Tien woorden
Nieuw mensbeeld voor de 21ste eeuw
Het duizenden jaren oude westerse ideale mensbeeld met zijn roots in de Tien Geboden vervaagde in de 19de en vooral de 20ste eeuw door het verbannen van de religie en de verwijzing naar God. Onze samenleving die mede bij gebrek aan een houvast ontspoort, heeft nood aan een nieuw mensbeeld. Maar dat kan alleen geïnspireerd zijn op het oude waarin de verworvenheden van de voorbije twee eeuwen zijn geïncultureerd. Aan de hand van tien enthousiasmerende woorden kunnen we blijven dromen van een meer gelukkige samenleving.
1. Westers mensbeeld wortelt in de Tien Geboden
Het denken en handelen in de westerse wereld wordt al meer dan drieduizend jaar bepaald door het ideale mensbeeld zoals dat is verwoord in de Tien Geboden. De kern vormen de eerste drie geboden, die op God zijn gericht. De zeven andere verwijzen naar de toepassing door de mens.
Religies bepalen door de geschiedenis heen de morele basisprincipes en immateriële maatstaven waaraan eenieder zich moet houden. Wie toetreedt tot het boeddhisme belooft de vijf voorschriften na te leven. In de islam bepaalt de sharia het menselijk handelen: niet alleen in religieuze, maar ook in wereldse zaken.
In het christendom en het jodendom gelden de Tien Geboden of de Decaloog – het Griekse ‘deka logoi’ betekent tien woorden. Een beschrijving daarvan vinden we terug in de boeken Exodus (20, 2-17) en Deuteronomium (5, 6-21):
1. Vereer naast mij geen andere goden.
2. Maak geen godenbeelden.
3. Misbruik de naam van God niet.
4. Houd de sabbat in ere.
5. Eerbiedig uw vader en moeder.
6. Gij zult niet doden.
7. Pleeg geen overspel of echtbreuk.
8. Gij zult niet stelen.
9. Leg over een ander geen valse getuigenis af.
10. Zet uw zinnen niet op het huis of de vrouw van een ander.
Sommige bewerkingen voegen het eerste en het tweede gebod samen en splitsen het tiende gebod, maar wij houden ons aan de originele versie.
De Tien Geboden bevatten een synthese van een duizend jaren lange menselijke en ethische ontwikkeling. Ze leggen het fundament van een rechtvaardige maatschappij. Deze religieuze voorschriften – waarvan je varianten terugvindt in het Oude Egypte – hebben in belangrijke mate een universele waarde, hoewel bijvoorbeeld in China een ander mensbeeld geldt. Dat is geïnspireerd op de ideeën van de Chinese filosoof Confucius.
De Tien Geboden tonen als richtingaanwijzers de weg naar een ideaalbeeld waarnaar iedere generatie opnieuw streefde. Inhoudelijk vallen ze uit elkaar in drie luiken. De kern vormt de verwijzing naar de godrelatie onder de vorm van drie wetten: geen andere goden vereren, geen beelden maken en geen onwaardig naamgebruik. Daarop volgen zeven concrete toepassingen door de mens. Dat zijn vijf morele verboden: niet doden, geen echtbreuk plegen, niet slecht getuigen, niet stelen en niet begeren; en twee geboden:de sabbat en de ouderen in ere houden. Deze tien regels zitten deels in elkaar verweven. Maar zij blijven een ideaal, want de perfectie was, is en zal nooit van deze wereld zijn. Als een rode draad door de Bijbel loopt de ongehoorzaamheid van het volk dat God en gebod vergeet.
2. Godsbeeld vervaagt in 19de en 20ste eeuw
De voorbije twee eeuwen onderging de samenleving een metamorfose. Onder invloed van de Verlichting nam de rede de plaats in van de religie en werd God uit de samenleving gebannen. De concretisering van het verlichtingsdenken in de Franse Revolutie en de Industriële Revolutie leidde tot een grote vrijheid en de creatie van een ongeziene welvaart. De impact van die omwentelingen ging crescendo.God als overbodige hypothese
De motor van de fundamentele veranderingen vormde de filosofische stroming van de Verlichting die vanaf de tweede helft van de 17de eeuw mondjesmaat tot ontplooiing kwam in de hogere kringen in alle West-Europese landen. Die geestesstroming bouwde verder op het humanisme van de 15de en de 16de eeuw. Geïnspireerd op de Griekse Oudheid beriepen de humanisten zich niet langer op de goddelijke openbaring, maar op het vermogen van de mens om zelf zin te geven aan zijn leven op basis van universele waarden zoals de menselijke waardigheid, vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid.
De kerngedachte van de Verlichting was de vervanging van het dogmatische autoriteitsgeloof door de ‘ratio’, de rede of het verstand. Los van, maar aanvankelijk zeker niet tegen de godsdienst, kwam een rationele en universele moraal tot stand die het menselijk geluk nastreefde: hier op aarde en niet langer in het hiernamaals. Het daaropvolgende proces van secularisering drong de rol van de religie terug in de ethiek en de politiek: de scheiding tussen kerk en staat.
De wetenschap die langzaamaan de plaats innam van de religie, stoelde op empirische kennis die het resultaat was van vrij onderzoek. Als nauwgezet observator van de natuur zocht Isaac Newton het verband tussen de verschijnselen. Hij ontdekte de natuurwetten, zoals de snelheid waarmee een lichaam valt, en goot die in onveranderlijke formules. Newton maakte de werkelijkheid meer begrijpelijk, hoewel een derde van zijn Philosophia naturalis – Principia mathematica van 1686 handelde over God. Want Newton was ook een bekende theoloog. Vervolgens lanceerde de Franse filosoof Voltaire op basis van een eenzijdige lectuur van de geschriften van Newton – de ontdekking van de natuurwetten – het axioma dat alle domeinen van de werkelijkheid wetenschappelijk konden worden ontrafeld. Van daaruit vond de idee algemeen ingang dat het ‘onbekende’ alleen nog maar moest worden ontdekt.
Vanaf de 19de eeuw lag de Duitse filosoof Ludwig Feuerbach aan de basis van het moderne geseculariseerde denken. Hij beschouwde God als een projectie van de mens en de religie als een illusie die de verlangens van de mens bevredigde als compensatie voor zijn beperktheid en eindigheid. Feuerbach bepleitte een beschaving die stoelt op de natuurwetenschap. Diens polemische geschriften waren zeer invloedrijk. De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche verkondigde: “God is dood en wij hebben hem vermoord”. Als kritische analist zag hij hoe de opkomst van het rationalisme en de wetenschap God ongeloofwaardig maakten. De wetenschappers die zichzelf boven God stelden, brachten het christelijke wereldbeeld ten val. En de Duitse filosoof Karl Marx zag godsdienst als “opium van het volk” omdat de mensen zich onder de invloed daarvan niet inzetten voor maatschappelijke veranderingen. Door het afschrijven van God werd de mens de enige norm.
Franse Revolutie propageert vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid
Los van een schepper of God bedacht de ‘verlichte’ mens nieuwe politieke en ethische systemen om een betere wereld tot stand te brengen. Als geesteskind van de Verlichting propageerde de Franse Revolutie in het laatste decennium van de 18de eeuw drie principes: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. “Ni dieu, ni maître,” luidde het devies. Maar de verwezenlijking van die idealen verliep met horten en stoten. De veroveringstocht van de Franse keizer Napoleon draaide faliekant uit. En na de catastrofe van de Eerste Wereldoorlog, met vijftien tot zeventien miljoen slachtoffers, eiste de Tweede Wereldoorlog goed twee decennia later een dodentol van vijftig tot zeventig miljoen. Na 1945 werd de internationale samenwerking op een nieuwe leest geschoeid om een herhaling van die ontsporingen te vermijden. Naast het Handvest van de Verenigde Naties dat handelt over vrede en ontwikkeling, legde de Universele verklaring van de rechten van de mens (UVRM) de fundamentele mensenrechten vast. Die garanderen de bescherming van het leven, de waardigheid, de vrijheid, de overtuiging en de gelijkheid van ieder mens, ongeacht zijn status, herkomst of de situatie waarin hij zich bevindt. De mensenrechten betrachten op hun beurt een meer rechtvaardige samenleving. Ze schoeien de Tien Geboden op een eigentijdse leest.
In de ban van het economisch vooruitgangsdenken
Ongeveer tezelfdertijd met de Franse Revolutie maakte de economie een nog ingrijpender omwenteling mee. Gedreven door het onaantastbare geloof in de collectieve vooruitgang is onze samenleving nu al twee eeuwen in de ban van meer en beter produceren. Toen de ‘eerste industriële revolutie’ vanuit het Verenigd Koninkrijk kwam overgewaaid, werden de goederen door het gebruik van stoommachines niet langer handmatig, maar machinaal geproduceerd. De mens en de natuur werden voor het eerst ondergeschikt aan de economie, die uitgroeide tot de belangrijkste motor van de samenleving. Vanaf het einde van de negentiende eeuw schakelde de ‘tweede industriële revolutie’ een versnelling hoger door het gebruik van turbines, elektriciteit en verbrandingsmotoren op basis van fossiele brandstoffen. Ten slotte legden de voorbije decennia de computer en de nieuwe communicatievormen – internet, gsm en glasvezelkabels – de basis van de ‘derde industriële revolutie’ en de globalisering. Dat moeilijk definieerbare begrip slaat op de wereldwijde door de informatie- en communicatietechnologie, de investeringen en de internationale handel aangestuurde interactie tussen mensen, bedrijven, regeringen en culturen. Daarbij verdringen de diensten en de communicatie de productie van goederen. De nieuwe wagens – laptops – zijn via de nieuwe snelwegen – het internet – wereldwijd met elkaar verbonden: dag en nacht, zeven dagen op zeven.
Hand in hand met een in de geschiedenis ongeziene stijging van de welvaart kwam in het Westen een heuse verzorgingsstaat tot stand. In de periode 1945-2010 verviervoudigde in de meeste landen het inkomen en we waren nooit voorheen zo rijk. Sociale correctiemechanismen spreidden die welvaart over brede lagen van de bevolking. Vanuit materieel opzicht is die vooruitgang een weldaad. Bovendien leven we door de goed uitgebouwde gezondheidzorg langer en gezonder.
Toch rijzen almaar meer vragen. Het deficit van de welvaartstijging leidt door de moordende competitie die mensen systematisch tegen elkaar opzet tot een maatschappelijke ontwrichting in veelvoud. Maar desondanks gaan we onverminderd door op de ingeslagen weg. Met een economische bril op de neus worden jongeren nog altijd opgeleid om meer te investeren, te produceren, te consumeren en welvaart te creëren. En het ‘sociaal kapitaal’ of wat de mensen aankunnen en het ‘ecologisch kapitaal’ of het potentieel van de natuur blijven ondergeschikt aan de obsessie om jaarlijks minstens twee tot drie procent te groeien.
Evolutie gaat crescendo
Het draagvlak waarmee die filosofische, met in haar spoor de politieke en de economische omwentelingen zich voltrokken, beperkte zich aanvankelijk tot een kleine krans van intellectuelen en groeide slechts langzaam. Dat kwam omdat de weerstand tegen het verlichtingsdenken vanuit de behoudsgezinde milieus in kerk en samenleving aanvankelijk goed was georganiseerd. Maar door de steeds halsstarriger weigering om de verworvenheden van dat denken te incultureren, verloren die milieus gaandeweg hun invloed op grote delen van de bevolking. Vooral na de Tweede Wereldoorlog zette die trend in een verschroeiend tempo door, in zoverre dat de rollen vandaag nagenoeg zijn omgekeerd.
In de economie eerst en vooral leidde de ‘drive’ van het vooruitgangsdenken tot een ongeziene stijging van de arbeidsproductiviteit. Tijdens de eerste industriële revolutie steeg die gemiddeld één procent, tijdens de tweede industriële revolutie twee procent en vanaf de derde industriële revolutie 2,5 procent per jaar.
Ook de kerk voelde die evolutie. In België daalde de zondagspraktijk van ongeveer tachtig procent in 1830 naar bijna de helft in de tweede helft van de jaren 1940 naar 24 procent in 1976. Voor een goed begrip: de ontkerstening is een typisch West-Europees verschijnsel. Elders ter wereld waar het Verlichtingsdenken minder diep wortel schoot, is die trend minder uitgesproken.
In de politiek evolueerde het cijnskiesrecht – alleen wie een bepaalde som belastingen betaalde had stemrecht – naar een meervoudig algemeen stemrecht in 1895. Het algemeen stemrecht, alleen voor de mannen, kwam er in 1921 en de vrouwen gingen in België pas in 1949 voor het eerst naar de stembus.
3. Antigeboden worden de norm
Het langzaam maar zeker vervagen van het godsbesef had verstrekkende gevolgen. Want in het spoor van de eerste drie geboden werden ook de andere uitgehold. De corrigerende mechanismen die de religie op de samenleving uitoefende, ruimden plaats voor een onbeperkte vrijheid die evolueerde naar een radicaal individualisme. Door de nieuwe ordewoorden die opgeld maken, lijkt het alsof onze samenleving het tegendeel huldigt van de Tien Geboden.
Onevenwichtigheid
De groei van het vooruitgangsdenken manifesteert zich alleen op materieel gebied. Het hoogste na te streven doel is het verwerven van nog meer welstand: een derde auto, een buitenverblijf in het buitenland, viermaal per jaar met vakantie en naast een zwembad in openlucht ook een binnenzwembad. Door haar interne dynamiek werkt die manier van denken immers een spiraal van ‘nooit genoeg’ in de hand. Wanneer je buurman een nieuwe auto heeft, rijst bijna vanzelfsprekend de drang een wagen te kopen die nog groter en mooier is. Waarom? Als betrof het de evidentie zelve worden mensen meegezogen in de drang naar meer en beter, vanuit de overtuiging dat hun geluk evenredig zal toenemen. Wanneer je andere buurman nog een grotere wagen koopt, wordt die illusie al vlug doorgeprikt. Die perverse spiraal versterkt niet alleen de overconsumptie, maar ook de vervreemding.
Zijn bovendien de schouders van de mensen voldoende sterk om die welvaart te dragen? Want willen of niet: het materiële is als een Siamese tweeling onverbrekelijk verbonden met het immateriële. Een mens moet ook mee evolueren aan zijn binnenzijde. Met welke visie staat iemand in het leven? En wat doen bij ziekte of ongeval? Wanneer de innerlijke dimensie onvoldoende wordt ontwikkeld, ontstaat een wanverhouding zoals bij een sportman die alleen zijn linker- of rechterkant zou trainen.
Veel pijnpunten in onze samenleving kun je verklaren vanuit die onevenwichtigheid, maar dat wil blijkbaar niemand geweten hebben. Wie kritische vragen stelt bij het vooruitgangsdenken wordt gebrandmerkt als een nestbevuiler. En wie komt aandraven met de Tien Geboden wordt weggehoond. Wie laat zich nog in met de normen en waarden uit lang vervlogen tijden? Zijn overigens – zo luidt de door het materialisme gedicteerde teneur – de rol van het christendom en de Tien Geboden in de westerse wereld niet uitgespeeld? Spreken de cijfers niet voor zich? Want nog slechts enkelingen laten zich in hun handelen daardoor leiden.
Vrijheid evolueert naar radiaal individualisme
Vandaag heerst een allergie voor geboden, verboden, hiërarchie en gezag. Zelfstandig vrij handelen vormt het hoogste goed. In de Brief aan de Galaten schrijft de apostel Paulus: “Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Houd dus stand en laat u niet opnieuw het slavenjuk opleggen.” (Gal, 5, 1) Maar deze vrijheid die initieel de zorg voor de zwakkeren en het nemen van verantwoordelijkheid impliceerde, evolueerde naar een radicaal individualisme. Velen zijn egoïst, narcist – geobsedeerd door hun eigen persoon – of hedonist en plaatsen het eigen genot centraal. Wie alleen aan zichzelf denkt, verliest niet alleen het vermogen tot zelfkritiek. Veel erger is het verdwijnen van de empathie: de vaardigheid zich in te leven in de gevoelens van anderen. Daardoor hebben radicale individualisten lak aan ieder appel op het plichtsbesef. Vanuit een berekend gedrag verworden medemensen tot hefbomen om de eigen ambities waar te maken. Dat geldt niet alleen individueel, maar ook collectief. Zo klinkt de roep van de vakbonden om geen millimeter van onze welvaart prijs te geven wel erg luid. Hoe rijm je dat ondanks al het beleden idealisme met de zorg voor het miljard mensen die in het Zuiden letterlijk wegkwijnen?
Nieuwe ordewoorden
Onze ‘verlichte’ samenleving creëerde geen nieuw mensbeeld in plaats van de Tien Geboden. De drijvende krachten zijn het streven naar zoveel mogelijk productie, consumptie en welvaart; de graaicultuur of zoveel mogelijk geld verdienen; zoveel mogelijk profiteren en de eigen achterban plezieren; en elkaar demoniseren.
De nieuwe ordewoorden van onze tijd zijn dan ook:
- ° ikke en de rest kan stikke
- ° scherp zoveel mogelijk poen
- ° vertrouw niemand
- ° ‘après nous le déluge’
Die ordewoorden streven alleen materiële doelen na: iedereen voor zichzelf en op de korte termijn. Is het verwonderlijk dat onze samenleving bij gebrek aan een hoger immaterieel doel steeds verder op de dool geraakt?
Geboden worden antigeboden
Binnen een dergelijk klimaat is niet langer plaats voor corrigerende mechanismen. Omdat de bakens van de Tien Geboden veeleer hinderpalen vormen voor het vooruitgangsdenken schuift de mainstream van onze samenleving die zonder verpinken opzij.
Volgend op een duiding van de initiële betekenis van de Tien Geboden gaan wij na wat daarvan in praktijk vaak is geworden.
1. ‘Vereer naast mij geen andere goden’
De aanhef van de Tien Geboden is geen verbod, maar een aanbod: ‘Ik ben Jahwe uw God’. JHWH betekent ‘ik zal er zijn’. Dat is geen ordeningsbeginsel, maar een beloftevolle horizon. Geen zelfstandig naamwoord, maar een werkwoord. Geen beeld, maar een verhaal. Het gaat over een geloofservaring die een kompas aanreikt voor de bevrijding van de mens. Jahwe is er voor zijn volk: zijn evenbeeld en zijn lotgenoten. Omdat het hier gaat over een exclusieve monorelatie geldt een verbod andere goden te vereren: ‘Ik ben de enige, buiten mij is er geen’.
Het aantal ‘goden’ in onze samenleving kun je nauwelijks tellen. Het is vaak potsierlijk hoe popidolen en voetballers nagenoeg een godenstatus krijgen. Handige reclamejongens zijn de manipulatoren of de ‘nieuwe profeten’. Een van de paradoxen van onze tijd is dat de mensen die iedere vorm van gezag afzweren, zich als kleuters laten betuttelen. Voorbeelden zijn de reclameboodschappen op radio en tv en de ‘nieuwe geboden’ die ons via de conformeringdrang worden opgedrongen zoals de gezondheidsobsessie en het wekelijkse bezoek aan een beautysalon. Wellnesscentra en fitnesscentra lijken wel de ‘nieuwe kerken’. Overigens beïnvloedt de reclame veel meer dan we vermoeden ons doen en laten. Door de verkoop van ideeën en levenswijzen probeert die, als een surrogaat voor de religie, een symbiose tot stand te brengen tussen commerciële producten en levensbeschouwing. De consumenten kopen geen producten, maar delen in de levensstijl van een merk. De mythologisering van alledaagse goederen gaat gepaard met het gebruik van clubformules en getrouwheidskaarten. Die versterken het wij-gevoel en willen de leden binden.
Ondertussen groeien vanuit de marge alternatieve vormen van zingeving uit tot een lucratieve markt. Sekten en randverschijnselen zoals esoterie en astrologie, kaartlezers en magiërs allerhande vullen dat deels braakliggend terrein op. Omdat de mens de plaats heeft ingenomen van God krijgt het verlangen naar verlossing dat vroeger collectief werd ingevuld nu individueel gestalte. Mensen zijn niet langer begaan met de verlossing van schuld en zonde, maar zoeken alleen te ontsnappen aan de gewoonheid van het alledaagse. Velen veranderen van idool om zich – al was dat maar even – beter te voelen.
2. ‘Maak geen godenbeelden’
Jahwe beantwoordt aan geen enkele voorstelling. ‘Ik zal er zijn’ kun je niet zien of bij de hand nemen. God is geen ding, maar een gebeuren. Geen monument, maar een moment. Zijn enig beeld is het volk dat Hij uitverkiest, de mensen die Hij naar zijn beeld en gelijkenis heeft geschapen. Ieder beeld degradeert God tot een inwisselbare god onder de andere goden.
Onze westerse samenleving vol glamour en glitter en uiterlijk vertoon richt voortdurend – letterlijk, figuurlijk en symbolisch – beelden op. Die vereren het Baälisme of de seksualiteit als hoogste goed, het Caesarisme dat ijvert voor het gebruik van wapengeweld als uiteindelijk doel en het Mammonisme of het geld waarvoor alles wijkt.
3. ‘Misbruik de naam van God niet’
Gods naam misbruiken houdt meer in dan het uitspreken van krachttermen. Het is ‘God gevloekt’ wanneer Zijn naam niet tot zijn recht komt: bij het uitspreken van toverformules, het bidden tot God, het spreken voor God in het kader van zweren of een eed, het vertellen van halve waarheden of leugens, en het spreken namens Hem.
Naast het met vloeken doordrenkte populaire taalgebruik wordt de religie misbruikt voor verkoopdoeleinden. Inspelend op de hunker van de mens naar het spirituele gebruikt de reclame religieuze symbolen om te choqueren, te provoceren of een humoristisch effect te bereiken. We spreken van blasfemie of godslastering wanneer een lama de plaats inneemt van het Lam Gods, een iPod de gedaante krijgt van een kruis, een Bijbel een telefoon- of seksgids wordt, psalmverzen de verkoop van bier promoten en teksten uit het boek Genesis luiers of een verzekeringsmaatschappij aanprijzen. Want dan wordt hun oorspronkelijke betekenis gebanaliseerd.
4. ‘Houd de sabbat in ere’
Het heiligen van de sabbat betekent in de eerste plaats het afzonderen van die dag van alle andere. De dagelijkse sleur van de arbeid wordt doorbroken door bewust niet te werken. Dit houdt een bescherming in tegen overdrijvingen. Maar in de sabbat, die voor iedereen geldt, schuilt ook het beginsel van de gelijkwaardigheid dat uiteindelijk de slavernij zal doorbreken. Last but not least schept de sabbat ruimte voor de liturgie. De voltooiing van de schepping door God op de zevende dag is voor de gelovigen een icoon van het hoopvol uitzien naar de voltooide scheppingsdag.
De decimering van de zondagspraktijk illustreert de teloorgang van de ‘zondagsheiliging’. In onze economie die 24 uur per dag en zeven dagen op zeven draait, lijkt de zondag een dag zoals alle andere. Want de bedrijfscultuur bepaalt het leven van de werknemers. Zij worden met materiële beloningen zoals een bedrijfswagen, een gsm, een portable, een fitnessabonnement alsook weekends en vakanties op subtiele wijze aan het bedrijf verankerd. De productiedoelen dwingen tot thuiswerk en iedereen is permanent ‘stand-by’. Zestig procent van de ondernemers verwacht dat hun werknemers bereikbaar zijn in hun vrije tijd. Wie niet in dat ritme meedraait, vliegt er uit.
5. ‘Eerbiedig vader en moeder’
Mannen en vrouwen worden aangemaand hun ouders te eren – niet te vereren – omdat ze vader en moeder zijn. Niet het liefhebben komt op de eerste plaats, maar een behandeling die overeenstemt met hun status. De eerbied voor de traditie is essentieel voor de vitaliteit van het volk. De ouders spelen immers een belangrijke rol bij het doorgeven van waarden aan de jongere generatie.
In 1950 woonde in West-Europa drie procent van de bevolking alleen. Volgens de prognoses zal in 2020 veertig procent single leven, van wie de helft bejaarden. In de grootsteden betrekt nu al een alleenstaande één op de twee woonsten. Hoeveel ouderlingen staren in rusthuizen niet voor zich uit, wachtend op bezoek dat niet komt? Ze zitten vastgebonden om niet omver te vallen of praten voor zich uit. Wegens de chronische onderbezetting van het personeel krijgen zij nauwelijks aandacht. Slechts weinigen beseffen de tragiek van de vereenzaamde en hulpbehoevende ouderen.
Twintig procent van de West-Europese senioren wordt geregeld mis(be)handeld. De helft van de gevallen gaat over verwaarlozing door een gebrek aan hulp en aandacht. De andere helft wordt geconfronteerd met psychisch geweld of financieel misbruik: het stelen van het pensioen of persoonlijke bezittingen. In een klein aantal gevallen is zelfs sprake van fysiek geweld of seksueel misbruik.
Ouderen betekenen voor sommigen alleen maar een last. In België en Nederland zet de wettelijke mogelijkheid van euthanasie via een subtiel aangestuurde propagandamachine mensen onder druk ‘tijdig plaats te maken’ om zo de familie en de maatschappij geen geld te kosten. Het ‘euthanasiasme’ prent de ouderen in dat ze ’waardig sterven’ wanneer iedere vorm van aftakeling en afhankelijkheid wordt voorkomen.
6. ‘Gij zult niet doden’
God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis en staat achter het leven. Het Hebreeuwse woord ‘doodslag’ slaat evenwel niet op het ombrengen van de vijand op het slachtveld, de executie van een ter dood veroordeelde of een straf door Gods hand; maar op de bloedwraak of de vergelding bij moord. Dit gebod wil vooral de spiraal van het ik-geweld een halt toeroepen: de drang om alles voor zichzelf te houden ten koste van de andere.
Abortus en euthanasie zijn vormen van directe doodslag en indirect leunen de zelfverminking en anorexia bij de jeugd dicht aan bij zelfmoord: bij westerse jongeren de belangrijkste doodsoorzaak. En ontegensprekelijk wordt onze samenleving steeds gewelddadiger. Oorlog, bomaanslagen, vergeldingsacties en terreur zijn in het nieuws dagelijkse kost. En je hoeft niet vaak te ‘zappen’ op tv om iedere dag meerdere moorden te zien. Die worden almaar gruwelijker in beeld gebracht. Hoe komt dat? Geweld is ‘big business’ omdat de vraag daarnaar zo groot is. Vooral de radicale individualisten ontwikkelen daar een fascinatie voor. Een hang naar sensatie wil de verveling doorbreken en de gewenning leidt tot het verleggen van grenzen en autodestructief gedrag. Soms lijken mensen beesten voor elkaar. In Latijns-Amerika en de zuidelijke staten van de Verenigde Staten heersen de mara’s: jeugdbendes die zich inlaten met drugshandel, diefstal en mensensmokkel. Zij zijn berucht voor hun moorddadige onderlinge afrekeningen. En wie krijgt in West-Europa vat op het delinquente gedrag van jongeren? De daders worden jonger en treden almaar driester op. Naast de materiële schade, die nog nooit werd becijferd, en het psychische leed dat wordt veroorzaakt, bedraagt de kostprijs van de opvang en de begeleiding voor iedere delinquente jongere volgens een Nederlandse schatting 125.000 euro.
7. ‘Pleeg geen overspel of echtbreuk’
Vanaf het boek ‘Genesis’ loopt in het Oude Testament als een rode draad het verbond van God met zijn volk. Gods trouw overwint telkens weer alle falen. Zo ook is het huwelijk – als spiegelbeeld van dat verbond – een voorbeeld van Gods trouw. Wel geldt bij de hoge waardering voor het huwelijk, met een duidelijk voorkeur voor monogamie, een onderscheid tussen de man en de vrouw. De man werd als spelbreker beschouwd wanneer hij ‘inbrak’ in een ander huwelijk, terwijl een gehuwde vrouw ook al bij het geslachtsverkeer met een ongetrouwde man als echtbreekster gold.
Het familiale leven, niet alleen de kleinste cel, maar ook de hoeksteen van onze samenleving, staat onder zware druk. Het aantal echtscheidingen neemt schrikbarend toe en in de steden groeit de helft van de kinderen op in nieuw samengestelde gezinnen. Omdat niemand nog de regels voor de seksuele omgang bepaalt – de kerk beschikt daartoe niet langer over de invloed en het morele gezag – deed het economisch denken zijn intrede. Een heuse industrie banaliseert de seksualiteit en maakt daarvan een consumptieartikel met als enige doel het verdienen van geld. Seks wordt een consumptieartikel. Mannen en vrouwen ‘gebruiken’ elkaar: kort en hevig en liefst zonder verdere gevolgen. Want zijn duurzame relaties geen relict uit grootmoeders tijd? In West-Europa heeft een op de tien een latrelatie: ‘living apart together’. En wie dan toch behoefte heeft aan een vrouw vindt tegen betaling via een bemiddelingsbureau een kandidaat in het Verre Oosten.
8. ‘Steel niet’
Dit gebod heeft betrekking op zowel de diefstal van goederen of eigendom als het ‘ontvreemden’, ‘roven’ of ‘als slaaf verkopen’ van vrije mensen. Bezit staat in het Ouide Testament in relatie staat tot het welzijn van de mensen. Om de armen te beschermen en de grondspeculatie tegen te gaan moeten daarom iedere vijftig jaar, tijdens een jubeljaar, de beschikbare gronden worden herverdeeld.
Vandaag worden mensen gedegradeerd tot (lust)objecten. Zo werkt extreme armoede de kinderprostitutie in de hand. En onschuldigen worden gegijzeld en soms terechtgesteld. Naast tal van directe vormen van totalitarisme, uitbuiting en rassendiscriminatie, gebeurt de vrijheidsberoving in de consumentenwereld op zeer subtiele wijze. Ook individueel ontmenselijkt het bezitsdenken – ‘mijn kind’ – de persoonlijke relaties.
De handboeken psychologie bakenen de levensweg af door rechts de muur van de sociale controle en links de muur van het geweten. Welnu, door het individualisme en de afbrokkeling van het sociale kapitaal verdween niet alleen de sociale controle. Doordat almaar meer mensen belanden in de schemerzone brokkelt ook de muur van de gewetenscontrole af. Geneesheren, ambtenaren en politici krijgen cadeautjes, reizen, etentjes of geld van gulle schenkers die op een wederdienst rekenen. Door die normvervaging wordt het oneigenlijke gebruik algemeen aanvaard. Op grote schaal circuleert zwart geld en ‘officieuze’ betalingen zijn niet de uitzondering, maar de regel. De stap naar de corruptie is dan ook klein. Die is van alle tijden en culturen en komt voor op alle niveaus. Wegens het gebrek aan transparantie en omdat het systeem erop is gericht alleen ‘kleine garnalen’ te vangen, terwijl de ‘grote vissen’ keer op keer vrijuit gaan, falen de controlemechanismen die nochtans onontbeerlijk zijn voor de goede werking van onze democratie.
9 ‘Leg geen valse getuigenis af’
Liegen is een synoniem voor het schenden van het wederzijdse vertrouwen. Wie het recht vervalst of kwetsbare relaties uitbuit, zet de fundamenten van de samenleving op losse schroeven. Leugenachtige getuigenissen verwoesten veel en beschadigen Gods naam.
De auteurs Franz Kafka in Het proces, Albert Camus in De val en George Orwell in 1984 legden de kwetsbaarheid van de moderne mens bloot voor de dreiging van totalitaire bureaucratieën, een anoniem registratiesysteem zoals bij Big Brother, schijnprocessen en hersenspoelingen waarbij het individu telkens weer wordt opgeofferd aan het ‘systeem’. Helaas is dat alles geen fictie, maar in veel landen een harde werkelijkheid.
10 ‘Zet uw zinnen niet op het huis of de vrouw van een ander’
Het Hebreeuwse werkwoord ‘begeren’ slaat op het streven – als eerste stap – om zich meester te maken van alles was de naaste toebehoort: zijn huis, zijn vrouw, zijn slaaf en zelfs zijn rund of ezel.
Het vooruitgangsdenken versterkt de geldingsdrang, het verwerven van macht, invloed en bovenal de hebzucht. De manager die in 1987 twintig keer zoveel kreeg als zijn modale werknemer, verdiende in 2007 110 keer zoveel. Tot wat de zucht naar altijd maar meer opbrengst leidt, werd de voorbije jaren duidelijk. Nadat Amerikaanse banken op grote schaal geld hadden geleend aan niet-kredietwaardige huizenkopers overspoelden ze de wereld met rommelkredieten. Die boden in een versneden vorm een hoog rendement, maar waren deels waardeloos. Het mondiale financiële systeem daverde in 2008 op zijn grondvesten. Maar nog altijd verdienen topmanagers in enkele maanden meer dan een arbeider of bediende tijdens zijn hele loopbaan.
De voedingsbodem voor de tomeloze hebzucht vormt het diep gewortelde wantrouwen. De dwanggedachte dat in ieder van ons een potentiële bedrieger schuilt. ‘Wees te vertrouwen, maar vertrouw niemand’.
Ingrijpende impact op hele samenleving
In het spoor van de vaak subtiele, maar verwoestende ontmanteling van de Tien Geboden slonk ook zienderogen de aandacht voor alle zachte of immateriële waarden: de burgerzin, de solidariteit, de verdraagzaamheid en de aandacht voor cultuur, milieu, religie en zingeving.
4. Kantelmoment
De westerse samenleving staat voor een kantelmoment. De voorbije decennia werd duidelijk dat we niet verder kunnen doen zoals we bezig zijn. Terwijl het christelijk geloof verder marginaliseert, de politiek in West-Europa in een patsituatie zit en het vooruitgangsgeloof stokt, blijft de solidariteit een lege doos. De groei van de consumptie bedreigt rechtstreeks de toekomst van onze planeet. Maar als gevolg van de ‘hamartia’ of onze onwil om te leren, gaat de ‘ratrace’ onverstoord verder. De Universele Verklaring van de Verantwoordelijkheden van de Mens die in de steigers staat, toont aan dat de tijd rijp is om het roer om te gooien.
Geloof gemarginaliseerd
Almaar minder mensen worden geprikkeld, uitgedaagd en geënthousiasmeerd door de Tien Geboden en de christelijke boodschap. In België daalde de zondagpraktijk van 24 procent in 1976 naar 5,4 procent in 2009. Ook de praktijk om bij de scharniermomenten van het leven naar de kerk te gaan, kalft snel af. Doopsels, communies en huwelijken zijn in vele gevallen groots opgezette modeshows die het maatschappelijke prestige etaleren.
De marginalisering van het geloof in West-Europa is het gevolg van twee evoluties die elkaar versterken: haar verbanning uit het openbare leven wegens het seculiere karakter van de moderne maatschappij, en de inertie van het kerkinstituut die eigen is aan zijn traditiegevoeligheid. Het verder vervagen van het godsbesef leidt ertoe dat in een snel tempo de kennis en de betekenis van het geloof uit het collectieve geheugen verdwijnen. We staan voor een paradox. Terwijl de roep naar het transcendente nooit zo groot was, zijn de kerken in West-Europa niet in staat om die leemte in te vullen: ze worden geteisterd door een leegloop en gaan gebukt onder schandalen.
Toch is voor een goed begrip niets verkeerd met de kern van die boodschap. Het schoentje knelt bij de verpakking. De vorm, taal en omkadering zijn niet mee geëvolueerd. En de typische variant van de Verlichting/moderniteit in West-Europa bemoeilijkt een Bijbels-christelijk geloof. Illustratief is dat die trend in andere regio’s wereldwijd niet doorzet.
Politieke patstelling
De West-Europese politiek weet geen raad met de twee tegenovergestelde krachtenvelden die aan belang winnen. Enerzijds kreunen veel natiestaten onder de ‘regionalisering’, waarbij bevolkingsgroepen een grotere autonomie eisen. Anderzijds komt de besluitvorming van de Europese Unie (EU) die in toenemende mate ons leven bepaalt onvoldoende uit de verf. Gesymboliseerd door de eenheidsmunt euro is de EU in de eerste plaats een economisch succesverhaal. Maar het politieke, sociale en het culturele Europa komen nauwelijks van de grond. In de G20, het officieuze coördinatieorgaan van de wereldeconomie, hebben naast de Europese Unie zowel Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk als Italië een zitje. Zij verdedigen in de eerste plaats hun nationale belangen en trekken niet altijd de Europese kaart. Als ‘kip zonder kop’ speelt de EU internationaal nauwelijks een rol van betekenis. Het is geen toeval dat bij iedere Europese verkiezing minder kiezers opdagen: in 2009 nog 43 procent.
Solidariteit is lege doos
Vanaf de jaren 1980 zit sleet op de westerse welvaartstaat. Door de falende solidariteitsmechanismen – die zijn te ingewikkeld, onpersoonlijk, bureaucratisch en financieel ondoorzichtig – steeg het aantal personen dat op of onder de armoedegrens leeft tot minstens vijftien procent. In de sociale zekerheid staat ons ‘Rijnlandmodel’ op springen en de internationale solidariteit moet nog worden geboren. Want terwijl de situatie in de 79 armste landen hopelozer wordt, blijft het Westen naar de eigen navel staren. De verhoging van de ontwikkelingshulp tot 0,7 procent van het binnenlands nationaal product werd duizendmaal beloofd, maar nooit verwezenlijkt. Alleen bij humanitaire rampen zoals de aardbeving in Haïti, komt een kortstondige golf van medeleven op gang. Omdat wij niet bereid zijn meer dan een kruimel welvaart af te staan, diept de kloof tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden uit. Veel lage-inkomstenlanden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika waar de bevolking binnen één generatie verdubbelt, worden onbestuurbaar: essentiële voorzieningen komen in het gedrang, de onveiligheid neemt toe en de arbeidsmarkt kan die instroom van nieuwe arbeidskrachten niet opslorpen. Wie daar wordt geboren, heeft een weinig rooskleurige toekomst. De migraties van de toekomst zijn armoedemigraties die de problemen van het Zuiden exporteren. Een clash komt dichterbij. Die vormt wellicht de grootste bedreiging voor onze aardbol.
Verlichtingsdenken stokt
De voorbije twee eeuwen ging het verlichtingsdenken uit van het axioma dat heel het leven op basis van empirisch onderzoek kon worden verklaard. Je kunt de vooruitgang van het wetenschappelijk onderzoek op alle mogelijke domeinen nauwelijks vatten of in kaart brengen. Zo kan een chip die je nauwelijks met het blote oog ziet, een raket naar de maan sturen. Toch ontrafelde geen enkele wetenschapper het wonder van het leven of het samengaan van vier dode elementen: koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof. Een zaadcel is geen chip, maar een levend organisme dat opgroeit, zich voortplant en sterft. Hoe meer wetenschappers weten, des te minder ze dat alles begrijpen.
Grenzen aan economische groei
De ongeziene groei van onze materiële productie bedreigt rechtstreeks de toekomst van onze planeet. De natuurlijke reserves worden opgebruikt. De verzevenvoudiging van de wereldproductie tijdens de voorbije veertig jaar, leidde tot een vervijfvoudiging van het gebruik van fossiele brandstoffen. In 1972 voorspelde de Club van Rome dat de grondstoffenvoorraden al over enkele decennia zouden zijn uitgeput. Die voorspelling kwam niet uit, maar het groeiritme van dat verbruik is onhoudbaar. Terwijl het regenwoud voor de bijl gaat, smelten de poolkappen weg en groeit het ozongat. De ecologische ‘overshoot’ ligt een kwart hoger dan de biocapaciteit, terwijl een derde van de wereldbevolking zelfs elementaire basisbehoeften ontbeert. Ook onze ecologische voetafdruk (EVA) die het gebruik van land- en wateroppervlakte vergelijkt met het duurzame aanbod daarvan blijft stijgen in de rijke landen. De hoeveelheid koolstofdioxide of CO² in de lucht zit op haar hoogste peil in twee miljoen jaar. De ‘Earth Overshoot Day’ – de dag waarop de aarde meer grondstoffen gebruikt dan ze in één jaar kan opbouwen, viel in 1986 op 31 december. In 1995 was dat 21 november en in 2010 op 21 augustus. De rijkste twintig procent van de wereldbevolking is verantwoordelijk voor tachtig procent van de milieudruk. We zijn bezig zelf de tak af te zagen waarop we zitten.
‘Ratrace’ draait verder door ‘hamartia’
De materiële welstand in het Westen leidde niet tot een toename van het ‘bien être’. Het geloof dat het geluk toeneemt met de koopkracht blijkt een illusie. Volgens de Duitse historicus Reinhart Koselleck komt dat door de utopische kortsluiting tussen de joods-christelijke messiaanse verwachting en het geloof in ‘technotopia’. Want het vooruitgangsdenken doet ons aanbotsen tegen de grenzen van wat de planeet en van wat mensen aankunnen. Naast de financiële crisis van 2008 die nog altijd uitdijt, worden we geconfronteerd met de crisissen van de arbeidsmarkt, de voedselvoorziening, de energie, het klimaat enzovoort. Wat we meemaken is uiteindelijk een beschavingscrisis. Volgens het kapitalistische denken zijn crisissen heilzaam omdat ze de minder performante actoren elimineren. Maar vandaag moet het kapitalisme zelf ter discussie worden gesteld.
Hoewel de crisis van 2008 het failliet aantoonde van de vooruitgangsidee, staat die nog altijd overeind. De G20, de Europese Unie en de nationale regeringen stelden alles in het werk om die ‘ratrace’ zo snel mogelijk opnieuw op gang te trekken omdat door de crisis vijf tot zeven procent van onze welvaart verloren was gegaan. Om nog niet meer welvaart prijs te geven, moet die mallemolen opnieuw op volle toeren draaien.
Waarom kwam de noodzakelijke bezinning er niet? De verklaring ligt bij wat de Griekse wijsgeer Aristoteles in zijn Poetica omschreef als ‘hamartia’ of het onvermogen en zelfs de manifeste onwil om bij te leren. Vol van zichzelf menen veel bewindvoerders dat zij de waarheid in pacht hebben en van niemand nog iets kunnen leren. De hamartia is nauw verwant met ‘hybris’: de hoogmoed of de ijdelheid – in de katholieke leer de eerste en de ergste van de zeven hoofdzonden. Wie in de ban is van grootheidswaanzin mist iedere gevoeligheid voor een diepte-ervaring en voor het transcendente.
Universele Verklaring Verantwoordelijkheden van de Mens
Vanuit diverse hoeken groeit het besef dat het roer drastisch moet worden omgegooid. In 1987 riep het Brundtland-rapport van de Verenigde Naties op tot het harmonieus samengaan van ecologische, economische en sociale belangen. En datzelfde jaar hekelde paus Johannes-Paulus II in zijn encycliek Sollicitudo Rei Socialis de overontwikkeling of de maatschappelijke obesitas. De Duitse theoloog Hans Küng werkt sinds de jaren 1990 aan een nieuw wereldethos (zie www.weltethos.org). En de Franse president, Nicolas Sarkozy, lanceerde in 2009 de invoering van een ander model om de vooruitgang te meten dan het bruto binnenlands product. Hij wil op advies van de Nobelprijswinnaars Economie Joseph Stiglitz en Amartya Sen meer rekening houden met het welzijn. En de Wereldraad van Kerken wil het Bruto Nationaal Product vervangen door het Bruto Nationaal Geluk. Dat houdt rekening met de opleiding, de gezondheidszorg, de ecologie, de culturele diversiteit, de gemeenschapszin, de tijdsbesteding en een psychologisch en spiritueel welbevinden.
Op de bijeenkomst van de G20 in de Braziliaanse hoofdstad Rio de Janeiro in juni 2012 staat een Universele Verklaring van de Verantwoordelijkheden van de Mens op de agenda omdat de Universele verklaring van de rechten van de mens een onvoldoende antwoord biedt op de mondiale financiële, economische en sociale crisis en de gevolgen van de klimaatverandering. Die nieuwe Verklaring beschrijft de individuele en collectieve verantwoordelijkheden van de mens. Het einddoel is te komen tot een door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) goedgekeurd charter dat wordt erkend door zowel de 193 landen van de VN, als de politieke, economische en sociale organisaties, en de burgers.
‘Klik’ maken
In de westerse wereld lagen de kaarten nooit voorheen zo gunstig om het roer om te gooien. Op dit scharniermoment zijn alle elementen voorhanden om fundamenteel van koers te veranderen. Alleen de ‘klik’ moet nog worden gemaakt. In de westerse wereld kan een nieuw mensbeeld daarbij als hefboom fungeren.
5. Tien woorden geven vorm aan nieuw mensbeeld voor de 21ste eeuw
Onze proeve van mensbeeld bevat tien woorden: enthousiasmerende basishoudingen die opnieuw aanknopen bij het duizenden jaren oude ideaal dat teruggaat naar de Tien Geboden. Naast het herstel van de band met het transcendente – voor de gelovigen God – zitten de verworvenheden van de Franse Revolutie en de globalisering daarin verweven.
Herstel van de band met het goddelijke of het transcendenteOnze proeve van maatschappijmodel gaat terug naar de bron van de ontsporing: het vervagen van het godsbeeld. Want de uitwassen in de economie en de politiek van de voorbije twee eeuwen zijn immers niet de oorzaken, maar de gevolgen daarvan. Het komt erop aan de dimensie die – zo vele malen groter dan onszelf – onze zintuiglijke waarneming overstijgt, die ons omarmt en ons handelen draagt en stuurt opnieuw de primaire plaats toe te kennen die haar toekomt.
Wegens de fundamentele veranderingen in de samenleving trekken we dat spectrum open. Wie het leven betast en intuïtief aanvoelt als een geschenk, voelt de adem van Iets of Iemand die het leven zelf is, alles omvat en het leven leefbaar maakt. Dat is het kloppende hart achter de polsslag van het leven of de ‘grote koestering’ waar overal liefde voelbaar wordt; het veilige gevoel dat ergens een zekerheid bestaat, een vaste grond waar ieder van ons kan aanmeren. Voor christenen is dat uiteraard de God van de Bijbelse Openbaring en voor niet-gelovigen de verwijzing naar het transcendente en het mysterie. Het al dan niet geloven in God hoeft geen splijtzwam te zijn tussen mensen. Voor gelovigen is dat een appel tot inzet in de maatschappij die zij samen kunnen opnemen met humaan voelende mensen, van welke gezinte ook.
Albert Einstein schreef: “Speuren dat zich achter al het ervaarbare iets verbergt dat ons verstand niet vermag te bevatten, iets waarvan de schoonheid en verhevenheid slechts indirect en als een zwakke glans tot ons komen, is religiositeit. In die zin ben ik een diep religieuze atheïst.” De intuïtie is daarbij belangrijker dan het gebruik van de zintuigen. De verwijzing naar een kosmisch Mysterie, het Oerwonder, de Verste Einder, het Hoogste Goed, de Allerhoogste – dat wat aan de oorsprong ligt van alles wat de moeite loont –, verruimt ons blikveld, appelleert onze verantwoordelijkheid en laat ons toe een onderscheid te maken tussen goed en kwaad.
Het herstel van dat primaat sluit naadloos aan bij het vaak onuitgesproken heimwee en het oerverlangen dat bij nagenoeg ieder mens leeft. Veel mensen zoeken immers een ruimere horizon en willen boven zichzelf uitstijgen.
Voortdurend proces
Ons pleidooi voor het herstel van de band met het transcendente of het goddelijke is niet ingegeven door heimwee naar een verleden waarin zogezegd alles beter was, maar houdt onverkort rekening met de fundamenteel gewijzigde maatschappelijke context. We staan voor de uitdaging om de verworvenheden van de Franse Revolutie – vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid – zoals die vormt krijgt onder impuls van de motor van de globalisering te verdisconteren. De voorbije twee eeuwen kwam immers en fundamentele omslag tot stand. In de plaats van de mens die door God werd ‘geschapen, bemind en bestemd’ kwam de vrije ‘maakbare mens’ die autonoom keuzes maakt en beslissingen neemt – ook over zijn vruchtbaarheid, bestemming en dood.
De mens is nooit ‘af’, maar evolueert voortdurend. De vrijheid die in de westerse landen de evidentie zelve lijkt, is in grote delen van de wereld nog niet verworven, zoals de Arabische Lente aantoont. Ook voor de broederlijkheid of de gelijke behandeling van iedereen is nog een lange weg te gaan. De westerse landen staan voor de uitdaging de solidariteitsmechanismen te hertekenen. Allereerst om beter tegemoet te komen aan de reële noden in het Westen zelf. En als de hoeders van onze broeders in het Zuiden moeten we de internationale solidariteit zichtbaar verankeren: niet via de liefdadigheid van de ontwikkelingshulp, maar door een georganiseerde aanpak via de sociale zekerheid. Vakbonden moeten wereldwijd ijveren voor rechtvaardige arbeidsvoorwaarden en werkgeversorganisaties horen begaan te zijn met het lot van de patroons in het Zuiden.
Bovendien moet aan de idealen van de Franse Revolutie de duurzaamheid als vierde pijler worden toegevoegd. Die laat ons toe rekening te houden met de grenzen van de economische groei in functie van wat het milieu en de mensen aankunnen. De economie van de toekomst schenkt aandacht aan de ‘stakeholders’ of de belanghebbenden waarmee de bedrijven samenwerken; de werkgevers ambiëren niet zoveel mogelijk poen te scheppen; de relatie werkgever-werknemer stoelt op een partnerschap; en de werknemer deelt ook in de winst. Het overleven op onze planeet vereist duurzame investeringen met een minimale negatieve impact op het milieu en het klimaat. En duurzame beleggingen zijn een vertrouwenwekkend medicijn voor zowel de economie als de samenleving.
Dat alles zit ingebakken in een universele benadering want door de toenemende migratie uit alle hoeken van de wereld toont de westerse samenleving een mengelmoes van culturen, volkeren en rassen. Het multiculturele karakter van onze samenleving zal niet afnemen. Wel integendeel. De manier waarop we daarmee omgaan vormt een van de grote uitdagingen voor de toekomst.
Tien enthousiasmerende basishoudingen
De verworven vrijheid die onder geen beding nog kan worden teruggeschroefd, impliceert dat je mensen niet langer één visie en geboden of verboden kunt opdringen. Wij reiken de vrije mens tien woorden aan: verfijnde voelhorens of enthousiasmerende basishoudingen voor de samenleving van morgen. Eenieder is vrij op dat aanbod in te gaan.
De eerste drie basishoudingen herstellen de relatie met datgene wat ons overstijgt: het goddelijke of het transcendente.
1° Voluit leven (‘Vereer naast mij geen andere goden’)
Mensen hebben bij het maken van keuzes en beslissingen nood aan Iets of Iemand die hen wegwijs maakt in de jungle van het bestaan en waarop ze kunnen vertrouwen: een referentiepunt of een houvast. Belangrijk daarbij is het volwaardig gebruik van de vijf zintuigen. Vandaag komen vooral het gehoor en het zien aan hun trekken omdat die essentieel zijn voor het vooruitgangsdenken. De ‘zachte waarden’ van de smaak, de tast en de reuk die veeleer behoren tot het niveau van de intuïtie zijn minder ontwikkeld. Dat vertaalt zich bijvoorbeeld in ons onvermogen om de natuur in al haar dimensies te ervaren. Hebben wij wel voldoende oog voor de geuren, de kleuren en de vruchten die ze voorbrengt? Wie met al zijn zintuigen ervaart hoe planten groeien, bloeien en afsterven, staat voller in het leven.
De eerste basishouding doet ons voller in het leven staan wanneer wij bewondering hebben voor het eindeloze, het gratuite en het speelse van de ons omringende werkelijkheid. Daarin schuilt ook de ontroering, dankbaarheid en liefde voor zoveel schoonheid en rijkdom die op het eerste gezicht tot niets dient, maar die zoveel betekent. Houden van de Schepper of de Kunstenaar die dat alles tot stand heeft gebracht en iedere dag opnieuw tot leven wekt, is een vorm van bezinning of gebed.
2. Authenticiteit (‘Maak geen godenbeelden’)
Een tegengewicht voor de glamour, glitter en schone schijn is authenticiteit. Mensen horen in hun woorden, doen en laten te tonen wie ze zijn en waar ze voor staan, zonder een verborgen of dubbele agenda. Je bent pas authentiek wanneer je ondanks alle impulsen van buitenaf trouw blijft je persoonlijkheid, geest en karakter zoals die zijn gevormd en innerlijk eigen gemaakt op basis van traditie, gemeenschap, cultuur en rituelen.
De tweede basishouding roept ons op ten allen tijde onszelf te tonen zoals we zijn.
3° Beminnen met de geest (‘Misbruik de naam van God niet’)
Een naam is geen neutraal of zakelijk gegeven. Wie de naam van zijn geliefde uitspreekt, doet dat met schroom en vanuit een verlangen van nabijheid. En daarin schuilt ook een grote kracht. Toen luchtvaartpionier Jean Mermoz zijn vliegtuig te pletter vloog tegen de flanken van de Andes gaf het uitspreken van de naam van zijn vrouw hem bovenmenselijke kracht om drie dagen en nachten aan een stuk te stappen om de bewoonde wereld te bereiken. Zo kan ook het uitspreken van de naam van God of datgene wat ons overstijgt in moeilijke omstandigheden een kracht betekenen om vol te houden en door te gaan tot het uiterste. Zijn naam uitspreken, is beminnen met de geest.
De derde basishouding maakt ons attent voor de diepe kracht die schuilt in het schroomvol gebruik van de naam voor wie of wat ons overstijgt.
De zeven volgende basishoudingen hebben betrekking op de toepassingen door de mens.
4° Genezen van stress (‘Houd de sabbat in ere’)
De wekelijkse rustdag is meer dan een wettelijke verplichting die vanaf de jaren 1960 in de meeste westerse landen werd ingevoerd. Ieder mens heeft na zes dagen van werken nood aan het doorbreken van de dagelijkse sleur om te genezen van de stress en de werkdruk. Precies omdat die dag niet is zoals alle andere, kleden mensen zich anders op zondag. Die dag is er om bezig te zijn met de dingen van de geest: om te vertellen en te spelen, te zingen en te dansen, om mekaar op te zoeken en te feesten, om te vullen met schoonheid en te genieten van elkaar. Voor gelovigen is dat bovendien de dag om te proeven van Zijn en elkaars aanwezigheid in gebed en ritueel. De zondag in ere houden, is broodnodig om voluit mens te worden.
De vierde basishouding onderstreept het belang van de zondagheiliging als hoeksteen van een evenwichtig leven.
5° Wederkerigheid (‘Eerbiedig uw vader en moeder’)
Eenieder heeft naast zijn biologische ouders vele vaders en moeders die hen dragen, geborgenheid geven en bij wie hij zich veilig voelt. Ook wij worden op onze beurt vele malen vader of moeder. Hier speelt de dynamiek van geven en nemen. Niets komt immers vanzelf. Hebben wij niet alles gekregen? Dankzij onze opvoeding en taal, de ontwikkeling van onze gedachten, het opbouwen van kennis en het ontwikkelen van de (naasten)liefde voelen wij ons een schakel in de ons omringende werkelijkheid. Wie van nieuwe projecten droomt, heeft nood aan de ervaring en de wijsheid van de vorige generaties. Want na een ‘tabula rasa’ of het doven van de gloed van de verbrande bibliotheken wordt het ontzettend kil in een vaderloze en moederloze maatschappij.
Die wederzijdse wisselwerking tussen jong en oud maakt ons ook attent voor het belang van de geschiedenis die zich keer op keer herhaalt. Terwijl we verdrinken in de vloedgolf van informatie in de media en het internet, beperkt het geschiedenisonderricht zich al te vaak tot het uit het hoofd leren van data en namen, zonder een dieper inzicht in de onderliggende stromingen. Het aanscherpen van het historisch besef kan ons onvermogen om lessen te trekken uit het verleden ombuigen.
De vijfde basishouding maakt ons attent voor de wederkerigheid tussen jong en oud en het belang van het historische besef.
6° Kracht van kunst (‘Gij zult niet doden’)
Iedere dag worden we geconfronteerd met oorlogsslachtoffers, aidsdoden en abortussen. Het antigif tegen de ruwer wordende samenleving is de ontwikkeling van de zachte waarden. Het wonder van het leven kan alleen geschieden in een klimaat van beschutting, zorg, liefde, bemoediging en bevestiging. De bemiddelaars bij uitstek van die zachte waarden zijn kunst en cultuur. Maar door het primaat van het politieke, economische en militaire denken, dat in het onderwijs wordt vertaald in de eenzijdige aandacht voor de ‘nuttige’ vakken wiskunde, wetenschappen en talen, is de meesten zelfs iedere elementaire kunstnotie vreemd. Het woud van ‘fermettes’, ‘pastoriewoningen’, ‘Spaanse huizen,’ en mislukte modernistische architectuur in de villawijken en de opeenhoping van kitsch in de voortuinen illustreren dat het gros van de bevolking cultureel analfabeet is. Nochtans schuilen in kunst en cultuur een enorme kracht. Ze brengen mensen samen, tillen de kwaliteit van de samenleving naar een hoger niveau en dragen bovendien een profetische kracht in zich. In alle tijden reflecteren kunstenaars over wat in de maatschappij leeft en zij gunnen ons door hun verbeeldingskracht een blik in de toekomst.
De zesde basishouding doet ons door de aandacht voor kunst en cultuur niet alleen het leven liefhebben, maar ook bewuster in het leven staan.
7° Trouwe liefde (‘Pleeg geen overspel of echtbreuk’)
Het samen genieten van een maaltijd kan – veel meer dan het tot zich nemen van voedsel om de honger te stillen –, uitgroeien tot een feest waarin de vriendschap de hoofdschotel is. Zo ook is het geslachtsverkeer veel meer dan copuleren, waarbij vanuit de mannelijke kijk op de seksualiteit het genitale genot en de must van het orgasme primeren. Wars van de verovering of de dominantie van de ene partner op de andere verruimt de vrouwelijke benadering van seksualiteit het blikveld naar tederheid en ontroering, trouw en ontferming.
Nog meer dan de liefde vormt de trouw de drijvende kracht in een relatie. Echte liefde is een bron van zelfvergeten trouw – ook in de momenten wanneer de andere niet aan je behoeften of verwachtingen beantwoordt. Een geactualiseerde boodschap over seksualiteit, liefde en trouw kan mensen ten diepste gelukkig maken en voorkomt dat dit terrein blijvend wordt ingevuld door perfide types die in seksualiteit alleen maar geldgewin zien.
De zevende basishouding wil mensen bevrijden om in trouw voluit lief te hebben: met hun gevoel, lichaam en geest.
8° Respect (‘Gij zult niet stelen’)
De antipode van anderen tot slaaf maken – de initiële betekenis van het achtste gebod – is de bevrijding van de mens. Maar een leven in vrijheid kan niet zonder wederzijds respect. De eerbied voor de andere manifesteert zich in diverse gedaanten en op verschillende niveaus, maar is een wederkerig gebeuren.
Geen enkel land kan behoorlijk functioneren zonder Bundestraue of loyaliteit. De voormalige Amerikaanse president, John F. Kennedy, zei: “Ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country”. Respect betekent ook het naleven van ‘law and order’. Zo moeten zware criminelen en drugsdealers die met grote sier jongeren de ogen uitsteken hard worden aangepakt. En voor de ‘no-go-area’s is het enige antwoord een nultolerantie en het uitvoeren van systematische controles. Evenzeer is wederzijds respect nodig tussen de diverse geledingen van de samenleving. Schooldirecteurs en hoofdverpleegkundigen die voor een kleine loonsopslag een verantwoordelijke functie opnemen, verdienen meer respect. En individueel straalt het respect ook af op de groep waartoe je behoort. Bedrijfsleiders die zich bezondigen aan een graaicultuur, plaatsen alle patroons in een slecht daglicht. En politici die in hun hang naar media-aandacht oneliners en sexy voorstellen lanceren, die vaak niet meer zijn dan verpakte lucht, ondermijnen de geloofwaardigheid van het hele politieke bedrijf. Zo ook stoelt het onversneden racistische discours dat in een aantal landen van West-Europa een sociologisch draagvlak heeft van vijftien tot twintig procent op een fundamenteel gebrek aan respect voor allochtonen.
De achtste basishouding maakt duidelijk dat wederzijds respect onontbeerlijk is voor het goed functioneren van de samenleving.
9° Vertrouwen (‘Leg over een ander geen valse getuigenis af’)
Tegenover de sfeer van wantrouwen en de verkramping en geestelijke en materiële armoede die veel westerse samenlevingen kenmerken, moeten we ons profileren als een open, betrouwbare, verdraagzame, gastvrije en interculturele samenleving waarin de bevolkingsgroepen niet tegenover elkaar staan, maar met elkaar op weg gaan. Een blik op de geschiedenis leert ons dat de Nederlanden hun grootste bloei kenden wanneer het ‘ander volk’ op het eerste plaats kwam, zoals ten tijde van de Bourgondische hertogen.
De negende basishouding reikt als medicijn tegen het wantrouwen in onze samenleving het streven aan naar een open, verdraagzame en gastvrije samenleving.
10° Bewonderen zonder te bezitten (‘Zet uw zinnen niet op het huis of de vrouw van een ander’)
Ons leven wordt rijker: niet door meer te bezitten, maar door meer te delen wat we hebben en wat we zijn. We moeten dan ook af van de idee-fixe van almaar meer te consumeren en van het imitatiegedrag – ‘wat een ander heeft moet ik ook hebben’ – zonder ons af te vragen of wat we kopen wel nuttig is. We moeten anders omgaan met de dingen van het leven. Bewonderen zonder te bezitten is een levenskunst. Overigens heeft het Westen geen andere keuze dan een stuk welvaart in te leveren en soberder te leven. Wanneer we die stap niet vrijwillig doen, zullen anderen ons die opleggen. Overigens laat het besef dat de eenzijdige klemtoon op het vooruitgangsdenken ons de voorbije decennia niet gelukkiger heeft gemaakt en ons ecologische en sociale kapitaal ruïneerde, ons geen andere keuze dan het geweer van schouder te veranderen. Na zeven vette komen zeven magere jaren.
In toepassing van de tiende basishouding kan door een meer sober leven een betere wereld tot stand komen.
6. Droom van een meer gelukkige samenleving blijven koesteren
Hoe kunnen we de tien basishoudingen, de bouwstenen van de samenleving van morgen, vorm geven? Een zachte in combinatie met een harde aanpak moet dat ideaalbeeld inprenten in de geesten. En inspirerende figuren kunnen daarbij helpen. Maar de bescheidenheid is de echte sleutel om de droom van een meer gelukkige samenleving te verwezenlijken.
Zachte hand en harde aanpakIn eerste instantie komt het erop aan met zachte hand die basishoudingen in de geesten van de mensen in te prenten: druppel na druppel, dag na dag. Hier ligt voor het onderwijs en de permanente vorming en opleiding een hoofdrol weggelegd. Daarnaast vervullen de overheden een belangrijke voorbeeldfunctie om ze ingang te doen vinden in brede lagen van de bevolking. We hebben nood aan deontologische codes voor politieke mandatarissen en ambtenaren en strikte gedragsregels voor lobby- en belangengroepen.
Toch volstaat die softe aanpak niet. Aanvullend dient de overheid met harde hand de toepassing op een aantal punten door te drukken. Een belangrijk instrument vormt de verplichte burgerdienst voor alle jongeren tussen de leeftijd van 18 en 25 jaar. Wettelijke bepalingen sluiten alle achterpoortjes en voorzien in ondubbelzinnige sancties voor wie de wet niet naleeft. Een viersporenbeleid moet alle vormen van fraude tegengaan. Een: het wegnemen van de redenen waarom men fraude pleegt. Twee: de vraag bij de consument aanpakken door meer controle. Drie: het afschaffen van de verjaringstermijnen voor bewijsbare fraude. Vier: een nultolerantie en het uitspreken van effectieve gevangenisstraffen.
Inspirerende voorbeelden
Maar met wettelijke bepalingen alleen redden we het niet. We hebben boven alles nood aan begeesterende figuren die deze tien basishoudingen op een geloofwaardige manier voorleven. De heilige Damiaan inspireert nog altijd velen. En in Rusland blijft de voormalige dissident Aleksandr Ogorodnikov, die ternauwernood een verblijf van negen jaar in de concentratiekampen in de Sovjet-Unie overleefde, sinds 1987 ijveren voor een meer humane samenleving. Iedere dag neemt hij de zorg op voor een paar honderd mensen in de onderbuik van de samenleving.
Het is van groot belang dergelijke verhalen op te tekenen en door te vertellen. Paus Paulus VI schreef in Evangelii Nuntiandi nr. 41: “De moderne mens luistert eerder naar getuigen dan naar leraars en als hij naar leraars luistert, dan is het omdat zij getuigen zijn.”
De echte sleutel: de bescheidenheid
Maar de echte sleutel om die omslag te bewerkstelligen, is wat de Grieken ‘tapeinophrosyne’ noemen – deemoed, nederigheid en bescheidenheid – als de antipode van de ‘hamartia’ of de omwil om te leren. Wie de hertaalde Tien Geboden deemoedig in zijn leven integreert, beseft de beperktheid van de eigen overtuiging, relativeert zichzelf, dringt zijn mening niet op, is solidair en stelt zich open: niet alleen voor andere meningen, maar ook voor de Andere. Want in de genen van het ‘tapeinophrosyne’ zit de eerbied voor het goddelijke, het mystieke of het transcendente ingebakken.
Als mensen zo leve, zullen ze ook zonder de externe druk van bestraffing of beloning ethisch correct handelen. Op dat moment valt de vrijheid samen met het opnemen van verantwoordelijkheid.
Wij zijn de samenleving
Die invulling van het begrip ‘vrijheid’ is geen synoniem van ‘je zin doen’ en betekent evenmin dat de samenleving kan aanvaarden dat mensen zich terugtrekken en zeggen: ‘ik zorg voor mijzelf en laat me met rust’. Een solidaire maatschappij impliceert dat iedereen mee de verantwoordelijkheid opneemt: zowel voor de samenleving in het algemeen als voor de medemens in het bijzonder. De overheid is geen melkkoe waarvan zoveel mogelijk moet worden geprofiteerd. Ieder hoort het deel te krijgen dat hem toekomt, maar het is ook de verantwoordelijkheid van eenieder dat de samenleving goed blijft functioneren. Wij zijn de samenleving.
De ultieme verantwoordelijkheid voor de samenleving ligt dan ook niet bij een ander, maar bij onszelf. ‘Verander de wereld, begin bij jezelf,” zei wijlen de Braziliaanse bisschop Helder Camara. Ook eenvoudige of symbolische daden dragen bij tot samenlevingsopbouw. Het kleine is niet klein. Iedere inbreng, hoe onbeduidend ook, is belangrijk. Niet de kwantiteit, maar de kwaliteit telt.
Doel voor ogen houden
De verwezenlijking van ons nieuwe mensbeeld zwengelt de open debatcultuur aan, versterkt de sociale netwerken en leidt tot een grotere maatschappelijke betrokkenheid, meer transparantie, een meer kwalitatieve werking en meer eerlijke handel. Toch is dat alles ‘whishful thinking’, want dit blijft een hooggestemd ideaal om na te streven.
We vergelijken de verwezenlijking van ons mensbeeld met een tros aan elkaar klittende zeepbellen. Die verzinnebeelden onze basishoudingen om de samenleving grondig om te vormen. Ze vormen een samenhangend geheel omdat ze onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden. De belangrijkste kenmerken van die tros zijn hun flexibiliteit en mobiliteit. Wanneer onderweg een zeepbel springt of een aspect niet wordt uitgevoerd, is dat geen ramp omdat de andere zeepbellen die vrijgekomen plaats soepel opvullen. Ondertussen stuwt ons mensbeeld deze tros zeepbellen geruisloos voort in de richting van het finale doel: een meer gelukkige samenleving.
7. Verantwoording
Deze tekst is het verder doordenken van het Manifest Utopia revisited. Nieuw maatschappijmodel brengt mensen samen in plaats van ze te verdelen dat in december 2010 werd gepubliceerd (Printor, Zottegem, 180 blz.).
De idee ontstond in september 2011 naar aanleiding van een gesprek met de Duitse kunstenaar Johannes Wickert. De redactie van de eerste versie kwam binnen drie weken klaar, waarna Manu Verhulst, Johannes Wickert, Ludo Vanden Eynden en Emmanuel Van Lierde bij de eindredactie nog enkele beslissende insteken gaven. Voor de duiding rond de initiële betekenis van de Tien Geboden baseerden we ons op de artikelenreeks van Frans Lefevre. Als illustratiemateriaal werden 25 oude en nieuwe schilderijen geselecteerd uit het oeuvre van Wickert. Marc Van Dorpe verzorgde de prachtige fotografie.