incompatible with the concept of true freedom. These days, many true communists have realized that this contradiction exists;
- Whereas: The Vietnamese Communists are highly effective with respect to waging war, defense and security (needed to preserve their totalitarian rule), but lack the capacity to bring development and prosperity to the people. After 21 years of socialism in the North, North Vietnam turned out to be much poorer than South Vietnam, and after 25 years of socialism in a united Vietnam, the country now ranks near the bottom of the list of the world’s poorest nations. Yet the Vietnamese are among the most intelligent and hardworking people on earth. It is high time that all of us look at this fact objectively: how could we allow our Nation to remain in this backward state?
- Whereas: Nearly 3 million Vietnamese risked their lives to escape from communism. These expatriates have been shedding tears while waiting for the right time to return home and help in building a prosperous, civilized and happy homeland in order to catch up with the rest of the world;
- Whereas: The task of defending and rebuilding the Nation is the sacred duty of all the Vietnamese and not the exclusive domain of any group or individual. On the contrary, the government should objectively and fairly create conditions that allow each person the opportunity to contribute to the task, based on one’s capabilities and ethical views;
- Whereas: Once we know the positives and negatives of one’s organization, one should stop criticizing and badmouthing the other organizations in order to prevent further antagonism and division. Citing the past for the purpose of claiming the exclusive rights to certain functions or to blame others is doomed to failure and lack of resultsc nào;
- Whereas: LOVE, UNDERSTANDING, SOLIDARITY AND FORGIVENESS are the only elements of real strength that can help us make our Nation stronger and richer;
From the bottom of my heart, I appeal:
1- To the Vietnamese Communists: Please let others share in serving the Nation through the invalidation of Article 4 in Vietnam’s Constitution and the creation of favorable conditions for Vietnamese expatriates to return and contribute to the development of the Nation, and participate in free and fair elections under intenational observation;
2- To the Vietnamese in Vietnam who have the needed capability and ethics: please offer your talents and good qualities to the Nation and People through the formation of organizations that go public (instead of being clandestine);
3- To the Vietnamese expatriates: please return and work with us in rebuilding the Nation;
4- To all members of the larger Vietnamese family: please stop criticizing and accusing one another’s past deeds. Instead of focusing on our tragic past, let us focus on the present and towards the future so that we can reconcile, improve, and work towards the goal of turning our country into a modern nation on a par with the other nations.
Appeal made at Nguyệt Biều Church - An Truyền – City of Huế,
On the 5th day of the Lunar New Year Tết Tân Tỵ (January 28, 2001)
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
An Truyền Parish Priest
14. February 13, 2001 – Appeal No. 8
Communist Party, please disband for the Nation’s sake!
Vietnamese compatriots who live in Vietnam and elsewhere,
Persons of good will all over the world,
I, Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý, present you with my eighth appeal. My failing voice and failing health required that another person read this appeal. I will add to the end with my own voice. This will convince you that this appeal indeed came from me.
Communist Party, please disband for the Nation’s sake!
- Whereas: The VCP has shown that it could wage war effectively but could not bring prosperity to the Nation.
- Whereas: Freedom and democracy are the two necessary pillars for personal happiness, national prosperity, family happiness, and individual dignity.
- Whereas: As long as the VCP holds power, there can be no real religious freedom in Vietnam, something that I said repeatedly in the past.
I firmly appeal to:
1- The VCP: please disband for the Nation’s sake.
2- The Vietnamese Congress: please invalidate Article 4 in the Constitution of the Socialist Republic of Vietnam.
3- The Vietnamese Congress, Executive Branch, and People’s Committees at all levels: please continue to govern while giving the people the rights that are due them. Please hold free and fair elections with monitoring by the United Nations, international observers and international media.
Appeal made in An Truyền on February 13, 2001
Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý
An Truyền Parish Priest
Secretary, Committee for Religious Freedom for all the faiths in Vietnam
Ladies and Gentlemen,
What you just heard was an appeal that I prepared. Facing the prospect of imminent arrest, I could not go into more details for this short but very important appeal of mine.
I have been struggling to bring religious freedom, other freedoms and democracy to the Vietnamese people. However, as long as the Vietnamese Communist Party holds power, they will not grant us genuine religious freedom and other freedoms. Consequently I appealed to the VCP to disband willingly.
Second, after the VCP has relinquished power, the Vietnamese Congress, agencies of the Executive Branch, People’s Committees at all levels, and the Armed Forces should continue to govern and maintain peace and order on an interim basis while the Congress invalidates Article 4 of Vietnam’s Constitution, the article specifying that the VCP is the sole entity that may govern Vietnam. After invalidating that article, the Congress would supervise free and fair elections in the same way as many other nations have been holding elections.
After the VCP has given up their hold on power, Vietnam should continue to be governed in a manner that preserves law and order. My emphasis on this last point is intended to preempt any VCP attempt to label me as an anarchist.
Therefore I appeal to the VCP members who are in the Executive Branch, Congress and Armed Forces to continue your work in order to maintain peace, law and order.
I would like to thank all those persons of good will who identify with, pray for, or listen to this frantic appeal. I believe that this is the only way to restore enduring happiness and prosperity to our Nation. Thank you.
Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý
15. February 15, 2001 – Testimony
First Testimony by Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý to the United States Commission on International Religious Freedom
Washington, DC, 2-13-2001
Ladies and Gentlemen,
I may be the first Vietnamese Catholic priest from a communist country to have the honor of sharing my ideas in this building, a noble symbol of freedom for the world.
From this noble platform, I send my new millenium greetings to you and all the people of this vast and advanced country. I wish all of you a New Year, New Century and New Millenium filled with truth, liberty, peace, happiness, and useful services to humanity.
On September 2, 1945, the Democratic Republic of Vietnam’s Declaration of Independence was unveiled, revealing Mr. Hồ Chí Minh’s clever attempt to secure your country's support by borrowing these words from the second paragraph of the United States’ own Declaration of Independence: “All men are created equal. They are endowed by their Creator with certain unalienable Rights; among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness.”
While your country was founded less than 250 years ago, your Declaration of Independence of 1776 made the U.S. one of the first countries to base your social and political life on the concept of Freedom. Any entity living on earth who desires to understand the meaning of freedom and independence needs only to visit your country and people, and see the Statue of Liberty donated by France, for that entity to fully appreciate the meaning of each of the two words.
As an eyewitness who has spent over 25 years in Communist Vietnam, I will discuss without reservation the three topics outlined in your invitation letter:
- The situation faced by religious organizations in Vietnam in the first year of the Third Millenium.
- Should the bilateral trade agreement with Vietnam be ratified by Spring 2001? How would this affect religious freedom in Vietnam?
- How can the U.S. help bring genuine religious freedom to Vietnam in the near term and long term?
I. THE SITUATION FACED BY RELIGIOUS ORGANIZATIONS IN VIETNAM IN THE FIRST YEAR OF THE THIRD MILLENIUM
When Mr. Hồ Chí Minh announced the national goal of independence, freedom and happiness, he adopted communism as the foundation for his policy and activities. This contradiction has plagued his government from its first day. The national goal will remain unattainable for Vietnam and the goal of genuine religious freedom will remain unattainable for religious organizations as long as the communists adhere to the communist doctrine because its totalitarian underpinning is incompatible with the concept of true freedom. Many communists realize that this contradiction exists, i.e., communism would inevitably lead to totalitarianism rather than freedom and happiness.
In my beloved country nowadays, one can see everywhere banners and posters with the words: “Nothing is more precious than independence and liberty”. Ironically, no one in my country truly knows what independence and liberty mean. The evidence corroborating my statement is the fact that I never could participate in discussions that took place in this free country. Countless numbers of Vietnamese youths carried banners extolling independence and liberty at innumerable demonstrations. Yet they thirst for true liberty that has always eluded us.
The government’s interference in religious matters have robbed all religious organizations of their independence and freedom. The best testimony to this situation is the December 27, 2000 joint declaration of the representatives of Vietnam’s religions, the Most Venerable Thích Thiện Hạnh, Head of the Buddhist Clergy in Thừa Thiên - Huế, Mr. Lê Quang Liêm, Director of the Hòa Hảo Buddhist Church’s Central Administration, Reverend Chân Tín, Congregatio Sanctissimi Redemptoris – Saigon, and I. The declaration is reproduced below.
“After their 4-30-1975 victory in South Vietnam, the Vietnamese Communists started applying an incredibly harsh policy towards religions:
- The Communists issued numerous decrees with the purpose of constraining and stripping religious organizations of their ability to function with an intensity the like of which had never been seen in Vietnam.
- The Communists have been using deceit and tricks to falsely accuse and imprison clergy and lay people who oppose the government’s religious restrictions. Even those who want only to practice their faith through teaching others, singing in a choir, or joining a religion suffer the same harsh treatment in concentration camps. This crual policy has been implemented continuously from 1954 to 2001.
- The Communists used all kinds of tricks to divide religious organizations and politicize issues related to those, including Cao Đài adherents, Catholics, Evangelicals, and Buddhism. For example, the government established a parallel Buddhist Church, the Buddhist Church of Vietnam, as an instrument against the Unified Buddhist Church of Vietnam. More recently, in May 1999, the communists established a puppet Hoà Hảo Buddhist Board consisting of eleven communists for the purpose of controlling five million Hoà Hảo Buddhists.
- The Communists seized countless properties from the various Churches - Cao Đài, Hoà Hảo Buddhism, Catholic Church, Buddhism, Evangelical Churches – and put them to official use as the government saw fit.”
Vis-à-vis the Catholic Church, the Vietnamese Communists have taken away the Church’s most basic rights, an issue that the Episcopal Conference of Vietnam has been raising without reservation through many petitions from 1980 until now. My Ten-Point Declaration of 11-24-1994 and Declaration of 11-24-2000 that I sent you addressed this problem. I will summarize the issue as follows:
- The Communists have been violating the right of the Episcopal Conference of Vietnam to plan and conduct their annual meetings. The bishops must seek permission to hold each meeting and the agenda must be approved by the government. After the meeting, the bishops must submit the meeting minutes and the text of any message that they want to send to the Catholic community so that the government can censor it.
- The Communists have been interfering in a major way with the Church’s selection and ordination of bishops and priests. The Holy See must spend years negotiating with the Vietnamese Government whenever the Church wants to ordain bishops. The government always rejects the Church’s nominees until the Church proposes names that the government prefers. After years of vacancy in a diocese, the Holy See tended to yield to the government’s demand in order to minimize the negative effects of long vacancies. To illustrate, there has been no bishop in the dioceses of Hưng Hoá, Hải Phòng and Bùi Chu for at least eight years.
Anyone who wants to attend a seminary or anyone selected by the Church for ordination as a priest must have his dossier reviewed by the provincial police. The candidate must be docile and not show any sign of opposition to the regime. If he agreed to collaborate with the government while studying in the seminary, the government would approve his nomination even more quickly. A bribe offered to the police would help his chance further. If the candidate was related to an official in the former South Vietnamese Government or showed any sign of being potentially a critic of the communist regime, they would never approve his application even if he was eminently qualified and valued by the Church. I could cite the names of many promising applicants who scored the highest two to three years in a row on entrance tests administered by the Church and were still denied by the authorities. A bishop who wants to ordain someone or who wants to assign a task to a priest must file a request and discuss the matter with the communists over a long period of time. In some cases nothing was resolved after close to twenty years of negotiations. The communists specify qualifications that have no relevance to a priest’s work. Consequently, the number of ordained priests have shrunk considerably, leaving numerous vacancies when older priests retire or pass away. Several priests are now responsible for up to ten parishes each in a number of remote areas, and simply cannot provide the faithful with a normal religious experience. It is very difficult to transfer a priest to another parish.
- The faithful in New Economic Zones and other remote areas dream of being able to attend only one Mass per year, for Christmas or Easter, but frequently do not get even that. The atheist communists in Vietnam prefer that the residents of remote areas forget completely about religion, something that the Communists truly fear and distrust.
- The Communists’ approval must be sought for occasions when the faithful from different parishes attend Mass together, or when a priest celebrates Mass outside of his parish.
- The Communists still hold many clergymen and lay believers in prisons or restrict their movement while having them under surveillance.
- The Communists violate the Church’s freedom of speech and communication by forbidding the Church from publishing newsletters at both the local and central level. This has severely hampered the Church’s efforts on religious education. While a dozen Catholic newsletters co-existed in South Vietnam before 1975, only two weekly newsletters are in circulation now, Catholicism and the People and Vietnamese Catholics, both created and sustained by the Communist Party. The Episcopal Conference of Vietnam tried to issue its newsletter. After six “illegal” issues, three additional ones were published between February 2000 and September 2000 with the Communists’ approval before they suspended the publication in October 2000. There is no trace of freedom of speech in my country, especially for the various Churches. Material with content similar to my speech can never be circulated in Vietnam because no photocopy shop would dare reproduce it. Except for willing martyrs, no one would dare keep such material for fear of painful retributions against himself and his family.
- The Vietnamese Communists force students at all levels to study communism and profess their love of communism when hardly anyone wants to teach or study the subject. It would be better if only the 3 million Communist Party members and 5 million party associates study communism (if they still believe in it) and channel it towards the goal of bringing prosperity and happiness to the people. The people must be allowed to judge the party’s attempt at building a communist society – to say whether this is chimeric or not. Communism is not necessary as evidenced in the wealth of the other Southeast Asian nations (much wealthier than Vietnam) that do not want communism. Over 2.5 million Vietnamese risked death during their escape by sea in search of freedom, proving that communism is not so great. In forcing its citizens, including religious persons, to study and love a doctrine that went bankrupt in its birthplace, Russia, and failed miserably in Vietnam, the party has shown that it was willing to apply forceful means of thought control.
- The government seized or forced the Catholic Church to “cede” thousands, if not tens of thousands, of facilities used for educational or social activities and as medical clinics. This expropriation that started in North Vietnam in 1954, and in South Vietnam in 1975, has not been reversed. The Church has no longer adequate means for training seminary students and novices, helping students, orphans, and the poor, sick, and crippled. Church members who want to serve the disadvantaged in government facilities are not welcomed. The Saint Pius X Papal Seminary in Dalat, a case in point, used to be run by Jesuits and graduate highly qualified priests for South Vietnam. In 1976 the Communists seized the facility and turned it into a Communist Party training center. The Hoan Thiện Junior Seminary at 11 Đống Đa Street in Huế City, a Middle School-level preparatory institution, was seized in December 1979. The three priests who taught there and over 80 students were forced to go back to their homes. There are numerous other examples that I do not have time to mention.
Confronting the Vietnamese Communists’ ruthless anti-religion policy, the religious organizations have been demanding the restoration of RELIGIOUS FREEDOM in a resolute but peaceful manner until we have a GENUINE version like all the developed countries:
- We demand GENUINE RELIGIOUS FREEDOM, notably the right to recruit, train and place priests and other church officials based on each Church’s needs and aspirations; FREEDOM FOR PEOPLE TO PRACTICE THEIR FAITHS, i.e., the government should no longer require citizens to declare their religion on any official forms. This change would allow all the people to stop fearing that their faith would lead the government to persecute them, and assure them that they no longer have to dissimulate their beliefs.
- We demand the restitution of all the properties that the government had confiscated or forced the Churches to cede to the State. In some cases, papers showing evidence of the Churches’ ownership may be missing as a result of the past wars. However, the people can easily testify to the pedigree of such properties.
- We demand that the Communists stop plotting the destruction of religions, stop interfering with the Churches’ internal affairs, and disband the committees that they had set up in the guise of religious organizations but are nothing more than the Communist Party’s instruments.
- We demand the unconditional release of clergymen, monks, nuns, and administrative personnel and elders of various Churches.
- We demand that the government implement the the International Covenant on Civil and Political Rights (12-16-1966) signed by Vietnam on 9-24-1982.
II. SHOULD THE BILATERAL TRADE AGREEMENT WITH VIETNAM BE RATIFIED BY SPRING 2001? HOW WOULD THIS AFFECT RELIGIOUS FREEDOM IN VIETNAM?
Ladies and Gentlemen,
The second topic that you wanted to hear is my input regarding whether the U.S. Congress should ratify a bilateral trade agreement (BTA) with Vietnam by Spring 2001 and how this could affect religious freedom in Vietnam.
As a priest without expertise in commerce and politics and as a Vietnamese citizen who loves his country dearly while being concerned about its lack of human rights, I offer my simple thoughts as follows:
- Vietnam badly needs BTA for our economic development. On principle, I ardently desire that the U.S. and other countries trust Vietnam so that our people can prosper and our country can develop rapidly on all fronts.
- However, if the Vietnamese Communists maintained their grip on power while disregarding basic human rights as I described in the first part of my talk, by expanding trade with Vietnam the U.S. and other countries would merely strengthen the small group of oppressors at the top and keep the Vietnamese people under bondage longer. Realistically, the people would see a few slithers of BTA-derived benefits trickle down to them, but the price would be extended suffering under the regime’s yoke.
- The Communists’ history of reneging on international treaties should remind you and other countries to be extremely vigilant and skeptical of their apparent trustworthiness. The U.S. and several other countries have learned painful lessons in the past when dealing with Vietnam’s communist regime.
- With respect to human rights covenants, I would like to restate my 5th Appeal of January 25, 2001. The Vietnamese Communists signed numerous international covenants with the intent to circumvent those while deceiving the international community. If international human rights organizations continued to let the Vietnamese Communists sign international covenants, three major harms would continue to ensue: 1. Create a false impression about Vietnam’s human rights situation as the communists keep claiming that they respect human rights; 2. The perception that the international bodies can be easily deceived would hurt their standing; and, 3. Harm the Vietnamese people by indirectly assisting in the whitewashing of this totalitarian regime in their heavy-handed rule for many more years. To illustrate, on September 24, 1982 Vietnam signed the International Covenant on Civil and Political Rights (established on 12-16-1966) but has not abided by Articles 18 and 19 dealing with freedom of thought, religion and speech.
- If the U.S. and other countries truly care about the unfortunate Vietnamese people and our lack of human rights, in particular religious freedom, please do not assist the Communist regime in extending their totalitarian rule. On the contrary, the U.S. and other countries should refrain from entering into agreements with the Vietnamese Government while increasing pressure on that entity in an effort to help bring genuine freedom and democracy to Vietnam.
III. HOW CAN THE U.S. HELP BRING GENUINE RELIGIOUS FREEDOM TO VIETNAM IN THE NEAR TERM AND LONG TERM?
Ladies and Gentlemen,
The third topic that you wanted to hear is: How can the U.S. help bring genuine religious freedom to Vietnam in the near term and long term?
- The Vietnamese Communists deified Mr. Hồ Chí Minh through a personal cult that is both wrong and harmful. This cult is one of the reasons for them to undermine the various Churches and their spiritual values because they hope that Mr. Hồ’s cult would rally and unify all the people of Vietnam under their banner. Therefore the first thing for us to do is to evaluate Mr. Hồ Chí Minh’s achivements objectively without embellishment or unjustified criticism.
- While it is true that Mr. Hồ Chí Minh fought the French during the Vietnam’s war for independence, the credit does not belong to just the Vietnamese Communist Party (VCP) because other Vietnamese political parties also did their share. After the war ended, the VCP eliminated its non-communist partners and claimed all the credit for itself;
- His primary mistake was imposing communism on Vietnam, resulting in the country falling behind by a century and ranking near the bottom of the world’s list of nations in terms of prosperity;
- His major crime was to use treachery in eliminating all the other patriotic groups who also fought against the French;
- He implemented a bloody and violent land reform in Northern Vietnam in the 1950’s, causing the death of over 300,000 innocent victims;
- He led the aggression against South Vietnam from 1960 to 1975 in his scheme to impose communism on all of Vietnam, causing the tragic death of 2 million young men in both the North and South while tricking the world into believing that the VCP was liberating South Vietnam from American occupation; under him, the VCP murdered thousands of civilians in Huế in 1968 through burying victims alive and other inhumane acts. He must bear responsibility for the fact that Communist heavy guns killed many thousand civilians during their 1972 siege of Quảng Trị and during the flight of civilian refugees on the highway between Quảng Trị and Diên Sanh (the Highway of Terror);
- He directed the persecution and elimination of hundreds of thousands of members of the opposition throughout Vietnam, notably in over a hundred concentration camps in both the North and South from 1930 until recent times.
- He imposed on our country a doctrine based on lies and treachery that undermines the values that the Vietnamese people and their religions took centuries to establish. The effect in Vietnam is that one must lie in order to be left alone. Even a number of senior clergymen in various religious organizations have had to bend the truth to some extent in order to conduct their business. For example, each form that one sends to the government must begin with the words “freedom – happiness” in spite of the knowledge that there is neither freedom nor happiness;
- He imposed a doctrine that encourages hatred and mass “trials” that claimed many victims, including party members who did not adhere to the party line;
- He imposed atheism on the people, tried to distort their conscience, and encouraged the desecration of spiritual and religious values that should have been upheld.
In order to restore the traditional values of religion and cleanse the minds of young Vietnamese that have been fed distorted facts, one of the most urgent actions that the U.S. and the international community can take is to present a balanced account of Mr. Hồ Chí Minh’s legacy. Many well-intentioned persons still do not know the full truth about this supremely shrewd and heartless individual. Please do not let this misconception continue because you feel bound by some diplomatic etiquette.
- The U.S. and other countries should, without delay, encourage all the Churches in Vietnam to conduct their work as independently as possible from their government by informing them of the healthy religious scene in your countries. This would highlight the contrast between your countries and the unjustified control over religion currently exerted by the totalitarian regime in Vietnam. Please help counter as much as possible the Vietnamese Communists’ interference with legitimate activities that should be performed by the various Churches. In the beginning, invevitably there would be friction with the Vietnamese Government. However, the government would gradually realize that it had been overstepping its authority in exercising rights that it has no claim to, such as approving assignments of clergy based on the government’s own criteria.
- As long as the communist regime is in charge, there can be no hope for genuine religious freedom in Vietnam. If the U.S. and other countries truly want to see durable and genuine religious freedom in Vietnam, the way to proceed is to create conditions that would lead to the rapid demise of the regime.
Ladies and Gentlemen,
Today I have had the honor of representing my compatriots and all the religions in Vietnam - including the Catholic Church - in bringing to your attention some important material in this building, a symbol of Liberty and Independence. Please accept my heart-felt gratitude towards all of you in the audience and all the American people - including over two million Vietnamese Americans - for having me share my thoughts on some international issues in this Land of Freedom.
May God bless you, your loved ones, your constructive work, and all the inhabitants of this vast land.
Good bye and thank you.
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
An Truyền Parish Priest
February 13, 2001
16. February 20, 2001 – Appeal No. 9
Let us unite because we are about to win.
Vietnamese compatriots who live in Vietnam and elsewhere,
People of good will all over the world,
Our struggle for religious freedom, other freedoms and democracy in Vietnam is approaching its final phase. We will win soon. Please believe firmly in our upcoming victory. The Vietnamese Communists are now in a very weak position for they cannot identify the path forward, lack the character that would restore their prestige, and cannot raise the Nation from its current state of destitution.
I appeal to all the people, groups and organizations to unite and be mutually supportive in order to achieve our common objective. Please do not let small differences play into the communists’ hands and thus delay our victory. Emphasizing disagreements now would only help the Vietnamese Communists, and does not reflect true patriotism.
Please continue to support, sacrify and pray for us.
May your future be bright and happy, and your endeavors be successful and helpful to others.
Thank you.
Appeal made in An Truyền on February 20, 2001
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
An Truyền Parish Priest
17. March 3, 2001 – CITATION NO. 1
ISSUED TO THE VIETNAMESE COMMUNISTS FOR Serious Human Rights Violation
In the name of international human rights organizations, I, Nguyễn Văn Lý, Priest of An Truyền Parish, hereby issue a citation to the radio station owned by the tyrannical Communist regime in Vietnam. The station is located in Phú An Village, Phú Vang District, Province of Thừa Thiên-Huế.
Since February 27, 2001, the station has been broadcasting twice daily, at 5 a.m. and 5 p.m., five extremely libelous pieces aimed at me while no court has been convened to try me for those alleged transgressions. Additionally, a national campaign involving numerous newspapers, radio and television broacasts is being conducted against me. The viciousness of this attack against an individual surpasses any previous attack orchestrated during the 74 years of tyrannical rule by the Communist Party over Vietnam. For many Vietnamese, this is reminiscent of the myriad of mass accusations and trials during the bloody land reform of the 1950’s that claimed hundreds of thousands of innocent victims.
This attack revealed the brutality and treachery of the Vietnamese Communists in suppressing the freedoms of thought and expression, monopolizing the media, making a mockery of justice, conducting smear campaigns, and disregarding the truth and human rights that are valued in all civilized nations.
This citation was prepared at 8 p.m. on March 11, 2001 in the An Truyền Parish building. It has been read to the parishioners.
Citation issued by Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, An Truyền Priest.
(Signed)
18. March 16, 2001 – CITATION NO. 4
ISSUED TO THE VIETNAMESE COMMUNISTS FOR Violence Against An Truyền Catholics
In the name of conscience and international human rights organizations, I, Nguyễn Văn Lý, Priest of An Truyền Parish, hereby issue a citation to the following employees of the Communist Government of Vietnam: public security staff from Hà Nội, Thừa Thiên-Huế, Phú Vang District and Phú An Village, for their violent treatment of An Truyền Catholics as described below:
- From February 8 to March 16, 2001, An Truyền Catholics would accompany me whenever I left the parish’s building. Several public security officers attempted to prevent the citizens from walking while surrounding me. The officers assaulted those citizens with sticks, grabbed and twisted their arms, punched their faces and pushed them until they lost their balance and fell down. The citizens who protested were taken to the public security center where officers threatened them with trumped up charges and asked them to sign the citations prepared by the officers. The innocent citizens refused to sign.
- In the night of March 15, 2001, after surrounding An Truyền Parish, public security officers seized a man by his collar in front of that man’s house and beat him up. The frightened parishioners had to stand watch over the entire parish. After the man succeeded in escaping his tormentors, public security made members of his family come to the public security center several times and questioned them in a threatening way. The officers also falsely accused the parishioners of attacking public sccurity personnel.
- On Sunday, February 25, 2001, I was bringing the consecrated bread and wine to Mr. Định, a believer in Triều Thủy Hamlet when hundreds of public security officers appeared and stood in my way. Several parishioners decided to walk with me. Later, government television portrayed me as inciting the people to behave disorderly.
This citation was prepared at 8 a.m. on March 16, 2001 in the An Truyền Parish building. It has been read to approximately 200 parishioners.
Citation issued by Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, An Truyền Priest.
(Signed and sealed)
19. March 19, 2001 – Letter
Precautionary Statement
Diocese of Huế
An Truyền Church
March 19, 2001
For the Glory of God, the Catholic Church, Our Lady of La Vang, and Vietnam’s Martyrs, I declare the following:
If the Vietnamese Communists arrested me and subsequently I said or wrote anything that runs counter to:
- My Ten-Point Declaration of November 24, 2000,
- My nine Appeals,
- The Interfaith Council’s Statement on the Communists’ Policy Towards Religion in Vietnam,
- My piece on how Archbishop Nguyễn Kim Điền was martyred, and
- My testimony of February 13, 2001 to the U.S. Commission on International Religious Freedom,
Such statement or material should be viewed as the result of the Vietnamese Communists’ treachery.
Rev. Nguyễn Văn Lý
An Truyền Parish Priest
20. March 24, 2001 - CITATION NO. 7
ISSUED TO THE VIETNAMESE COMMUNISTS FOR Serious Human Rights Violation
In the name of international human rights organizations, I, Nguyễn Văn Lý, Priest of An Truyền Parish, hereby issue a citation to the Central Television Station in Hà Nội and the regional television stations that re-broadcasted the central station’s libelous material. The totalitarian Communist regime in Vietnam owns all the stations.
In a 10-minute segment of the news broadcast at 7 p.m. on March 23, 2001, Communists’ voices, masqueraded as “Catholic believers”, made libelous comments in an attempt to completely distort the truth about the scenes shown during that segment, scenes that were pieced together out of context and with intent to slander. Without allowing the public to hear my statements, the news segment was focused only on smear and false accusations directed at me while no court has been convened to try me. The whole thing was orchestrated in an attempt to justify the government’s decision to restrict my movement during 24 months to Truyền Nam Hamlet and its threat of further actions against me.
The government’s activities violated Article 72 of the Constitution of the Socialist Republic of Vietnam, Article 2 of the Criminal Code of the Socialist Republic of Vietnam, and Article 3 of the Rules Applicable to Persons Whose Movement is Restricted issued on April 14, 1997 by the totalitarian Communist regime as listed below: “No one shall be considered guilty or shall be punished until convicted by a court.”; “A person shall not be sentenced unless he/she committed a crime defined by the criminal code. A court will convict and sentence the guilty person.”; and, “It is forbidden to take actions aimed at debasing the person whose movement is being restricted.”
This attack revealed the brutality and treachery of the Vietnamese Communists in suppressing the freedoms of thought and expression, monopolizing the media, making a mockery of justice, conducting smear campaigns, and disregarding the truth and human rights that are valued in all civilized nations. This is reminiscent of the myriad of mass accusations and trials during the bloody land reform of the 1950’s that claimed hundreds of thousands of innocent victims in North Vietnam.
I declare that in case the Communists arrest me, I would be like a statue that does not speak, write, eat and drink. Anything that I may write or say after my arrest should be considered to be an effect of the insidious work of the Communist tyrants.
This citation was prepared at 11 p.m. on March 24, 2001 in the An Truyền Parish building. It has been read to nearly 500 parishioners.
Citation issued by Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, An Truyền Priest.
(Signed and Sealed)
21. March 28, 2001
Letter Addressed to His Eminence, President of
the Episcopal Conference of Vietnam
Respectfully submitted to His Eminence, President of the Episcopal Conference of Vietnam.
May the Resurrected Christ, Our Lady of La Vang, Saint Joseph, and Vietnam’s Martyrs be always by your side.
Today no Vietnamese bishop publicly takes issue with my struggle. Although virtually all of the bishops quietly agree wih my position, the Episcopal Conference have not been in a position to discuss and achieve a unified position and approach related to my nine appeals. The other bishops are waiting for you and the Archbishop of Huế to state your position first. The Bishop of Phan Thiết, First Vice-President of the Episcopal Conference of Vietnam, loves me very much. However, he also chose to wait for Your Eminence and the Archbishop of Huế’s announcements. In 1998 and 1999 you said twice to me at the La Vang Shrine: “Vietnam’s Catholic Church should suffer rather than collaborate.” You also asked more than once that I visit you in Hà Nội. However, I have not been able to comply with your request.
The Holy See understands our situation. Therefore the Fides news service, Radio Vatican and Radio Veritas have been supporting my actions. Cardinal Francis Xavier Nguyễn Văn Thuận communicated to me twice, on March 8 and March 15, 2001, that he was in some ways the “Joseph of Vietnam’s Catholic Church” while I was the “Simon”. Archbishop Philip Nguyễn Kim Điền relayed those messages to me when the Cardinal was under house arrest in Giang Xá, Hà Nội. His Eminence also sent word to me that I “should not wait for official endorsement by Vietnam’s Episcopal Conference.”
In 1980-1984 Cardinal Glemp of Poland believed that any human rights dialog should be preceded by a good relationship with Poland’s Communist Government”, in disagreement with Blessed Jerzy Popieluszko, Polish martyr. However, Pope John Paul II endorsed Rev. Popieluszko’s stance.
On February 21, 2001, Most Venerable Thích Quảng Độ, Director of the Institute for the Propagation of the Faith of the Unified Buddhist Church of Vietnam, issued his Appeal on Eight Points of Democracy for Vietnam. On March 13, 2001, the overseas Vietnamese Buddhists announced their support for the appeal.
Surely Communist rule in Vietnam will come to an end in the near future. To enable the Vietnamese Catholic Church to be more readily accepted by Vietnam’s people whose political views are changing rapidly, and to show that the Church is not content after 26 years of silence punctuated by occasional, discreet petitions to the Communist Government, please issue a public endorsement of my views on religious freedom and democracy for Vietnam as Radio Vatican and Radio Veritas have been doing for two months. I am certain of success no matter how long the government continues to restrict my movement, or in case they imprison me, or even kill me. My request to Your Eminence is not motivated by a concern for my own safety and well-being. Rather, I believe that your action can help bring democracy and freedom to Vietnam faster while ensuring that the Vietnamese Catholic Church will have its proper place in history.
I implore Your Eminence to think about my request, pray, and act. Please empathize with me, sacrify, and pray for me.
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý,
An Truyền Parish Priest
Signed and Sealed
22. March 30, 2001 – CITATION NO. 8
ISSUED TO THE VIETNAMESE COMMUNISTS FOR Bannishing All Human Rights
In the name of conscience and international human rights organizations, I, Nguyễn Văn Lý, Priest of An Truyền Parish, hereby issue a citation to the the totalitarian Communist regime in Vietnam for their actions as described below.
- On March 5, 2001, from 3 to 4:30, approximately 200 public security officers and other government employees from Hà Nội and Thừa Thiên-Huế, and government employees from Thủy Biều District, Huế, including:
- Nhuận, Secretary, Communist Party of Thủy Biều,
- Hoàng Trọng Lộc, Chairman, People's Committee of Thủy Biều,
- Đặng Văn Ngân, Chief, Public Security of Thủy Biều,
- Tôn Nữ Quỳnh Tương, Vice Chair, People’s Committee of Thủy Biều.
The above-named individuals brought a few hundred of their followers in addition to the 200 above-mentioned government employees. Additionally, the government hired some rough looking characters to place a ladder against the façade of the church in Nguyệt Biểu and take down our sign that says: “Religious freedom or death” and two other signs that say: “We need religious freedom”. Before this transgression against a sacred place took place, the government had taken the following pre-emptive measures: a) secured all the bells and drums so that Nguyệt Biểu parishioners could not alert one another; b) two public security officers entered each of the parishioners’ homes to prevent anyone from going to the church; and, c) blocked the roads leading to the church. Still, about 20 parishioners managed to gather near the church with Rev. Trần Văn Quí, parish priest, and Mr. Lê Diệu, Chairman, Parishioners’ Committee, to witness the act mentioned above.
- On March 14, 2001, between 6:30 a.m. and 6:00 p.m., approximately 500 Communists from Hà Nội, Thừa Thiên-Huế and local government units, including Hoàng Trọng Dị, Chief, Thủy Biều Agricultural Cooperative, came to Nguyệt Biểu. Another large group, numbering 400-500 Communists, followed the first group. The first group violently attacked approximately 40 parishioners who were attempting to prevent the government from lining an irrigation ditch with cement because the government illegally had the ditch dug 20 years ago to partition land owned by the Church. Among the victims were: a) Hoàng Trọng Dũng, a youth, who was choked and whose gold necklace decorated with Jesus on the Cross was ripped from his neck while the Communists dragged him and Miss Hoàng Thị Hương to the government building in Thủy Biều; b) Miss Đặng Thị Lập who was injured after they twisted her arm; c) Mrs. Hoàng Thị Bạch who nearly fainted during the scuffle; d) Mr. Hoàng Trọng Hiếu, a 75-year old man, who was pushed and shoved violently; e) approximately 20 women, elderly women and children who were forcefully ejected from the ditch. Five-year old and six-year old children wept and cried out: “Religious freedom or death!” Several parishioners shouted repeatedly: "The Communists have taken land from the Church again and again!” Mrs. Nguyễn Thị Tuyết ran after those who took Dũng and Hương to offer herself as another victim of detention. The government also made Rev. Trần Văn Quí report for interrogation. On March 14, 2001 the above-mentioned 40 parishioners witnessed the government’s attack. On March 15 through 17 approximately 150 parishioners witnessed the government’s action on the church’s ground while singing the Peace Prayer, saying the Prayer to Vietnam’s Martyrs, and using their rosaries while praying for the Communists. They also chanted now and then: "The Communists robbed the Church of Her land!” amid tears. A number of government employees looked quite shamed while many local people expressed their deep admiration for their Catholic neighbors.
- On March 14, the Communists carried out their order to remove material posted on the walls of the church and classrooms around the church because the sheets described Articles 18 and 19 on freedom of religion, expression and thought from the United Nations’ International Covenant on Political and Civil Rights of December 16, 1966 that Vietnam technically accepted when joining the UN on September 24, 1982. Later, parishioners put up other copies. On March 22, when only two girls were on the church’s ground, approximately 20 Communists removed the material from walls. Parishioners put up other copies once more. On March 26, approximately 20 Communists came and removed the material, claiming that its content was not appropriate at this time. Hoàng Trọng Dị, a government employee, wrote a citation in such haste that he forgot to decorate it with the obligatory words “Liberty – Independence – Happiness”. Several parishioners cried out: “Yes, just like Reverend Lý!” A 65-year old man, Mr. Hoàng Trọng Ánh, protested by lying down in front of the church and crying out: “Why do you Communists oppress this parish so much? We'd rather die right here.” Many other parishioners joined the protest. On March 28, parishioners glued the sheets to the inside of the glass windows of the church. Dozens of government employees came, but did not dare to break any window. On March 29, parishioners put up more sheets with the same content. The Communists surrounded the church all night long but did not succeed in having the sheets removed.
The government’s actions demonstrated that it had bannished the fundamental freedoms of thought, expression, and religion because it wants to hide the existence of the 1966 international covenant governing Vietnam when the Communist Government succeeded in having Vietnam join the United Nations in 1982. I had pointed this out in my Appeal No. 6 of January 25, 2001. During their attempts at removing the sheets featuring Articles 18 and 19, the Communists said: “You must ask permission from the People’s Committee first in order to read this material.” Those government employees did not know themselves that they had the rights spelled out in the international covenant.
At 9 p.m. on March 29, Miss Hoàng Thị Hương went to work the night shift at the Long Thọ Cement Plant. Three public security officers stopped her bicycle with the intent of roughening her up, but had to flee when she cried out: “Bandits! Help!” Some time later, approximately 20 public security officers threw large stones at Mr. Lê Lai's house across the Nguyệt Biểu Church because the sheets had not been removed from the church’s windows.
Citation issued by Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, An Truyền Priest.
(Signed and Sealed)
23. April 6, 2001 – CITATION NO. 13
ISSUED TO THE VIETNAMESE COMMUNISTS FOR Unrestrained Libel and Slander
In the name of conscience and international human rights organizations, I, Nguyễn Văn Lý, Priest of An Truyền Parish, hereby issue a citation to the radio station owned by the tyrannical Communist regime in Phú An Village, Phú Vang District, Province of Thừa Thiên-Huế.
From February 27, 2001, through today (April 6, 2001), the station has been broadcasting twice daily, at 5 a.m. and 5 p.m., a number of extremely libelous pieces aimed at me (5 per broadcast in the initial weeks, 2 to 3 per broadcast for a number of weeks, and now 6 per broadcast or 12 pieces each day) while no court has been convened to try me for those alleged transgressions. Additionally, a national campaign involving numerous newspapers, radio and television broacasts is being conducted against me. Throughout the afternoon of April 5, a government employee standing in front of the church continuously hurled insults aimed at me.
This attack revealed the Vietnamese Communists’ intent to suppress the freedoms of thought and expression, monopolize the media, make a mockery of justice, conduct smear campaigns, and disregard Item 3 in the Rules Applicable to Persons Whose Movement Are Restricted issued by the Prime Minister on April 14, 1997.
This citation was prepared at 10 a.m. on April 6, 2001 in the An Truyền Parish building.
Citation issued by Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, An Truyền Priest.
(Signed and Sealed)
24. April 9, 2001 – CITATION NO. 15
ISSUED TO THE VIETNAMESE COMMUNISTS FOR Using Physical Force on a Member of the Norwegian Parliament And Beating his Taxicab Driver
Socialist Republic of Vietnam
Lack of Independence – Loss of Liberty – No Happiness
At 7 p.m. on April 9, 2001, a taxicab whose company has the telephone number 054.828282 succeeded in bringing Member of Parliament Lars Rise of the Christian Democratic Party (Norway), his assistant, and an interpreter to the steps of An Truyền Church. The group had just visited Most Venerable Thích Thiện Hạnh and High Venerable Thích Thái Hoà at Từ Hiếu Buddhist Temple from 1:45 p.m. to 4:45 p.m.
As soon as the taxicab came to a stop, the government cut power to the church and approximately seven or eight public security officers who had been standing near the church rushed towards the visitors and tried to take them to the administrative building of the People’s Committee of Phú An Village. Parishioners struggled and managed to bring the four inside the church where Rev. Nguyễn Văn Lý was celebrating Mass. Rev. Lý greeted the visitors, introduced them to the congregation, concluded the Mass, took the visitors to the parish’s building, and locked its door after all had come inside.
Very quickly over 600 parishioners surrounded the building while approximately 100 public security officers arrived on the scene. Some of them shouted their demand for Rev. Lý to open the door. The parishioners prayed and sang hymns, primarily the Peace Prayer. The Communists brought loudspeakers to the scene and prepared to climb over the fence and enter the building.
At 9 p.m., Rev. Lý attempted to lead the three visitors and the driver into the church upon the visitors’ request, but the Communists demanded that they come to the government’s building in Phú An Village. Public security officers pulled and pushed the unwilling visitors and their driver while the parishioners tried to protect them as they accompanied the group to the government’s building. The parishioners shouted repeatedly: “Religious freedom or death!” and “Down with oppression!” during the walk. The Communists finally pushed the three visitors into a government car. One of the Communists, Hồ Đắc Vĩnh (aka Xuân Hương) punched the taxicab driver in the face many times in full sight of the parishioners before the three visitors were forced into the car.
We have no idea what other mistreatment Mr. Lars Rise and his companions had to endure after they were driven away.
Citation issued by Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, An Truyền Priest.
(Signed and Sealed)
25. April 30, 2001 – Statement
Joint Declaration by VIETNAMESE INTERFAITH COUNCIL and OVERSEAS VIETNAMESE INTERFAITH COUNCIL
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
Rev. Peter Nguyễn Hữu Giải & Rev. Peter Phan Văn Lợi
- Whereas: The Vietnamese Communists imposed a totalitarian rule in North Vietnam as of 1945 and all of Vietnam as of 1975, denying liberty and democracy to the people, violating all human rights, and especially declaring war on all the faiths through a systematic and major effort aimed at destroying religions.
- Whereas: Not content with their incarceration, elimination, bannishing and tight surveillance of priests, members of religious orders, and believers of the Cao Đài Church, the Catholic Church, the Buddhist Church, the Hòa Hảo Buddhist Church, and the Protestant Churches, the Communists also established State-sponsored religious entities in their attempt to destroy the Churches and making them docile instruments in order to mislead the international community.
- Whereas: The draft decree on religious affairs unveiled in late 2000 by the Communists shows that they are even more insidious than one could imagine. On the surface, the decree seems to say that there will be more religious freedom. Actually the decree was designed to making believers second class citizens subject to surveillance and distrust, and worse, turning religious organizations into organs of the Communist Party and giving the Party stifling control over all aspects of religious life. In addition, the decree will allow the government to harass and illegally detain priests, members of religious orders and believers as the government continues to prevent the various faiths from having a normal religious life consistent with each faith’s precepts and belief.
- Whereas: At its 57th session, the United Nations Commission on Human Rights (April 9 through 11, 2001 in Geneva, Switzerland) once again called attention to the Vietnamese Communists’ serious violations of human rights and religious freedom. In that international forum, the following conlusion was put forward: “Democracy blooms where religious freedom is respected; conversely, when there is no religious freedom, democracy withers or cannot take root”.
- Whereas: As long as the Communists rule Vietnam as dictators, there can be no religious freedom there.
Consequently, as representatives of the Vietnamese Interfaith Council and in coordination with the Overseas Vietnamese Interfaith Council, we request the United Nations, the governments of democratic countries, and human rights organizations all over the world:
1- To express your views and put maximum pressure on the Vietnamese Communists to stop immediately their campaign of arrests, torture, imprisonment, surveillance and restricting the movement of priests, members of religious orders, and believers of all faiths, and all the other prisoners of conscience.
2- To demand that the Vietnamese Communists disband quickly all their State-sponsored religious organizations that they set up to mislead the world, and revoke all regulations and laws intended to constrain religions.
3- To vigourously assist all the faiths in their demand for a return to normal religious life in Vietnam.
4- To take action in support of our call for unified action “Religious freedom or death” as discussed in the Ten-Point Declaration of November 24, 1994 and November 24, 2000; Nine Appeals issued between December 3, 2000 and February 26, 2001; and the February 13, 2001 Testimony to the U.S. Commission on International Religious Freedom for the purpose of providing input to the U.S. Congress – by Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý of Nguyệt Biều and An Truyền Parishes.
5- To take action in support of the ethnic groups residing in Vietnam’s highlands who have been demanding democracy, religious freedom and social justice.
6- To take action in support of the Statement on the Communists’ Policy towards Religion in Vietnam issued by the Vietnamese Interfaith Council on December 27-28, 2000.
7- To take action in support of the Unified Buddhist Church of Vietnam’s Appeal on Eight Points of Democracy for Vietnam issued on February 21, 2001 by Most Reverend Thích Quảng Độ, Director of the Institute for the Propagation of the Faith of the Unified Buddhist Church of Vietnam. The appeal represents more than the aspiration of several dozen million Vietnamese Buddhists; it is also the aspiration of all the other religions and all the 80 million citizens of Vietnam./.
April 30, 2001
For the Vietnamese Interfaith Council
Co-author: Council Secretary and Prisoner of Conscience Nguyễn Văn Lý (Signed)
An Truyền Parish Priest
Co-authors: Rev. Nguyễn Hữu Giải (signed) and Rev. Phan Văn Lợi (signed), Vietnamese Interfaith Council
26. May 4, 2000 – CITATION NO. 19 (High Priority)
ISSUED TO THE VIETNAMESE COMMUNISTS FOR Infringing on a Bishop’s Rights
Socialist Republic of Vietnam
Lack of Independence – Loss of Liberty – No Happiness
On May 4, 2001, Congresswoman Zoe Lofgren, Ranking Member, Subcommittee on International Organizations, Human Rights, and Oversight, U.S. House of Representatives, signed a letter inviting me to testify to the House of Representatives on May 16, 2001. On May 9, through Decision No. 961/QB-UB signed by Lê Viết Xê, Vice Chairman, People's Committee of Thừa Thiên-Huế, the Communists decreed that I “may not carry out priestly duties in An Truyền Parish and throughout the Province of Thừa Thiên-Huế”.
This is one of the clearest evidences that the Communist Government had usurped the Church’s authority as if the tyranny no longer needed to disguise its control of the dioceses.
This citation was prepared at 6 p.m. on May 10, 2001 and has been read to approximately 600 Catholics in An Truyền Parish.
Citation issued by Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, Prisoner of Conscience and An Truyền Priest.
(Signed and Sealed)
27. May 16, 2001 - Testimony
Second Testimony By a Prisoner of Conscience, Reverend Thaddeus Nguyễn Văn Lý to the United States House of Representatives
The Honorable Speaker of the U.S. House of Representatives,
Honorable Zoe Lofgren, Ranking Member, Subcommittee on International Organizations, Human Rights, and Oversight, U.S. House of Representatives,
Honorable Members of the U.S. House of Representatives,
On January 10, 2001, the Honorable Elliott Abrams, Chairman of the U.S. Commission on International Religious Freedom, requested my testimony on religious freedom in Vietnam and my views on a bilateral trade agreement with Vietnam. The American Embassy in Hà Nội only succeeded in delivering his invitation to me in the late afternoon of February 12, 2001. Nevertheless, I managed to submit to the Commission 8 pages of testimony that have been widely disseminated throughout the world.
Today I am elated that the House of Representatives asked for my testimony once more on the persecution of the Catholic Church by the totalitarian regime in Vietnam. I would like to present you with the following facts:
I. EVIDENCE OF COMMUNIST PERSECUTION OF VIETNAM’S CATHOLIC CHURCH, PAST AND PRESENT
The Vietnamese Communists have been persecuting, with the intention to destroy, the Vietnamese Catholic Church and the other religions, as accurately depicted in the Joint Declaration issued on April 30, 2001 by the Vietnamese Interfaith Council and the Overseas Vietnamese Interfaith Council. The Catholic Church has been painfully victimized and suffocated as detailed below:
- The Episcopal Conference of Vietnam (ECV) has been meeting in the summer once each year from 1980. The government required ECV to submit to the State Committee on Religion the draft agenda and list of attendees for that committee’s review before each conference is authorized. During the course of each annual conference, Church leaders must meet with the State Committee for Religious Affairs, the chief of state, prime minister, and even the secretary general of the Communist Party. At those meetings, Church leaders must engage in well-wishing and say words of thanks that are out of place in view of the obvious coercion by a group of brigands who have nearly choked us to death. After each conference, should ECV wish to submit a petition to the regime or issue a communiqué to the Church, the content must be approved by the regime before ECV can proceed. ECV may submit a request for the regime to respect our right to religious freedom only if the regime authorizes such submission. If one wants to confront the Vietnamese Communists on an issue, one must seek their permission for one to do so. They only allow organizations to “seek permission to confront the government” for international opinion’s sake while in fact they never intend to consider any of the petitions. Each Church, no matter how numerous her following, is reduced to waiting and waiting for a positive development initiated by the government
- When a delegation from the Vatican comes to Vietnam to discuss the Holy See’s nomination of a bishop, the Communists’ negotiating strategy is based on the fact that they will not accept any nomination other than their own choice. If the Holy See did not go along, they would sit on the Holy See’s nominations for decades until the Holy See accepts the regime’s nominees. In 1960 the Holy See nominated Msgr. Phạm Văn Dụ as Bishop of Lạng Sơn. In 1979, he and many residents had to flee from their parish when war broke out between China and Vietnam. Only then did the regime accept his nomination as bishop. In more recent times, the Vatican has been talking with the Vietnamese Government for over eight years, but its nominees for the dioceses of Hưng Hoá, Hải Phòng and Bùi Chu have yet to be approved.
- A bishop who wants to appoint a priest to a parish or assign duties to a priest must follow the procedures described below:
- If a Committee for Catholic Solidarity (a communist organ in disguise) had been established in a diocese, the bishop must request the committee to convey his intent to the regime
- Where the Communists have not been able to set up such a committee, the bishop or his representative must work with Public Security, specifically the Counter-Espionage Office of the Security Bureau, Public Security Ministry in Hà Nội. The Communists designated this unit of their Public Security Ministry to deal with the Church in the belief that all members of the clergy are spies to be monitored closely
- The bishop only appoints the priest with the regime’s approval, i.e. the regime indirectly imposes its choice. The stark fact is that the Communists appoint the priest and the bishop signs the appointment papers as a formality
Msgr. Nguyễn Như Thể, Archbishop of Huế, wanted to assign me to An Truyền Parish more than three years ago. However, the Communists did not approve. In late November 2000 I embarked on the last and most intense phase of my struggle for religious freedom, using the motto “Religious freedom or death” in Nguyệt Biểu. The government finally approved my nomination to An Truyền, hoping that my departure would make it easier for it to oppress Catholics in Nguyệt Biểu.
- The Communists gave themselves the power to shut down seminaries. Before 1975, Vietnam had 25 junior seminaries and 9 major seminaries. Now there are only 6 seminaries. The Church’s request for permission to open a seventh seminary in Xuân Lộc has not been approved. The government reserves the right to approve each seminary’s faculty and administrative staff. The curriculum must include the study of Socialism and Marxism/Leninism. New seminarians may enroll only every other year and their numbers are severely restricted. The applicant’s immediate family and other close relatives must not have been an employee of the former South Vietnamese Government. The would-be seminarians must be a resident of the diocese where the seminary is located. He is required to meet with public security officers many times during the extensive background check that is mandated for this process. The public security apparatus always advises the applicant to agree to perform activities assigned by that organization (should they approve his selection) after he enters the seminary. The government typically moves faster in allowing an applicant to attend a seminary once he agrees to collaborate with the public security officers. The end result of governmental restriction is exemplified by the situation in Xuân Lộc Diocese where approximately 300 college graduates wish to enroll at the seminary and the government allows only between 5 and 10 of them to enroll at each admission!
After a seminarian completes his studies, the bishop must submit his name for the government’s approval of his ordination. In some locations, Communist officials ask for bribes from the graduates’ families. In the Diocese of Huế, not a single priest was ordained in a 18-year period stretching from 1976 to 1994. The seminary had to close. From 1994 to 2000, only 12 priests were ordained whereas 25 had passed away between 1976 and 2000. Of the approximately 60 priests working in the diocese, at least 70% are over 60.
This is the Communists’ main strategy for gradually squeezing the life out of Vietnam’s Catholic Church, through attrition and lack of growth. The young men who are ready to serve as priests and monks in a diocese may not enroll in another diocese’s seminary. If the number of clergymen in a diocese is woefully inadequate, clergymen from another diocese may not be transferred to alleviate the shortage. To illustrate, Lạng Sơn Diocese has a bishop and a single priest over 90 years of age, and no religious order. Yet clergy in other dioceses may not be re-assigned to Lạng Sơn.
- The monasteries and convents have not been able to admit any new person. After 1975, every monk or nun has had to file papers showing their status as “temporarily absent” from their homes and “temporary resident” at the monastery or convent for “medical treatment” or “supplemental education”. They are not allowed to openly join a religious order. The monks and nuns’ status remains illegal as if they were criminals. The only crime that they committed was worshipping Jesus Christ instead of joining the Marxist-Leninist Order and worshipping Mr. Hồ Chí Minh.
- All Catholics are considered second class citizens (except Hồ Chí Minh worshippers). Catholics face discrimination: no Communist Party membership, no taking of the examination for public security jobs, no advancement when employed in government agencies, always identified as Catholic/Christian in government paperwork, and assumed to be misguided and unscientific. The people living in remote areas may not build a church and can only look forward to one or two Masses each year (sometimes none).
Tam Toà Parish in Quảng Bình has only 500 Catholics left. The government tore down their churches and seized the land. Rev. Lương Văn Thể served the parish from 1954 until his sudden death in 1962. Thereafter the parishioners have not been served by a priest to this day.
In Thừa Thiên Huế, Nam Đông with over 800 Catholics and A Lưới with over 500 Catholics have not been granted permission to erect their respective churches.
- After 1975, the Communists seized or forced the Catholic Church to “cede” thousands, if not tens of thousands, of large and midsize properties - virtually all of the Church’s schools, colleges, hospitals, orphanages, retirement homes, crop land, etc. and a number of seminaries, monasteries, convents, and even churches. Examples include:
a. In 1976, the Communists seized one of the largest seminaries in Southeast Asia, Saint Pius X Pontifical Seminary, a multi-hectare facility in Dalat (formely administered by Jesuits). The Communists also seized 2/3 of the 50-hectare lot where the Shrine of Our Lady of La Vang is situated.
b. In the Diocese of Huế:
- In December 1979, numerous public security officers participated in the forcible takeover of Junior Seminary Hoan Thiện, a 15,000 m2 property at 11 Đống Đa Street, Huế
- On August 15, 1975 the De La Salle Christian Brothers signed an agreement with the Communists to loan to the government Bình Linh School for 5 years. The 20,000 m2 facility is at 1 Lê Lợi Street, Huế. At the end of the loan term, the Order attempted to reclaim their school and has been trying ever since without success.
- In 1976, the Communists seized the Order of the Sacred Heart’s St Joseph School, a 1,500 m2 facility located at 24b Đoàn Hữu Trưng, Huế.
- In 1976, the Communists forced the Order of the Sacred Heart to cede their 40,000 m2 monastery at 119 Huyền Trân Công Chúa (old street name), Huế.
- On December 24, 1999, the Communists seized 320,000 m2 from Thiên An Monastery (near Huế) as part of their plan to build a 495,929 m2 recreation center. Construction started on March 27, 2001.
- Many thousand more cases could be listed. No monastery, convent or parish was spared the confiscation, at times violently implemented, of their schools, offices, housing facilities, hospitals and/or land.
Nguyệt Biểu, our small parish, was robbed of nearly 20,000 m2 of land and crop land after 1975. In early November 2000, approximately 200 Catholics started a campaign aimed at recovering 1,500 m2 of land adjoining the church that the Communists seized in 1977. 500 Communists from the public security agency and other governmental units used force to suppress the parishioners’ demonstration by punching, kicking, choking, and arresting several demonstrators. The people in Nguyệt Biểu are still demanding the return of their property.
- After 1975, the Church no longer has any studio for make educational films, radio station, and print shop, and no longer publishes magazines and newspapers. The Communists have monopolized all forms of communication. The weekly papers Catholicism and the People and Vietnamese Catholics are the Communist Party’s creations and sustained by the Party. The government allowed the Episcopal Conference of Vietnam to publish 3 issues of Consolidated News, then withdrew its permission for some time before allowing the 4th issue to be published in December 2000 (10 issues were published in total, including the first 6 “illegal” issues). There is not even a trace of freedom of speech in Vietnam. Although in 1982 Vietnam signed the International Covenant on Civil and Political Rights (established in 1966), the Communists have never abided by its Article 19 concerning freedom of expression.
- From 1975 on, the Church has not been allowed to establish a working group or committee of any kind, or hope that another political party play the part of opposition to the Vietnamese Communist Party, whose exclusive grip on power is justified in Article 4 of the Constitution of the Socialist Republic of Vietnam. Should someone mention the need for an opposition party or a multi-party system, the VCP would arrest or, at least, put him under surveillance with travel restrictions, cut his telephone and internet services, and forbid him to receive visitors. Article 22 concerning freedom of association is in the International Covenant on Civil and Political Rights of 1966 that Vietnam’s Communist Government signed in 1982. However the Communists fear this article as if it were poison, never wanting the people to know that they are entitled to freedom of association. The vast majority of the people never suspect that they could, in principle, form associations and political parties.
- Most Venerable Huyền Quang, Most Venerable Quảng Độ, Mr. Lê Quang Liêm, Rev. Phan Văn Lợi and Rev. Nguyễn Hữu Giải have been put under tight surveillance and their movement restricted. As to me, signs saying “Restricted Area - No Trespassing” in both Vietnamese and English were placed by the side of the road leading to Phú An Village and by the side of the road leading to An Truyền Church. Those of us who are under surveillance may not venture out beyond such signs. Furthermore, Vietnamese citizens who try to approach us would be pushed back and subject to searches, beatings and arrests. Foreigners who try to approach us are turned back. In the evening of April 9, 2001, Norwegian Parliament Member Lars Rise visited me. The Communists quickly detained him, confiscated almost all of his notes and films, and expelled him from Vietnam.
II. A MOST INSIDIOUS APPROACH TO RELIGIOUS PERSECUTION: THE VIETNAMESE COMMUNISTS USE SYSTEMATIC LIES TO ERODE RELIGIOUS CONSCIENCE AND SPIRITUAL VALUES - AS IN THEIR TREATMENT OF CATHOLICS
Nowadays each and every Vietnamese must lie, if not on a large scale then on a small scale, just to survive and be able to do what he/she must do. The Vietnamese Communists successfully instituted lying as an integral part of the people’s daily activities and, to a greater extent, the government’s activities. Under tremendous pressure, the Catholic Church and other religions had to adapt, thus losing their formerly pristine nature. This communist strategy aimed at undermining religions is most insidious and is intended to serve the Party’s objective of imposing the Hồ Chí Minh cult on everyone.
- In the school system: instead of reporting accurately each class’s performance, elementary school teachers must start lying about their students’ achievement beginning at the kindergarten level in order to be rated favorably by their supervisors. The teachers must deceive three-year olds and four-year olds when persuading them “love our great Uncle Hồ”. Catholic sisters who teach kindergarten must also play the game as they are required to inculcate love for Mr. Hồ through songs and stories, even when some of these teachers do not know that much about him or, conversely, know the full truth about this “most heartless and perfidious character who managed to deceive almost everyone on earth”.
The lying intensifies when a teacher must let all of her students advance to the next level. The system does not tolerate failure in Grades 1 through 5, forcing the students to be moved up regardless of their readiness to do so. At the district level, the people’s committees even direct the schools to falsely report that every student completes Grade 9, regardless how many children already quit school to engage in work such as herding cows and buffaloes, shining shoes, selling ice cream, etc. Thủy Biểu District, Huế, is a case in point.
The students who complete their studies usually land jobs based on bribing someone or having connections among Communist officials, rarely because their capabilities are superior.
- In health care: a patient should not expect good medical treatment unless he can pay extra or bribe someone.
- In commerce and daily life: the formula for success is to flatter and grease palms.
- In culture and politics: the massive propaganda machine of the government uses the various media not to tell the truth, but to laud the Communists. They stop at nothing to achieve their aim: paying someone to give a fraudulent testimony; paying someone to pose as a believer and make false accusations to bring down a religious figure; paying someone to forge documents that can be used as evidence against the opposition; paying women and telling them to seduce priests, etc. Employees of State-run firms must copy material praising the Communist Party and sign their names to give the impression of spontaneous appreciation, although the words used by all the workers are identical. Those who refuse to play along risk being fired. Some firms found this to be so laughable that they temporarily stopped this practice.
The government keeps several loudspeakers in each district and village, and turns them on at full volume in the early morning (4 to 5 a.m), and the early evening (4 to 5 p.m.) to broadcast messages that are full of lies, year in year out. Should a church or temple disagree, the Communists would aim their loudspeakers at that place of worship during the most critical hours of worship. In An Truyền, my parishioners are victimized by three such loudspeakers.
Elections held to choose people's committees at various levels and members of the National Congress are a ploy to show that democracy exists because the people are forced to vote for candidates already selected by the Party. Whoever refuses to vote would court trouble when he needs something from the government such as applying for a birth certificate for his infant. When the Communists designate a religious figure as a candidate in an election, that priest or monk can expect to receive at least 90% of the votes because the Party needs to show that Catholics also participate and support the system. Never mind that the elected priests or monks are expected to be silent figureheads. Cardinal Joseph Maria Trịnh Như Khuê (deceased), Archbishop of Hà Nội from 1954 to 1975, refused to vote in sham elections. In retribution, the Communists restricted his movement to the Diocesian compound. Only in August 1975 was he allowed to travel to Rome for his elevation to Cardinal.
- Public administration: official paperwork is complicated and requires flattering, superfluous phrases. On forms to be submitted to agencies, every citizen must write sentences prescribed by the system in order to have his request processed. Otherwise officials would return his application.
In nearly 50 years of communist rule, I am probably the first Vietnamese to cross out the words “Independence – Liberty – Happiness”, the prescribed heading on each official form, and replace those with “Lack of Independence – Loss of Liberty – No Happiness”. Some students followed my example by not starting their forms with the obligatory heading. Although their school threatened them with expulsion, school officials have not carried out the threat, probably to avoid protests. The students may not be allowed to graduate, though.
In 1953, when I was six, I learned a poem about World Communism that applies even better to the current Vietnamese Communists:
Communists Are Liars
They lie to Heaven and Earth, non stop.
They lie on paper, without pausing.
They lie from Europe to Asia.
In spring, summer, fall and winter,
They lie, hoping to trick dumb folks.
They never run out of lies.
Thank you for listening and good bye.
Prisoner of Conscience Thaddeus Nguyễn Văn Lý
An Truyền Parish Priest
Secretary, Vietnamese Interfaith Council
Advisor, Committee for Religious Freedom in Vietnam (Washington, DC)
May 7, 2001
28. August 28, 2001 – Statement
Second Request To the Episcopal Conference of Vietnam
Dear Bishops and Archbishops,
The Episcopal Conference of Vietnam is about to hold its annual meeting, one that Catholics in Vietnam and abroad deem important, as we are on the cusp of a new millenium and a new century. Furthermore, momentous events are taking place in our country, notably in the sphere of our struggle for religious freedom, human rights and democracy.
In response to your request for input from all the believers, we, Rev. Peter Nguyễn Hữu Giải, Thaddeus Nguyễn Văn Lý and Peter Phan Văn Lợi, from the Archdiocese of Huế, respectfully offer two sets of suggestions:
I- The Episcopal Conference uses your rights as the Church, as bishops, and as human beings whose basic rights were the Lord’s gifts, to
a- Stop asking the secular government to approve your plans for the meeting, including location, dates. duration and attendees. If they insist, a notification should do.
b- Stop submitting the agenda to the secular government for its review.
c- Stop allowing the secular government to review decisions (e.g., establishing committees) and documents (e.g., declaration addressed to the government, letter to the faithful) that the Episcopal Conference may generate at the conclusion of the meeting.
d- Stop submitting individual requests for permission to travel abroad for attending the Synod of Bishops and start submitting a collective request for each of these international conferences. All the bishops invited by the Holy See should be able to go, or none at all. Each citizen is entitled to the right to travel, for it is not a favor to be granted by the government.
If the government used its power to block you from doing your rightful duties and the mission of this Church, even when you may not meet in the open, such actions would speak loudly of your determination to honor the truth and uphold the Church’s shining light under adversity.
II. To enable the Vietnamese Catholic Church to implement the renewal called for in the Jubilee Year that just ended, carry out her “salt, yeast, light” mission in our country, and step into the 21st century at the same pace as the people, aside from issuing the customary report on the Church’s affairs, we implore you to consider the dismal situation of our people, invoke your status as Church Leaders and Bishops, and demand that the government respect the rights that God gave all human beings and believers. As the embodiment of Jesus the Chief Shepherd, the One who came to “testify to the truth”, “lay down his life for the sheep so that the sheep will live”, you would “live the Gospel” among the people as you taught us over twenty years ago in the Episcopal Conference’s Unity Letter of 1980.
a- The Vietnamese people is victimized by a dictatorship that intends to control one's thought, as evidenced in Article 4 of the Constitution of the Socialist Republic of Vietnam. The government’s guiding doctrine, atheistic and materialistic Marxism, has blocked out all truth, including spiritual and sacred values as taught by various religions. As a result, our society is experiencing decay, corruption, crimes, deceit, and lies, especially in the public sector where many lead a selfish life and are concerned chiefly about pleasure. Our youth cannot find worthy ideals. Human life is valued less and less, causing a large increase in the number of abortions and death sentences.
Please demand the government to restore to the traditional Churches their freedom to print and distribute religious material, open seminaries and institutes, recruit and admit seminarians, ordain clergy and assign duties to clergy. This boils down to the abolishment of Article 4 of the Constitution, Decree No. 26/CP, and all regulations and procedures aimed at imposing State control over religion or stripping religion of its essence and meaning.
b- The Vietnamese people are victimized by a dictatorship that monopolizes political power. The Communist Party reserves for its members all the important government positions. Promotion is based more on (at times is based exclusively on) loyalty to the party than ability and character. Consequently one sees injustice, corruption, oppression, and malfeasance. Whenever a citizen must deal with the government, he must suffer unjust demands and incomprehensible red tape – the norm these days. Talent and character are not appreciated or rewarded. People who offer frank and constructive suggestions that are not compatible with the government’s views are ignored or harassed.
Please demand that the government let qualified people join the government and contribute to policy formulation. Such participation requires fair elections and equal opportunities for all, regardless of religious affiliation, political views or ethnic background. Please demand the right to decry injustice, expose crimes, express one's views, be heard, and play a role in the development of our Nation.
c- The Vietnamese people is victimized by a dictatorship that monopolizes education. The formation of future citizens and essential personnel is being severely compromised because the Communist Party has banned the teaching and appreciation of human values and intrinsic goodness of individuals as well as social justice. Worse, the people are being transformed by a system built on lies and deceit so that they also lie in order to survive or earn some privileges in an economy shaped by Communism. The national budget for education is much smaller than the defense budget. The Churches are prevented from opening schools, thus denying choice to the parents of students. Students are being corrupted by such things as unhealthy materialism, drug abuse, pre-marital sex, and rampant abortions. Then there is pressure on parents to pay their children’s teachers for tutoring outside of the classroom if they want their children to pass and get promoted. This is another financial burden on the parents and another corrupting element for educators.
Please demand the government to give the highest priority to education; to let religious organizations, whose experience with education spanned many generations, freely open schools and dormitories from the elementary school level to university level; to allow religion to be taught in such schools so that young people develop a world view that is decent and based on ethics; and to delete unfounded criticism and lies about religion that proliferate in textbooks.
d- The Vietnamese people are victimized by a dictatorship that monopolizes the media. Radio, television, filmmaking and the press are currently the Communist Party and the government’s instruments. The people hear only the official side of any story, frequently embellished or exaggerated, or filled with baseless insults directed at the government’s opponents. Because the people have been denied truthful and correct information, they have not been able to develop to the limit of their potential. This has had a deleterious effect on the country's development. Furthermore, the public security apparatus monitors and controls the activities of the people and organizations, especially religious organizations, through their monopoly.
Therefore, please demand that the Churches have the right to own printing and reproduction facilities, disseminate their newspapers and other publications, establish radio stations and other communication facilities. Alternatively, the government should at least designate time slots for the Churches’ use of public radio and television (after all, citizens pay taxes used to finance government-owned radio and television). Please condemn the government’s firewall and other controls of internet access to the Churches’ websites, a gross violation of privacy and religious rights. As a first step, please bypass the government when you issue the Episcopal Conference’s Unity newsletter.
e- The Vietnamese people are victimized by a dictatorship that monopolizes justice. Whereas in developed countries, three independent branches of government ensure check and balance, in Vietnam the Communist Party controls all three branches - legislative, executive and judiciary. Injustice is rampant as authorities ignore laws or interpret them as they see fit. Innumerable individuals and families have been ruined by arbitrary detention and sentencing. For example, the government detained Cardinal Francis Nguyễn Văn Thuận during thirteen years without cause; arrested or killed many priests, monks, nuns, and believers; or seized Church property all over the country.
Please tell the public about the regime’s victims such as Deacon Marcel Văn, Archbishop Nguyễn Kim Điền, Rev. Nguyễn Văn Vinh, Rev. Bùi Quang Tịch, and Rev. Nguyễn Thế Thuấn, among many others. Please demand justice for the victims and the abolition of Decree No. 31/CP that authorizes the authorities to restrict the movement of citizens without due process. The decree is unconstitutional, wrong, unconscionable and without parallel in the world.
Dear Cardinal, Archbishops and Bishops,
We must not allow a secular authority to usurp the Lord’s prerogatives because we are God’s children who must stand up for our rights like our national heroes and martyrs. Throughout history, prophets and Christians have stood up for justice and truth. We must follow in their footsteps.
We identify strongly with Pope John Paul II’s statement (when he was still a bishop): “I am not a politician. I only talk about the Good News. However, if working for justice, human dignity, and human rights is defined as politics, ...” Likewise, we identify strongly with Archbishop Philip Nguyễn Kim Điền’s statement made at the 1971 assembly of the Synod of Bishops: “Many bishops, priests, monks and believers chose to die for their faith. How many of us are willing to lay down our lives for human rights?”
Catholics and many other Vietnamese view the Episcopal Conference as a spiritual power, a prestigious religious organization and an influential voice. Please do not disappoint them. We vow to stand behind you and endure all hardships in the struggle for human rights and the right to serve God.
Please accept our deepest respect. May the Holy Spirit always fill your hearts.
Huế, August 28, 2001
Saint Augustine's Day
Peter Nguyễn Hữu Giải - Peter Phan Văn Lợi
Thaddeus Nguyễn Văn Lý
Notes:
1. The original text was: * agonizing over the Vietnamese Catholic Church’s situation, a most abnormal state of affairs caused by a most unjust regime; * despondency resulting from the complete loss of liberty as a human being and Christian; * in empathy with the suffering of Christians and all elements of the Vietnamese people under the crushing weight of Communist dictatorship; * in the ardent wish on the part of the Vietnamese people, including the Christian community, to hear the Vietnamese Catholic Church speak out.
2. Although this document was finalized on August 28, after Rev. Ly’s arrest, he and the two co-authors had discussed at length its content and emphasis. Therefore the document fully reflects Rev. Lý’ s views.
3. Far from daring to be condescending towards our superiors in the Church, we merely present our views for their consideration. He who accuses us of condescension is only trying to sow discord within the Church.
4. We do not seek to oppose our Church leaders (deny that Church hierarchy is necessary like some dissenting groups). Motivated by our love for the Church and truth, we only try to present our views like grown-ups who are candid in discussions with their parents.
29. August 10, 2005 - Letter
Protest and Support Letter
- The President of the Socialist Republic of Vietnam.
- The Prime Minister of the Socialist Republic of Vietnam.
- The Chairman of the National Assembly of the Socialist Republic of Vietnam
- The Mennonite and Traditional Hòa Hảo Buddhist Churches.
- Vietnamese people in Vietnam and Overseas, and all people of good will.
From the news carried by various media, in particular the July 19, 2005 press release by the Mennonite Church of Vietnam, and News Releases No. 933-936 of August 4 and 5, Letter of August 5, 2005 and Announcemnt No. 115 of August 6, 2005 of the Hoà Hảo Buddhist Church, we, Catholic priests Chân Tín, Nguyễn Hữu Giải, Nguyễn Văn Lý and Phan Văn Lợi declare the following:
1- We strongly condemn the authorities in the Second District of Hồ Chí Minh City for their unjust, wanton destruction of the house of worship of the Mennonite Church and residence of Pastor Nguyễn Hồng Quang located in Bình Khánh, Second District, Hồ Chí Minh City, on July 19. 2005, after holding Mrs. Nguyễn Hồng Quang and expelling the Protestant faithful. Both before and after the incident, the local authorities constantly attempted to deny the faithful access to their facility.
2- We strongly condemn the beatings and arrests of many Hoà Hảo Buddhists by hundreds of public security officers in the Provinces of An Giang and Đồng Tháp from August 4, 2005 to date, after many years of harassment and intimidation aimed at interfering with their religious activities. The government’s ruthless oppression caused severe injuries to seven members of the Hoà Hảo Buddhist Church who are in the public security’s custody, with Priest Nguyễn Văn Điền, Mrs. Nguyễn Thị Hà, Mrs. Mai Thị Dung, and Mr. Nguyễn Thanh Phong (aka Trần Thanh Phong) in critical conditions. Several Hòa Hảo Buddhists immolated themselves to protest the infringement on religious freedom, including Priest Trần Văn Út and Home Practitioner Võ Văn Bửu who performed the act on August 5, 2005, leading to Priest Trần Văn Út’s tragic death on the same day.
3- We point to the government’s policy, as evidenced in the Decree on Religious Affairs, as the root cause of this violent repression and mistreatment. In formulating its policy towards religion, the government claimed the prerogative to recognize and sanction religious organizations that submit themselves to its control. The government established a number of State-sponsored Churches, or entities within a number of existing Churches while violently attacking those that want to retain the right to remain independent in the spirit of the United Nations’ International Covenant on Civil and Political Rights of December 12, 1966 (Vietnam joined the UN on September 24, 1982 but disregarded the Covenant).
4- We hold the one-party dictatorship of Vietnam’s Communists responsible for all the repressive activities with the objective of turning Churches into the government’s instruments, enslaving Church members, and degrading religion by forcing all to blindly follow the discredited Marxist-Leninist path. The Communist Party disregards the spirit of the law, religious conscience, and fundamental rights recognised by the world community. The outcome is the Vietnamese society being mired in crimes, economic backwardness, and moral bankruptcy. The most shameful consequence is the Party’s tranformation of the country into a gigantic training center for deceit and lies of the most brazen kind through the Party’s policy and world view.
5- We pay tribute to the noble sacrifices on behalf of faith and nation of Priest Trần Văn Út, Home Practitioner Võ Văn Bửu, Mrs. Nguyễn Thị Hà, Mrs. Mai Thị Dung, and Mr. Nguyễn Thanh Phong, and many others; and the brave and resolute actions of Pastor Nguyễn Hồng Quang and Religious Leader Lê Quang Liêm and their co-religionists. Their noble suffering not only celebrates the power of faith, but also exposes the true nature of the Communist regime in Vietnam.
6- We strongly support the non-violent struggle of the Mennonite Church and Traditional Hoà Hảo Buddhist Church for freedom to conduct religious activities without interference and for regaining the basic human rights that all the Vietnamese ought to have, including the right to live under a multi-party and democratic system that respects human dignity and spiritual values.
7- We urge all the Churches, national governments, and organizations in the world, the Vietnamese people in Vietnam and elsewhere, and especially the religious leaders of all the faiths to support the Mennonite and Traditioal Hòa Hảo Buddhist Churches, and to pressure the Communist government to end religious persecution and its policy of subordinating the Churches.
May God, through the intercession of the Vietnamese Martyrs, sustain your Churches’ strength and help Vietnam’s government see the light.
Huế, August 10, 2005
Rev. Chân Tín, Rev. Nguyễn Hữu Giải, Rev. Nguyễn Văn Lý and Rev. Phan Văn Lợi.
30. August 24, 2005 – Advice
How To Overcome Fear?
I. Common causes of fear:
* Not knowing God or denying God, Buddha or another Spiritual Guide, and resulting lack
of moral foundation.
* Not feeling the love and protection of God, Buddha or another Spiritual Guide.
* After doing something wrong that results in remorse or the need to hide one’s action.
* Facing life’s mysteries, especially tragic death.
* Facing a threat that one considers overpowering.
* Facing a threat about which one does not have a good understanding.
* Facing difficulties and disasters that will shortly befall loved ones.
* Being confronted by forces that threaten one’s safety, life and honor.
* Uncertainty about one’s position and privileges.
II. Causes of fear under the rule of fascists, communists, and other dictatorships:
Aside from the common causes of fear, the Vietnamese Communists’ rule have the following characteristics that one must know if one wants to overcome fear:
* The government monitors closely the people, and harasses and detains anybody it chooses
to, at any time.
* A body of citizens that has been prevented from developing unbiased judgment is highly
susceptible to the Communists’ propaganda. The government can quickly deceive the
people with a few tricks and falsehoods.
* A body of citizens that has been conditioned by deceit, shameless conduct and lack of
integrity.
* A body of citizens that has been conditioned to “accuse, criticize and prosecute” its own
members once the government has decided to label the latter “the people’s enemies”.
* A government that constantly threatens and punishes its citizens, forces them to
“energetically and enthusiastically” applaud the government all the time in a shameless
manner while forcing the people to be overly dependent through strict control and arbitrary
denial of household registration, house and land deeds, service by government-owned
utilities, award of college degrees even after all requirements have been met, etc.
* A government that advertises itself as “for the People, of the People and by the People”
while demanding its citizens to “be grateful to Uncle Hồ and the Party” until each person’s
last breath.
* A judiciary that is not based on any principle, that accuses citizens of “spying, endangering
national security, damaging solidarity, abusing democracy, opposing official policy, etc.”
without basis and facts, at the whim of the regime. In other nations, laws were established to
protect citizens’ rights from potential abuse by the authoritieswhereas the Vietnamese
Communists established laws to restrict citizens’ rights for the protection of the Party and
its governing apparatus”.
* Cowardly mistreatment of an accused person’s relatives across generations based on the
regime’s overblown distrust of anybody suspected of not having an “appropriate
background”.
III. In order to overcome fear in general:
III.1. The most important prerequisite is a clear soul. One should recognize that one needs the Creator to help one in this life. The Creator can only help a soul filled with respect and adoration. If one wants to be in communion with the Omnipotent, one’s soul must be as clear as possible. When the soul is clear, one will feel powerful support from high above that allows one to be indifferent to any threat. Conversely, a guilty soul is always fearful, even fearful of a child who may divulge one’s misdeeds.
III.2. For the soul to be clear, one needs to find time for meditation, prayer and quieting down. A true fighter for democracy must devote at least 30–60 minutes daily to quieting down, meditation and prayer. One sits erect, closes one’s eyes, and breathes rhythmically while inhaling and exhaling slowly and deeply. One focuses the mind on the Creator that one trusts and loves while conversing with Him. Whether He is known as God, the Supreme King, or Buddha, the typical faithful looks up to the same Omnipotent. Meditation and prayer will help one overcome any fear.
III.3. Never hate or bear a grudge: Let us not approve of criminal activities or condemn the person who commits these. On the contrary, we should pray for the people who carry out such acts, especially those who must do so to survive under the dictatorship. A heart filled with love is strong indeed. Saint John asserted near the end of the first century: “Perfect love drives out fear” (New Testament, 1st John 4,18). Hatred and resentment weaken us whereas we can be strongest when we show love and mercy, feel empathy, behave with civility, endure wrongs, and forgive easily.
III.4. Do not desire wordly rewards: True worth and happiness are a product of a virtuous life and service to others. Therefore we should not desire unnecessary things, things that we can do without. When it comcs to rewards and privileges whose price is our dignity and honor, we must always ignore those, instead of behaving like a toddler who begs for sweets. To achieve the state of having no fear, we must avoid the state of being desirous (of wordly things and privileges).
IV. To overcome the fear caused by the Vietnamese Communists:
One should see clearly the following:
IV.1. No evil force has true strength because by its nature, evil is only outwardly powerful. The employees of the evil rulers know that they rely on an ephemeral power based on intimidation, not on respect, admiration and love on the people's part. When confronted by the people, the tyrants are unsure and fearful, and must resort to threats, insults, libeling, and physical violence. After 75 years of deceit, the tyrants are that much weaker. We should remain calm and clear-headed, non-violent yet determined, and civil yet resolute in order to overcome fear and gain the admiration of the tyrants’ employees.
IV.2. Let us not falsely claim that we must do something for the sake of our loved ones. A Catholic priest from a parish with 5,000 believers was offered the opportunity to add his signature to a document protesting the government’s seizure of land belonging to the Order of Heavenly Peace in the City of Huế. The priest refused, saying: “I cannot sign this because of the well-being of 5,000 parishioners”. His parishioners were deeply disappointed because if their priest had signed, there would have been 5,000 additional voices supporting the Order of Heavenly Peace. No student from his parish would have been prevented from attending classes if the priest had signed! The same priest said to the Vietnamese press that “there is so much religious freedom in my parish, for example…” It is sad that this kind of reasoning is being used so frequently in Vietnam. Our loved ones do need security, food and schooling. However, our loved ones need our standing up for what is right for them and us more than anything else. It is our responsibility to help our loved ones see this if they have not been awakened. Actually the common people can tell right from wrong pretty quickly compared to someone who has obtained some kind of position and privileges. If we asked a 10th grader: “Do you prefer that your father grovel to curry someone's favor so that you can attend school or that he behave in a manly way at the risk of you not being allowed to attend school?” It is likely that most youngsters will choose the second alternative! It is sad that many parents are likely to choose the first alternative. We should heed the conscience of those who are the purest among us, including children.
IV.3. If enough of us struggle for the same thing, the tyrants will not be able to stop us. The government keeps saying “for the People, of the People and by the People”. Therefore we should make use of their motto in uniting to safeguard our basic rights. We should be familiar with some basic concepts in the Constitution of 1992, the Criminal Code of 1995, and other codes so that we can resist the government employees by saying: “A citizen may do all that the law does not prohibit and the government may not do anything not sacntioned by the law”, including such acts as beating, searching or touching anything owned by a citizen without a warrant, etc. With respect to something that the government forces us to do and we find objectionable (e.g., cast our votes in fraudulent elections), if everyone who lives in a hamlet, block, parish, village, etc., refused to comply, the government (“for the People”) would not be able to make us do anything. For example, a boycott by most people, especially the most prominent citizens, of the upcoming elections for the National Assembly in 2007, would make this long running fraud (11 rigged elections over the past 60 years) look more like a farce.
IV.4. When there is a confrontation, government employees will feel fear, get tired and lose patience quickly, if the people realized that they have the greater strength associated with a just cause. Government employees want to be promoted, yet do not relish being on the side of a tyranny. They want to be home with their loved ones and only reluctantly play the part of oppressors while on duty. They scream and act tough, but are nervous inside. If they harass us and detain us at a police station, we can always remain calm, civil and willing to pay the price of a non-violent resister (simply by quieting down, meditating and praying without feeling the urge to be released quickly), those who arrested us would feel tired and simply attempt to intimidate us for a while before letting us go, not knowing what else to do. (Please read How to Behave When Under Arrest and How to Prevail over an Opponent).
IV.5. The Vietnamese Communists were not as formidable as many of us had been led to believe. From 2005 on, particularly after August 2005, they have been much less formidable:
– They feel pressure from six directions, plus pressure from the Churches and their faithful, making it pressure from seven directions (see Near-Term Prospects for Vietnam – by this writer, August 8, 2005).
– A regime that survives only through intimidation can never be strong.
– Most government employees no longer believe in Communism/Socialism.
– Most government employees no longer believe in their leaders.
– Most government employees no longer care about maintaining the government’s power.
– Most government employees no longer “enthusiastically carry out duties assigned by the
Party and the People” after realizing that they had been duped for so long.
– Most government employees see the contradictions between the Constitution and the
implementation of justice. Consequently they no longer have self-confidence when carrying
out their duties.
– Most government employees are now focused on personal gains such as opportunities
arising during the privatization of public corporations, knowing that the regime will not last
much longer.
– Most government employees feel shame because their privileges smack of injustice.
– A number of government employees no longer dare to be as forceful towards citizens as in
the old days.
– A number of employees want to preserve good will in the event that the regime crumbles in
the not too distant future.
– A government that caused its citizens to self-immolate in protest (Hoà Hảo Buddhists)
cannot survive much longer because it has revealed its despicable nature.
Therefore, if citizens can argue for their causes, the government employees will not be able to respond and will have to go away.
IV.6. The Vietnamese people does not enjoy freedom of expression like citizens in most other countries in accordance with the United Nations’ International Covenant on Civil and Political Rights of December 16, 1966 (Vietnam joined the UN on September 24, 1982, but disregards the covenant). Therefore we should know how to react when a Communist objects to our reading certain newspaper, book, or document that discusses a topic similar to this document:
1/- We politely ask the government employee: “Are we living in a civilized country?” The expected answer is naturally: “Of course”. - “Then Vietnam must be guided by Articles 19.2 of the UN International Covenant” (see the addendum).
2/- If the government employee maintains that we “Violated the law of Vietnam”, we should respond calmly: “We only want to discuss with the employee of a civilized country’s government. If this government is a dictatorship, we have nothing else to say. Please carry out your unconscionable task”. No need of lengthy discourse.
IV.7. In spite of the arbitrary nature of the judiciary in Vietnam, considering that Vietnam is a member of the UN and is bound to observe the UN Covenant, the government has no justification for arresting people who study and communicate human rights issues, and peacefully demand freedom. Even after the government arrests someone, it is not good for them to try the person publicly. They must resort to secret court sessions as they have been doing these past few years. We should not be afraid of such secret, dishonest trials. Simply by remaing silent when the “court” is in session, we would cause the government to feel cowed and lose face. We need not say anything. If all of us join the struggle for the freedom of expression that is rightfully ours, the government can only resort to their traditional means of suppression such as disconnect phone service, revoke household registration, delay the award of college degrees, hamper business, interfere with movement, etc.). Once we overcome our fear of such measures, we will see that they are mere inconveniences relative to the mission aimed at freeing all our people from this modern day enslavement. It is a given that if we do not fear the oppressor, the oppressor will fear us, especially in this last phase of our struggle!
IV.8. Renounce all aspects of violence: When someone resorts to violence, it is a sign of weakness. The power of guns is no match for the power of the heart and conscience. Violence begets only short-term fear whereas love, justice and patience beget true strength. We should not use abusive language if we want to convince others. The great Mahatma Mohandas K. Gandhi said something that we should heed: “When I criticize an opponent, I only bring up 80% of what they do wrong. In case my emotions make me exaggerate a little, I would still remain truthful and fair to my opponent”. In early 2001, this author said twice to the U.S. Congress: “To find a solution for Vietnam, we must objectively evaluate Mr. Hồ Chí Minh, a most heartless and perfidious character who managed to deceive almost everyone on earth.” The statement was not made in a belligerant tone. This is an example of non-violent resistance.
IV.9. Always seek to convince the opponent: Criticizing an opponent without being able to convince him that we are right implies that our criticism is not yet objective and logical. Among the citizens that we want to set free, we must deal with a not insignificant group of people that are currently our opponents, but still our countrymen and some day our allies. Therefore, although we are now the object of intimidation and accusations, we must continue to have faith in justice and reason so that we can try to bring the opponents to our cause, as quickly and as often as possible. We must show love and mercy, feel empathy, behave with civility, endure wrongs, and forgive easily in order to succeed. Hatred and revenge have no place.
May you be always kind, at peace, and free from fear.
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý
69 Phan Đình Phùng, Huế
31. August 30, 2005 -Letter
Protest, Discussion and Support Letter
- The Prime Minister of the Socialist Republic of Vietnam,
- The People’s Committees of the Provinces of Bình Phước, Long An và Quảng Ngãi,
- The People’s Committees of Khánh Hòa Province and Nha Trang City,
- The People’s Committee of Sơn Thượng Village, Sơn Hà District, Quảng Ngãi,
- The Buddhist Church Leader’s Institute, Institute for the Propagation of the Faith, and
Representatives of the Unified Buddhist Church of Vietnam,
- The Central Governing Committee of the Traditional Hoà Hảo Buddhist Church,
- The Leaders of the Protestant Churches in Vietnam,
- The Reverend representing the Order of Saint Joseph and Brothers of the Order of Saint
Joseph in Nha Trang,
- The Protestants in the Provinces of Quảng Ngãi, Bình Phước, Long An, and Tây Nguyên,
- The Catholics in the Parishes of Khiết Tâm, Thánh Gia, and Ba Làng, Diocese of Nha
Trang,
Dear Officials of the Government of Vietnam,
Dear Leaders, Elders and Faithful of the Various Churches,
Dear Catholic Priests, Monks, Nuns and Faithful,
We learned that in recent months the Vietnamese Government is conducting a coordinated, violent assault on the Churches, resulting in many casualties, in particular a number of priests, home practitioners and believers in the Traditional Hoà Hảo Buddhist Church had to immolate themselves on August 5, 2005 in protest. The government arrested dozens of Hoà Hảo Buddhists in An Giang using trumped up charges; razed and burnt the homes of Protestants in Quảng Ngãi in an attempt to make them renounce their faith; arrersted hundreds of Protestants in Long An and the Tây Nguyên; destroyed the Mennonite Church’s house of worship in Saigon; isolated the Director of the Buddhist Institute for the Propagation of the Faith; prevented a Buddhist delegation from Thừa Thiên Huế from visiting the Most Venerable Church Leader in Bình Định; encircled several temples of the Unified Buddhist Church of Vietnam; seized land and damaged facilities of the Order of Saint Joseph in Nha Trang; while restricting the movement of many religious leaders.
We, a number of Catholic priests in Vietnam, felt that we must express the following:
1. The Vietnamese Government attempted to convince the international community of its good record on human rights through the “White Paper on Human Rights – Achievements of Vietnam’s Program to Protect and Enhance Human Rights” dated August 18, 2005. Ironically, the government’s recent, brutal actions totally contradicted that document, to the horror of the citizens of Vietnam and the world. We must regretfully affirm once again that the Vietnamese Government is still engaged in deception while ruthlessly persecuting its people, revealing its perfidity and cruelty. This old subterfuge is nothing more than a grave provocation of the international and domestic communities, and a challenge to the human conscience, similar to that government’s record over the past ninety years.
2. Following the collapse of Communism in the Soviet Union and Eastern Europe, the gradual resurgence of those countries was made possible partly through the contribution of the Churches. Instead of learning from history and reversing its antagonistic policy towards religion, the continuing brutality shows that the Vietnamese Government still believes that all the Churches must be subjugated and destroyed as advocated by Marx, Lenin and Hồ Chí Minh. “Erasing the religions’ influence is an urgent task of the Working Class” is the wording found in the textbook on Scientific Socialism published by the government. Can such a philosophy be compatible with normal human conscience and is it conducive to bringing happiness to the Vietnamese people? How much longer does the government keep deluding itself that it could turn the Churches into obedient instruments and coerce dozens of millions of their faithful? Once more, we affirm that the Churches continue to discuss this issue peacefully but are far from cowed into submission!
3- We are firmly behind Bishop Paul Nguyễn Văn Hòa of Nha Trang, President of the Episcopal Conference of Vietnam, when he announced on August 23, 2004 at the Conference of Asian Bishops in Korea: “In spite of the statement on Religious Freedom in Vietnam’s Constitution, the Vietnamese Government continues its policy of systematically compromising and sabotaging all organized religions throughout Vietnam”. His statement was both highly perceptive and courageous.
4- We are both anguished and resolute in identifying with the valiant struggle on the part of the Traditional Hoà Hảo Buddhist Church to preserve her independence with respect to internal organization and regain the freedom to carry out her religious activities through enduring hardship and death, firm solidarity, and non-violent resistance to the Communist tyranny that works hard to persecute and insult the Church. The human torches (self immolation) are eternal symbols of conscience and bravery.
5- We feel deep pain and anger when learning of the government’s wanton destruction and burning of several Protestant believers’ homes in Sơn Thượng Village, Sơn Hà District, Quảng Ngãi; the arrest, beatings, and in some cases, confinement to an asylum for the insane, of hundreds of pastors and believers of the Protestant Church of South Vietnam in Bình Phước, Long An, and Tây Nguyên; the destruction of the house of worship of the Mennonite Church in Saigon; and the severe restrictions placed on Protestant students in Hà Nội.
6- We fully empathize with Most Venerable Huyền Quang, Most Venerable Quảng Độ, the monks and nuns of the Unified Buddhist Church of Vietnam, especially the Representatives of the Unified Buddhist Church in Bình Định and Thừa Thiên, as they are isolated and mistreated by the government, and all the indignities suffered during the past 30 years, and particulary from early 2005 until now.
7- We fully support the legitimate demand made by the Bishop of Nha Trang and the firm statement issued by the Priest representing the Order of Saint Joseph when the government seized the lots at No. 16, Phước Long Street, and No. 10, Võ Thị Sáu Street, Nha Trang, both belonging to the Order. We decry the illegal land seizure and illogical arguments put forth by the People's Committee of Khánh Hòa Province. We applaud the entire Order’s act of defending its property, including displaying banners that denounce the banditry and violation of human rights and religious freedom from August 15, 2005 until today, August 30, 2005.
8- We admire the faithful from several parishes in the Diocese of Nha Trang, particularly the Parishes of Khiết Tâm, Thánh Gia, and Ba Làng, when they assisted the monks in opposing the government’s land seizure and in disregarding the Chairman of Phước Long’s threat of “shooting demonstrators”. We ardently wish that the faithful continue to stand behind the monks in their non-violent, determined act of defending justice and reclaiming the Church’s rights. This is the first step in removing the shackles of fear that the Communists forced our people to wear over the past fifty years, and in neutralizing the Communists’ policy of subjugating religion and beating the people into servitude.
9- We condemn in strongest terms the People's Committee of the City of Nha Trang when it issued a statement on August 18, 2005 to justify its illegal actions (“Convening a public meeting to announce the plan for a secondary school on Võ Thị Sáu Street”) and intimidate citizens (“Forbid individuals from gathering, carrying unauthorized banners, and causing disorder. Transgressors shall be punished in accordance with the law”). The government cannot base its decision on “the end justifies the means” when it seizes private property for the purpose of building a facility public use. A peaceful demonstration must not be considered an illegal and disorderly activity. The government’s disregard for justice, oppression of citizens, and robbing the Churches are the only illegal acts committed and the root cause of disorder.
10- We call on all Vietnamese in Vietnam and overseas, all the believers of all the Churches in Vietnam and overseas, and the world’s national governments and international organizations, to raise your collective voices and actively support this intense phase of the struggle for human rights and religious freedom being conducted by the Churches in Vietnam so that the Vietnamese people will soon enjoy true democracy and freedom.
May the Lord, Perfect Love and Truth, help the leaders of the Vietnamese Government see the path to bring prosperity and happiness to the Vietnamese people; stop these leaders’ reliance on foreign doctrines that the world had endured for such a long time; and abandon those doctrines for they had brought suffering and misery to millions over the past 60 years. May the Lord help the government leaders awaken and follow the proven formula used in advanced countries with minimal modifications to meet Vietnam’s conditions. A nation should not have to wait forever until the Communist Government deigns to grant justice, democracy, truth and liberty. Have all our men been robbed of their courage and energy?
May the Holy Ghost, the God full of empathy and strength, look upon the leaders, elders, and faithful of the other Churches, the priests and monks of the Order of Saint Joseph, the Catholic faithful in Nha Trang, and all the Christians in Vietnam and elsewhere.
With respect and solidarity,
Rev. Stephen Chân Tín, Rev. Peter Nguyễn Hữu Giải,
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, Rev. Peter Phan Văn Lợi.
32. November 22, 2005 – Statement
Boycotting the 2007 Single-Party Election Will be a lethal blow to the totalitarian Communist regime in Vietnam
1/- The Vietnamese Communist Party (VCP) organizes sham single-party elections to elect the National Assembly and People’s Commissions in which candidates hand-picked by the VCP are bound to be elected. The elections serve to legitimize the VCP’s monopoly of power over the Vietnamese people. If the people continued to go to the polls under the VCP’s pressure, to the tune of 99% voters’ participation as in the past eleven elections that spanned sixty years (the last one was held on May 19, 2002), the VCP would continue to claim that its mandate to rule without any competition is validated by its overwhelming victory at the polls.
2/- Once the rubber-stamp National Assembly approves a constitutional amendment, a law or a decree (the way it really works is that the Ministry of Political Affairs, the Secretariat Party Committee and the Central Committee directed those to be prepared, put them on the legislative agenda of the National Assembly, instructed that body to go through the motion of soliciting innocuous input from the people, and then vote to pass those measures), the VCP will claim that the measure is an expression of the people’s will. All citizens will have to accept its legitimacy (including such laws as those that authorize the incarceration of tens of thousands in labor camps/re-education camps without trials, or seizure of property of six Churches and private citizens over the past sixty years). Anyone who meekly votes in the sham elections (a frequent occurrence in less developed countries ruled by a dictatorship) and subsequently complains about the totalitarian nature of their government would contradict one’s conscience because one’s own hand did cast the ballot, even intimated into doing so. Still how could one complain?
3/- If each citizen realized that his ballot supports this totalitarian rule over his family, compatriots, and Church, and if, overcoming his fear, he stopped this shell game, the rubber-stamp National Assembly would not be formed and the VCP would lose the justification for its grip on power.
4/- To the members of the National Assembly whose candidacy was sponsored by the VCP (were guaranteed to win):
® The party members who were chosen to run and got elected should feel shame for participating in a fraudulent and coercive enterprise because they know that a fair and free election is as different from this sham as night and day.
® Those who do not belong the VCP should feel remorse for their continuing servitude to the VCP in helping to perpetuate its deadly rule with shameful and disastrous consequences for the Nation.
® The elected “representatives of the Churches” should answer to their conscience and the Nation, the Churches’ faithful, and God, Buddha, or a Higher Being on two points:
- When did each representative’s Church nominate him/her as her representative?
- Did the representative falsely claim to be the voice of his Church in voting with the rest of the rubber-stamp National Assembly on Article 4 of the Constitution in 1992, i.e., claiming that the VCP is the sole legitimate ruling party; thereby approving of the land reform that claimed 400,000 victims; the war against South Vietnam that claimed millions of victims; the prosecution of citizens who owned businesses; the murderous Tết offensive of 1968; the 1993 law that is the basis for seizing the property of six Churches, their religious orders, and many private citizens; the 2004 Decree on Religious Affairs that justifies the VCP’s strangle hold on the Churches, and many other laws, regulations, and directives that have caused so much misery over the past sixty years? How could he live with his conscience when the whole world knows the truth? How could he claim to represent his Church?
5/- By continuing to petition the VCP and the government on some points, pro-democracy groups would simply prolong the lack of success seen over thirty years because of the passive nature of this approach. However, by boycotting the National Assembly elections, People’s Commissions elections, and other elections that will follow, we would seize the initiative and leave the VCP with no escape route. In 2001, I called on the VCP to disband itself although I knew that it was not yet time, because I intended to inform everyone of the VCP’s true worth while awakening as many of the party members as possible. Now we are in a better position for proactive action, but need a greater number of participants. Since the VCP’s 10th Congress is only six months away, pro-democracy forces in Vietnam and overseas should focus on delivering a lethal blow to the totalitarian regime’s vital point, the National Assembly elections.
6/- On October 17, 2005, the four of us issued the Appeal for Multi-Party Elections and Boycott of the 2007 single-party elections. Only a week later, a high-ranking officer from the Security Directorate in Hà Nội (we chose to withhold his name for now) met with me in a hotel in Huế from 9 a.m. until 11:20 a.m. on October 25, 2005. He apologized for the misdeeds perpetrated against me by the public security officers of District 3, Gò Vấp, Saigon (September 28, 2005), on account of their “lack of education and ethics” as evidenced by the “numerous difficulties they have been creating for citizens” (exact quote). The Security Directorate representative requested that I refrain from causing disturbances by raising the difficult issue of a multi-party system. I replied: “We want to present to the VCP’s Ministry of Political Affairs a tough and critical choice:
® The VCP can realize that the only honest way for it to maintain its rule for some time is to allow free and fair elections with international monitoring. The VCP is by far the largest party and has all the advantages of the ruling party. If it has been “ethical, competent and supported by the people” as its propaganda has maintained all these years, the VCP is bound to win. The pro-democracy groups would need much more time to build up their electoral strength in a political environment that would be best characterized as in transition, and not truly democratic. Those weak, fledgling parties would almost certainly lose the first multi-party election. Then there is no reason for the VCP to be ambivalent about such an election unless it is intent on monopolizing power.
® Or the VCP can continue to maintain its grip on power and suffer international criticism, hostility of the vast majority of the Vietnamese people, and go down in history as a scourge of the Nation. In this case, the VCP would “win by a landslide” and the National Assembly elections would “succeed beyond expectations” once again - as the government kept announcing at the conclusion of each of the past eleven elections. However, that National Assembly is nothing more than a cancerous and a decaying mass”.
The officer said: “I think what you said makes sense, but I will not be able to bring the Ministry of Political Affairs around. Please send a written request to the ministry. They would listen to you”. I replied: “The ministry received thousands of letters and petitions from high-level government offcials and pro-democracy activists. Although those documents have piled up a few meters high, the ministry has not done anything different. Why should I waste my time?”. The officer said: “I think that the ministry would study your request as soon as it is received because “even deaf men listen to reason” (his exact words). I said: “It is best that you go back to Hà Nội and propose to your superiors that they identify a theoretician with standing, someone who may be able to convince the Ministry of Political Affairs. When that person comes to Huế, I will share my thoughts with him so that he can go back to Hà Nội and hopefully convince the ministry that the governemnt ought to announce the advent of a multi-party system at the 10th Congress of the VCP, tentatively scheduled for April 2006. We propose this approach in the interest of maintaining peace and order. Otherwise we have no choice but continue to struggle and generate pressure. The erosion of the VCP’s standing cannot be blamed on us, but would be a result of the VCP’s choice”.
I reported my conversation with that officer virtually verbatim. That conversation is proof that boycotting the National Assembly Elections in 2007 is a most important move and it will have major effect. The Ministry of Political Affairs was very concerned after realizing that if only a part of the public, a number of prominent individuals, and a few leaders of religious organizations set the example and encourage others to boycott the 2007 elections, this could be a deadly strike at a vital point of the totalitarian Communist regime, a blow that the VCP has no counter for.
7/- As to the pro-democracy groups in Vietnam and elsewhere, they should be realistic and objective in assessing the effectiveness of broadcasting calls for the Communist regime to disband without making an effort to fight the VCP at the polls. To seize the initiative, we should boycott the National Assemblies elections so that we will be in a position to demand multi-party elections. This is the only peaceful and civilized path for the pro-democracy groups to finally participate in the building of the Nation if they are truly competent and ethical, and if the playing field is level.
8/- It is urgent that we stop weighing the merit of a boycott and start to help the people understand what it takes to hold free and fair elections, to inform the people about the crucial step of boycotting the VCP’s sham elections, and deliver the people from the fear of such activism. The people ought to know that if the candidates of their choice were not allowed to participate in a multi-party election with sufficient international monitoring, they ought to have the right to stay away from the polls. This would be the first step in the long and laborious process for bringing democracy to the Nation. “A country gets the government that it deserves”: we should be aware of this accurate observation.
Even if only 5% of the electorate participated in the boycott because we lack the means to mobilize everyone in a timely fashion, the elected candidates would know that not all the people believe in their legitimacy. They would realize even more quickly that the people's fear and lack of knowledge were what allowed this caricature of a National Assembly to exist. Even a small number of voters staying away from the polls would constitute a lethal blow to the regime.
The Diocese of Huế’s building, where the government confined me under its “restricted movement” order
November 22, 2005
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, Prisoner of Conscience.
33. December 30, 2005 – Statement
Ten Necessary Conditions for the 2007 National Assembly Elections to be Multi-party, Free and Fair and to Avert a General Boycott
1/- The 10th Congress of the Vietnamese Communist Party (VCP) is scheduled to take place in mid-April 2006. If the VCP leadership made concrete, unambiguous announcements during the Congress and, after the Congress, created conditions that allow all political parties to function without any trace of hindrance, the Vietnamese people would be able to tell quickly if the VCP showed good will or not.
2/- At the conclusion of the Congress, the VCP ought to establish immediately a commission that would prepare for free and fair elections and whose first product would be a set of proposed laws aimed at forbidding interference with political parties, defining the electoral process, and ensuring the freedom of speech and expression, and equitable access to the media by all the parties.
3/- The parties should be allowed to open offices and their candidates should be guaranteed the right to travel freely to campaign; have access to electors; and to generate, transmit and receive political and electoral information messages without interference and censorship. In other words, the laws guaranteeing freedom of expression (including an independent press) and freedom of association must be in place before the campaigning begins. Furthermore, the government should release all the pro-democracy champions that were imprisoned and lift the "restricted movement" status placed on the others. The government's charges against all of them are devoid of merit.
4/- All the parties should have equitable access to radio, television and other media, and the VCP must not try to secure more than its fair share. The media must demonstrate that its reporting is equitable and balanced before the electoral process can start.
5/- The parties should have the same freedom to field candidates as the VCP had done in the past. On the other hand, the VCP’s satellite organizations such as the Communist Youth of Hồ Chí Minh City, the Vietnam Fatherland Front, the Women’s Association, the Veterans Association, the Farmers Association, the solidarity committees set up by the VCP to interfere with each religion's operations, and similar organizations must not be allowed to field candidates in addition to the VCP’s candidates. Those organizations were created by the VCP to implement its agenda. Therefore they must become truly independent entities before they are allowed to register as political parties and field candidates.
6/- The VCP may not use government-owned resources for campaigning, including public funds and government facilities and vehicles, or monopolize the media, including the substantial press consisting of over 600 newspapers and magazines that the VCP controls. Before free and fair elections can be held, the VCP must give up the advantages that it enjoys as an authoritarian ruling entity. The public security department and the armed forces must become apolitical in order to focus on their basic missions of maitaining peace and security, rather than being used by the ruling party for political ends. Members of the Communist Party who serve in either of those two institutions must renounce their party membership.
7/- Voters should be able to communicate freely with all the parties and their candidates in order to be able to choose wisely.
8/- There must be an entity charged with ensuring that the electoral process meets the standards of advanced countries and is recognized by the United Nations.
9/- The new electoral laws must include provision for impeaching elected officials who do not have the capability required of them or whose ethics are caused for concern.
10/- Finally, the election must be judged by the international monitors as credible.
If any of the ten conditions are not met, the pro-democracy parties and the people must persevere in boycotting all elections, whether multi-party or not. Unless all the conditions are met, no election can be truly free and fair.
34. February 20, 2006 - Appeal
APPEAL FOR FREEDOM OF SPEECH AND EXPRESSION. “WE ARE NO LONGER AFRAID. WE NEED TO KNOW THE TRUTH”
Dear Fellow Vietnamese in Vietnam and elsewhere,
As four Catholic priests who speak for a number of Catholic priests in Vietnam, we state the following:
1- Article 69 of the Constitution of 1992 of the Socialist Republic of Vietnam specifies that "Citizens have freedom of speech and freedom of the press; have the right to communicate their views, assemble, form associations, and participate in public demonstrations within the bounds set by the law."
2- Article 19 of the Universal Declaration of Human Rights of 1948 states that
“Everyone has the right to freedom of opinion and expression; this right includes freedom to hold opinions without interference and to seek, receive and impart information and ideas through any media and regardless of frontiers."
3- Article 19 of the International Covenant on Civil and Political Rights of 1966 (Vietnam became a party to it in 1982) states the following:
Ҥ1. Everyone shall have the right to hold opinions without interference.
§2. Everyone shall have the right to freedom of expression; this right shall include freedom to seek, receive and impart information and ideas of all kinds, regardless of frontiers, either orally, in writing or in print, in the form of art, or through any other media of his choice.”.
4- For the Catholic Church, the Vatican II Council resulted in a 1963 decree, Decree on the Media of the Social Communications. This document states: “in society men have a right to information, in accord with the circumstances in each case, about matters concerning individuals or the community ” (No. 5); “ The public authority, in these matters, is bound by special responsibilities in view of the common good, to which these media are ordered. The same authority has, in virtue of its office, the duty of protecting and safeguarding true and just freedom of information, a freedom that is totally necessary for the welfare of contemporary society, especially when it is a question of freedom of the press.” (No.12); and in the Pastoral Constitution of 1965, the following was stated: “ within the limits of morality and the common utility, man can freely search for the truth, express his opinion and publish it; that he can practice any art he chooses: that finally, he can avail himself of true information concerning events of a public nature.” (No. 59).
5- The Communist Government of Vietnam used the words "within the bounds set by the law" to deny its citizens the freedom of speech and expression specified by the Constitution in Article 69. The government misused Article 19,3,b: "The right specified in 19,2 may be restricted in the interest of national security or public order, public health or morality" through continually interpreting national security as the security of its oppressive and guileful regime. In reality, the Communist Party, through the government, has total control of the media and publications. The entire apparatus is geared towards keeping the party in power, thus the media and literature have always been partial, deceitful and full of demagoguery. Any reasonable person knows that national security is only enhanced when the people has access to timely information, keeps abreast of world developments, has a broad perspective, and can discern nuances. Conversely, a policy directed at restraining the flow of information and spreading lies (as fascists advocate) would lead to a catastrophic national decline and sow confusion and unrest among the people.
6- After over sixty years of censorship, a few newspapers are trying to push against the bounds set by the government, but their numbers are still insignificant. Overall, the government has clamped down on the freedom of speech and expression during the past sixty some years, contrary to how it portrays itself in its propaganda material. Although modern information technology has enabled the people to be less fearful in intial attempts to assert their rights, the party's nature has not changed at all. For instance, the government's tight control of the internet is based less on concerns about morality than a desire to suppress information and opinions that are not consistent with its views. The government also bugs telephones; intercepts and reads citizens' mail; prevents the delivery of mail and electronic mail whose content it disapproves of; confiscates and destroys material generated or sent by pro-democracy dissidents; uses firewalls to block access to websites that disseminate factual information, denounce injustice, and demand political and religious freedom; harasses and arrests citizens who use the internet, particularly students and teachers. From 2004 on, whenever the government stages an attack on the Unified Buddhist Church of Vietnam, it would jam the telephone reception of Buddhist priests and nuns. Additional examples are the arrests of Messrs. Nguyễn Vũ Bình and Phạm Hồng Sơn for their use of the internet in disseminating their position, the government's attack on the new website of the Democracy Movement for Vietnam, and the fine levied on the dissident Đỗ Nam Hải for making copies of his own work. More recently, on February 14, 2006, the government detained two citizens, Mr. Văn Sáu and Mr. Hoàng Trọng Châu (Bù Na Village, Phước Long District, Bình Phước Province) for possessing material on democracy, human rights and religious freedom.
7- The Communist Government's blocking of the free flow of information has perpetuated official abuse of power, graft, extortion, and fraud because the guilty cannot be easily prosecuted whereas the victims cannot easily defend themselves or ask for compensation. The lack of transparency has not allowed the revelation of corruption in the workplace such as promoting unworthy employees and not promoting or not hiring qualified workers. As a result, the government, educational system, and all the other systems that support society are hopelessly inefficient and underdeveloped. The level of sophistication of the public is not what it should be, the average standard of living is very low, and minor advances in some areas of the economy cannot compensate for the decline in critical areas. Unlike the years before 1985, the party can no longer block all information and radio broadcasts from abroad. Thus, it must try to create a domestic blackout of information on fundamental rights. Citizens who research this topic can only do so clandestinely in the hope of finding bits and pieces of information.
In view of this distressing situation, we, the four priests, formally request the following:
1- The government must implement the articles of the International Covenant and Vietnam's Constitution related to freedom of speech and expression, and cease to misuse decrees, orders, and resolutions to neutralize the Constitution, a deception that many have managed to see through.
2- The government must release unconditionally and immediately the pro-democracy dissidents Nguyễn Vũ Bình and Phạm Hồng Sơn, the innocent citizens Văn Sáu and Hoàng Trọng Châu, and cancel the fine that it unjustly imposed on the dissident Đỗ Nam Hải.
3- The government must deactivate the firewalls that block access to pro-democracy websites, follow a policy on the internet in the spirit of freedom of speech and expression, stop interfering with telephone lines, stop monitoring electronnic mail sent by people who did nothing more than hold different views on religion, politics and society.
4- The Communist Party must no longer rule by fear, treat the people like sheep that are subject to deceit, threat, extortion, imprisonment, physical abuse, and wanton prosecution, something that has taken place during the party's 76-year rule. The people are helping one another in getting rid of this multigenerational fear in order to say to the Communist Party's face: We are no longer afraid.
5- Church leaders and intellectuals should act consistently with your role as spiritual leaders and patriotic intelligentsia, and use your capabilities to disseminate the truth and present reason to your believers and the people, and debunk the myths perpeuated by the Communists.
6- All the people of Vietnam, including educators, students and youth, should exercise your freedom of speech and expression in a responsible, courageous and energetic fashion. Please say to the government: We must know the truth. In this information age when knowlege is highly valued, all the world's citizens, including those living in backward countries like ours, need to have access to the information hightways of the world. Please be bold in disseminating to people living in Vietnam: a) information that reveals the brutal and devious nature of Mr. Hồ Chí Minh and the Communist Party, following the example set by the resolution of December 1, 2005 by the European Parliament and Resolution No. 1481 of January 1, 2006 of the Council of Europe Parliamentary Assembly (PACE); and, b) information that opens new horizons or reveals enduring values and concrete achievements of the world to our citizens who are being kept in total darkness by a totalitarian regime.
7- Overseas Vietnamese, governments of other countries, and international organizations should help in: a) neutralizing the Communists' firewalls and other internet controls through developing appropriate technology and demanding that the Communist Government of Vietnam respect freedom of expression and communication when it wants to collaborate or associate with the international community; b) disseminating to the people of Vietnam information and views on freedom and democracy, and show strong support for pro-democracy dissidents in order to accelerate the transition from Communist rule to democracy in an orderly and peaceful manner.
We are grateful to all of you. May the Lord who is Truth, Gooness and Beauty and who has created human beings with an innate urge to seek out and love truth, grant you His blessings, and grant peace and light to Vietnam.
Vietnam, February 20, 2006
For a number of Vietnamese Catholic priests,
Rev. Stephen Chân Tín, Rev. Peter Nguyễn Hữu Giải,
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, and Rev. Peter Phan Văn Lợi
35. April 30, 200 -Advice
Profile of Today's Peace Warrior in Vietnam
People of good will all over the world and all Vietnamese in Vietnam and elsewhere who love their country are longing for the day when Communism is peacefully laid to rest forever, to make way for a new era of prosperity, peace, and morality. A contingent of "peace warriors" is necessary for this to happen. This author presents a sketch of the Peace Warrior's profile that is appropriate to the current situation in Vietnam.
1- The Peace Warrior has a spiritual life and feels humility: In this context peace is not the cessation of war, nor does it imply only the assurance of food, clothing, shelter, medical care, education, theaters, etc. First, peace means the state of mind of someone who is at peace with himself, feels kindness towards others, enjoys living in a society imbued with morality, and expriences communion with God, his Kind Father. The true Peace Warrior must know peace deep within himself first, and engage in meditation and prayers at least 30 to 60 minutes daily in order to converse with the Creator, examine oneself and repent if necessary. Without this prerequisite, it would be easy for the person to think that humans can strive for peace on their own and for him to resort too often to forceful means to achieve his goal. The painful experience of relying on weapons in trying to bring peace to Vietnam over the past 76 years has clearly illustrated that the forceful approach only creates disorder and war. What one needs is an approach based on the following hierarchy: God, Others and Oneself. Any other hierarchy would result in self-centered behavior that leads to failure.
The humility and spiritual depth of the Peace Warrior's life will help him weather all challenges, overcome all obstacles, recover from mistakes, and feel no fear, including the fear of his own weakness. A deeply spiritual life helps the warrior overcome the fear of torture, hunger, thirst, prison, oppression, libel and insults. The warrior fears only one thing, the possibility of doing something that is morally wrong. Hoewever, his capacity for repentance and recovering the spiritual link with God and the human race should help him be free of even this fear. In essence, the Peace Warrior fears nothing.
Relying on just one's human capacities is paramount to failing right at the starting block. One must humbly acknowledge one's limitations, the need for divine guidance and the support of the community. The more humble one is, the more qualified one can be as a peace warrior.
2- The Peace Warrior is just, pure and kind: One's collaborators and the public tend to watch closely how much one cares for the wellbeing of others and whether one maintains financial transparency. The peace warrior must maintain his integrity when making use of resources belonging to the community. He must realize that the resources belong to all humanity and must use carefully and share what is placed at his disposal. He must live simply and thriftily and be close to the poor. Otherwise he would simply be taking advantage of the poor during the struggle and quickly find ways to reward himself once the fight is over. He must view himself as a rain gutter that is designed to let water flow through, i.e., the gutter should be dry quickly without holding on to water. Besides material resources, the warrior must be scrupulous in dealing with vastly more valuable things such as honor, feelings, and language. Being fair and equitable in all respects is being pure from inside out as in the Chinese saying "Righteous thoughts, righteous views, righteous speech and righteous actions". Besides the quality of being just, one needs to be humane and civil. In accusing the Communists of being evil while one does not show that one is humane and civil, one is no better than the Communists, and may even be worse after one gains power. Clamoring for justice without being humane and civil would give rise to new injustice that destabilizes society. Kindness helps society achieve both justice and fairness and is key to happiness and peace, something that justice alone may not be able to bring about.
3- The Peace Warrior has made an accurate assessment of Communism and the Communist Government in Vietnam: Everyone has difficulty doing this, including intellectuals, religious leaders and the Communist leadership.
® How good or bad are Communism and its manifestation through the regime in Vietnam? What is the appropriate attitude towards them? Many people have not been able to arrive at an appropriate assessment after all several decades. Consequently, a number of individuals have made decisions that adversely affected themselves and the country. The various Churches did not escape this problem. Many Churches in Vietnam have not been able to act as torch bearing guides for a variety of reasons. The result is significantly weakened and compromised Churches that send a wrong message to their believers. Instead giving the highest priority to achieving a consensus assessment of Communism and Vietnam's Government, most religions were more concerned about their own wellbeing. Decisions made by individual religious leaders resulted in increasing collaboration with the government. Instead of doing the RIGHT THING, many focused only on GETTING THINGS DONE at the price of leaving a thoroughly undesirable legacy. Too many people, including some Church leaders, engage in gift-giving and whitewashing, participate at government-sponsored meetings that have no value and could be even harmful, make placating announcements, and write laudatory pieces in a shameless manner. They do it as if it was customary and there was no other way! They use terms like "liberation, puppet army, puppet government" liberally, oblivious to their parents, uncles, or friends who had sacrificed so much during two decades so that those Church leaders could study and practice their faiths.
® Today, many "intellectuals" and "prominent individuals" still have not come to a final assessment of the Communists and their value to our country despite ample evidence of the fundamental errors in the Communist doctrine and the magnitude of the crimes systematically perpetrated by Communist regimes during nearly fifty years. Resolution No. 1481 of January 25, 2006 of the Council of Europe Parliamentary Assembly (a body of 46 nations), showcased this finding. The Communist experience has revealed itself to be terrifying to the Vietnamese people!
® The Peace Warrior, using fact-based knowledge and information from different sources, would assess the situation in Vietnam as of today (2006), and use rational means to put an end to Communist rule in a peaceful and civilized manner (not resorting to strident accusations or insults), and help Vietnam transition towards a successful state patterned after the developed countries, particularly Northern European nations.
4- The Peace Warrior is peace-loving and kind at heart: The Peace Warrior harbors hatred towards no one. While he condemns dictatoship and criminal behavior, he empathizes and feels compassion towards the regime's employees. He admires genuine heroes who served the people while remaining empathetic towards everyone else. By being peace-loving and kind, one becomes stronger and unbeatable.
5- The Peace Warriour can use the internet: All totalitarian regimes, especially the Vietnamese Communists, strive to limit the flow of information and spread disinformation while attempting to instill fear in order to maintain their grip on power. Information and communications are the most effective weapons to help citizens overcome this multigenerational fear and come to a realistic assessment of the nation's state. From this point on, the people will know how to join forces and put an end to Communist rule. (See “How to Overcome Fear” , August 24, 2005, by Rev. Nguyễn Văn Lý).
In this information age, the Peace Warrior must be proficient in the use of the internet, considering that it is the most effective weapon against which the Communist regime has few options. The Communists need to maintain contact with other nations and give the appearance of running a nation on its way to become developed. The Peace Warrior should rely on Articles 5,1; 5,2 and 19,2 of the International Covenant on Civil and Political Rights; on Item I, 2 in Section II of the White Paper on Human Rights – Achievements in Protecting and Expanding Human Rights in Vietnam: "Vietnam's Government has the policy of encouraging and creating conditions for its citizens to access, take advantage of, and widely use information on the internet". Any restriction on the internet would contradict the White Paper unveiled by the Ministry of Foreign Affairs in Hà Nội on August 18, 2005, and the United Nations' International Covenant on Civil and Political Rights of December 16, 1966. Vietnam became a UN member on September 24, 1982 and therefore a party to the covenant (Addendum No. 2).
6- The Peace Warrior follows a realistic plan under the aegis of an organization that is in tune with the country's situation: He should not be unrealistic or perfectionist, should not incite violence or commit acts of violence, should be decisive, should not be distrustful of other potential allies (i.e., fearing that all of them might be Communist decoys). While limiting his alliances to those who meet his pre-condition of renouncing Mr. Hồ Chí Minh and Communism, the Peace Warrior should trust a citizen when the person has realized the real effects of Communism and longs for a better future for the country. The organization that the Peace Warrior allies with may not be ideal, but he should be satisfied b if it shares his objective and is guided by a fairly acceptable leadership that is united, trustworthy and disciplined. Gradually such an organization will ally itself with others and form stronger entities that can begin the fight for the 26 basic human rights on behalf of all Vietnamese (Addendum No. 1).
7- Dealing with the Communist Government:
7.1- Public Security and other government personnel come to one's home (Step No. 1 in the government's attempt at harassment): Under Communism, a visit by government employees always cause anxiety. The Peace Warrior must follow these steps in handling such visits:
® The officials are carrying out the first phase of the government's oppression, namely contacting one to figure out what to do next. This is not yet the critical phase.
® The Peace Warrior should strive to neutralize this attempt at mental harassment through praying, remaining calm and civil, and being proactive in winning over the officials. The police state has had many years to refine its tactics used for controlling citizens and therefore one should be very methodical when dealing with its representatives.
® Try to listen instead of speaking in order to detect the visitors' real intention. Must never get excited or rebutt emotionally because anger causes one to make mistakes. Usually the officials do not believe that they have a good reason to harass citizens, and must resort to a circuitous approach before they reveal their focus. In letting the officials waste one's valuable time, one makes them feel guilty in their act of mental harassment so that one would have good cause for refusing to be subjected to such mental harassment the next time.
® Be calm and soft spoken while trying to avoid answering their questions directly. For example, express surprise and inquire how one's activities affect "national security". One's response should aim at making the officials spend more time in trying to come back to the issue. If one is forced to reply, one must find a way to discreetly veer from the topic to show that one is extremely tired from the fascist-like visit and let one's disgust of the regime show through and infiltrate the officials' own minds.
® Find all means to avoid the regime's offer "to help".
7.2- When receiving an "invitation" to meet them at their facilities (Step No. 2). The Peace Warrior should follow these steps:
® Quickly photocopy the invitation letter to keep as evidence of one's struggle. Either we do not bring the original with us when reporting to the public security offices or the People's Committee offices and claim that we forgot to bring it, or we bring it but keep a copy at home.
® All of us have business to attend to in our normal lives. If the invitation did not give us enough advance notice (must meet with them in the same afternoon or on the following day), we do not have to comply because we can claim justifiably that we must arrange with your employer or associates first. We need not worry too much because if they merely "invited" us, we may turn down the "invitation".
® Once we can guess at the real objective of the meeting, we may turn down the invitation. If we believe that going to the meeting will likely cause us more trouble, we should be more determined in not going. After three unsuccessful invitations, they may send us an order to show up.
® When going to the government facilities for a meeting, the Peace Warrior should view this as an opportunity to convince the authorities of one's views, and should not yearn to go home. The officials are even more impatient than we, and, furthermore, do not feel any pleasure in doing the thankless work assigned to them. They must do it just to keep their jobs. We must exercise self-control and listen as much as possible while avoiding saying anything or, if we must respond, we should be very brief. In exercising our freedom of speech and expression and in avoiding the use of violence, we do not commit any illegal act. The tyranny's laws, decrees and orders have no value if they violate international covenants and Vietnam's Constitution of 1992. Therefore we should pray silently while listening attentively to the arguments put forth by the officials. When necessary, we can politely point out any weak points in their arguments. We should be calm, poised, and gentle in using our righteous position to win over the officials.
® The officials will focus on obtaining evidence that can be used to prosecute us and our friends. Therefore, we should be alert in avoiding "traps" set by them by minimizing our responses. We should only inform them: "If we live in a civilized country, our government should comply with international covenants. If the government's laws and decrees are inconsistent with those covenants, the government is a totalitarian tyranny." In such an official meeting with a tyrannical regime's agents, we quietly accept their unjust treatment instead of arguing. There is no need of saying much.
® Refuse their order for us to write a "report" and refuse to sign citations that will be used to prosecute us.
7.3- When receiving an order to meet with the authorities (Step No. 3): When they issue an "order to show up for a meeting", they consider our case to be serious, thus requiring their investigating us and "educating" us. We should follow the method used to handle "invitations", particularly making a photocopy of each order that they send us.
® When complying with the order, the Peace Warrior must be even more watchful, i.e. use the golden weapon of silent prayer, be detached even at the risk of them accusing us of "contempt". The Peace Warrior never feels contempt towards anyone. He feels only empathy towards opponents and resorts to prayer and silence for self-defense and ultimately vanquishing tyranny.
® He uses the government's own words: “The people may engage in all activities that the law does not forbid whereas government officials may only engage in activities explicitly authorized by the law” in his defense and in showing that they overstep their authority.
7.4- They discontinue our means of communication such as telephone and internet (Step 4): We show that this "fascist-like" act is not effective in this day and age because many colleagues and friends can communicate on our behalf.
7.5- They search us, our home or office, and seize evidence or seal up our possesssions (Step 5) :
® Before letting them do the searching, we must ask to see the order, and keep that order so that we can file a complaint later.
® Only a female official may search a female Peace Warrior.
® We demand to have the same number of witnesses as the searchers of our homes and offices in order for each searcher to be watched by at least one of our friends. This would deter any attempt to steal or "plant" a document in our house or office.
® We demand the officials to make a complete list of the search results, no matter how long it takes.
®We denounce these fascist-like measures to the international community.
7.6. They detain us (Step No. 6):
® The Peace Warrior can show his determination and courage at this stage. We must stay calm while reminding ourselves that this is just normal business that a Peace Warrior expects to handle. We do not challenge or raise our voice or show fear becasue these reactions can be harmful to us. We must not be eager to be released or show sign that we are anxious to return to our jobs. We must not reveal mundane wants and needs in order to prevent them from using those to pressure us on important issues. At this stage, they refer to the Peace Warrior as the "suspect".
® We should eat and drink as usual when we are locked up. If we need to go on a hunger strike, it must last at least 30 days. We should drink some water whenever we feel hungry between normal mealtimes (approximately 9 a.m., 3 p.m. and 9 p.m.). Hunger strikes lasting only days are not helpful to our cause because the government will dismiss the significance of such small efforts. We only stop the hunger strike after our objective for the struggle has been met.
7.7. They beat, torture, use debasing techniques, tell us what to say, or force us to confess something (Step No. 7): The Criminal Code of 2003 forbids these meaures. If they still do to us any of the above, we should try to defend ourselves and warn them that we will denounce them to the international community.
7.8. They read the indictment (Step No. 8): They refer to the Peace Warrior as “the indicted party”. We should cover our ears so that we cannot hear the groundless accusations, such as "spreading information aimed at opposing the regime, opposing government policy, sabotaging solidarity, sowing public disorder, abusing democracy, abusing religion.". We are proud of the price that a Peace Warrior pays in order to serve his people and country, and look forward to assistance from the international community.
7.9. They try us at a court (Step No. 9): The Peace Warrior needs only to remain silent when participating in this comedy in order to show the world that the Communists' judiciary is no cleaner than mud, and that the defense attorney's job is turned into a farcical act.
7.10. They take us to a prison (Step No. 10): At this stage, they refer to the Peace Warrior as "convict”. We suffer with dignity as a prisoner of conscience without accepting the "convict" label. In prison, we get rice and vegetables only. Additional food can be supplied by family members or the other prisoners can share some of their food so that we need not be too concerned about malnutrition. We must not look forward to the government's reducing the sentence. The Peace Warrior's sentence is not going to be very long because we do not incite violent acts and do not commit such acts.
7.11. They force us to write a self-assessment, promising to reduce the sentence or even to release us (Step No. 11): They force the Peace Warrior to write a self-assessment once every three months while in prison to show that he is being "re-educated". It is easy to self-assess with respect to Items No. 2, 3 and 4 dealing with behavior, reading newspapers and magazines, and prison work. Item 1 is thorny because the regime wants us to confess. If we do not confess to their charges, they will put us in solitary confinement, special detention, forbid visits from friends and relatives, forbid us from receiving letters and gifts, and tell us to expect no reduction in our sentence. If the Peace Warrior confesses to crimes that he is wrongly accused of, he would do so against his conscience. Therefore he should write the self-assessment in accordance with his conscience, based on the specific charge. He must never confess to espionage, violent acts of rebellion, and similar acts. He can confess to a number of charges without losing his dignity or giving in to the regime by using intelligent wording like "For the honor of the government, I agree to serve the sentence". When South Vietnam's formerr government employees and military officers were put in re-education camps soon after 1975, the majority of those prisoners wrote "I follow the re-education path with peace of mind", meaning that they decided to reform themselves without planning to escape. The best route for the Peace Warrior to take is to serve out his sentence while hoping for the international community to intercede, and try his best to gain the respect of prison officials and fellow prisoners.
7.12. They try to impose additional constraints on us after we are released from prison (Step No. 12): Usually the Release Paper does not show additional restrictions. However, a former political prisoner is frequently subject to restrictions imposed by local authorities when he reports to them after his release. The Peace Warrior should know how to deal with the local government as soon as he comes home. He should refuse to comply with baseless constraints such as "must report monthly, seek permission before traveling outside the village, etc". The local government tends to leave us in peace once we show our decisiveness because they do not have the means to force us to comply with such unjustified restraints.
We resume our struggle after going through all the above.
We wish you success in your mission of restoring democracy and freedom to our people and country. Goodbye to all the Peace Warriors of Vietnam.
Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý, Prisoner of Conscience
Huế, April 30, 2006
36. March 2, 2007
Clarification Issued by the NGUYỄN KIM ĐIỀN Group of Catholic Priests
Fellow Vietnamese in Vietnam and elsewhere,
Governments and National Assemblies or Parliaments of democratic nations,
International human rights organizations,
The press and all other media in all countries,
On February 17, 2007 (the first day of the Lunar New Year Đinh Hợi in Vietnam), the Communist Government of Vietnam conducted a raid on pro-democracy dissidents in the City of Huế, disregarding the meaning of the national holiday for the main objective of arresting Rev. Thaddeus Nguyễn Văn Lý and confining him to the Archdiocesal Compound in Huế and subsequenlty the Bến Củi Parish Building. The Communist Party also initiated a media campaign using the nation's newspapers, radio stations, television stations, the internet, and other means (all are under the Party's control) to paint Rev. Nguyễn Văn Lý as a political agitator. In political workshops that the Party forces citizens and students to attend, they also spread this false accusation, namely, Rev. Lý engaged in political activities aimed at opposing the regime. They claimed that he "created, stored, distributed material that is critical of the Communist Government", particularly he "founded a party, the Vietnam Progress Party, and led the development of the party's platform and rules", and "directed the Vietnam Progress Party in its alliance with an overseas anti-government party, the For the People Party, to form the Lạc Hồng Alliance" (www.nhandan.com.vn/tinbai: “Chặn đứng âm mưu của Nguyễn Văn Lý và đồng bọn chống phá Nhà nước Cộng hòa XHCN Việt Nam” 26-02-2007).
Based on these accusations, rumors began to circulate widely about Rev. Nguyễn Văn Lý's blatantly political activities in violation of his priestly mission.
To counter the baseless distortion of facts by the Communist Government, we cite the following:
1- “Appeal for the right of political parties in Vietnam in 2006” issued on April 6, 2006 by Rev. Chân Tín, Nguyễn Hữu Giải, Nguyễn Văn Lý and Phan Văn Lợi (representing many other citizens), whose introductory sentences are: “Together with countless others who are fighting for democracy, we the Undersigned, as the representatives of hundreds of pro-democracy dissidents in Vietnam, declare on behalf of all Vietnamese in Vietnam and elsewhere: the Nation has been at risk on account of a totalitarian regime, the Communist Party. In raising our voices, we aim to encourage political activities for the benefit of the people and the country, and the defense of all human rights and civil rights that a genuinely democratic government must foster and protect. The right to form political parties and for such parties to function is one of those rights..."
2- “Statement on the demand for democracy for Vietnam” issued on October 24, -2006 by Rev. Chân Tín, Nguyễn Hữu Giải, Nguyễn Văn Lý and Phan Văn Lợi, whose introductory sentences are: “As Catholic priests, we may not and do not want to engage in political activities in the sense of forming or joining an armed group or forming or joining a political party with the objective of contesting the power of the governing entity or joining it. However, as human beings, citizens, and priests, it is our duty to state our political views on account of the grave threats to Vietnam, threats that are almost beyond any counter-measure...”
We offer the following clarifications:
1- Rev. Nguyễn Văn Lý has never engaged in party politics, ị.e., has not formed or joined a party or alliance of parties in violation of his priestly mission and regulations of the Catholic Church.
2- Rev. Nguyễn Văn Lý only exercises a citizen's political rights, i.e., basic rights such as publishing an independent newspaper, demanding free and fair elections for the people, encouraging the formation and fucntioning of political parties that do not rely on violence in order to end the one-party totalitarian rule that has ignored all the human rights (freedom of expression, association, forming parties, fair elections, and particularly religious freedom) in Vietnam for over a half-century.
Please beware of the Vietnamese Communists' defamation and libeling tactics so that you can correctly judge Rev.Nguyễn Văn Lý's non-violent struggle for democracy as well as our struggle for democracy.
Huế, March 2, 2007
- Rev. Stephen Chân Tín
- Rev. Peter Nguyễn Hữu Giải
- Rev. Peter Phan Văn Lợi
Exclusief interview met Vietnamese boeddhistische leider Thich Quang Do (85)
“Mijn lichaam zit gevangen, maar mijn geest is vrij”
Vreedzaam opkomen voor religieuze vrijheid. Dat doet de Vietnamese boeddhistische patriarch Thich Quang Do al meer dan een halve eeuw. Maar de opsluiting in concentratiekampen, het leven in ballingschap en huisarrest zijn de tol die hij daardoor betaalt. “Mijn lichaam zit gevangen, maar mijn geest is vrij. Ik ben een van de gelukkigste mensen ter wereld”, zegt hij in een exclusief interview. De manier waarop dat tot stand kwam, schetst een ontluisterend beeld van het totalitaire communistische regime in Vietnam.
Door Koenraad De Wolf
“Zou ik Thich Quang Do kunnen interviewen?” Ik weet dat mijn vraag weinig realistisch klinkt. De patriarch van de illegale Verenigde Boeddhistische Kerk van Vietnam, de UBCV, wordt sinds jaar en dag vervolgd. Waarom? In een land waar de overgrote meerderheid van de bevolking boeddhist is, vormt zijn beweging een bedreiging voor het heersende communistische regime.
“Waarom niet?”, zegt onze disgenoot Sam in een restaurant drie hoog dat een schitterend uitzicht biedt op Saigon by night. Ik verslik me bijna in mijn soep.
Sam is een ‘nickname’, want ik kan zijn identiteit niet prijsgeven. In Vietnam geldt immers de Regel van de Drie Generaties. Wie openlijk ingaat tegen het regime zet niet alleen zijn persoonlijke veiligheid en toekomst op het spel, maar ook die van zijn ouders, van zijn vrouw en van zijn kinderen. Zij worden van school weggestuurd, hun job ontnomen of de toegang tot de gezondheidszorg ontzegd. Die realiteit staat haaks op de politiek van het regime om het land een positief imago aan te meten, met de bedoeling zoveel mogelijk investeerders en toeristen aan te trekken. “De Vietnamezen zijn een schizofreen volk zijn geworden”, zegt Sam. “Niemand durft te zeggen wat hij denkt. Iedereen heeft twee gezichten. Als buitenlander ziet u alleen de alomtegenwoordige politie. Maar zelfs in een grootstad zoals Saigon met twaalf miljoen inwoners wordt iedereen gecontroleerd. En de repressie neemt alleen maar toe. De geheime dienst telt meer dan 1,2 miljoen werknemers.”
Met verstomming geslagen, herhaal ik mijn vraag. “Hoe geraak ik bij Thich Quang Do? Hij is toch de leider van de belangrijkste Vietnamese oppositiebeweging? Maak ik een afspraak?”
Sam lacht. “Doe dat nooit! Recentelijk ontstond grote ophef toen uitlekte dat de Verenigde Staten al jaren de telefoons afluisteren van de West-Europese leiders. Welnu, in Vietnam gebeurt dat al jaren. Elk telefoongesprek op Vietnamese bodem wordt opgenomen en kan worden getraceerd.”
Sam bemerkt mijn verbazing. “Toch het is mogelijk Thich Quang Do te spreken, maar alleen wanneer je dat op de juiste manier aanpakt. Precies een verkeerde handelwijze is, voor zover ik weet, geen enkele westerse journalist of politicus er in is geslaagd de boeddhistische leider te spreken.
“Wat moet ik doen?”
“Stap zogezegd als geïnteresseerde toerist de tempel binnen en probeer een afspraak te regelen met de monnik die je zult aantreffen achter een deurtje aan de linkerkant.”
De volgende morgen stopt onze taxi aan de brede boulevard Nguyen Van Troi ter hoogte van de Tran Huy Lieu straat. Langs een van de drukste invalswegen van de stad, passeert een hectische verkeersstroom. Niet zozeer de fietsers en wagens zorgen voor overlast, dan wel de zes of zijn het ondertussen al zeven miljoen bromfietsen die zich al klaxonnerend in alle richtingen wringen. Je zou daar potdoof van worden.
Rechts van ons zien we het kleine boeddhistische tempelcomplex Than Minh Zen waar Thich Quang Do verblijft. Dat is deels ingesloten door de aaenpalende gebouwen. Links en rechts trekken agenten in hun groene uniform de wacht op. “Het café rechtover de tempel zit vol agenten van de geheime dienst in burgerkledij,” had Sam verteld. Op dit ochtendlijke uur telt deze horecazaak inderdaad al een groot aantal klanten.
We wandelen achteloos voorbij en keren dan zogezegd geïnteresseerd op onze stappen terug. Mijn vrouw neemt enkele foto’s van op de straat en ik wijs op de binnenkoer naar de grotendeels ingesloten zeven verdiepingen tellende pagode. We doen onze schoenen uit en gaan de tempel binnen. Er is niemand. Links bevindt zich om de hoek inderdaad een deurtje. Door het glas zie ik een monnik schommelen in een hangmat. Ik klop. De man schrikt en komt haastig naar me toe. Ik overhandig hem een briefje met de Engelse tekst: “Ik ben Koenraad De Wolf, historicus uit België. Meer informatie vindt u op mijn website www.koenraaddewolf.be. Ik had graag een ontmoeting met zijne hoogheid Thich Quang Do.”
De man begrijpt geen woord van wat ik heb neergepend, maar leidt ons naar een gebouw naast de binnenkoer waar een oudere vrouw, ook een religieuze, ons opvangt. Gelukkig verstaat ze Engels en blijkbaar hebben we onmiddellijk haar vertrouwen gewonnen. “Ga zitten,” gebiedt ze. Ze neemt vlug enkele tijdschriften. “Hier, lees daarin.” Ik heb zo te zien het tijdschrift van de officiële boeddhistische kerk in handen, de door de regering gesteunde tegenhanger van de UBCV die nauwelijks aanhangers telt.
Nog geen minuut later valt een geheim agent binnen. Er vindt een discussie plaats in het Vietnamees, waarvan ik geen woord versta. Een paar keer wordt in onze richting gewezen. Maar ik ben verdiept in de bijdrage over het overlijden van de 102-jarige generaal Vo Nguyen Giap, de militaire strateeg van de communisten die zowel de Franse kolonisator als de Verenigde Staten heeft verslagen. Na enkele minuten gaat de geheime agent opnieuw buiten.
De religieuze loopt heen en weer en schenkt ons thee in terwijl ze voordurend de binnenkoer in de gaten houdt. “Ik weet nog niet of het gaat lukken”, zegt ze zenuwachtig. “Nog even geduld.” Wat later telefoneert ze met mijn briefje in de hand. “Het komt waarschijnlijk in orde.” Er verschijnt een brede glimlach op haar gelaat. “Om elf uur wordt het eten gebracht voor zijne hoogheid en dan kunnen jullie mee naar boven. Lees ondertussen maar verder.”
Een half uur later komt een koerier binnen met de maaltijd in een plastic zak. De vrouw doet teken om haastig zijn spoor te volgen. Piepend wordt een metershoog ijzeren hek opengeschoven. We volgen de man op een steile trap naar de eerste verdieping en nemen plaats in een ontvangstruimte.
Even later komt de man die ik alleen van op foto’s kende geruisloos binnen. We buigen zoals de oosterse traditie dat wil en krijgen een handdruk die nazindert. “Het is mij een groot genoegen jullie te ontmoeten,” zegt Thich Quang Do ontwapenend. “Verontschuldig mij voor mijn gebrekkig Engels, maar ik zal proberen uw vragen te beantwoorden.”
“Is de man die uw eten brengt, de enige persoon die u dagelijks ziet?”
“Het is inderdaad al vele maanden geleden dat nog iemand op bezoek is geweest. En buitenlanders komen hier al helemaal niet over de vloer. De voorbije jaren verminderde het aantal bezoekers. De tempel wordt nu dag en nacht bewaakt. Met uitzondering van de gelovigen laten de politie en de geheime dienst niemand binnen. En tijdens de boeddhistische festivals wordt de tempel gesloten. De communisten hebben maar één betrachting: mij volledig isoleren.”
Hij schiet in een lach. “Ik leef hier zoals in een gevangenis. Ze houden mijn lichaam gevangen, maar mijn geest is vrij. Die kunnen ze nooit gevangen nemen.”
“Verlaat u dan nooit dit pand?”
“Alleen om de drie maanden wanneer ik in het ziekenhuis op controle ga bij de dokter. Ik sukkel al jaren met een te hoge bloeddruk en ben ik sinds tien jaar een diabetespatiënt. Ongelukkig gaat het zicht van mijn linkeroog achteruit. Ik neem dagelijks insuline en let op mijn voeding.
Wel moet ik elk doktersbezoek aanvragen bij de regering. En altijd ben ik vergezeld van een politiepatrouille die de wacht houdt in de gang.”
Hij schiet opnieuw in een lach. “Ze willen er immers zeker van zijn dat de heen en terugreis veilig verloopt en dat mij ook in het ziekenhuis niets overkomt. Moesten ze mogen, dan woonden de agenten ook de consultatie bij de dokter bij.”
Hoe gaat u om met het leven in isolement?
“Oh, dat is geen probleem. Ik voel helemaal geen behoefte om buiten te gaan. Ik stap moeizaam en mijn zicht is verminderd. Wat kan op straat doen? Daar is te veel verkeer. Je hoort het lawaai tot hier.
Ik heb in de twee kamers hiernaast alles wat ik moet hebben. In de ene ruimte slaap ik en in de andere staan mijn boeken en mijn huisaltaar. Overdag bid ik veel en ben bezig met het vertalen en het schrijven. En elke nacht mediteer ik twee uur. Dan is het rustig omdat er minder verkeer is op straat. In tegenstelling tot veel oudere mensen heb ik met de loop der jaren niet meer, maar minder slaap nodig.”
Hij glimlacht. “Mijn gemoed is zeer kalm. Weet je, eigenlijk ben ik een van de gelukkigste mensen ter wereld. En dat dankzij de communisten.” Opnieuw proest hij van het lachen. ”Ik moet hen zeer dankbaar zijn.”
Dat moet u ons toch eens uitleggen.
“In de ‘heropvoedingskampen’ waar ik negen jaar zat opgesloten, stond het dagelijkse leven in het teken van het eten, of beter het gebrek daaraan. Iedereen had permanent honger. De communisten hebben me sober leren leven. Zo eet ik maar eenmaal per dag.
Later leefde ik tien jaar in eenzame ballingschap in het dorp Vu Doai in een klein boeddhistisch klooster te midden van de velden. Daar schreef ik het ‘Groot Woordenboek van de Boeddhistische Terminologie’: een uit het Taiwanees vertaalde en aangevulde encyclopedie van zes volumes. Zonder mijn ballingschap had ik dat titanenwerk nooit tot een goed einde gebracht.”
Thich Quang Do gaat naar zijn kamer en komt zwaar beladen terug met zijn ‘magnum opus’. Niet zonder trots bladert hij daarin. Dat telt meer dan achtduizend bladzijden.
“De communisten hadden niets liever dat ik voor altijd in Vu Doai zou zijn gebleven, maar na het verstrijken van mijn termijn ben ik teruggekeerd naar mijn thuishaven, hier in het klooster Than Minh Zen in Saigon.”
Is die encyclopedie uitgegeven in Vietnam?
“Wat denk je? Uiteraard niet. Alle teksten werd naar het buitenland gesmokkeld en de boeken werden uitgegeven in de Verenigde Staten. Dat gebeurde later ook met al mijn andere publicaties, waaronder honderden gedichten die ik in gevangenschap heb geschreven zonder een pen of papier en die ik uit het hoofd had geleerd. Er is tot dusver met geen enkele van mijn geschriften in Vietnam gepubliceerd. Recentelijk nog werd een tekst naar buiten gesmokkeld.”
U was in de jaren 1960 een leidende figuur in het vreedzame verzet tegen het bewind van de katholieke president Ngo Ding Diem. Kun je de gebeurtenissen van een halve eeuw terug vergelijken met de actuele situatie?
“Het begin van de jaren 1960 was een zeer bewogen periode wegens de systematische discriminatie van de boeddhisten. Ikzelf werd gearresteerd en gemarteld . Als gevolg van een besmetting met tuberculose die ik had opgelopen in de gevangenis onderging ik een longoperatie.
Omdat na de moord op president Diem in 1963 de toestand voor de boeddhisten niet verbeterde, vond een jaar later de oprichting plaats van de Verenigde Boeddhistische Kerk van Vietnam , de UBCV. De daaropvolgende jaren bleef de toestand gespannen, maar het toenmalige Zuid-Vietnam kende ondanks alles nog en grote vrijheid, ook op het vlak van de pers. Die is na de communistische machtsovername in 1975 volledig aan banden gelegd. We leven sindsdien in een totalitaire samenleving.”
U zei in 1975 op de radiozender The Voice of America: “We zullen nooit slaven worden van de communistische partij.”
“Die woorden zijn nog altijd actueel. Op alle mogelijke manieren hebben de communisten geprobeerd om ons te doen meewerken met het regime. We zijn daar nooit op ingegaan en zullen dat ook nooit doen.”
U bent nog altijd een van de belangrijkste critici van het regime. Waar haalt u uw informatie?
“Ik luister elke dag op de korte golf naar de nieuwsuitzendingen op de BBC, Radio France Internationale en Radio Free Asia.
De Vietnamese media raadpleeg ik nauwelijks. Ze geven immers een vertekend beeld geven van de toestand. Zoals laatst naar aanleiding van het overlijden van Vo Nguyen Giap. Het patriottisme vierde opnieuw hoogtij. Maar er werd met geen woord gerept over de scherpe kritiek van Giap op het grootste milieuschandaal van de voorbije jaren: de bauxietexploitatie door de Chinezen in de centrale hooglanden.”
U heeft het niet begrepen op de grote Chinese invloed in Vietnam en Indochina. Waarom?
“Zij richten een milieuschade aan waarvan de gevolgen nauwelijks zijn te overzien. Grote delen van de jungle worden verwoest en de pollutie van het water bedreigt de hele Mekongdelta. Dat die ontginning ondanks alle protest doorgaat, illustreert hoezeer Vietnam naar de pijpen danst van China.”
Hoe kijkt u naar de toekomst?
“Er moeten fundamentele veranderingen komen. Dit regime kan onmogelijk standhouden, ook omdat intern de verdeeldheid toeneemt. Ik pleit al jaren voor de invoering van een democratie met meerdere partijen en vrije en eerlijke verkiezingen. Ik hoop dat ik die nog mag beleven.”
Ondertussen staat de koerier al een tijdje ongeduldig te wachten in de gang. Na bijna drie kwartuur is het tijd om te gaan. We nemen afscheid. Thich Quang Do is ontroerd. Opnieuw volgt een stevige handdruk. Ik de gang kijk ik nog even om. Ik zie een glinstering in zijn spleetogen. De man straalt van geluk, maar dat gevoel is wederzijds.
Beneden aan de trap staan onze schoenen. Terwijl we die aandoen wordt de ijzeren tralie opnieuw dichtgeschoven. De religieuze die de zaak heeft geregeld, is in haar nopjes.
“Is er geen gevaar wanneer we opnieuw buitengaan?”, vraagt mijn echtgenote bezorgd.
De vrouw schudt het hoofd. “Sinds wanneer is het lezen van tijdschriften verboden?” Ze trekt me een knipoog.
Op de binnenkoer geeft ze de koerier het bevel de tempelpoort opnieuw te openen. Pas nu besef ik dat die ingreep heeft voorkomen wat ik tijdens het interview had gevreesd: dat de politie of de geheime dienst een einde zou maken aan ons gesprek.
We wandelen de tempel buiten en nemen de eerste taxi die voorbijkomt. “Naar de Notre-Dame” zeg ik. Tien minuten later staat we op het grote plein voor de kathedraal en gaan naar het tegenoverliggende Hoofdpostkantoor van de Franse architect August Eifel.
“We worden gefotografeerd”, merkt mijn vrouw op. “Daar, door die man met zijn groen-wit gestreepte t-shirt bij die boom achter u.” Ik kijk niet om geen argwaan te wekken. Maar even later keer is op mijn stappen terug en film eerst de kathedraal en vervolgens het postkantoor waarbij ik inzoem op onze achtervolger. Terwijl mijn vrouw in het postkantoor enkele kraampjes bezoek, gluur ik door de vensterluiken. Ik zie dat hij aan de andere kant heeft postgevat en van daaruit de ingang in de gaten houdt. Bij het verlaten van het postkantoor stappen recht op hem af. Zonder op te kijken verdiept hij zich in lectuur terwijl mijn vrouw de verkoopsters van ‘pho’ soep, het Vietnamese nationale gerecht, fotografeert … alsook onze achtervolger. Even later zie ik hem voorbijrijden op zijn bromfiets. Ook bij onze volgende haltes duikt hij telkens op. “Ik denk dat zoals bij Thich Quang Do onze veiligheid is gegarandeerd”, grap ik, maar mijn vrouw is minder gerust in de zaak.
We bezoeken het oorlogsmuseum. Dat is op de hoek van twee straten gelegen. We gaan langs een zijuitgang naar buiten. Zoals verwacht, houdt de man op de hoek de hoofduitgang in het vizier. Hij schrikt wanneer hij ons langs de andere kant ziet opduiken en kruipt letterlijk achter een elektriciteitscabine. Tien meter verder blijven we staan. Nu neemt zijn achtervolging de allure aan van een slapstick. Zijn hooft verschijnt nu een links en dan weer rechts van de cabine. Wanneer we naar hem toestappen, loopt hij naar zijn bromfiets en lost op in de verkeersstroom.
Zonder twijfel hebben we bij de Vietnamese geheime dienst een lijvig dossier. En vermoedelijk krijg ik geen visum meer om het land te bezoeken. Maar daar lig ik niet wakker van. Ik had de primeur een religieuze wereldleider te ontmoeten.
Wel heb ik mijn beeldvorming van de man moeten bijstellen. Thich Quang Do ademt niet alleen spiritualiteit, maar is nog altijd een vlijmscherpe observator van wat in zijn land gebeurt. Het meest onder de indruk ben ik van zijn zin voor humor. Hij lacht het regime dat hem nu al 37 jaar elke vorm van vrijheid ontneemt vierkant uit omdat hij – zonder enige pretentie – weet dat hij daar zowel intellectueel als spiritueel torenhoog boven staat. Het volledige isolement waarmee de communisten hem nog altijd willen doen kraken, raakt hem dan ook niet. Ik ben geen boeddhist, maar voel perfect aan wat de toestand van het nirvana betekent. Die ervaring neemt niemand me nog af.
Vreedzaam strijden voor religieuze vrijheid en democratie
De boeddhistische patriarch Thich Quang Do is een invloedrijk intellectueel die wereldwijd erkenning geniet voor zijn vreedzame strijd voor religieuze vrijheid, mensenrechten en democratie. Hij werd dit jaar voor de tiende maal genomineerd door de Nobelprijs voor de Vrede. Zijn biografie in een notendop.
Dang Phuc Tue werd geboren op 27 november 1928 in het dorp Thanh Chau in het noorden van Vietnam. Hij trad op 14-jarige leeftijd als Thich Quang Do binnen in een boeddhistisch klooster. In 1945 woonde hij de executie bij van zijn leraar voor een communistisch Volkstribunaal. “Toen heb ik beslist dat ik mijn hele leven zou strijden tegen fanatisme en onverdraagzaamheid en voor gerechtigheid via de boeddhistische leer van geweldloosheid en verdraagzaamheid”, zei hij later. Als briljante student bestudeerde Thich Quang Do van 1951 tot 1957 het boeddhisme en de Indische filosofie aan universiteiten in Sri Lanka en India. Tot 1975 was hij professor Oosterse Filosofie en Boeddhistische Studies aan de boeddhistische universiteiten van Saigon en Can Tho en het pauselijk Pius X College in Dalat. Hij publiceerde een waslijst van boeken waaronder romans, poëzie, vertalingen en studies over het Vietnamese boeddhisme.
Na de communistische machtsovername ging hij vreedzaam in het verzet tegen de religieuze onderdrukking en bepleitte de vrijlating van duizenden opgepakte gelovigen. Maar in 1977 werd hij gearresteerd en zat twintig maanden in een heropvoedingskamp. Toen werd hij voor de eerste maal voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Vrede.
In 1981 werd de Verenigde Boeddhistische Kerk van Vietnam, de UBCV, waarvan Thich Quang Do de medeoprichter en de woordvoerder was, buiten de wet gesteld en volgde de veroordeling tot tien jaar ballingschap. Wanneer hij in 1994 het voortouw nam in een hulpactie voor de slachtoffers van de overstroming in de Mekongdelta, het eerste publieke optreden van de CBCV, volgde zijn arrestatie en kreeg hij vijf jaar gevangenisstraf. Hij zat opgesloten in B14, het meest beruchte gevangenenkamp en kwam onder internationale druk in 1998 opnieuw vrij.
In 1999 klom Thich Quang Do op tot de nummer twee van de UBCV en hij werd na het overlijden van Thich Huyen Quang in 2008 de patriarch van de ondergrondse boeddhistische kerk. “Jij hebt ons voor altijd verlaten, maar de vredevolle strijd gaat onverminderd voort tot de religieuze vrijheid die ons in 1975 werd afgenomen opnieuw werkelijkheid wordt,” zei hij op diens begrafenis.
Daarnaast is Thich Quang Do sinds vele jaren een vurig pleitbezorger van het respect voor de mensenrechten en de democratie. In 2001 leidde de publicatie van zijn Acht actiepunten voor democratie in Vietnam tot een nieuwe arrestatie. En sinds 2003 staat hij onder huisarrest in het tempelcomplex van Than Minh Zen in Saigon.
Ondertussen werd de patriarch in 2013 voor de tiende maal genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede. Hij staat, met onder andere Nelson Mandela en Aung San Suu Kyi ,op de lijst ‘15 kampioenen van werelddemocratie’. Zelf lacht hij al efedie erkenningen weg: “Daar lig ik helemaal niet wakker van. Overigens is die betekenis relatief. Niet de titel die je draagt is belangrijk, wel wat je doet.” (KDW)