Manifest Utopia revisited
Nieuw maatschappijmodel brengt mensen samen in plaats van ze te verdelen

Aan de basis van het manifest Utopia revisited. Nieuw maatschappijmodel brengt mensen samen in plaats van ze te verdelen dat Koenraad De Wolf in december 2010 op persoonlijke titel schreef en in boekvorm publiceerde (Printor, Zottegem, 180 blz.) ligt de knagende onvrede over onze maatschappij die in al haar voegen barst.
Geënt op de situatie in België – die is bij uitbreiding toepasbaar op alle landen in West-Europa – analyseert hij in het eerste deel haarscherp hoe de loodzware historische erfenis en ons conflictmodel de positieve dynamieken in de samenleving ondergraven. Het tweede deel reikt een alternatief aan rond het motto ‘mensen samenbrengen in plaats van ze te verdelen’. In hun samenhang houden de voorstellen een structurele oplossing in voor de knelpunten in België, Europa en de wereld. Zo kan een meer gelukkige samenleving tot stand komen.
De in belangrijke mate nieuwe voorstellen van De Wolf zijn rechtlijnig doorgedacht, maar boven alles prikkelend, uitdagend en grensverleggend. Ze zullen controverses oproepen, maar dat is de bedoeling. De auteur wil de lethargie doorbreken en een insteek geven voor een debat ten gronde over hoe het nu met onze samenleving verder moet … vanuit het besef dat Utopia revisited of zijn proeve van maatschappijmodel zoals het boek Utopia van Thomas More uit 1516 een utopie zal blijven.

 

België staat model voor westerse landen

De roots van onze samenleving en cultuur wortelen in de geschiedenis van de voorbije tweeduizend jaar en langer. In zijn actuele vorm kreeg onze maatschappij vooral vorm in de nadagen van de Franse Revolutie waarbij het economische vooruitgangsdenken leidde tot een ongeëvenaarde materiële welvaart. De situatie in België kan model staan voor wat in alle westerse landen gebeurt, maar er zit sleet op het systeem. Geïnspireerd op de ideeën van utopist Thomas More reikt dit manifest een proeve van structurele oplossing aan die de insteek wil vormen voor een maatschappelijk debat.

Idealen van Franse Revolutie en ongeziene welvaartsstijging

De Franse Revolutie maakte in het laatste decennium van de 18de eeuw in één klap een einde aan de eeuwenoude privileges en rechten van de adel en de clerus. De burgerij die het roer in handen nam, propageerde onder invloed van het gedachtegoed van de Verlichting drie nieuwe principes: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid.
Ongeveer tezelfdertijd maakte de economie veeleer in stilte een nog ingrijpender omwenteling mee. Tijdens de eerste industriële revolutie die vanuit het Verenigd Koninkrijk kwam overgewaaid, werden de goederen door het gebruik van stoommachines niet langer handmatig, maar machinaal geproduceerd. Voor het eerst werden de mens en de natuur ondergeschikt gemaakt de economie, die uitgroeide tot de belangrijkste motor van de samenleving. Vanaf het einde van de negentiende eeuw schakelde de tweede industriële revolutie een versnelling hoger door het gebruik van turbines, elektriciteit en verbrandingsmotoren op basis van fossiele brandstoffen. Ten slotte stonden de voorbije decennia de computer en de nieuwe communicatievormen – internet, gsm en glasvezelkabels – de basis van de derde industriële revolutie en de globalisering. Dat moeilijk definieerbare begrip slaat op de wereldwijde door de informatie- en communicatietechnologie, de investeringen en de internationale handel die worden aangestuurd door de interactie tussen mensen, bedrijven, regeringen en culturen. Daarbij verdringen de diensten en de communicatie de productie van goederen. De nieuwe wagens – laptops – zijn via de nieuwe snelwegen – het internet – wereldwijd met elkaar verbonden: dag en nacht, zeven dagen op zeven.
Gedreven door het geloof in de collectieve vooruitgang is onze samenleving nu al twee eeuwen in de ban van meer en beter produceren. Die ‘drive’ leidde tot een ongeziene stijging van de arbeidsproductiviteit. Tijdens de eerste industriële revolutie steeg die gemiddeld één procent, tijdens de tweede industriële revolutie twee procent en vanaf de derde industriële revolutie 2,5 procent per jaar. In de periode 1945-2010 verviervoudigde in België het nationaal inkomen. Hand in hand met de ongeziene stijging van de materiële welvaart kwam een heuse verzorgingsstaat tot stand. Sinds 1992 verdubbelden de Belgen hun vermogen. Die welvaart wordt door herverdelingsmechanismen verspreid over grote groepen van de bevolking. En wie zonder werk valt, ziek wordt of met pensioen gaat, krijgt een vervangingsinkomen.

Lissabon 2010 en Europa 2020

De Europese Unie (EU) neemt twintig procent van de wereldeconomie voor haar rekening en produceert een kwart van de mondiale welvaart. De Unie koestert grootse ambities. Het in 2000 goedgekeurde Lissabonakkoord ambieerde dat de EU tegen 2010 zou uitgroeien tot de meest competitieve en dynamische kenniseconomie ter wereld door de besteding van drie procent van het bruto binnenlands product (bbp) – dat is de waarde van alle goederen en diensten die ons land in één jaar produceert – aan onderzoek en ontwikkeling, de verhoging van de activiteitsgraad naar zeventig procent en een jaarlijkse economische groei van drie procent. 23 van de 131 Europese regio’s uit de Scandinavische landen, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk haalden de Lissabondoelstellingen. In België kwam Vlaanderen niet verder dan de middenmoot en bengelden Brussel en het Waals Gewest onderaan.
Toch blijven we grootse plannen koesteren. Met het project Europa 2020 wil de EU vijf kerndoelstellingen bereiken. Een: een werkzaamheidgraad van 75 procent. Twee: drie procent van het bbp besteden aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Drie: twintig procent minder broeikassen produceren en de energie uit duurzame energiebronnen en de energie-efficiëntie verhogen met twintig procent. Vier: minder dan tien procent vroegtijdige schoolverlaters en veertig procent van de 30 tot 34-jarigen heeft een diploma hoger onderwijs. Vijf: het aantal slachtoffers van armoede en sociale uitsluiting verminderen met twintig miljoen. Zal Europa 2020, in tegenstelling tot het Lissabonakkoord wel slagen?

Sleet op het systeem

Sinds de jaren 1980 zit de mot in de welvaartstaat. Het aantal armen dat door de mazen van het net glipt, bedraagt vijftien procent en dat vermindert niet. Wegens de lage activiteitsgraad – te weinig mensen dragen bij tot het systeem in verhouding tot het grote aantal uitkeringtrekkers en de torenhoge overheidsschuld – blijft het leefloon laag, leven bejaarden en uitkeringstrekkers in armoede en geraken ouderen en allochtonen onvoldoende aan het werk.
Wie goed boert, beschikt over een derde auto, gaat viermaal per jaar met vakantie, heeft een zwembad en bezoekt wekelijks het wellnesscentrum. Maar die materiële welstand maakt mensen niet gelukkiger. Het ‘bien être’ of het menselijk geluk is niet toegenomen. Het geloof van de vrijemarkteconomie – dat het geluk van de mensen recht evenredig toeneemt met hun koopkracht – blijkt een illusie. Volgens historicus Reinhart Koselleck (1923-2006) komt dat door de utopische kortsluiting tussen de joods-christelijke messiaanse verwachting en het geloof in ‘technotopia’. Want in werkelijkheid doet het vooruitgangsdenken ons aanbotsen tegen de grenzen van wat de planeet en van wat mensen aankunnen.

In de voetsporen van Thomas More

Politicus en humanist Thomas More (1478-1535) publiceerde in 1516 zijn boek Utopia. Op dat moment kampte Engeland niet alleen met tirannie, corruptie, criminaliteit en de uitbuiting van het volk door de grootgrondbezitters, maar ging ook gebukt onder een economische recessie. Een groter contrast met het onbezorgde dagelijkse leven op het denkbeeldige eiland Utopia was dan ook nauwelijks denkbaar. De geestelijke gezondheid van de Utopisten primeerde op het lichamelijke genot en ze leefden sober, hoewel zij baadden in een overvloed aan goud en zilver. Diefstal was onbestaande wegens het afschaffen van het privébezit en iedereen bewerkte de collectieve landbouwgronden.
Thomas More was niet de eerste die droomde van een ideale samenleving. Al omstreeks 750 voor Christus hadden de epische gedichten Ilias en Odyssee van de Griekse dichter Homeros een hoog utopisch gehalte. Het woord utopie dat de Griekse woorden topos –  plaats en ou – niet in zich draagt, verwijst naar een nergensland. Bij La Citta del soleZonnestad van Tommaso Campanella (1623), The new Atlantis van Francis Bacon (1627) en L’autre monde van Cyrano de Bergerac (1657-62) lag dat in verafgelegen oorden. En Louis-Sebastien Merciers (1771) projecteerde dat in de roman L’an 2440 in de verre toekomst. In de 19-de eeuw groeide uit het tijdschrift La phalanstère van Charles Fourier het utopische socialisme. En vanaf de 20ste eeuw kregen de utopieën een onheilspellend karakter in Brave new world van Aldous Huxley (1932), 1984 van George Orwell (1948) en Globalia van Jean-Christophe Rufin (2004) en La possibilité d’une île van Michel Houellebecq (2005). Ook wij beschouwen ons als een bescheiden geestelijke erfgenaam van Thomas More. Vandaar de titel Utopia revisited.

Proeve van oplossing

Alle toekomstmodellen vertrekken vanuit een reactie op bestaande wantoestanden. Ook dit manifest stoelt op een maatschappelijk onbehagen dat al jaren knaagt. In mijn dagelijkse contacten ervaar ik dat velen dit delen. We leven in een findesièclementaliteit. Ons maatschappijmodel lijkt opgeleefd en uitgeteerd.
In zijn boek boek De utopie van de vrije markt (2010) onderstreepte de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis de nood aan ”aansprekende maatschappijbeelden en overtuigende morele en politieke idealen”. Dit manifest doet een poging in die richting. Een diepgaande analyse van de ontsporing van onze samenleving in deel 1 vormt het vertrekpunt. Vervolgens schetsen wij de vage en op het eerste gezicht soms paradoxale contouren van een ideaalbeeld. Toch is het onze diepste overtuiging dat dit ideaal in zijn samenhang een structurele oplossing aanreikt. Het alternatief dat wij voor ogen hebben, is geen droombeeld. De voorgestelde hervormingen kunnen worden uitgevoerd, maar impliceren zowel een mentaliteitswijziging als de sloop van heilige huisjes. En dat blijkt een utopie.
De inhoud heeft vooral betrekking op de sociaal-economische materies en werkgelegenheid, waarmee we vanuit onze jarenlange professionele ervaring goed zijn vertrouwd. Daarnaast bevat de tekst tal van verwijzingen naar het onderwijs, gezondheidszorg en justitie en bij uitbreiding kan die worden toegepast op de andere sectoren. Want dit manifest heeft naar aloude utopische traditie dan ook een globaliserend karakter. Het neemt – omdat je niet één segment afzonderlijk kunt bekijken – de samenleving in zijn totaliteit op de korrel.
Deze tekst groepeert de bespiegelingen van één man en focust op de toestand in België, maar bij uitbreiding is deze analyse ook toepasbaar op de andere West-Europese landen omdat die op nagenoeg dezelfde leest zijn geschoeid.. Onze betrachting is zoveel mogelijk mensen te sensibiliseren voor wat in de wereld gebeurt. Hopelijk vormt dit manifest de aanzet voor een debat ten gronde over hoe het met onze samenleving verder moet.

metafoor van de Belgische landenploeg

“Hoe sterk is de eenzame fietser
die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind
zichzelf een weg baant?

De Nederlandse zanger Boudewijn De Groot op het album Hoe sterk is de eenzame fietser (1973).

Metafoor van de Belgische landenploeg
Aan de hand van een metafoor vergelijken we de ontwikkelingen in onze samenleving – met een knipoog – met het reilen en zeilen van de Belgische landenploeg in de Ronde van Frankrijk.

 

1. Conflictsamenleving ontspoort

De positieve dynamieken in onze samenleving die maken dat wij zo’n hoog welvaartsniveau halen, staan onder druk: niet alleen door een loodzware historische erfenis, maar vooral door de diepgewortelde conflictgedachte die systematisch mensen verdeelt. Mede door de mondiale uitdagingen die op ons afkomen, zijn we ternauwernood voorbereid op de toekomst. Weldra volgt de ontnuchtering.

 

Positieve dynamieken onder druk

België was tot voor kort het zesde beste land om in te wonen. In ons land van melk en honing werd nooit voorheen op zo’n grote schaal zo’n hoog welvaartsniveau bereikt dankzij tien positieve dynamieken:

Daarbovenop geniet België van drie bijkomende troeven:

Toch komen die positieve dynamieken onder druk door de loodzware historische erfenis die we torsen en de diepgewortelde competitie die mensen verdeelt.

Oorzaak 1: Loodzware historische erfenis

We torsen een loodzware erfenis. Zowel in een ver verleden als recentelijk werden mijlenver uit elkaar bakens geplaatst waarlangs de stroom van de samenleving dient te lopen. Hoewel vele bakens achterhaald zijn en een vlotte gang van zaken belemmeren, werden ze nooit op elkaar afgestemd.

Zowel in een ver verleden als meer recentelijk werden in de samenleving bakens uitgezet.
Enkele voorbeelden:

Het parcours waarlangs de stroom van de samenleving loopt, kwam tot stand zonder stroomlijning of coördinatie. Wanneer we de achterhaalde historische bakens afschaffen en de resterende bakens beter op elkaar afstemmen, kan de drive van de samenleving veel beter lopen. Maar die denkoefening werd nog nooit gemaakt.
Waarom? Die bedreigt niet alleen de (voorlopig onaantastbare) heilige huisjes en de verworven rechten, maar bovendien zou die raken aan het delicate evenwicht tussen de belangengroepen.

Oorzaak 2: competitie verdeelt mensen

In onze samenleving voltrekt zich rond vijf elementen een fundamentele ontsporing. De verstoring van het demografische evenwicht eist een zware tol, het vooruitgangsdenken stuwt als een pletwals onze economie vooruit in de richting van meer investeren, produceren en consumeren. Daarnaast staat ons neocorporatistische politieke bestel, met aan het roer machtige niet-verkozen belangengroepen, nog altijd overeind. Het individualisme floreert en een fundamenteel gebrek aan vertrouwen en respect werken een administratieve mallemolen, regelneverij en racisme in de hand.
Al die oorzaken hebben met elkaar gemeen dat ze wortelen in een competitie die mensen verdeelt: jongeren tegenover ouderen, patroonsorganisaties tegenover vakbonden en partijen van de meerderheid versus die van de oppositie. Ook staan de burgers en de overheid lijnrecht tegenover elkaar. Die geld- en energieverslindende, maar milde vorm van de marxistische klassentegenstellingen hypothekeert de samenlevingsopbouw.

1° Demografisch evenwicht verstoord

Een ontgroening aan de basis en de verzilvering van de vergrijzing aan de top kenmerken de bevolkingspiramide in West-Europa. Een generatieconflict kondigt zich aan.

Wij planten ons onvoldoende voort. Voor een aflossing van de wacht heeft de samenleving 2,1 kinderen per vrouw nodig. Vlaanderen bereikte dat cijfer voor het laatst in 1970. Na een dieptepunt in 2002, met een geboortecoëfficiënt van 1,4 steeg die naar 1,82 – nog altijd veertien procent te weinig. Nochtans tonen enquêtes aan dat jongeren nog altijd dromen van een gezin van twee of drie kinderen. Waarom wordt die kinderwens niet verwezenlijkt? Vooreerst wegens het uitstellen van het krijgen van kinderen. Jongeren investeren eerst in materiële waarden zoals een huis en denken pas dan aan immateriële waarden of kinderen. De gemiddelde leeftijd bij de bevalling van het eerste kind bedraagt 28 jaar, terwijl de vruchtbaarheid van de vrouwen vanaf dertig jaar daalt. Bovendien treden in een derde van de gezinnen na gemiddeld tien jaar huwelijk of samenwonen spanningen op, waardoor de uitgestelde kinderwens wordt afgesteld.
In Wallonië werd in de jaren 1960 immigratie aangewend voor het opvangen van het geboortekort. Die bracht alleen een tijdelijke oplossing voor de dalende nataliteit omdat al vanaf de tweede generatie migranten de vruchtbaarheid daalt tot op het niveau van de autochtone bevolking. Bovendien bestaan ook ethische bezwaren tegen een dergelijke kortzichtige politiek. Hebben wij het recht roofbouw te plegen op de derde wereld om onze welvaartsstaat in stand te houden? Tel daar bovenop de negatieve gevolgen van de cultuurschok voor zowel de autochtone bevolking als voor de ontwortelde migranten.
Naast de ontgroening aan de basis, kampen we aan de top met een verzilvering van de vergrijzing omdat we mede door de goed werkende gezondheidszorg met zijn allen gemiddeld twee jaar per decennium ouder worden. Daarbovenop verzwaart een toevallige factor die ontwikkeling: de pensionering van de babyboomgeneratie of zij die zijn geboren tussen 1945 en 1965. Vanaf 2010 nemen de kosten van de vergrijzing spectaculair toe. België zal in 2050 zowat 3,5 miljoen gepensioneerden tellen, het dubbele van vandaag, maar kan de kosten van de vergrijzing door de hoge overheidsschuld en dito belastingdruk nauwelijks betalen. In 2000 ging 8,8 procent van het bruto binnenlands product naar de pensioenen en in 2050 wordt dat 12,10 procent: een stijging met 37,5 procent. De factuur van de tsunami van de vergrijzing die op ons afkomt, bedraagt tot 2060 zeshonderd miljard euro of tweehonderd procent van ons bbp.
‘Après nous le déluge’ of wat na ons komt, kan ons niets schelen, als wij het maar goed hebben, lijkt wel de lijfspreuk van de huidige beleidsverantwoordelijken. België heeft geen reserve voor het betalen van de kosten van de vergrijzing. Er kondigt zich een generatieconflict aan met de jongere generaties die worden opgezadeld met het betalen van die factuur.

Een ploeg van anciens

Een ploeg van anciens
De gemiddelde leeftijd van de Belgische ploeg is hoog. Zowel de kopmannen, de beschermde renners als de knechten worden een dagje ouder, terwijl zich nauwelijks beginnelingen aanmelden.

2° Economisch vooruitgangsdenken

Op de neus van de samenleving staat een economische bril. Al vanaf jonge leeftijd wordt iedereen ingeprent te investeren, te produceren, te consumeren en meer welvaart te creëren. En na crisis van 2008 moet de lat zo snel mogelijk opnieuw hoger. Geld is het smeermiddel van het economische vooruitgangsdenken.

Wij krijgen al vanaf jonge leeftijd een economische kijk bijgebracht. Het onderwijs en alle vormings- en opleidingsinitiatieven bereiden jongeren optimaal voor op de arbeidsmarkt. Hen wordt voorgehouden zo hard mogelijk te studeren om later in het echte leven zo goed mogelijk te presteren. De toenemende aandacht voor de nuttige vakken wiskunde, wetenschappen en talen stoomt de jongeren klaar om bij het verlaten van de school onmiddellijk mee te draaien in onze bikkelharde samenleving.
Het vooruitgangsdenken drijft de economie in de richting van altijd meer investeren, produceren, consumeren en welvaart creëren. Willen of niet: subtiele mechanismen sleuren iedereen vanaf jonge leeftijd in die maalstroom mee. Want tegen de kracht van die bulldozer is nauwelijks iets bestand. Wegens de moordende internationale concurrentie moet de productiviteit wegens onze hoge loonlast nog hoger. Ondanks de kortste officiële werktijd ooit – van 72 uur in de 19de eeuw naar 38 tot 35 uur vandaag – lag de werkdruk nooit zo hoog. De bedrijfscultuur bepaalt het leven van de werknemers en materiële beloningen zoals de bedrijfswagen, de gsm, de portable, het fitnessabonnement alsook weekends en de vakanties binden hen aan het bedrijf. De productiedoelen dwingen tot thuiswerk en iedereen is 24 uur per dag ‘stand-by’. Zestig procent van de ondernemers verwacht dat hun werknemers bereikbaar zijn in hun vrije tijd. Wie niet op volle toeren meedraait, vliegt er onverbiddelijk uit.
Hoewel de crisis van 2008-2009 het failliet aantoonde van de vooruitgangsidee, staat die nog altijd pal overeind. De aanpak van de G20 heeft maar één doel: die ratrace zo snel mogelijk opnieuw op gang trekken. We hebben geen andere keuze. Waarom? Economen becijferden dat door de crisis vijf tot zeven procent van onze welvaart verloren is gegaan. En willen we niet nog meer welvaart prijsgeven, dan moet die mallemolen opnieuw op volle toeren draaien. Tijd voor bezinning is er niet. De lat moet zo snel mogelijk opnieuw hoger.
Geld, de nagenoeg onzichtbare machtsfactor in onze samenleving dat wordt beheerd door de overheid en vooral door de banken is het smeermiddel bij uitstek van het economische vooruitgangsdenken. Iedere dag verwisselt wereldwijd drieduizend miljard dollar van eigenaar. Amper twee procent daarvan wordt gebruikt voor de aankoop van goederen en diensten.

3° Neocorporatistische democratie

Onze samenleving is neocorporatristisch omdat niet-verkozen belangengroepen het beleid bepalen. Die aanpak leidt tot een zevenvoudig deficit. Wegens de toenemende interne en externe druk lijkt het neocorporatisme op een reus op lemen voeten.

Qua structuur – niet wat de uitspattingen betreft –, bestaat een treffende gelijkenis tussen onze samenleving en de corporatistische regimes van de jaren 1920-1950: het Italië van Benito Mussolini, het Argentinië van Juan Perón en het Portugal van Antonio Salazar. Ook vandaag bepalen niet-verkozen belangengroepen het beleid. In België zijn dat de patroonsorganisaties, de vakbonden en de ziekenfondsen, naast de boerenorganisaties en verenigingen van vrouwen, arbeiders, jongeren enzovoort. Geflankeerd door die organisaties verdelen de politieke partijen de macht. Iedere partij krijgt een stuk van de taart overeenkomstig haar achterban. Achter de schermen bepalen de belangengroepen wie al dan niet op de lijst staat en op welke plaats, welke coalitie het beste wordt gevormd en wie minister wordt. De belangenorganisaties spreken in naam van hun vrijwillig aangesloten leden. Maar een vrije keuze bestaat nauwelijks omdat op deze markt alleen organisaties actief zijn die rechtstreeks zijn gelinkt aan de grote partijen.

Het neocorporatisme leidt tot een zevenvoudig deficit. Een: verzorgen van eigen achterban. De partijen hebben maar een doel: deelnemen aan het bestuur. Waarom? Vanuit de meerderheid kunnen zij hun primaire opdracht optimaal behartigen: het zo goed mogelijk verzorgen van de eigen achterban. De partijen posteren in alle geledingen van de overheid zoveel mogelijk eigen mensen om hun kiezerspubliek maximaal te plezieren. De partijen staan elkaar voortdurend naar het leven omdat zij maar één doel hebben: hun kiezerspubliek en macht zoveel mogelijk vergroten. Het wantrouwen zit zo structureel in het systeem ingebakken. Ons leger van topambtenaren en ministers is dan ook in de eerste plaats niet begaan met het dienen van het algemeen belang en het goed bestuur, maar met het verdedigen van de belangen van de eigen achterban en het in de gaten houden van de tegenstrevers.
Twee: kleine elite regeert. Zoals in het Ancien Régime beheerst een kleine elite het politieke bedrijf. Vandaag maakt de adel niet langer de dienst uit, maar de vertegenwoordigers van de families die zijn gelinkt aan de neocorporatistische belangengroepen.
Drie: energieverslindende tegenstelling tussen meerderheid en oppositie. De oppositiepartijen leggen de regering het vuur aan de schenen en willen de invloedrijke politici persoonlijk treffen. Zij focussen op de man, en niet op de bal of het spel omdat hun voorstellen – hoe waardevol ook – geen enkele kans maken: alleen omdat die van de oppositie komen. De regering zou immers gezichtsverlies leiden wanneer ze daarop ingaat. En omgekeerd steunt de oppositie per definitie geen enkel voorstel van de meerderheid. Hoeveel energie, tijd en middelen slorpt de artificiële tegenstelling niet op? 
Vier: selectie van politiek personeel in functie van de trouw aan systeem, niet op basis van persoonlijke kwaliteiten. Belangrijke troeven zijn de stamboom, het sexappeal en de natuurlijke uitstraling. Van iedere mandataris – van hoog tot laag, maar wie onderaan de ladder begint, heeft het perspectief op te klimmen –, wordt honderd procent loyaliteit verwacht. Wie buiten de uitgestippelde lijnen loopt, zet zijn politieke toekomst op het spel. Die aanpak hypothekeert de instroom van bekwame krachten.
Vijf: oerconservatisme. Waarom klampen de partijen klampen zich vast aan het neocorporatisme? Door de gulle bediening van de eigen achterban biedt die op alle bestuursniveaus meer voordelen dan andere bestuursvormen. Zo kent de Angelsaksische wereld een alles of niets systeem. Zes: verdeel en heers. Het neocorporatisme is een hedendaagse variante van het Romeinse verdeel en heersprincipe. Alle aandacht gaat naar de onderdelen, niet naar het totaal. De politieke partijen van de meerderheid krijgen het deel van de koek waarop ze recht hebben en laten zich per definitie niet in met wat de andere partijen doen. Zolang de taart mooi wordt verdeeld, is er geen vuiltje aan de lucht.
Zeven: ontwrichting van trias politica. Ten slotte ondergraaft het neocorporatisme het fundament van onze rechtstaat: de ‘trias politica’ of de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht die elkaar moeten controleren en in evenwicht houden. Sinds vele jaren is de wetgevende macht ondergeschikt aan de uitvoerende macht, terwijl dat net omgekeerd zou moeten zijn. Het parlement hoort immers de regering te controleren. En de onafhankelijkheid van de gerechtelijke macht is grotendeels een fictie.

Hoewel de bloeiperiode van het neocorporatisme al enkele decennia achter de rug ligt, staat dat nog altijd overeind. Een wetmatigheid uit de geschiedenis is dat systemen taaier zijn dan de personen die ze willen veranderen. Nog altijd worden wetgevingen gemaakt op maat van de achterban. Ondanks het inhuren van headhunters en aanwervings- en selectiebureaus blijven politici de topfuncties bij de overheid verkavelen. Wie geen partijkaart op zak heeft, maakt geen enkele kans. Toch gelijkt het neocorporatisme wegens de toenemende interne en externe druk op een reus op lemen voeten. Omdat het ideologische cement grotendeels is verpulverd – dat wordt af en toe alleen nog als een doekje voor het bloeden gehanteerd –, kost het de partijleiders almaar meer moeite de interne stromingen achter één vlag te scharen. Ook extern groeit de druk. Kleine en middelgrote politieke formaties hebben geen georganiseerde achterban.

4° Ikke en de rest kan stikke

De zelfgenoegzaamheid waarin onze samenleving is ondergedompeld, leidt tot een gebrek aan empathie en een fascinatie voor extreem geweld en autodestructief gedrag.

De zelfgenoegzaamheid is groot. Velen zijn narcist – geobsedeerd door hun eigen persoon – of hedonist – en plaatsen het eigen genot centraal. Het egoïsme en het radicaal individualisme zijn nog lang niet op hun retour. Mensen ontlopen hun verantwoordelijkheid omdat onze samenleving politiek, sociaal en economisch niet goed functioneert. Subtiele mechanismen moedigen mensen zelfs aan zoveel mogelijk te profiteren.
Wie alleen aan zichzelf denkt, verliest niet alleen het vermogen tot zelfkritiek. Veel erger is het verdwijnen van de empathie: de vaardigheid zich in te leven in de gevoelens van anderen. Vanuit een berekend gedrag is de medemens een hefboom om de eigen ambities waar te maken. Ikke en de rest kan stikke.
Veel egoïsten en radicale individualisten ontwikkelen een fascinatie voor extreem geweld. Een hang naar sensatie wil de verveling doorbreken en de vlugge gewenning leidt tot het verleggen van grenzen en autodestructief gedrag.

Vertrouwen in ploegmakkers op laag pitje

Vertrouwen in ploegmakkers op laag pitje
Uit schrik voor linkebakken die doen alsof ze moe zijn, en wieltjeszuigers vertrouwen de coureurs zelfs hun eigen ploegmakkers niet. De schrik te worden geflikt zit diep geworteld.

5° Wantrouwen, angst en onzekerheid

Ten slotte zit het fundamentele wantrouwen tegenover de staat, de medeburgers en allochtonen diep geworteld. Die voeden een collectieve angst en onzekerheid.

‘Wees te vertrouwen, maar vertrouw niemand’. De dwanggedachte dat in ieder van ons een potentiële bedrieger schuilt, hypothekeert de intermenselijke verhoudingen en de relatie van de burger met de overheid. Dat diep gewortelde wantrouwen leidt tot een papierwinkel die alle mogelijke misbruiken wil tegengaan. Contracten worden onder voorbehoud getekend. Studiebureaus, advocatenbureaus, fiscale specialisten, boekhoud- en auditbureaus verdienen grof geld voor het bewijzen van evidente zaken. En nieuwe regelgevingen van de overheid zijn nodeloos ingewikkeld omdat de rotte appel in de mand de norm bepaalt.
Datzelfde wantrouwen ligt ook de basis van een in de westerse wereld diep geworteld racisme. Elke dag hoor je denigrerende moppen over migranten en de verkiezingsuitslagen tonen aan dat in veel landen een onversneden racistische discours een sociologisch draagvlak heeft van vijftien procent.
Een fundamenteel gebrek aan vertrouwen en respect voedt ook de agressie en versterkt zowel de graaicultuur als de angst. Wie durft zijn nek nog uit te steken? De schrik voor het verlies van de job, de relatie, de eigen woning en het prestige is groot. Daarnaast groeit de onzekerheid. De grote levensverhalen en ideologieën doen het niet langer door de gestaag complexer wordende samenleving zien veel mensen door de bomen het bos niet meer.

Gevolg 1: maatschappelijke ontwrichting

De moordende competitie die mensen verdeelt, leidt in België tot een maatschappelijke ontwrichting in veelvoud. We belichten die ontsporing vanuit vier invalshoeken: bestuurlijk, sociaal, de normen en waarden en de dynamiek of het gebrek daaraan.

BESTUUR

De motoren van de Belgische samenleving liggen al jaren stil. Bovendien kampt het bestuur met een loodzware bovenbouw en de verwaarlozing van de sleuteldepartementen Financiën en Justitie. De arbeidsmarkt draait vierkant. Betutteling en regelneverij werken belemmerend en door het kortetermijndenken belanden heikele vraagstukken op de lange baan.

Motoren vallen stil

Het Belgische politieke bedrijf functioneert regionaal en lokaal behoorlijk. Maar federaal zit de mot in het systeem. Al vele jaren ligt de werking in de feiten stil en zitten alle heikele maatschappelijke vraagstukken op de lange baan. Kan de regering Di Rupo (PS) dat tij vooralnog keren?
Het paritair overleg tussen de vakbonden en de werkgevers bepaalt in België de arbeidsverhoudingen. Ze beslissen in consensus over het arbeidsmarktbeleid volgens een drieledig cascadesysteem. Naast de interprofessionele afspraken die gelden voor alle werknemers uit de privésector, vinden onderhandelingen plaats in de sectoren en ten slotte in de ondernemingen. Daarbij mag geen enkele beslissing ingaan tegen wat op een hoger niveau werd beslist. Anno 2011 is die algemene loonnorm achterhaald. Door de verschillende economische ontwikkelingen geraken sommige bedrijven daardoor moeilijk vooruit, terwijl andere in moeilijkheden komen. Bovendien is het paritair overleg al decennia vastgeroest waardoor de lastige sociaal-economische knelpunten onopgelost blijven: de delokalisering van bedrijven en de sloop van ons industriële weefsel; het loodzware fiscale en reglementaire kader en de afkalving van onze internationale concurrentiepositie.

Logge overheid met loodzware top

België heeft voor goed tien miljoen inwoners een recordaantal van 628 parlementsleden en de zes regeringen tellen 58 ministers en staatssecretarissen. Sinds 1970 verdrievoudigde niet alleen het aantal ministers, maar ook het aantal fractieleiders, commissievoorzitters en bureauleden in de zeven parlementaire assemblees die we rijk zijn. Het staatkundig minder complexe Nederland heeft 225 parlementsleden – bijna vier keer minder dan in België – en 27 regeringsleden of drie keer minder. De Belgische ministers worden bijgestaan door een leger van tweeduizend kabinetsmedewerkers. In de meeste westerse landen regeren de ministers met één of enkele persoonlijke medewerkers.
Het nepotisme is van alle tijden, maar dat kende als gevolg van de betere bezoldiging van de politieke mandaten de voorbije decennia een onstuitbare opmars. Stemmen betekenen niet alleen macht, maar ook kapitaal. Dat verklaart waarom de zoon, de dochter en het neefje of nichtje van bekende politici staan te dringen om dat kapitaal te verzilveren. Dat gebeurt op almaar jongere leeftijd. Een andere praktijk, die tot een nog groter democratisch deficit leidt, is de cumul van politieke mandaten en beheersmandaten van vennootschappen. Naast de te grote machtsconcentratie kunnen verschillende mandaten – wat men ook beweert –onmogelijk behoorlijk worden uitgevoerd. Ten slotte heeft het cumuleren tot gevolg dat het parlement niet langer behoorlijk werkt.
In België heeft 18,2 procent van de werkenden een job bij de overheid. In Frankrijk is dat 16,5 procent, in Nederland 13,8 procent, in Finland 12,4 procent en in Ierland 11,7 procent. Ook hier zijn de regionale verschillen gigantisch. In Vlaanderen werkt zeven procent voor de Vlaamse regering, in Wallonië is dat twaalf procent en in Brussel zeventien procent. Het aandeel van de door de overheid gesubsidieerde jobs – met inbegrip van de non profit sector, het onderwijs en de gezondheidszorg – bedraagt in België gemiddeld 38 procent, in Wallonië 45 procent. Overal in Europa wordt het overheidsapparaat ontvet. Hoewel de informatisering veel bediendefuncties overbodig maakt, steeg in ons land in de periode 2001-2007 het aantal ambtenaren met 11,75 procent – tegenover een toename van de totale tewerkstelling met 6,1 procent.
België heeft 243 federale en Vlaamse regulerende instanties: ministeries, agentschappen en commissies criteria bepalen, erkenningen en vergunningen uitreiken, controles uitvoeren en sancties opleggen. Dat zijn er tien procent meer zijn dan in Nederland en de helft meer dan in Zweden.

Sleuteldepartementen verwaarloosd

Het Belgische ministerie van Financiën int miljarden aan belastingen niet. Tienduizenden bedrijven dienen geen belastingaangifte in en frauderende ambtenaren worden nauwelijks vervolgd. Door administratieve moeilijkheden en een mislukt informaticaproject draaide de invoering van de Papierloze Douane en Accijnzen uit op een fiasco. Bovendien steekt de inning van de belastingen uiterst ingewikkeld in elkaar. Zo heft ons land 63 verschillende belastingen op bedrijven. Het grijs circuit floreert. Zelfstandigen en vrije beroepen richten legale vennootschappen met als enige doel minder belastingen te betalen. Onze arbeidsmarkt wordt overspoeld door schijnzelfstandigen en Oostblokkers die zijn tewerkgesteld via go-betweens of de koppelbazen nieuwe stijl. Zij betalen nauwelijks belastingen en sociale zekerheid. Daarnaast heeft België na Italië en Griekenland de grootste zwarte economie van de Europese Unie. Volgens de raming van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) bedraagt die 61 miljard euro per jaar of 22 procent van het bruto binnenlands product. Daardoor ontloopt de regering dertig miljard euro aan belastingontvangsten. In de praktijk komt van de strijd tegen de fiscale fraude weinig terecht. De grootste schande van de voorbije jaren was de fiscale amnestie die de fraudeurs beloont.
In het verouderde departement Justitie verzandden de hervormingspogingen van de voorbije jaren in immobilisme en interne twisten. Veel Europese landen voerden vanaf de jaren 1970 een herstructurering van het gerechtelijk apparaat door. Maar die operatie ging aan België voorbij. Justitie werkt nergens ter wereld perfect, maar door een schrijnend gebrek aan efficiëntie en slagkracht van de Belgische Justitie stapelen de blunders zich op. Een heikel punt is ook hier het falende informaticasysteem dat een normale rechtspleging hypothekeert. De minister van Justitie heeft nauwelijks greep op zijn departement omdat dit niet hiërarchisch is gestructureerd.

Slecht functionerende arbeidsmarkt

België heeft een arbeidsreserve van 1,6 miljoen personen, maar die kan nauwelijks worden aangeboord. Dat verklaart waarom de lijst van de knelpuntberoepen ieder jaar langer wordt en een op de vier vacatures niet ingevuld geraakt. Nochtans is aan werk geen gebrek. Want naast het omvangrijke grijze circuit, heeft België ook een wijdvertakt zwart circuit. Ondanks de stijging van de welvaart met zeventig procent in de periode 1973-2002 kwam er niet één job bij. Omdat veertien procent besliste minder uren te gaan werken, steeg het aantal werkenden met 400.000. Waartoe dienden de 25 systemen van lastenverlaging en 33 geldverslindende banenplannen? Niemand kent het antwoord, want hun effecten werden nooit bestudeerd. Dat waren in de eerste plaats snoepjes voor de werkgevers.
Die inertie op de Belgische arbeidsmarkt is eens te meer het gevolg van de verworven rechten waaraan niet kan worden getornd. De productiviteitsstijgingen gaan sinds jaren naar loonsverhogingen en niet naar de creatie van nieuwe werkgelegenheid. Een gerichte hervorming van de werkloosheid alsook het afschaffen van het brugpensioen blijven onbespreekbaar. Na Polen geraken nergens ter wereld migranten zo moeilijk aan de slag als in België. Slechts een op de twee allochtonen heeft een job. De vorming en opleiding wordt verwaarloosd. Slechts 7,5 procent van de werknemers nemen daaraan deel, tegenover 29,5 procent in Denemarken en 32 procent in Zweden. Omdat in België iedereen die zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt, riskeert afgeschoten te worden, rust een zware hypotheek op elke innovatie. In de Europese Global Entrepreneurship Monitor 2009 staat België op de 42ste en laatste plaats.

Betutteling

De burger wordt geacht te voldoen aan een waslijst van wetten en reglementeringen. Op die al uiterst ingewikkelde boom worden nog dagelijks nieuwe takken geënt. De vloed aan wetten lijkt niet te stelpen. Het aantal bladzijden van het Belgisch Staatsblad steeg in de periode 1970-2004 met 631 procent: van 13.836 naar 87.426 bladzijden. In 2009 publiceerde het Staatsblad 6.500 nieuwe regelgevende teksten die iedereen verondersteld is te kennen en toe te passen – tegenover 626 nieuwe regelgevingen in het Nederlandse Staatsblad. Vanwaar die regelneverij? De burgers vragen daar in de eerste plaats zelf naar. Bij ieder incident is het leger van parlementsleden er als de kippen bij om een nieuwe wet klaar te stomen. Omdat de perceptie belangrijker is dan de inhoud, blijft de kwaliteit van veel wetten benedenmaats. Bovendien steken veel regels zo ingewikkeld – uitzonderingen en achterpoortjes incluis – dat die het jachtterrein vormen voor creatieve fraudeurs. Als gevolg van de complexiteit en het gebrek aan een eenduidige interpretatie, huren bedrijven bij het indienen van dossiers consultatiebureaus in, hoewel ook zij niet alle knopen kunnen ontwarren. Veel wetsbepalingen belemmeren een vlotte gang van zaken omdat zij achterhaald zijn door de tijd.
Andere systemen zijn dan weer zeer riant. Een zware hypotheek leggen ook de inspraakmomenten bij ingewikkelde procedures. Die zijn democratisch verdedigbaar, maar vertragen de besluitvorming. Zo kan één persoon een project op de lange baan schuiven. Nefast is ook dat iedere wet onbeperkt van toepassing blijft. Zo zijn honderden bepalingen van de Code Napoleon van 1804 nog altijd van kracht. Door een gebrek aan voeling met de praktijk ogen veel beleidsvoorstellen mooi op de tekentafels, maar loopt de uitvoering niet zoals gepland. Vaak speelt een mattheuseffect – wordt een andere doelgroep bereikt – of wordt de cultuur op de werkvloer genegeerd. Te slotte worden in België de mogelijkheden van de sociale kruispuntbank onderbenut. Nog altijd voeren de ziekenfondsen, vakbonden en patroonsorganisaties tegen een hoge prijs overtollige administratieve taken uit. Naast een financiële aderlating krijgt de overheid door die aanpak maar geen precieze kijk op de overconsumptie van geneesmiddelen en medische prestaties. Het meest perverse neveneffect is evenwel dat veel kansarmen daardoor een doktersbezoek uitstellen wegens te duur.

Alleen rit van morgen telt

Alleen rit van morgen telt
De coureurs gaan er als een bolide over heen en sparen zich niet voor de komende bergritten.

Kortetermijndenken

“Gouverner c’est prévoir”. Maar in België werd het voorbije decennium door een laks overheidsbeleid de economische hoogconjunctuur niet aangegrepen om structurele hervormingen door te voeren. Politici kijken alleen naar de datum van de volgende verkiezingen. De emanatie van het geïnstitutionaliseerde kortetermijndenken is het nog 19de-eeuwse begrotingssysteem. Iedere begroting is, behoudens kleine aanpassingen, een doorslag van die van het vorige jaar. Een bedrag dat twee jaar opeenvolgend op de begroting staat, is verworven. Pas recentelijk worden meerjarenbegrotingen opgesteld die samenvallen met de duurtijd van de legislaturen.
In België wordt het beleid gevoerd vanuit het buikgevoel – lees de belangen van de neocorporatistische achterban. De cijfers van de werkloosheid bijvoorbeeld worden al jaren opgesmukt, terwijl de statistische informatie beneden alle peil blijft. Voor heikele maatschappelijke vraagstukken is geen enkele objectieve informatie voorhanden. Onderzoeken worden vaak uitbesteed aan universitaire lobby’s zonder enige relevantie voor het beleid of aan studiebureaus waarbij het besluit al op voorhand is bepaald.
De cijfers worden selectief bijgehouden. Zo zijn er bewust geen statistieken van de minder gunstige ontwikkelingen die niet passen in de Goed Nieuws Show van onze bewindvoerders.
Hoe moet onze samenleving er over vijf, tien, twintig of vijftig jaar uitzien? Als gevolg van de versnippering kan niemand daarop een samenhangend antwoord formuleren.

SOCIAAL

Kortere loopbaan verhoogt druk op sociale zekerheid

De effectieve prestaties – uitgedrukt in voltijdse equivalenten en gespreid over de loopbaan – tonen aan dat niet meer, maar vooral minder werken. Vooreerst wordt onze loopbaan korter. In 1970 lag de gemiddelde instapleeftijd op 18,5 jaar. Vandaag is dat 21,7 jaar. In 1970 was de gemiddelde pensioenleeftijd 62 jaar, in 2006 58,9 jaar. Het gemiddelde aantal werkjaren kromp met bijna vijftien procent. Bovendien daalde door de arbeidsduurvermindering het gemiddeld aantal gewerkte arbeidsuren in de periode 1979-2003 met 9,1 procent. Samengevat werken we in vergelijking met de jaren 1970 over onze hele loopbaan een kwart uren minder. Die ontwikkeling staat haaks op de perceptie dat we harder moeten werken. We staan voor een dubbele paradox. Vooreerst is de werkdruk sterk toegenomen en daarnaast werken veel werknemers meer dan 38 uren per week.
Geïnspireerd op de solidariteitsmechanismen van de 19de-eeuwse gilden en ambachten is de sociale zekerheid in West-Europa een repartitiesysteem dat stoelt op een verplichte verzekering en het opbouwen van rechten door deel te nemen aan het arbeidsproces. Wie geen job heeft, krijgt bijstand. Dat Rijnlandmodel gaat uit van een gelijke instroom van jongeren en uitstroom van ouderen. Op basis van solidariteit betaalt de actieve bevolking de niet-actieven. Maar die gelijke in- en uistroom is een fictie. Want de ontgroening van onze samenleving ontwricht dit systeem. Voor het in stand houden van de sociale zekerheid zal de krimpende groep van jongeren de toenemende kosten van een grotere groep ouderen op zich moeten nemen. Ieder kind dat vandaag wordt geboren, zal in zijn leven 60.000 euro meer bijdragen aan het systeem dan het kan krijgen.

Stijgende armoede

Het aantal personen dat op of onder de officiële armoedegrens stijgt en ook de officieuze armoede – zij die niet in de statistieken voorkomen – zit in de lift. Armoede eist een zware tol. Letterlijk. Veel armen lijden honger. 113.000 Belgen doen een beroep op de Voedselbank. Na het losbarsten van de crisis in oktober 2008 steeg dat cijfer met 5,6 procent. Arme vrouwen sterven vijf tot zes jaar vroeger dan rijke vrouwen en leven gedurende achttien jaar meer in een ongezonde toestand.

Oplopend deficit in gezondheidszorg

Psychiatrische aandoeningen en burn-out zitten in de lift en 20.000 Belgen lijden aan medisch onverklaarbare ziekten: chronische pijn en het chronische vermoeidheidsyndroom (CVS). De verkoop van zowel pep- als kalmerende middelen breekt ieder jaar een record. In 2008 slikten de Belgen 7,5 miljard pillen: 450 miljoen meer dan in 2007. Het aantal dagdoses Relatine – een medicament dat succesvol werkt bij hyperkinetische of ADHD-kinderen, maar ook wordt voorgeschreven als leerpil voor kinderen met leermoeilijkheden –, steeg van 1,8 miljoen in 2005 naar 3,5 miljoen in 2007.
Veertig procent van de Belgen zegt frequent last te hebben van stress op het werk. Eén op de vijf vrouwen was ooit depressief. Na de eerste depressieaanval hervalt vijftig tot zestig procent, na de tweede aanval zeventig procent en na de derde aanval tachtig procent. Depressie wordt een van de belangrijkste doodsoorzaken. En nieuw verschijnsel heet presentisme. Zeven op de tien werknemers gaan werken wanneer ze ziek zijn: omdat de achterstand anders te hoog oploopt of uit vrees te worden ontslagen. Toch steeg het ziekteverzuim van 2,23 procent in 2006 naar 2,44 procent in 2008. Omdat Belgische werknemers almaar vermoeider gaan werken, daalt het aantal arbeidsongevallen – 200.000 op jaarbasis – niet. Om de twee dagen sterft iemand op het werk. Slaapstoornissen veroorzaken 45 procent van de verkeersongevallen en de helft van de arbeidsongevallen.

Sociale cohesie verzwakt

Een op de twee Vlamingen helpt minstens één keer per jaar een zieke, bejaarde, gehandicapte, kennis, buur of familielid. Toch is het traditionele verenigingsleven op zijn retour. Niet alleen kalft het aantal leden af. Veel ingrijpender is de terugloop van het aantal bestuursleden. Vrijwilligers die verantwoordelijkheid willen nemen zijn moeilijk te vinden omdat dit een duurzaam engagement vereist.

Onfortuinlijke ploegmaats blijven in de kou staan

Onfortuinlijke ploegmaats blijven in de kou staan
Renners kijken niet om wanneer hun ploegmaat langs de kant van de weg lek rijdt of valt. Zij willen hun winstkansen immers gaaf houden.

 

Geen plaats voor ‘losers’ en sentiment

De verruwing is diep in onze samenleving doorgedrongen. Op je digitale tv kun je de klok rond kijken naar een kanaal met alleen extreme sporten. Want voor eeuwige roem worden – hoewel niets zo vergankelijk is als succes in de sport – lijf en leden op het spel gezet. Die houding wordt vanaf jonge leeftijd ingeprent. Kijk hoe ouders in jeugdwedstrijden aan de zijlijn hun kinderen oppeppen. Waarom? Ouders zien in hun kinderen toekomstige vedetten die, wanneer zij doorbreken, het geld maar voor het rapen hebben. En waar het geld regeert, is geen plaats voor sentiment.
Onze samenleving heeft alleen oog voor wie succesvol is. Bedrijfsleiders die goed boeren, genieten van een groot maatschappelijk aanzien, maar wanneer ze zelfs door overmacht, ziekte of de crisis, over de kop gaan, belanden ze van vandaag op morgen in de marge. Wie vraagt nu de mening van ‘losers’? Ieder menselijk mededogen lijkt weg te deemsteren. ‘Homo homini lupus’: mensen zijn wolven voor elkaar. Ook ouderen zijn in de ogen van sommigen een last en in België en Nederland zet de wettelijke mogelijkheid van euthanasie via een subtiel aangestuurde propagandamachine mensen onder druk ‘tijdig plaats te maken’ om zo de familie en de maatschappij geen geld te kosten. Het ‘euthanasiasme’ prent de ouderen in iedere vorm van aftakeling en afhankelijkheid te voorkomen door ‘waardig te sterven’.
Onevenwichtige personen kunnen worden geïnterneerd in nota bene gevangenissen. Daar krijgen ze een psychiatrische behandeling , maar in werkelijkheid kwijnen de meesten weg in weerzinwekkende levensomstandigheden. Hoewel België bij herhaling werd veroordeeld blijven die wantoestanden aanhouden. Ook kleine criminelen moeten zich eerst aanmelden bij een psychiatrische dienst alvorens ze geholpen worden.

Alleen leven, trainen en koersen

Alleen leven, trainen en koersen
De renners van de Belgische ploeg trainen alleen, leven alleen, hebben tijdens de koers nauwelijks contact met hun collega’s en slapen in de hotels in individuele kamers.

 

Wegkwijnen in eenzaamheid

In 1950 woonde in West-Europa drie procent van de bevolking alleen. Volgens de prognoses leeft in 2020 veertig procent van de Europeanen, van wie de helft bejaard is, single. In grote steden leeft nu al in één op de twee wooneenheden een alleenstaande. Oudere vrouwen gaan om te overleven, werken als toiletmadam, terwijl andere wegkwijnen op hun kamer: zonder een douche en met een toilet op de tussenverdieping. In rusthuizen staren ouderlingen voor zich uit naar bezoek dat niet komt, zitten vastgebonden om niet omver te vallen of praten voor zich uit. Wegens de chronische onderbezetting van het personeel krijgen zij nauwelijks aandacht. Slechts weinigen beseffen de tragiek van de vereenzaamde en hulpbehoevende ouderlingen.
Op het familiale leven, een hoeksteen van onze samenleving, rust een zware druk. Met 71 echtscheidingen tegenover honderd huwelijken stond België in 2007 aan de top in Europa. Maar dat cijfer steeg in 2008 nog eens met 17,6 procent. Almaar meer kinderen groeien op in nieuw samengestelde gezinnen. In landelijke gebieden wordt de anonimiteit van de grootstad niet langer weggehoond. Toch is de vereenzaming het grootst in de steden. Mensen stoppen zich daar letterlijk weg. Buren beslechten hun ruzies via de politie. Mensen leven solitair, niet solidair. Ook veel jongeren zijn eenzaam, ondanks hun lawaaierige muziek en het urenlang chatten, sms’en en tv-kijken. In veel gezinnen zit iedereen voor zijn eigen beeldbuis of computer en wordt nauwelijks met elkaar gepraat.

Jongere generatie ontspoort

Dat jongeren een afwijkend gedrag vertonen en experimenteren, is van alle tijden. Toch is vandaag meer aan de hand als gevolg van de enorme druk die de samenleving op hen legt. Al vanaf jonge leeftijd staan kinderen bloot aan tijdsdruk, prestatiedruk en vooral conformeringdruk. Koppel daaraan een gebrek aan weerbaarheid. Onze cultuur kan maar moeilijk omgaan met mislukking, lijden en onafheid en het lijkt alsof de perfectie maar net goed genoeg is. Jongeren streven naar de ideale lichaamsmaten, willen er altijd mooi gebronsd, goed geparfumeerd en bovenal stralend uitzien. Wie niet aan die idealen beantwoordt, is al gecomplexeerd nog voor het echte leven begint. Wekt het verwondering dat zich bij de jeugd al vanaf jonge leeftijd almaar meer afwijkingen manifesteren? 32 procent van de Vlaamse kinderen tussen 10 en 14 jaar lijdt onder stress en angst en sommige ziekenhuizen hebben slaapcentra voor kinderen. De Kinder- en Jongerentelefoon rinkelt almaar vaker.
Die ontsporingen zetten door in de adolescentie. Wie krijgt nog vat op het delinquente gedrag? Jongeren groeien op in een wereld vol oorlog, bomaanslagen, vergeldingsacties en terreur. De daders worden jonger en treden almaar driester op. In  ‘no-go-area’s’ vallen jongeren in groep systematisch de politie aan met de bedoeling dat ze daar wegblijft. Hoeveel kost dat verzwegen maatschappelijk pijnpunt? Naast de aangebrachte materiële schade, die nog nooit werd becijferd, bedraagt de kostprijs van de opvang en de begeleiding per delinquente jongere volgens een Nederlandse schatting 125.000 euro, zonder het psychische leed. Een ander sluipend gif dat onze samenleving ondermijnt, is het snel toenemende druggebruik. De gevangenissen en de psychiatrische instellingen puilen uit van jongeren met druggerelateerde feiten. Een verontrustende ontwikkeling is dat he aantal jongeren dat harddrugs gebruikt sterk toeneemt.
België staat met tweeduizend zelfmoorden per jaar of zes per dag na Finland aan de top in Europa. In de leeftijdscategorie tussen 25 tot 39 jaar is zelfmoord de belangrijkste doodsoorzaak en één jongere op zeven tussen 15 en 17 jaar heeft al een zelfmoordpoging achter de rug. Zeven procent van de jongeren deed al aan zelfverminking. Waarom plegen in België de helft meer inwoners zelfmoord dan in Nederland en Duitsland? De sociale integratie ligt lager. We tellen meer echtscheidingen, minder sterke buurt- en familiebanden en minder vrijwilligerswerk. Het sociale kapitaal – het netwerk waarop de lijdende mens kan terugvallen –, is minder sterk uitgebouwd.

NORMEN & WAARDEN

Het onderste uit de kan

Het onderste uit de kan
Iedere renners gaat op zoek naar persoonlijk gewin. Hij ambieert in het voorjaar een ereplaats in een klassieker en wil uitblinken tijdens de Ronde van Frankrijk. Het landenklassement interesseert hen nauwelijks.

 

In ban van hebzucht

De geschiedenis toont een aaneenschakeling van financiële crisissen of zeepbellen die uiteenspatten. Sinds 1970 vond om de zeven tot acht jaar een grote crisis plaats – de voorlaatste zeepbel was die van de ICT in 2001 –, naast 170 kleine crisissen die beperkt bleven tot een of enkele landen. De almacht van het economische vooruitgangsdenken versterkt in onze samenleving de geldingsdrang, het verwerven van macht, invloed en bovenal de hebzucht of de verleiding naar altijd meer. Tot wat die leidt, zagen we de voorbije jaren. Nadat Amerikaanse banken op grote schaal geld hadden geleend aan honderdduizenden niet kredietwaardige huizenkopers werd heel de wereld overspoeld met rommelkredieten. Die boden in een versneden vorm een hoog rendement, maar waren deels waardeloos. Het mondiale financiële systeem daverde op zijn grondvesten en een instorting kon alleen worden voorkomen door een ongezien optreden van de overheid. De naweeën van die scholgolf zijn nog altijd voelbaar.
Topmanagers verdienen in één jaar meer dan een arbeider of bediende tijdens zijn hele loopbaan. Zij strijken bij vroegtijdig ontslag exorbitante ontslagvergoedingen op. Het loon van de bestuurders van de Belgische beursgenoteerde ondernemingen steeg van 2003 tot 2007 met 22 procent naar 2,3 miljoen euro per jaar. De topmanager die in 1987 twintig keer zoveel kreeg als zijn modale werknemer, verdiende in 2007 110 keer zoveel. Maar ook Jan-met-de-pet werd meegezogen in die golf van hebzucht. Vele duizenden burgers belegden hun geld bij de IJslandse Kaupting Bank die een uitzonderlijk hoge rente aanbood, tot ook die overkop ging.

Normvervaging en oneigenlijk gebruik

De handboeken psychologie bakenen de levensweg af door rechts de muur van de sociale controle en links de muur van het geweten. Door het toenemende individualisme en de afbrokkeling van het sociale kapitaal is de sociale controle grotendeels verdwenen. Maar ook rond de muur van het geweten groeit een schemerzone. Geneesheren, ambtenaren en politici krijgen cadeautjes, reizen, etentjes of geld van bedrijven die op een wederdienst rekenen. Niemand roept die algemene normvervaging een halt toe. Ambtenaren vrezen voor hun carrière wanneer ze wantoestanden melden, ondanks de bescherming die het statuut van klokkenluider biedt. En burgers zijn bang voor hun gemoedsrust wanneer ze klachten of vermoedens melden. Studies tonen aan dat de Belgische overheid tussen zeven en 34 procent van de belastingen niet doelmatig gebruikt of zelfs verspilt. De cijfers variëren. Maar de mechanismen die vaak hun oorsprong vinden in het neocorporatisme wordt niet geraakt.
Die ontwikkeling heeft tot gevolg dat het oneigenlijk gebruik algemeen wordt aanvaard. Iedereen weet dat in de sport in het algemeen en in het voetbal in het bijzonder op grote schaal zwart geld circuleert. In België gaan rechters en professoren niet met pensioen, maar met emeritaat, waardoor hun wedde nagenoeg onverminderd doorloopt. Leerkrachten sparen hun ziektedagen op en nemen die aan het einde van de loopbaan op, hoewel ze niet ziek zijn. Perverse uitwassen zoals het brugpensioen kennen een ongeëvenaard succes. Tal van subsidiesystemen ressorteren geen enkel effect. De overheid ondersteunt het wetenschappelijke onderzoek aan de universiteiten. Wanneer professoren en hun medewerkers commerciële toepassingen vinden, richten ze een spin-off op en steken alle profijten in eigen zak.

Corruptie tiert welig

Corruptie is van alle tijden en culturen en komt voor op alle niveaus: bij kleine ondernemingen en grote bedrijven. De voorbije jaren overspoelde een golf van corruptieschandalen Wallonië. Op de Corruption Perceptions Index – de corruptiebarometer bij ambtenaren en politici van Transparency International – staat België in 2009 in de staart van het Europese peloton op de 21ste plaats, tegenover de 18de plaats in 2008. En de recente enquête van consultant PwC toont aan dat twee op de drie Belgische ondernemingen ooit het slachtoffer waren van een poging tot corruptie. Uit de European Fraud Survey van Ernst & Young blijkt dat meer dan de helft van de ondervraagden verwacht dat de fraude in hun bedrijf zal toenemen. Door de economische crisis stijgt de druk om met alle mogelijke middelen de vooropgestelde cijfers te halen.

Controle faalt

België behoort volgens de Financial Secrecy Index fiscaal tot de top tien van de minst transparante landen ter wereld. En een onderzoek aan de KU Leuven naar de inkomsten en de uitgaven in de sociale zekerheid – dat was bedoeld om de reële kost van de administratie te becijferen –, werd na een jaar stopgezet. De sociale zekerheid zit met opzet zo complex in elkaar, dat je die onmogelijk kunt becijferen. Het netwerk van inspectiediensten vangt vooral kleine garnalen. De grote vissen blijven vaak buiten schot, zeker wanneer die zijn gelinkt aan het neocorporatistische systeem.

Reclame en celebritycultuur: surrogaten van religie

Hoewel onze materialistische samenleving alle gevestigde zingevingsystemen afwijst, probeert de reclame door de verkoop van ideeën en levenswijzen als een surrogaat voor de religie een symbiose tot stand te brengen tussen commerciële producten en levensbeschouwing. De consumenten delen immers in de levensstijl van een merk. De mythologisering van alledaagse producten gaat gepaard met het gebruik van clubformules en getrouwheidskaarten die het wij-gevoel versterken en de leden willen binden. De grote merken houden de vinger aan de pols van de samenleving en spelen onmiddellijk in op de snel wijzigende noden en wensen. Welnesscentra en fitnesscentra lijken wel de nieuwe kerken.
Daarnaast groeien alternatieve vormen van zingeving uit tot een lucratieve markt. Sekten en randverschijnselen zoals esoterie en astrologie vullen het grotendeels braakliggend terrein van de zingeving op. Het verlangen naar verlossing dat vroeger collectief werd ingevuld, krijgt vandaag individueel gestalte. De nieuwe verlossers zijn vaak popidolen of acteurs. Want de celebritycultuur neemt stilaan de proporties aan van een surrogaat religie. Mensen zijn niet langer begaan met de verlossing van schuld en zonde, maar zoeken te ontsnappen aan de gewoonheid van het alledaagse. Ze zijn onophoudelijk op zoek, zonder te verlangen iets te vinden. Velen veranderen van idool om zich – al was dat maar even – beter te voelen.
Toch is dat alles maar schijn, want achter die façade van glamour en glitter gaapt een grote leegte. Onderhuids is de schreeuw naar zingeving groot, maar die blijft onder druk van de heersende cultuur onuitgesproken.

DYNAMIEK, OF HET GEBREK DAARAAN

Hervormingsplannen rommelen in marge

De logge overheidstructuur wordt almaar groter. Zonder één nieuw initiatief genereert elke administratie vanuit haar interne dynamiek jaarlijks twee procent meer werk. Bovendien laten de publieke diensten zich niet zomaar sturen. In België stierf de Copernicushervorming die de federale ambtenarij op een nieuwe leest wilde schoeien een roemloze dood. Ze was te ingewikkeld en werd niet gedragen door de ambtenaren omdat ze te weinig rekening hield met de cultuur van de ambtenarij. Daarop werd de administratieve vereenvoudiging het nieuwe toverwoord. De de administratieve lastendruk voor de ondernemingen verminderde met een kwart en in toepassing van de Kafkatest moet elk nieuw voorstel aangeven op welke manier de administratieve lasten worden beperkt. Toch is dat alleen maar wat gemorrel in de marge. De echte heilige huisjes blijven immers onaantastbaar. Die zijn immers vele malen sterker dan de mensen die ze willen bijsturen.

Debatcultuur in kiem gesmoord

Wij kennen geen maatschappelijk debat. Waarom? De verplichte collegialiteit geldt niet alleen voor de politieke mandatarissen, maar ook voor alle maatschappelijke geledingen. Hoe komt dat? We vallen in herhaling. Iedere vorm van kritiek riskeert immers te raken aan de delicate evenwichten die de neocorporatistische belangengroepen in stilte onderling hebben afgesproken. En daaraan kan onder geen beding worden getornd. Overigens beschermt wie deelneemt aan het systeem niet alleen zijn eigen positie en het daaruit voortvloeiende comfort, maar ook dat van de andere actoren. De belangrijkste opdrachten van de belangengroepen bestaat er in heimelijk afgesloten compromissen via hun netwerk tot in de kleinste gemeenten te verkopen om zo iedere vorm van kritiek letterlijk fijn te malen.
Die ‘top down’ aanpak leidt tot een intellectuele luiheid en passiviteit die bijna in onze genen zit gebakken. Door iedere kritische zin bewust overboord te gooien, geraakt onze maatschappij in de greep van handige reclamejongens. Kijk naar de stille indoctrinatie van de televisiecultuur, waarvoor velen iedere dag uren zitten gekluisterd. Zij kijken niet, maar slikken met de mond wijdopen alle hapklaar geserveerde pulp op 36 of meer kanalen waarbij alles voorafgaandelijk gaar is gekookt. Het is ontluisterend hoe jongeren, maar ook volwassenen in de ban zijn van al die banaliteit.

Commerciële concerns monopoliseren media

Als vanzelfsprekend controleerden de neocorpartistische organisaties het Belgische medialandschap: de openbare omroep en de geschreven pers. Toen in de jaren 1980 die sector met de intrede van commerciële radio en tv ‘boomde’, verdween een aantal neocorpartistische initiatrieven door de eigen inertie zelfs van het toneel. Anderen werden, nadat zij vanuit commerciële overwegingen afstand hadden genomen van hun ‘oubollige’ ideologie, meegezogen in een spiraal van banaliteit en oppervlakkigheid. De voorbije decennia verwierf een handvol concerns de controle over zowel de dag- en weekbladen uit en de private radio en tv. Hoofdredacteurs hebben als marketeers in de eerste plaats oog voor de oplagecijfers en de reclame-inkomsten. De sfeer van sensatiezucht creëert onder druk van de kijk- en de leescijfers – lees de commerciële belangen – zonder enige gêne rond alles en nog wat een schandaalsfeer. De televisionele amusementindustrie beheerst zelfs de journaals en de voorpagina’s van de kranten. De buitenlandberichtgeving in de journaals van VTM en VRT in de periode 2003-2008 met twintig procent. De zeldzame onafhankelijke dag- en weekbladen kunnen alleen maar wat morrelen in de marge.

 

Gevolg 2: doelloze maatschappij

Als gevolg van de ontwrichting in veelvoud geraakt onze samenleving op de dool. De ‘oude verhalen’ hebben afgedaan en de nieuwe ordewoorden luiden: ikke en de rest kan stikke, schep zoveel mogelijk poen, vertrouw niemand en ‘après nous le déluge’.

In de geschiedenis bepaalden met uitzondering van de periode van de Griekse en de Romeinse overheersing de religies de normatieve ethiek of de morele basisprincipes en maatstaven waaraan eenieder moet voldoen. Die rol van hun eeuwenoude voorschriften lijkt in West-Europa grotendeels uitgespeeld omdat almaar minder mensen zich in hun handelen daardoor laten leiden. Met de boodschap van de religies is niets verkeerd. Het schoentje knelt bij de verpakking. Omdat die boodschap geen vertaling kreeg naar de noden van de mensen in de 21ste eeuw worden velen daar niet langer door geprikkeld, uitgedaagd en geënthousiasmeerd. In het spoor daarvan slonk de aandacht voor alles wat verband houdt met de zachte waarden of het immateriële: de burgerzin, de solidariteit, de verdraagzaamheid en de aandacht voor cultuur, milieu en de zingeving. Met het badwater werd het kind weggegooid.
De Franse keizer, Napoleon Bonaparte, gaf de bedienaars van de eredienst een wedde als compensatie voor de door de Franse overheid in beslag genomen goederen en richtte in 1809 de kerkfabrieken op. Na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 werd het zingevingaanbod op neocorporatistische leest geschoeid. Zeven erkende religies en levensbeschouwingen hebben een quasi monopolie. Ook hier krijgt ieder zijn stuk van de taart en laat zich niet in met wat de ander doet. Toch zet de marginalisering snel door. De aanhoudende daling van het aantal bedienaren van de eredienst, zeker bij de rooms-katholieke kerk, leidt ertoe dat de overheid ieder jaar fors minder geldt uitgeeft voor de betaling van lonen en pensioenen. Verder lijkt hun maatschappelijke marginalisering uitgespeeld als gevolg van twee evoluties die elkaar versterken: de eigen inertie en de verbanning van de religies en levensbeschouwingen uit het openbare leven. Zij bereiken alleen nog maar een snel krimpende groep van getrouwen. De zondagspraktijk daalde van tachtig procent in 1830 naar 5,4 procent in 2009. Ook de praktijk om bij de scharniermomenten van het leven naar de kerk te gaan, kalft snel af. Doopsels, communies en huwelijken vaak groots opgezette modeshows die het maatschappelijke prestige etaleren. Hun aanbod sluit niet langer aan bij de behoefte aan therapie, droom en ontsnapping van de hedendaagse mens.

De oude verhalen ruimden plaats voor een streven naar zoveel mogelijk produceren, consumeren en welvaart creëren, de graaicultuur of zoveel mogelijk geld genereren en zoveel mogelijk profiteren van het systeem. De nieuwe ordewoorden van onze tijd zijn dan ook:

Die streven evenwel alleen materiële doelen na: ieder voor zichzelf en op de korte termijn. Bij gebrek aan een hoger immaterieel doel of een wervend gemeenschappelijk streven dat onze samenleving naar een hoger niveau kan tillen, geraakt onze samenleving verder op de dool.

 

Bijkomende mondiale uitdagingen

Bovenop de ontwikkelingen waarop West-Europa zelf greep heeft, komen in het kielzog van de globalisering onafwendbaar mondiale uitdagingen op ons af. Het geopolitieke en geo-economische zwaartepunt verschuift naar het Oosten, terwijl de 79 armste landen dieper wegzinken. Ondertussen putten de grondstoffen uit en bedreigen milieuoverlast en klimaatverandering de toekomst van mens en natuur.

Race gaat almaar sneller

Race gaat almaar sneller
Omdat de gemiddelde snelheid van de Ronde van Frankrijk ieder jaar omhoog gaat, moeten de coureurs harder op de trappers duwen om gelijke tred te houden. Want wie onvoldoende snelheid ontwikkelt, valt.

 

Gelijke tred vereist twee tot drie procent groei

Onder druk van de globalisering, de automatisering en de snel voortschrijdende informatisering moeten de westerse landen, om minstens de mondiale ontwikkelingen te blijven volgen, jaarlijks minstens twee tot drie procent groeien. Zoniet geraken ze hopeloos achterop.

Geruisloze verplaatsing mondiale zwaartepunt

De twaalf nieuwe economieën – China, Hongkong, Rusland, Zuid-Korea, India, Singapore, Brazilië, Maleisië, Algerije, Mexico, Thailand en Turkije –halen hun achterstand met reuzensprongen in. Daardoor verplaatst het geo-economische en geopolitieke zwaartepunt zich naar het Oosten. China dat bijna een kwart van de wereldbevolking vertegenwoordigt, liet sinds 1978 een gemiddelde groei optekenen van tien procent en stak in de zomer van 2010 Japan voorbij als tweede economische wereldmacht. Vooral in Afrika, waarvoor het Westen nauwelijks belangstelling betoont, groeit China’s impact zienderogen. De door het confucianisme beïnvloede patroon van normen en waarden staan haaks op de westerse principes en waarvan wij, westerlingen, hoogmoedig dachten dat die de enig mogelijke universele standaard waren. Zich spiegelend aan het Chinese voorbeeld behoeven de Afrikaanse landen geen democratie en mensenrechten om economisch succesvol te zijn. Ondanks het beschuldigende westerse vingertje komt zonder missioneringdrang de wind uit het Oosten aangewaaid.

Armste landen zinken dieper weg

Enkele jaren terug lag het vermogen van de 358 rijkste mensen hoger dan het jaarinkomen van 45 procent van de wereldbevolking. En in 2003 ging wereldwijd een triljoen dollar naar bewapening, tegenover zestig miljard aan ontwikkelingshulp. Toch evolueren we op wereldschaal naar een economische gunstige toestand voor vijf van de zes miljard aardbewoners. Resten nog de 79 armste landen en hun miljard inwoners. Zij boekten de voorbije jaren geen wezenlijke vooruitgang. Terwijl de situatie hopelozer wordt, blijft het rijke Westen staren naar de eigen navel. De duizendmaal beloofde verhoging van de ontwikkelingshulp tot 0,7 procent van het binnenlands nationaal product blijft een droom. Internationale solidariteit moet nog worden geboren. Alleen wanneer humanitaire rampen plaatsvinden waaraan niemand schuld treft, zoals de aardbeving in Haïti of een tsunami, komt een kortstondige golf van medeleven op gang: een doekje voor het bloeden dat het geweten sust.
Omdat wij niet bereid zijn meer dan een kruimel welvaart af te staan aan de armste landen, diept de kloof tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden uit. Veel lage-inkomstenlanden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika waar de bevolking binnen één generatie verdubbelt, worden onbestuurbaar: essentiële voorzieningen komen in het gedrang, de onveiligheid neemt hand over hand toe en de arbeidsmarkt kan de instroom van nieuwe arbeidskrachten niet opslorpen. De toekomst van wie vandaag in de derde wereld wordt geboren, oogt weinig rooskleurige. De migraties van de toekomst zijn armoedemigraties die ook de problemen van de derde wereld exporteren. Een clash komt dichterbij. Die vormt wellicht de grootste bedreiging voor onze aardbol.

Uitputting van grondstoffen

De groei van onze materiële productie en consumptie bedreigt de toekomst van onze planeet. De natuurlijke reserves putten uit. De verzevenvoudiging van de wereldproductie tijdens de voorbije veertig jaar, leidde tot een vervijfvoudiging van het gebruik van fossiele brandstoffen. In 1972 voorspelde de Club van Rome, een internationale denktank ‘avant la lettre’ van wetenschappers dat de grondstoffenvoorraden al over enkele decennia zouden zijn uitgeput. Die sombere voorspelling is niet uitgekomen, maar het huidige groeiritme van het grondstoffenverbruik is onhoudbaar.
Al jaren woedt een strijd over een wezenlijk goed: water. Dat is zeldzamer en wordt bijgevolg duurder. Wie in de toekomst geen geld heeft, krijgt geen water. Nu al sterven ieder jaar vijftien miljoen mensen bij gebrek aan drinkbaar water, nochtans een basisvoorziening. Het boren van alleen waterputten lost dat vraagstuk niet op. Een structurele mondiale aanpak is dringend nodig.

Milieuoverlast bedreigt mens en natuur

De poolkappen smelten weg, het regenwoud gaat voor de bijl en het ozongat groeit. Het Living Planet Report 2006 van het Wereldnatuurfonds becijferde de ecologische ‘overshoot’ op 25 procent, tegenover twintig procent in 2004. Het beslag op het milieu ligt dus een kwart hoger dan de beschikbare biocapaciteit en dat terwijl een derde van de wereldbevolking niet kan voorzien in zijn basisbehoeften. Ook onze ecologische voetafdruk (EVA) die het gebruik van land- en wateroppervlakte vergelijkt met het duurzame aanbod daarvan is te groot. In de rijkste landen steeg de EVA sinds 1992 met achttien procent.
De hoeveelheid koolstofdioxide of CO² die in de lucht wordt gestoten, zit op haar hoogste peil in twee miljoen jaar. Gemiddeld mag iedere aardbewoner jaarlijks maximaal één ton CO² uitstoten. Een Chinees zit nu aan vier, een Belg aan twaalf en een Amerikaan aan 25 ton. Tussen 2000 en 2050 zouden we wereldwijd maximaal duizend miljard ton CO² mogen uitstoten om de temperatuurstijging binnen de perken te houden. Vandaag hebben we daar al een derde van uitgestoten. De ‘Earth Overshoot Day’ – de dag waarop de aarde meer grondstoffen gebruikt dan ze in één jaar kan opbouwen, viel in 1986 op 31 december. In 1995 was dat 21 november, in 2005 2 oktober en in 2010 op 21 augustus. De rijkste twintig procent van de wereldbevolking zijn verantwoordelijk voor tachtig procent van de milieudruk. We zijn ijverig bezig zelf de tak waarop we zitten af te zagen.
Sinds het begin van de twintigste eeuw steeg de gemiddelde temperatuur op aarde met 0,76 graden Celcius. Elf van de twaalf laatste jaren zitten in de top twaalf van de warmste jaren sinds het begin van de waarnemingen in 1850. Volgens het jongste rapport van de Intergovernmental Panel on Climate Change – de organisatie van de Verenigde Naties die de klimaatverandering bestudeert –, is die stijging een gevolg van de hogere concentratie aan broeikasgassen door de verbranding van fossiele brandstoffen en de ontbossing. De verdere verhoging van de temperatuur zal grote veranderingen met zich brengen voor mens en milieu: een stijging van de zeespiegel – in de twintigste eeuw bedroeg die al 17 cm –, de toename van droogte- en hitteperioden en extreme neerslag.

 

Ontnuchtering volgt

Ondanks onze torenhoge welvaart volgt weldra de ontnuchtering: in België en in alle westerse landen. Een neerwaartse spiraal is onafwendbaar. Vier structurele handicaps maken dat dit tij niet zal keren.

Het Belgische wonder

De positieve dynamieken in onze samenleving houden vooralsnog goed stand – ondanks de erosie door de loodzware historische hypotheek en de ontsporing als gevolg van mechanismen die mensen systematisch tegen elkaar opzetten. Hoewel onze sputterende welvaartsmachine nog maar met haken en ogen aan elkaar hangt, creëert die een ongeziene welvaart. Nooit voorheen waren de Belgen zo rijk. De Belgische gezinnen zijn met hun grote spaarvermogen ook de rijkste van Europa. Ze bezitten samen 916,3 miljard euro – het dubbele van het bruto binnenlands product.
Een verklaring van de paradox – een niet goed werkende welvaartsmachine die steeds meer welvaart creëert –, is dat alle andere westerse landen in hetzelfde bedje ziek zijn. Zij torsen diezelfde loodzware erfenis, want ook hun samenleving stoelt op het conflictmodel. België kent door het gestructureerde overleg tussen de sociale partners een milde vorm daarvan. Maar Frankrijk bijvoorbeeld heeft een hard conflictmodel. Daar leggen de vakbonden meermaals per jaar het hele land plat. Bovendien zitten alle westerse landen op een nauwelijks te overziene schuldenberg.
Dat alles verklaart de schier onoverbrugbare kloof met nieuwe economieën die in opmars zijn. Hun visie, dynamiek en daadkracht vormt een antipode van de westerse aanpak. Zij torsen geen historische erfenis en hun samenlevingen zijn niet gestoeld op het conflictmodel.
Eén cijfer spreekt boekdelen. Terwijl in het voorjaar van 2009 het Westen verder wegzakte in het financieel-economische moeras, liet China opnieuw een groeicijfer optekenen van negen procent. Vermoedelijk zal de prognose dat de nieuwe groeilanden beter presteren dan de westerse al lang voor 2050 een feit zijn. Voor onze ogen voltrekt zich een financieel-economische tsunami.

We verliezen gestaag terrein

In het Global Competitiveness Report 2008-2009 van het Wereld Economisch Forum steeg België van de 19de naar de 18de plaats. We scoren het best in de gezondheidszorg (derde) en het onderwijs (zesde), maar zwak voor de macro-economische stabiliteit (60ste) en de efficiëntie van de arbeidsmarkt (79ste). Maar in alle andere internationale rankings verliezen we snel terrein. In de 2009 Global Location Trends van IBM die mondiaal de buitenlandse investeringen in kaart brengt, daalde België van de 27ste plaats in 2007 naar de 33ste in 2008. En in de Index van de menselijke ontwikkeling van de Verenigde Naties staat België op de zeventiende plaats, tegenover de zesde plaats in 2004. In de milieuindex Environmental Performance Index bekleedt België de 88ste plaats. In 2008 daalden de buitenlandse investeringen in ons land met 46 procent. In 2009 vond daarbovenop nog een halvering plaats. Verontrustend is dat die daling vlugger en sterker doorzet dan in andere West-Europese landen.

Tij zal niet keren

Door de verminderde concurrentiekracht krimpt het aandeel van België op de exportmarkten. In de periode 2002-2008 smolt het overschot op onze betalingsbalans weg. 2004 was het laatste jaar dat de buitenlandse handel een positieve bijdrage leverde tot de economische groei. Volgens de loonnorm mogen de loonkosten in België niet sneller stijgen dan het gemiddelde van de buurlanden. De uurlonen in de Belgische bedrijven stegen tussen 1996 en 2007 met 34,8 procent – tegenover 19,8 procent in Duitsland of een verschil van vijftien procent. Die loonkostenhandicap wordt ieder jaar groter omdat onze buurlanden geen automatische koppeling van de lonen aan de stijging van de index kennen, wat verder de de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen ondermijnt.
De fiscale en parafiscale druk bedraagt 55 procent van de arbeidskosten, op één na het hoogste cijfer van alle geïndustrialiseerde landen. Ook heeft ons land de op één na hoogste bijkomende personeelskosten – de bijdragen voor de sociale zekerheid, het vakantiegeld en de betaalde feestdagen – en op twee na het hoogste minimumloon. De belastingdruk bedraagt 45,8 procent, het hoogste cijfer na Denemarken en Zweden.
De hervormingen in de pensioenen, de arbeidsmarkt en de gezondheidzorg werden uitgesteld omdat de werking van de federale regering al jaren stilligt. Andere landen voerden die pijnlijke hervormingen wel door en zijn dan ook beter gewapend. Nederland verhoogde de pensioenleeftijd naar 67 jaar. In het Verenigd Koninkrijk is het Zilverfonds gespekt met 3.600 miljard euro en in Frankrijk en Duitsland met respectievelijk 1.500 en 1.200 miljard euro. In België is die kas leeg. Tot slot voorstellen economisten dat het aandeel van West-Europa in de wereldeconomie zal dalen van 22 procent naar 12 procent in 2050. Alleen door de natuurlijke demografische ontwikkeling krimpt onze economie tussen 2025 en 2050 jaarlijks met 0,8 procent.

Sporadische alarmkreten

Vanuit diverse hoeken groeit het besef dat we het roer drastisch moeten omgooien. De Franse president, Nicolas Sarkozy, lanceerde de invoering van een ander meetmodel om de vooruitgang te meten dan het bruto binnenlands product en meer rekening houden met het welzijn van de samenleving. Ook de Wereldraad van Kerken – de christelijk-oecumenische organisatie die 550 miljoen christenen vertegenwoordigt van 340 kerken in 110 landen – pleitte voor de invoering van het Bruto Nationaal Geluk. Dat houdt rekening met de opleiding, de gezondheidszorg, de ecologie, de culturele diversiteit, de gemeenschapszin, de tijdsbesteding en een psychologisch en spiritueel welbevinden.


2. Nieuw maatschappijmodel verenigt mensen in België, Europa en de wereld

De rode draad door onze proeve van nieuw maatschappijmodel is het motto mensen samenbrengen in de plaats van ze te verdelen. Dat vereist de invoering van vier basisingrepen: in België, in Europa en in de wereld.

 

Nieuw ordewoord: mensen samenbrengen

De twee immateriële toverwoorden van ons model zijn: mensen samenbrengen. Dat enthousiasmerende motto kan de zo noodzakelijke fundamentele verandering in onze samenleving op gang trekken.

 

Vier hoekstenen

Ons maatschappijmodel telt vier hoekstenen: een demografisch evenwicht, het in ere herstellen van het Bijbels rentmeesterschap, de invoering van een Loopbaanplan in combinatie met een vlaktaks, en de invoering van een ethische code.

1e Demografisch evenwicht legt basis voor vredevol samenleven op onze planeet

‘First things First’. Het wereldwijde herstel van het demografische evenwicht van 2,1 kinderen per vrouw voorziet in de natuurlijke vervanging van de bevolking en mondt uit in een gezonde leeftijdspiramide. Die levensnoodzakelijke ontwikkeling vormt de basisvoorwaarde voor het vredevol samenleven op onze planeet.

West-Europa heeft nood aan een hoger geboortecijfer. Een coherente gezinspolitiek kan de nataliteit stimuleren met als devies: wie in het leven investeert, wordt beloond.

De bevolkingsgroei terugdringen in ontwikkelingslanden. Wereldwijd bedroeg de geboortecoëfficiënt in de periode 2005-2010 2,6 kinderen per vrouw. Veel ontwikkelingslanden kennen nog altijd een explosieve bevolkingsgroei. In Niger bedraagt dat cijfer 7,1, in Afghanistan 6,6 en in Oeganda 6,4. Zonder sturing van buitenaf kan dit knelpunt niet ten gronde worden opgelost.

Die ontwikkeling is essentieel voor het vredevol samenleven van alle mensen. Waarom? Ze draagt immers de kiemen in zich voor de oplossing van twee heikele maatschappelijke knelpunten.
Vooreerst de migratie. Vandaag heeft het Westen wegens het geboortetekort een grote behoefte aan immigratie. Tegen 2025 zouden zo’n 135 miljoen nieuwe migranten nodig zijn om ons bevolkingsniveau op peil te houden. Bovendien staat in de derde wereld een veelvoud daarvan te trappelen om naar het Westen te komen. Wanneer we mondiaal tot een demografisch meer evenwichtige toestand komen, zullen zowel de interne als de externe migratiedruk afnemen. Wel kan op dat moment los van alle demagogie een verstandig migratiebeleid worden gevoerd.

Ten tweede leidt die aanpak tot de inzet van een gezonde mix van bevolkingsgroepen: jongeren met een groot groeipotentieel, maar met weinig ervaring, en ouderen die over de knowhow beschikken, maar wat rustiger willen werken. Vandaag treden jongeren in dienst met een relatief laag loon, maar ze hebben perspectief op een hogere bezoldiging naarmate ze langer werken. Volgens de lineaire loopbaan wordt de hoogste bezoldiging bereikt bij de pensionering. Die aanpak is achterhaald. De opbouw van de loopbaan moet worden herdacht.

In de westerse politiek nemen zeer jonge mensen grote verantwoordelijkheden, maar kunnen zij die wel aan? Wat een contrast met de hoge leeftijd van de Chinese leiders. Dat ouderen verantwoordelijkheid nemen, is niet verkeerd. Oud is niet out. Want het loopt pas echt fout, wanneer ervaren werknemers in de file staan om weg te gaan.

Ambitie in functie van het potentieel

Ambitie in functie van het potentieel
De ploegambities worden teruggeschroefd in functie van wat onze renners aankunnen en de klimatologische omstandigheden. Door de evenwichtige spreiding van de spaken over de wielen bollen de fietsen beter. De Belgische renners kunnen daardoor langer meedraaien in het peloton.

 

2e In ere hersteld Bijbels rentmeesterschap vertrekt van wat mensen en natuur aankunnen

Het idee wint veld dat de economie zich hoort aan te passen aan wat de mensen en de natuur aankunnen – het sociale- en het ecologische kapitaal – en niet omgekeerd. De Verklaring van Tilburg (2008) en het Appèl van Antwerpen (2009) pleiten voor een duurzame omgang met de natuur en de mensen en een meer solidaire economie. De ‘stationaire’ economie beoogt geen kwantitatieve volumegroei, maar een kwalitatieve verbetering van de levensvoorwaarden. Stationair is geen synoniem voor statisch. Een kind dat volwassen is, groeit niet verder, maar ontplooit zich verder. Die visie dringt de overbelasting van het milieu door de geïndustrialiseerde landen terug, geeft de derde wereld kansen om haar potentieel te ontwikkelen en leidt tot een grootschalig hergebruik van goederen, alsook het aanwenden van lichtere producten met aandacht voor de miniaturisatie en geavanceerde technologische toepassingen. Zonder dat met zoveel woorden te zeggen, herstellen zij het Bijbelse rentmeesterschap in ere. Het is onze plicht de aarde als een goede huisvader zorgvuldig te beheren en die door te geven aan onze kinderen. Het rentmeesterschap en de sociale leer van de katholieke kerk stoelen niet alleen op het zorgvuldige beheer, maar ook op rechtvaardigheid en de solidariteit.

De toepassing van het rentmeesterschap herleidt het overgewicht van de economie tot zijn normale proporties. Cultuur, natuur, ethiek en zingeving kunnen dan de rol spelen die hen toekomt waardoor een nieuw harmonisch evenwicht tot stand komt.

 

3e Loopbaanplan en vlaktaks stellen toekomst sociale zekerheid en welvaart veilig

Hoelang moeten wij werken? Waaruit bestaat een volledige loopbaan? De meningen daarover lopen uiteen. Bij ontstentenis van objectieve criteria is het belangrijk een maatschappelijke consensus tot stand te brengen. Stilaan groeit eensgezindheid over een termijn van veertig jaar. Wanneer we 38 uren per week werken of 1.976 uren per jaar – afgerond 2.000 uren – bestaat een volledige loopbaan uit 80.000 arbeidsuren waarop sociale zekerheid is betaald. Omdat de levensverwachting per decennium met twee tot drie jaar stijgt – dankzij de kwaliteit van de gezondheidszorg leven we langer in goede gezondheid – hebben we geen andere keuze dan de duurtijd van een actieve loopbaan te koppelen aan de levensduur. In 1970 werd een Belg gemiddeld 72 jaar, in 2000 was dat 78 jaar. We moeten dan ook aan de vaste termijn een variabele termijn toevoegen.
Het Rijnlandmodel kan alleen overleven bij een evenwicht tussen het aantal jaren dat wel en niet is gewerkt. Vandaag krijgen de Zweden en de Italianen die na hun 65ste doorwerken nadien een hoger pensioen omdat zij meer bijdragen hebben betaald en minder pensioenjaren tellen.

Datum intreding arbeidsmarkt

VOLLEDIGE LOOPBAAN

01-01-2010

80.000 uren

01-01-2020

82.500 uren (exemplarisch voorbeeld)

Bij werknemers die niet per arbeidsuur worden betaald, zoals de leerkrachten in het onderwijs, worden de effectieve prestaties versleuteld in verhouding tot een voltijdse job op jaarbasis. Dit systeem kan worden toegepast op de hele bevolking: niet alleen de loontrekkenden, maar ook de zelfstandigen en de vrije beroepen omdat allen ondernemers voortaan via hun vennootschap worden betaald. Zij krijgen een vergoeding overeenkomstig de loonnormen van hun sector.

Zevenvoudig voordeel

Het Loopbaanplan heeft alleen betrekking op het aantal gewerkte uren – niet op de verloning. Op dat laatste punt kan de bestaande methodiek met de paritaire comités behouden blijven. Het Loopbaanplan biedt een zevenvoudig voordeel.

Een: Universeel toepasbaar. Deze standaard heeft een universele waarde.

Twee: de eenvoud zelve. Volgens gangbare axioma heeft onze ingewikkelde tijd nood aan complexe oplossingen: die zijn uitgedacht door geleerde koppen met een waslijst van publicaties in vaktijdschriften … die niemand begrijpt, en die de bestaande structuren alleen nog ingewikkelder maken. We zijn niet tegen wetenschappelijk onderzoek. Wel loopt iets fout wanneer de samenleving het nuchter verstand overboord gooit en zich uitsluitend laat leiden door wetenschappers zonder voeling met de praktijk. Ons Loopbaanplan is de eenvoud zelve.

Drie: soepel invulbaar. De afrekening gebeurt aan het einde van de loopbaan. Het staat de werknemer in overleg met zijn werkgever vrij arbeidsuren te presteren wanneer hij wil.

Vier: zwartwerk ontmoedigd.Alleen de geregistreerde uren waarop ook sociale zekerheid is betaald, komen in aanmerking voor de berekening en het pensioen.

Vijf: gelijke behandeling wordt de norm. Dit systeem verwezenlijkt de ultieme droom van de arbeidersbeweging: de gelijke behandeling van iedereen en het bannen van uitzonderingen en voorkeursbehandelingen.

Zes: consequent en rechtlijnig. Die aanpak heeft verstrekkende gevolgen voor de bezoldiging en inning van de belastingen.

Zeven: gemakkelijk uitvoerbaar. Dit systeem wordt het beste ingevoerd vanaf 1 januari van een nieuw kalenderjaar. Overgangsbepalingen maken het mogelijk de vroeger gepresteerde uren via officiële attesteringen over te zetten.

Invoering van vlaktaks

De toepassing van het Loopbaanplan impliceert dat de verdienste per gewerkt uur alsook de te innen belastingen en de sociale bijdragen gelijk zijn, onafgezien het moment waarop dat gebeurt. Dat vereist de invoering van een vlaktaks. Hoewel sociale argumenten pleiten tegen de vlaktaks, biedt die een meerwaarde in zevenvoud. Vandaag wordt die aanpak met groot succes toegepast in 25 landen waaronder Rusland en Ierland.

 

4e Ethische code krikt maatschappelijk vertrouwen op

Bevinden we ons in een ethisch vacuüm nu in West-Europa almaar minder mensen handelen naar de normen en waarden van de religies? Niets is minder waar. Omdat ieder mens van nature nood heeft aan een ethische reflectie over zijn handelen, borrelde de voorbije jaren van onderuit vanuit diverse hoeken nieuwe concepten en theorieën op. De eerste regering-Jan-Pieter Balkenende (CDA) gaf in 2002 de aanzet voor een debat over normen en waarden in het Nederlandse parlement. Balkenende hield in 2004 ook een Europese conferentie over dat onderwerp. Eerder al, in 1987, riep het rapport Our common future – beter bekend als het Brundtland-rapport, genoemd naar commissievoorzitter, de Noorse premier Gro Harlem Brundtland – op tot duurzame ontwikkeling of het harmonieus samengaan van ecologische, economische en sociale belangen. Datzelfde jaar hekelde paus Johannes-Paulus II in zijn encycliek Sollicitudo Rei Socialis de overontwikkeling of de maatschappelijke obesitas. Het begrip duurzaam ondernemen kreeg de voorbije twintig jaar vorm onder verschillende gedaanten. In Vlaanderen is de term Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) goed ingeburgerd. Bedrijven schenken grote aandacht aan hun ‘stakeholders’ of de belanghebbenden waarmee ze samenwerken; de bazen ambiëren niet zoveel mogelijk poen te scheppen; de relatie werkgever-werknemer stoelt op een partnerschap; en deze laatsten delen ook in de winst. Nieuwe concepten zoals de ‘triple bottom line’ en het ‘Corporate Social Responsibility’ zijn nog in ontwikkeling. Onder invloed van de globalisering kunnen grote ondernemingen wegens het prestigeverlies niet langer ongestraft sociale of ethische normen overtreden. Voorbeelden zijn de spectaculaire optredens van Greenpeace of de media-aandacht voor de natuurravage na de explosie van een olieplatform van BP in de golf van Mexico op 20 april 2010. Ethiek krijgt langzaamaan ook grotere aandacht in de media, de politiek en het bedrijfsleven. Stilaan groeit wereldwijd een ethisch panta rhei.

De nationale, Europese en mondiale overheden hebben in toepassing van de goedgekeurde ethische codes de opdracht de kernbegrippen van de duurzame ontwikkeling wezenlijk deel laten uitmaken van hun beleid. Zij vervullen een voorbeeldfunctie om die principes ingang te doen vinden in brede lagen van de bevolking.
De toepassing vereist een tweesporenbeleid.

1° Met zachte hand die ethische principes in de geesten inprenten.

Aanvullend dient de overheid met harde hand een ethische code doordrukken.

Het groeiend vertrouwen als gevolg van de invoering van een ethische code levert een drievoudige maatschappelijke winst op. Een: een beter werkende overheid. Twee: minder transactiekosten. Drie:  de inwoners zijn gelukkiger.

 

Niveau 1: België

In een eerste fase wordt in België orde op zaken gesteld: bestuurlijk, sociaal-cultureel en wat de toepassing van normen en waarden betreft.

 

BESTUUR

Topadministraties van experts stippelen visie uit

Wij pleiten voor de installatie op ieder beleidsniveau een topadministratie van experts met daarin alleen mensen die vanuit diverse invalshoeken een belangrijke inbreng kunnen hebben.

Naar het voorbeeld van de École Nationale d’Administration in Parijs dat de Franse topambtenaren opleidt, heeft België nood aan een Hoger Instituut voor de Administratie. Dat leidt de leidinggevende ambtenaren van de toekomst op. De uitdaging ligt erin deskundige generalisten op te leiden. De topadministraties baseren hun werking op basis van wetenschappelijk onderzoek.

De topadministraties hebben een drievoudige opdracht.
Eén: het helder definiëren van de kernopdrachten van de overheid en bepalen wie wat voor zijn rekening neemt.

Twee: visieontwikkeling voor de korte, de middellange en de lange termijn. Die bepaalt hoe onze samenleving er over een, vijf, tien en twintig jaar zal uitzien.

Drie: stimuleren van nieuwe activiteiten. Omdat de tewerkstelling in de industrie door de gestage productiviteitsgroei verder krimpt, staan we voor de uitdaging te investeren in de ontwikkeling van nieuwe activiteiten en de aanmaak van nieuwe producten. Het komt erop aan flexibel, innovatief en creatief in te spelen op de nieuwe kansen die de globalisering schept. België kan zijn centrale ligging, hoge productiviteit en scholingsgraad aanwenden bij de ontwikkeling van nieuwe niches.

Minder, maar heldere en eenduidige regels

De op te richten Centrale Kruispuntbank Wetgeving die nauw samenwerkt met het parlement bereidt de nieuwe wetgeving voor volgens kwalitatieve standaards en beheert de wetgeving.

Een structurele oplossing biedt een verplichte vervaldatum voor iedere wet. In principe kan geen enkele wet voor onbepaalde duur worden goedgekeurd. Wanneer die niet wordt hernieuwd, vervalt die. De samenleving verandert voortdurend en bijgevolg moeten de regels permanent worden bijgestuurd. In Australië leidde die aanpak tot een halvering van het aantal wetten.

Administratief beheer verbeteren

Van hoog tot laag kan het beheer van de overheid beter: door het reduceren van het politieke personeel, het beperken van het aantal beleidsniveaus, en de uitbouw van een kleinere en gedepolitiseerde ambtenarij.

Het aantal volksvertegenwoordigers en ministers drastisch beperken.

Onze samenleving heeft wegens de toenemende complexiteit op elk niveau nood aan professionele politici met een voltijdse beschikbaarheid.

In de samenleving is nog maar plaats voor minder, maar krachtiger uitgebouwde beleidsniveaus. In België zijn dat: federaal, regionaal en lokaal, waarbij volgens het subsidiariteitsbeginsel de bevoegdheden maximaal gaan naar het laagste democratisch verkozen niveau.

Het geherstructureerd lokaal niveau opwaarderen. ‘Face to face’ leggen de burgemeester en schepenen rekenschap af aan de bevolking. Die ziet immers het verband tussen de belastingen die hij betaalt en de aangeboden dienstverlening en maakt spontaan vergelijkingen met andere gemeenten. Dat leidt tot een opwaartse druk op de kwaliteit van de publieke dienstverlening.

Het aantal ambtenaren staat in verhouding tot de uit te voeren taken. Wel moet bij het wegsnijden van het overtollige vet erover worden gewaakt niet te raken aan het spierweefsel van de administraties. Bovendien is het belangrijk lessen te trekken uit de eerder mislukte Copernicushervorming en te saneren zonder dat de kwaliteit van de dienstverlening aan de bevolking aan belang inboet.

Objectivering van de promoties van ambtenaren. Een onafhankelijke instelling voor promoties maakt een eind aan de bemoeienissen van de neocorporatistische organisaties. Een belangrijk instrument is het objectiveren van de jaarlijkse beoordeling van ambtenaren.
De nakende pensioengolf is een ideale gelegenheid om een nieuwe ambtelijke cultuur ingang te doen vinden.

Essentieel bij de opvolging van het beleid is de opmaak van de begroting. Hier dringt een responsabilisering van de ondersteunende diensten zich op.

De doorgedreven toepassing van de informatica kan de productiviteit van de overheid verhogen, haar dienstverlening performanter maken en veel geld besparen.

SOCIO-CULTUREEL

Alternatief voor wie uit de boot valt

Alternatief voor wie uit de boot valt
Renners helpen elkaar onderweg. En wie dan toch niet meekan met het A-team betwisten wedstrijden bij de eliterenners zonder contract. Ook die leveren best spannende koersen op.

 

Sociale economie volwaardig uitbouwen

Wie in een sociale vangnet terechtkomt, moet daar zo snel mogelijk weer uit. Een werkloze hoort een fatsoenlijke uitkering te krijgen, maar ook prikkels om zo vlug mogelijk weer aan het werk te gaan. De Scandinavische landen tonen aan dat geen tegenspraak bestaat tussen een sterk uitgebouwd sociaal zekerheidssysteem en een goede internationale concurrentiepositie.

Toch is voor een groeiend aantal mensen een job in het normale economische circuit te hoog gegrepen. Voor hen biedt de sociale economie een uitweg. Wie een beperking heeft, krijgt een rugzak met daarin subsidies die zijn rendementsverlies compenseren.

Met een grote dosis creativiteit, gezond verstand, enthousiasme en inzet kun je bergen werk verzetten met mensen met wie je zogezegd niet veel kunt aanvangen. De sociale economie blijft een onontgonnen goudader. Omdat het aantal mensen dat het ritme van onze samenleving niet langer aankan, toeneemt, moet de overheid blijvend investeren in de sociale economie.

Vrijwilligerswerk versterkt sociaal kapitaal

De welvaartstaat kan onmogelijk alle noden lenigen. Mensen zijn op elkaar aangewezen en horen voor elkaar verantwoordelijkheid op te nemen. Een belangrijke hefboom vormt het vrijwilligerswerk.Omdat jonggepensioneerden en volwassenen wier kinderen het huis uit zijn het vaakst vrijwilligerswerk doen, dient zich in het vooruitzicht van de vergrijzingsgolf dient zich een enorme opportuniteit aan. Het is voor de samenleving van het allergrootste belang een gunstig klimaat te creëren waarin het vrijwilligerswerk kan gedijen.

Opmars sociale netwerken

Het ik-ik-tijdperk of het ongebreidelde individualisme ruimt langzaamaan plaats voor de ik-wij-samenleving. Illustratief is het succes van de sociale netwerken via het internet zoals Netlog en Facebook. Die leggen wereldwijd contacten met vrienden en vrienden van vrienden. In juni 2010 logde wereldwijd een half miljard mensen in op Facebook. 400 miljoen zijn actieve gebruikers en de gemiddelde gebruiker heeft 130 ‘friends’.
Op de netwerksite Skwint kunnen de gebruikers elkaars agenda inkijken en afspraken plannen op een datum die voor iedereen past. Voor zakelijke contacten is de site LinkedIn populair. Iedereen kan doorgaans gratis gebruikmaken van deze exploderende markt, maar vergis u niet. De marktwaarde van Facebook wordt geschat op 25 miljard dollar. Mark Zuckerberg, de 26-jarige oprichter van Facebook, heeft een vermogen van vier miljard dollar.
De sociale netwerken zijn geen hype, maar zullen in vele varianten nog aan belang winnen. Hier past maar één boodschap: niemand mag die trein missen.

Graantje cultuur en ontspanning meepikken

Graantje cultuur en ontspanning meepikken
De renners doen meer dan koersen alleen. Na de wedstrijden pikken zij naar eigen keuze een graantje cultuur en ontspanning mee in de stad waar zij verblijven.

 

Kunst en cultuur verhogen levenskwaliteit

Van oudsher vertolken kunst en cultuur een maatschappijkritische stem en relativeren het alledaagse bestaan. Beide zitten verankerd in onze genen en hebben een sterk helende waarde. In extreme levensomstandigheden, zoals de concentratiekampen, schreven de gevangenen poëzie, maakten tekeningen en speelden theater om aan de gruwel van alledag te ontsnappen. Kunst en de cultuur brengen niet alleen mensen samen, maar tillen ook de kwaliteit van de samenleving op van de eigen kleine wereld naar een hoger niveau. Ze dragen in belangrijke mate bij tot onze levenskwaliteit en geluk.
Met zijn participatiedecreet uit 2007 streefde de voormalige Vlaamse minister van cultuur Bert Anciaux (SP.A) ernaar zoveel mogelijk mensen te laten deelnemen aan het cultuurleven.

 

NORMEN & WAARDEN

Harde regels voor zachte waarden

In een antwoord op de zelfmoordgolf bij de werknemers van France Télécom is het niet langer mogelijk zelfmoord te plegen in een nieuwbouw van het bedrijf in Seine-Saint-Denis nabij Parijs. De balustrades zijn verhoogd, de buitenterrassen niet langer toegankelijk en de ramen kunnen niet worden geopend. Toch lost het sussen van je geweten of je kop in het zand steken niets op. “Alles van waarde is weerloos,” dichtte Lucebert. Wanneer je zachte waarden niet beschermt of met harde hand verdedigt, worden die onder de voet gelopen. Het materiële en het immateriële zijn, zoals een Siamese tweeling, onverbrekelijk met elkaar verbonden.

Naar het Nederlandse voorbeeld moet België een parlementair debat voeren over de toepassing van normen en waarden.

Zingevingkaders op nieuwe leest

Ons leidmotief bij het op een nieuwe leest schoeien van de zingevingkaders is een citaat uit de Brief aan de Galaten van de apostel Paulus: “Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Houd dus stand en laat u niet opnieuw het slavenjuk opleggen.” (Gal, 5, 1)

Zevenstappenplan

Het op een nieuwe leest schoeien van het aanbod voor de zingeving vereist de invoering van een zevenstappenplan. Dit model is niet geïnspireerd op, maar wel een variante van de Kirchensteuer in Duitsland.

Een: huidige regeling afschaffen
De historische schuld van Napoleon is na twee eeuwen afgelost. Maar het afschaffen van die aloude regelgevingen betekent geenszins dat wij in een vacuüm terechtkomen.

Twee: de burger kiest via onderprijzing en ‘feet voting’ het zingevingkader van zijn voorkeur. Iedere inwoner bepaalt elk jaar op welk zingevingkader hij een beroep doet. De voorgestelde methodiek is een variante van de werkwijze in het onderwijs en in de gezondheidszorg. Zingevers die geen kwaliteit leveren, dreigen hun gebruikers en de bijbehorende financiering te verliezen.

Drie: een levenslang aanbod van een basispakket. Dat vangt aan op de leeftijd van zes jaar en neemt een einde bij het overlijden. Tot de leeftijd van achttien jaar beslissen de ouders over de besteding. De gebruiker betaalt tien procent.

LEEFTIJD

WAARDE VOUCHER

BIJDRAGE GEBRUIKER

6-12 jaar

€ 50

€ 5

13-18 jaar

€ 100

€ 10

19-65 jaar

€ 200

€ 20

De getallen zijn exemplarisch. De Ethische Commissie Zingevingkaders legt die vast.

Vier: een. Naast het basispakket hebben bepaalde doelgroepen nood aan een bijkomende ondersteuning: gevangenen en patiënten in rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhubijkomende ondersteuning van kwetsbare groepenizen en psychiatrische instellingen.

Vijf: de Ethische Commissie Zingevingkaders stelt op het niveau van de gemeenschappen een lijst op van organisaties die in aanmerking komen voor erkenning en subsidiëring.

Zes: locale uitvoering vereist het afsluiten van twee convenanten. Wegens het belang van zingeving voor het goed functioneren van de samenleving voorkomen grendels dat de zingevingkaders elkaar rechtstreeks beconcurreren. Dat kan door het opmaken van twee convenanten in iedere gemeente:

Zeven: een overgangperiode van tien jaar. De naadloze overgang van de oude naar de nieuwe regelgeving vergt een overgangsperiode van maximaal tien jaar.

Maatschappelijk surplus

De investering van de overheid in zingevingkaders is geen verloren geld, maar draagt een onvermoed groot potentieel in zich.

 

Niveau 2: Europa

Na het Belgische niveau pleiten we voor de invoering van de vier hoekstenen van ons maatschappijmodel in Europa. Dat staat voor twee uitdagingen: de integratie versterken en het nemen van internationale verantwoordelijkheid.

Europese Unie beïnvloedt ons dagelijks leven

De Europese Unie (EU) groeide de voorbije halve eeuw uit tot een mastodont. De in 1957 opgerichte unie van zes lidstaten: de Benelux, Frankrijk, Duitsland en Italië, breidde zich uit naar negen landen (Denemarken, Ierland en Groot-Brittannië) in 1973, tien landen (Griekenland) in 1981, twaalf landen (Portugal en Spanje) in 1986, vijftien landen (Finland, Oostenrijk en Zweden) in 1995, 25 landen (Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië) in 2004 en telt ten slotte 27 landen na de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007. De Europese schaalvergroting was het gevolg van een natuurlijke ontwikkeling die mee werd aangestuurd door de globalisering. Zo ligt bij 83 procent van de Belgische banken het beslissingscentrum in het buitenland. Het is voor een goed bestuur evident dat Europa een grotere rol gaat spelen. Dat staat wel voor een paradox: naarmate de economische ruimte groeit, wordt de politieke ruimte in veel landen, waaronder België, kleiner.
De Europese Unie is in de eerste plaats een economisch succesverhaal. De creatie van één economische ruimte legde de basis voor de ongekende stijging van onze welvaart. Het Verdrag van Maastricht uit 1993 leidde tot de oprichting van de Economische en Monetaire Unie, met als bekroning de invoering van de eenheidsmunt euro op 1 januari 2002. De euro doorstond de financiële crisis van oktober 2008, terwijl de landen die niet tot de eurozone waren toegetreden, zoals IJsland, aan de rand van de afgrond balanceerden. In schril contrast met dat Wirtschafswunder of economische wonder kwamen het sociale en het culturele Europa nauwelijks van de grond. Ook liepen de pogingen om een politieke unie tot stand te brengen, met een gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid en een gezamenlijke aanpak van Justitie en Politie, niet van een leien dakje. Na een eerste neen bij een referendum in Ierland in oktober 2001 ging het Verdrag van Nice terug naar af. Het ontwerp van Europese Grondwet werd afgevoerd in 2005 na een neen bij referenda in Frankrijk en Nederland.
Met uitzondering van de sociale zekerheid en de fiscaliteit beheerst Europa veel meer dan we vermoeden ons dagelijkse leven . Een groot deel van het wetgevend werk in de lidstaten bestaat erin de Europese richtlijnen om te zetten in wetten. De ministers van Landbouw en Milieu kunnen nog nauwelijks eigen initiatieven ontwikkelen. Europa laat zijn invloed gelden via arresten en verordeningen, maar ook door het toekennen van subsidies waaraan voorwaarden zijn verbonden of door het lanceren van doelstellingen waarbij nationale en regionale overheden zelf beslissen op welke manier ze die verwezenlijken.

Verdrag van Lissabon: Europese instellingen op nieuwe leest

Het Verdrag van Lissabon werd na een tweede Iers neen in een licht aangepaste versie dan toch goedgekeurd door de 27 lidstaten van de Europese Unie en trad op 1 december 2009 in werking. Dat geeft de werking van de instellingen een nieuwe vorm waardoor de Unie nu voor lange tijd van het institutionele debat is verlost. Het Verdrag schept ook een heldere bevoegdheidsverdeling tussen het Europese niveau en de nationale lidstaten, en tussen de Europese instellingen. Naast het Hof van Justitie of de rechterlijke macht, de Europese Centrale Bank en de Europese Rekenkamer dat de financiën controleert, ligt het zwaartepunt van de besluitvorming bij de Europese raad en de Raad van ministers, het Europees parlement en de Europese commissie.
De Europese Raad of Europese Top groepeert de staats- en regeringsleiders van de lidstaten. Zij vergaderen onder het voorzitterschap van Europees president Herman Van Rompuy. Daarnaast komen de ministers van landbouw, economie en financiën, werkgelegenheid, sociaal beleid enzovoort in de Raad van ministers. Die neemt de belangrijke wetgevende beslissingen. Het Verdrag van Lissabon leidde ook tot een opwaardering van het Europees Parlement. Deze assemblee van 736 vertegenwoordigers van de 27 lidstaten wordt om de vijf jaar verkozen. Het parlement controleert de Europese commissie, maar beslist samen met de Europese Raad en de Raad van ministers over de wetgeving – de goedkeuring van richtlijnen en verordeningen – en keurt de begroting goed. Het parlement benoemt ook de leden van de Europese commissie.

De Europese commissie, zeg maar de Europese regering, staat onder het voorzitterschap van de Portugees José Manuel Barroso. Die heeft ook initiatiefrecht op wetgevend vlak, maar haar belangrijkste opdracht is de controle op de naleving van de Europese regelgeving door de lidstaten.
De interne besluitvorming verloopt moeizaam , zelfs wanneer die met een gewone meerderheid kan tot stand komt. Nog moeilijker liggen de kaarten in de domeinen waar de instemming is vereist van alle 27 lidstaten, zoals het buitenlands beleid. Pas recentelijkwordt werk gemaakt van de uitbouw van een Europese diplomatieke dienst onder leiding van de Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton. Remmende factoren zijn de verdeeldheid tussen de nieuwe- en de oude lidstaten, terwijl de grote lidstaten Duitsland en Frankrijk het laken sterker naar zich toehalen.
De Europese molen maalt langzaam, maar zodra de knopen zijn doorgehakt, is het ernst. Want wat Europa verordent of waarborgt, moeten de lidstaten toepassen. Het Verdrag van Lissabon geeft de Europese Unie meer macht om onwillige of onzorgvuldige lidstaten te dwingen de regels na te leven. Wellicht nog belangrijker is dat de burgers zich rechtstreeks op Europese regels en mensenrechten kunnen beroepen, wanneer de wetgeving of de praktijk in hun eigen land daarmee strijdig is.
Voor de uitvoering van haar beleid beschikt de Europese commissie over een eigen administratie. Die is met zowat 24.000 werknemers maar even groot als die van een grote Europese stad. Het is van cruciaal belang de verdere groei van die administratie – parallel met de verdere uitbouw van Europa – in optimale omstandigheden te laten plaatsvinden. Ten allen prijze moet worden voorkomen dat de Europese Unie wegzinkt in een logge bureaucratie.

Uitdaging 1 : Europese integratie versterken

Ondanks het economische succesverhaal functioneert de Europese Unie na de jongste uitbreiding naar 27 lidstaten minder coherent. De limieten voor een behoorlijk bestuurd Europa zijn nagenoeg bereikt. Bovendien worden de verschillen op alle domeinen van het maatschappelijk leven tussen de volkeren in het noorden en het zuiden, en het oosten en het westen groter naarmate die verder uit elkaar liggen.
Er zal wellicht nog een generatie over gaan alvorens de uitbreidingsrondes van 2004 en 2007 ten volle zijn verteerd.
De komende jaren blijven de economie en het financiewezen de belangrijkste motoren van de Europese integratie. Maar een bijsturing dringt zich op. Naast de Europese centrale bank moet een Europees Agentschap voor het Bank- en Financiewezen orde op zaken te stellen in de financiële sector.

Europa zal in toepassing van het Verdrag van Lissabon zwaarder wegen op de veiligheid en het justitiebeleid. Volgend op het Europese aanhoudingsbevel dat de uitleveringsprocedures vervangt, worden ook de bewijsverkrijging, de uitwisseling van gegevens, de privacywetgeving, de harmonisering en de erkenning van straffen en strafmaten, en de regels voor DNA-bewijs of vingerafdrukken, Europees geregeld. Grensoverschrijdende criminelen zullen meer worden geconfronteerd met speurdersteams die zijn samengesteld uit politiemensen uit verschillende landen.

Een Europese dimensie die vandaag nagenoeg ontbreekt, is de verantwoording tegenover de burgers. De kiezer wijst de parlementsleden aan, maar heeft geen invloed op de samenstelling van de Raad van ministers en de Europese commissie: de echte ‘decision makers’. Bovendien werken de Europese instellingen onafhankelijk van elkaar en loopt de Europese besluitvorming niet altijd rechtlijnig, wegens de invloed van de regeringen van de grote lidstaten. Ook spelen bij de stemmingen wisselende allianties. Deze niet altijd eenduidige aanpak remt de Europese integratie af.

Naast de voormelde harde sectoren vereist de Europese integratie de uitbouw van de zachte sectoren. Hoewel het sociaal beleid in hoofdzaak een materie is van de 27 lidstaten, heeft Europa ook op dat punt een belangrijke rol te vervullen. Het Europees Sociaal Fonds (ESF) zou de hefboom moeten zijn om de grote verschillen tussen de lidstaten weg te werken. Voor de periode 2007-2013 beschikt het ESF over een budget van 75 miljard euro of tien procent van de Europese begroting. Maar in de praktijk verzinkt dat sociale herverdelingsmechanisme  – het grootste deel van de koek gaat naar de nieuwe Europese lidstaten – in een papierwinkel.

Europa is al duizend jaar in de eerste plaats een cultureel gegeven. Kunst en cultuur – de hefbomen bij uitstek voor inhoudelijke en meer kwalitatieve samenleving – waren eeuwenlang een uniek bindmiddel tussen de volkeren. Zo verspreidden de romaanse bouwkunst, de gotiek, de renaissance, de barok, de rococo, het classicisme enzovoort zich over heel Europa. Kunstenaars en architecten trokken Europa rond. Het cultureel beleid is in hoofdzaak een materie van de individuele lidstaten. Toch heeft Europa aanvullend op dit punt een belangrijke rol te vervullen. Vanaf 1985 wordt elk jaar een “culturele hoofdstad” aangeduid, maar pas het Verdrag van Maastricht in 1992 erkende de culturele dimensie van de Europese integratie. Illustratief voor de marginalisering is het budget van 400 miljoen euro in de begroting 2007-2013: een peulschil van 0,5 procent.

Het christendom is fundamenteel verweven met de Europese identiteit en loopt als een rode draad door de geschiedenis. Ondanks minder fraaie bladzijden zoals de kruisvaarten en de godsdienstoorlogen staat zijn meerwaarde door de eeuwen heen buiten kijf. Zo smeedden de pelgrimstochten naar Jeruzalem, Rome en Santiago de Compostela eeuwenlang banden tussen de volkeren over de grenzen heen. Hoewel overtuigde katholieken – Jean Monnet, Robert Schuman en Konrad Adenouer – aan de wieg stonden van wat nu de Europese Unie heet, groeide die uit tot een seculier orgaan. Noch in de preambule van de Europese grondwet, noch in het Verdrag van Lissabon werden verwijzingen naar het christendom of God opgenomen. Toch is het christendom nog altijd de dominante religie: met naast katholieken veel protestanten – vooral in het noorden – en orthodoxen in het zuidoosten. Daarnaast leven in de Europese Unie een miljoen joden en zestien miljoen moslims. Volgens de Eurobarometer van 2005 gelooft 52 procent van de Europeanen in een God, 27% in een of andere bovennatuurlijke entiteit of levenskracht en 18% in geen enkele vorm van geloof. Hoewel deze materie in de eerste plaats de lidstaten aanbelangt, hoort Europa additioneel een rol te vervullen. Religies kunnen een belangrijke rol spelen bij het tot stand brengen van een grotere Europese integratie, maar dat potentieel blijft onaangeroerd.

Het Europees parlement hoort naar het voorbeeld van het debat in de nationale lidstaten een debat te voeren over de toepassing van een ethische code in de Europese instellingen en besluitvorming. Hoewel de belangstelling voor het Europese project op een historisch dieptepunt staat  – bij de verkiezingen voor het Europese parlement in 2009 daagde amper 43 procent van de kiezers op – en de Europese dimensie in het beleid van de 27 lidstaten nauwelijks aan bod komt, hebben we geen andere keuze dan daar blijvend grote aandacht aan te besteden. Dat is cruciaal voor de toekomst van Europa. De heersende lethargie heeft niet alleen betrekking op de dagelijkse werking, maar ook op de voorbereiding van de grote discussies, zoals de vraag naar de grenzen van de Europese Unie. Hier speelt de wetmatigheid van de pot die de ketel verwijt zwart te zijn. De ministers die in de Europese ministerraden belangrijke beslissingen nemen, berichten daarover nauwelijks in hun eigen parlement. En op hun beurt roepen de parlementsleden hun ministers zelden ter verantwoording over de Europese thema’s, terwijl die een of twee jaar later nieuwe wetgevingen ter goedkeuring voorleggen in toepassing van Europese verordeningen, waarbij de parlementsleden nauwelijks een andere keuze hebben dan die goed te keuren. De complexiteit wordt vaak ingeroepen als verschoning, maar die kan geen vrijbrief zijn: noch voor de parlementsleden, noch voor de media die aan het Europese verhaal te weinig aandacht besteden.

Uitdaging 2: Internationaal verantwoordelijkheid nemen

Europa speelde traditioneel een toonaangevende rol in de( mede door haar opgerichte) internationale instellingen. Maar dat is bijna voltooid verleden tijd. Bij gebrek aan een gemeenschappelijke strategie kijkt Europa machteloos aan de zijlijn toe. Tot voor kort hadden de Europese landen, zowel wat de vertegenwoordiging als wat de inspraak betreft, een grote vinger in de pap in de internationale instellingen. Maar de traditionele taakverdeling – een Amerikaan aan het hoofd van de Wereldbank en een Europeaan die het IMF leidt –, lijkt niet houdbaar. Die spelregels worden gaandeweg herschreven.
De Europese Unie is lid van de G20. Maar daarnaast hebben in dat wereldforum zowel Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk als Italië een zitje. Zij voelen zich opnieuw belangrijke internationale spelers en verdedigen in de eerste plaats hun nationale belangen, waardoor zij niet altijd de Europese kaart trekken. Door die ambigue situatie slaagt Europa er maar niet in zijn stempel te drukken op het debat en belandt langzaamaan in de zijlijn. In de in 2006 opgerichte Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties verwierven de Aziatische landen en de Afrikaanse landen een meerderheid waarna de EU in een aantal dossiers in de minderheid werd gesteld. En in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties die zich inlaat met de internationale vrede en veiligheid, claimen India en Brazilië een zitje. Een ervaren Chinees diplomaat liet zich ontvallen dat bij de komende hervorming van de Veiligheidsraad het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk – twee van de vijf permanente leden met vetorecht – hun zetels best fuseren tot één Europese zetel. Bij ontstentenis van een gemeenschappelijke strategie lijkt Europa niet voorbereid op de discussie over de nakende hervorming van de Veiligheidsraad, het IMF en de Wereldbank. Politiek drukt het almaar minder een stempel op de mondiale ontwikkelingen. Evenmin speelt de eurozone een eersterangsrol in het mondiale financiële verkeer.
Omdat Europa zijn energie slechts gedeeltelijk zelf produceert, blijft het voor de bevoorrading afhankelijk van de invoer van fossiele brandstoffen. Er kondigt zich een strijd aan tussen de continenten voor de controle over de grondstoffen. En die speelt zich lang niet alleen af op het diplomatieke terrein. Javier Solana, de secretaris-generaal van de West-Europese Unie (WEU) en de Hoge Vertegenwoordiger van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), de tweede pijler van de Europese Unie, lanceerde in 2003 de nota Een veilig Europa in een betere wereld. De Europese Unie beschikt over een snelle reactiemacht: vijftien ‘battle groups’ van ieder 1.500 manschappen, waarvan er permanent twee paraat staan om waar ook ter wereld in grijpen.

Bij de mondiale vraagstukken die het samenleven op onze planeet bedreigen, met voorop het milieuvraagstuk, moet Europa een voortrekkersrol op zich nemen.

 

Niveau 3: wereld

De ultieme stap, na België en Europa, is het opnemen van de mondiale verantwoordelijkheden door zowel de officiële- als de officieuze instellingen: de Verenigde Naties en de G20. Het debat over internationale normen en waarden voeren, hoort uit de monden in een wereldwijde ethische code. De proeve van uitgangspunt is dat alle aardbewoners eenzelfde lot delen.

Voorbeeldfunctie voor de zwakkere landenteams

Voorbeeldfunctie voor de zwakkere landenteams
De voorbeeldfunctie van de Belgische en de Europese ploegen moet ook afstralen op de teams van zowel de nieuwe ambitieuze Aziatische en Zuid-Amerikaanse landen, maar bovenal op de teams van de landen uit de derde wereld die over heel wat minder middelen en mogelijkheden beschikken. Toch is het van het allergrootste belang dat ook zij deelnemen aan internationale wedstrijden. De UCI moet de reputatie van de wielersport als de mondiale sport bij uitstek hoog in het vaandel dragen.

 

Officiële en officieuze internationale instellingen

De globalisering confronteert de internationale gemeenschap met grensoverschrijdende vraagstukken die nauw met elkaar zijn verweven: veiligheid, ontwikkeling, mensenrechten, energie, klimaatwijziging en migratie. Internationale samenwerking is noodzakelijk om tot oplossingen te komen. De instellingen van de Verenigde Naties die werden opgericht om één specifiek vraagstuk aan te pakken, lijken door die toenemende complexiteit niet gewapend om oplossingen uit te dokteren. Daarom nam de G20, het officieus machtsforum, geruisloos die plaats in.
In de schoot van de Verenigde Naties (VN) die 193 leden telt, opereren zes bestuursorganen – waaronder de Algemene Vergadering, het Internationale Gerechtshof en de Veiligheidsraad – naast gespecialiseerde instellingen: de Unesco, de Wereldgezondheidsorganisatie WHO, Unicef en het ontwikkelingsprogramma UNDP. Een belangrijke rol is ook weggelegd voor de in 1944 opgerichte Bretton Woods-instellingen: het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank. Zij worden geleid door technocraten en in hun werking primeren het zuiver economische denken en de vrijhandel. Toch loopt de werking van die internationale fora, waar de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog nog altijd de toon zetten, mank. Voor velen blijven de Verenigde Naties een praatbarak, want al de pogingen om de werking op te waarderen, strandden tot dusver. 
In de nadagen van de eerste oliecrisis vond in 1975 de eerste bijeenkomst plaats van wat later de G6 werd genoemd: de regeringsleiders van de Verenigde Staten, Japan, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Italië – destijds de belangrijkste industriestaten. Later voegden Canada (G7) en Rusland (G8) zich bij de club. Het gewicht van die aanvankelijk informele bijeenkomsten nam met de jaren toe. Oorspronkelijk waren die alleen bedoeld voor de ministers van Financiën. Later werd die agenda uitgebreid tot de economische-, de politieke-, de veiligheids- en de milieukwesties. In 2009 nam de G20 definitief de rol van de G8 over als belangrijkste officieuze coördinatieorgaan van de wereldeconomie. De organisatie groepeert de negentien belangrijkste economieën en de Europese Unie. Dat zijn de landen van de G8 en Argentinië, Australië, Brazilië, China, India, Indonesië, Mexico, Saoedi-Arabië, Turkije, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. Die ‘systemisch’ belangrijke economieën – bij een faillissement kunnen zij het wereldwijde financiële stelsel in gevaar brengen –vertegenwoordigen tachtig procent van de wereldhandel en negentig procent van het wereldwijde bruto binnenlands product. Hoewel de G20 twee derde van de wereldbevolking vertegenwoordigen, is dat geen representatief orgaan. Initieel was de G20 een bijeenkomst van de ministers van Financiën en de voorzitters van de centrale banken. Maar in het zog van de financiële crisis van 2008 staan op de agenda van die topontmoetingen ook de uitdagingen waarmee de wereld wordt geconfronteerd, waaronder het klimaat en de strijd tegen het terrorisme. De G20 heeft geen democratische legitimiteit, maar treedt wel performant op. De kans is reëel dat op dit informele overlegforum de echte internationale afspraken worden gemaakt.
Wereldwijd opereren nog andere informele fora. Ieder jaar komt in de Zwitserse stad Davos het Wereld Economisch Forum (WEF) samen. Dat groepeert tweeduizend ceo’s van de grootste bedrijven, presidenten en eerste ministers alsook intellectuelen en journalisten. Binnen de schoot van het WEF werd het forum Young Global Leaders opgericht dat een netwerk van leidende figuren in de economie, technologie en communicatie en internationale samenwerking samenbrengt die jonger dan veertig jaar zijn. De tegenhanger van het WEF is het Wereld Sociaal Forum dat vooral voorstanders van de anderglobalisering groepeert.

Debat over normen en waarden en de mondiale ethische code

De voorbije twintig jaar is de wereld er door de globalisering anders gaan uitzien. Zo beweegt rond de mensenrechten beweegt heel wat. Hoewel die eis een universele dimensie in zich raagt, leeft vooral in het Zuiden de perceptie dat het een exclusieve westerse agenda betreft. Want wanneer zij dat thema in zijn brede betekenis aankaarten – waaronder het recht op ontwikkeling –, komt het Westen niet verder dan wat lippendienst. Overigens zit de westerse benadering in het defensief, nu China aan het mensenrechtendiscours een andere invulling geeft. De nood aan een nieuwe, wereldwijd gedragen synthese is groot.
De internationalisering van veel ondernemingen wakkerde het debat aan over normen en waarden. De Verenigde Naties zijn het forum bij uitstek voor het voeren van die discussie. Die moet uitmonden in de redactie van een ethische code.
Bij wijze van proeve is het uitgangspunt daarvan het besef dat alle aardbewoners eenzelfde gemeenschappelijk lot delen. Het is aan eenieder om daar ook naar te handelen.

Proeve van actiepunt (1): optreden als de hoeders van onze broeders

We zijn de hoeders van onze broeders, ook van wie aan de andere kant van de wereld woont. Werkgeversorganisaties moeten begaan zijn met het lot van de patroons in de derde wereld, terwijl de vakbonden het horen op te nemen voor de belangen van de werknemers wereldwijd.
Het Westen kan op veel meer terreinen dan vermoed, een positieve bijdrage leveren.

Proeve van actiepunt (2): millenniumdoelstellingen verwezenlijken

We kunnen onze ogen niet sluiten voor de behoeften in de 79 armste landen. In 2008 sloeg de financiële crisis daar het hardst toe: hun economieën zijn niet exportgericht en de banken weinig ontwikkeld. Die landen wegen nauwelijks op de internationale politiek: zij spelen economisch geen enkele rol en bedreigen alleen de wereldorde door epidemieën en oorlogen.
De hefboom vormen de millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties die wereldwijd de armoede willen bannen. In 2000 werden acht concrete doelen vooropgesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Aan de hand van indicatoren wordt de voortgang gemeten in vergelijking met 1990.
De acht doelstellingen zijn:

Proeve van actiepunt (3): milieuvraagstuk aanpakken

De nieuwe mondiale ethische code moet de milieuvervuiling aanpakken en de opwarming van de aarde tegengaan. De invoering van drie principes biedt een uitweg:

 

3. Uitvoering

Dit maatschappijmodel stoelt op een consequente toepassing van het subsidiariteitbeginsel en de overtuiging ‘Yes, we can’. De uitvoering omvat vier fasen. Ons voorstel om de besluitvorming enerzijds in eigen land lokaal en regionaal sterker uit te bouwen en anderzijds de rol van de Europese Unie en de Verenigde Naties te versterken, is een paradox of een schijnbare tegenstelling. Beide tendensen zijn niet contradictorisch omdat het subsidiariteitbeginsel consequent wordt toegepast.
Kun je een samenleving fundamenteel veranderen? Zeer zeker. In de periode 1970-1999 verloor de luchtvaartmaatschappij Korean Air zestien vliegtuigen en lieten 750 passagiers en bemanningleden het leven wegens het in de Koreaanse cultuur diep gewortelde respect voor de oversten. Copiloten hadden niet de moed hun bazen tegen te spreken wanneer hun vliegtuig in moeilijkheden verkeerden. Vanaf 2000 boog Korean Air die reputatie om waardoor die een van de veiligste vliegtuigmaatschappijen is. In navolging van de lijfspreuk van de Amerikaanse president, Barrack Obama, “Yes, we can”, kunnen ook wij het roer omgooien. Maar willen we dat wel? Dit model heeft een hoog utopisch gehalte omdat de uitvoering de heilige huisjes viseert. De geschiedenis leert dat wie daar zelfs maar zijn vinger naar uitsteekt, die gegarandeerd op zijn kop krijgt.

Stap een: democratische besluitvorming naar Zwitsers model

Het lichtende voorbeeld bij het op een nieuwe leest schoeien van de democratische besluitvorming is de bondsstaat Zwitserland. Voor een goed begrip: slechts een aantal elementen wordt overgenomen. Dat geldt zeker niet voor het bankgeheim en de zeer trage besluitvorming. Vier elementen houden wel een grote meerwaarde in.
Een: het zwaartepunt bij de gemeenten. In Zwitserland beheren de gemeenten veertig procent van het budget en zijn bevoegd voor alle materies, behalve deze die het lokale niveau overstijgen zoals de aanleg van wegen en het onderwijs. Deze behoren tot de bevoegdheid van de 26 kantons. De bondstaat oefent alleen de restbevoegdheden uit.
Twee: regering volgens ‘toverformule’. De zevenkoppige federale regering in Zwitserland is samengesteld uit de vier grootste partijen. De haalden bij de jongste verkiezingen 171 van de 200 zetels. De regering beslist op basis van een brede maatschappelijke consensus en alle ministers onderschrijven het meerderheidsstandpunt binnen de regering.
Drie: een federale kieskring. Zwitserland heeft één federale kieskring.
Vier: roterend presidentschap voor één jaar. De president wordt door het parlement ieder jaar opnieuw verkozen voor één jaar uit de leden van de regering. Die treedt op als voorzitter van de regering volgens het principe van ‘primes inter pares’ en voert de representatieve functies uit. In dat rotatiesysteem treden telkens andere mensen op het voorplan en klampt niemand zich aan dat ambt vast.

Nieuwe taakverdeling maakt iedereen tevreden

Nieuwe taakverdeling maakt iedereen tevreden
De nieuwe aanpak van de Belgische landenploeg beïnvloedt de interne ploegwerking. Externe wielerexperts en psychologen volgen de werking van dichtbij op. Ook de masseurs, de materiaalmeesters en de onderhoudsploeg krijgen een andere rol. Doordat alles nu gesmeerder loopt, is iedereen tevreden: van de koersdirecteurs tot de renners.

 

Stap twee: nieuwe rol voor alle actoren

De werking van de overheid nieuwe stijl laat zich niet langer in met cliëntelisme of het behartigen van individuele belangen. De in grote mate geobjectiveerde werking wordt aangestuurd door technocraten, voor wie het algemeen belang op de eerste plaats komt. Die aanpak biedt de beste garanties voor een degelijk bestuur omdat technocraten vanuit een geobjectiveerde achtergrond redeneren en eenzelfde taal spreken. Een belangrijke rol is ook weggelegd voor de Centrale Kruispuntbank Wetgeving.

Twee onafhankelijke ethische commissies geven mee vorm aan de visieontwikkeling en sturen de werking van de zingevingkaders.
De Ethische Commissie Visieontwikkeling die wordt toegevoegd aan de gelijknamige topadministratie, onderwerpt alle toekomstvisies aan een ethische toets en bepaalt het gewicht van de afwijkingen op het Loopbaanplan.
De Ethische Commissie Zingevingkaders stelt de lijst op van organisaties die in aanmerking komen voor een erkenning en subsidiëring als zingevingkader, waakt over het pluriforme aanbod en fungeert als beroepscommissie bij lokale geschillen.

Beslissingen vereisen een tweederdemeerderheid.

De toepassing van ons maatschappijmodel met een verplichte vervaldatum voor iedere wet leidt tot een opwaardering van het parlement ten koste van de uitvoerende macht. Omdat ook de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht vergroot, wordt de ‘trias politica’ in ere hersteld.

Depolitisering, een grotere performantie en een beperktere omvang kenmerken de ambtenarij van de toekomst. Haar dienende rol tegenover de burger moet worden versterkt.

Ten slotte leiden de voorgestelde hervormingen tot een hertekening van de rol van de traditionele actoren. Voortaan bepalen de individuele werknemers op welke manier ze een invulling geven aan hun loopbaan. De rol van de vakbonden wordt beperkt tot hun intiële kerntaak: de verdediging van de belangen van hun leden. In toepassing daarvan horen de vakbonden niet langer jobs en sectoren zonder toekomst te verdedigen, maar nieuwe activiteiten te stimuleren. Wellicht hun grootste uitdaging is het vervangen van het huidige kortetermijndenken – de schreeuw naar meer koopkracht – door een langetermijnvisie die wereldwijd rechtvaardige arbeidsvoorwaarden tot stand brengt. De zorg voor de werknemers in de derde wereld is ook hun morele plicht.
Bij de werkgevers ligt het zwaartepunt de individuele ondernemingen en niet langer bij de patroonsorganisaties. Voor deze laatsten ligt eveneens een uitdaging weggelegd in de derde wereld om door de overdracht van knowhow ook daar het ondernemerschap te ondersteunen.
Het overleg tussen vakbonden en patroonsorganisaties handelt alleen over de loon- en arbeidsvoorwaarden, met grote aandacht voor de opleiding, de vorming en innovatie.
Voor het traditionele middenveld blijft een rol weggelegd omdat zij wegens hun laagdrempelige aanpak dicht bij de mensen staan. Toch beperkt hun inbreng zich tot hun maatschappelijke meerwaarde

Mentaliteitswijziging

Mentaliteitswijziging  
Via teambuilding komen de coureurs openlijk uit voor hun gedacht, hebben onderling meer contact, zijn meer solidair, engageren zich voor de ploeg. Daardoor worden de kwaliteiten van alle renners optimaal ingezet.

 

Stap drie: mentaliteit veranderen

Het wijzigen van de mentaliteit is een werk vanlange adem. Wij schuiven twaalf basishoudingen naar voren die in elkaar zitten verstrengeld. Zij kunnen, vlugger dan sommigen vermoeden, een wijziging van de mentaliteit bewerkstelligen.

Een: ernst en inzet. Het beheer van zowel het macroniveau, de Verenigde Naties, als het microniveau of de gezinnen stoelt op ernst en inzet.
Twee: controle. Goed bestuur vereist van hoog tot laag een democratische controle. Het gebrek daaraan zet immers de deur open voor misbruiken.
Drie: verantwoordelijkheid nemen. Paradoxaal genoeg gaat de globalisering niet gepaard met meer eenheid. Ondanks de talrijke ontmoetingskansen trekken velen zich terug achter de muren van het eigen gelijk. We kunnen niet aanvaarden dat mensen zich uit de samenleving terugtrekken. In een solidaire maatschappij is iedereen mee verantwoordelijk voor de samenleving in het algemeen en voor de medemens in het bijzonder. De overheid is geen melkkoe waarvan zoveel mogelijk moet worden geprofiteerd. Ieder hoort het deel te krijgen dat hem toekomt, maar het is ook de verantwoordelijkheid van eenieder dat de samenleving goed blijft functioneren. Wij zijn de samenleving.
Vier: loyaliteit. De voormalige Amerikaanse president, John F. Kennedy, zei tijdens zijn inauguratierede in 1960: “ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country”.
Vijf: respect. Respect is een basisvoorwaarde voor het goed functioneren van de samenleving. Dat straalt vooreerst af op de groep waartoe je behoort. Bedrijfsleiders die zich bezondigen aan een graaicultuur, plaatsen alle patroons in een slecht daglicht. Daarnaast is er het respecteren van ‘law and order’ voor wie over de schreef gaat. Zware criminaliteit moet hard worden aangepakt. Ten slotte is ook tussen de geledingen van de samenleving wederzijds respect cruciaal. Zo verdienen schooldirecteurs en hoofdverpleegkundigen die voor een kleine loonsopslag een verantwoordelijke functie op zich nemen meer respect.
Zes: open, gastvrije en verdraagzame samenleving. Dat stimuleer je door van op de lagere schoolbanken grotere aandacht te schenken aan de rijkdom van andere culturen en godsdiensten, meer internationale uitwisseling van studenten tot stand te brengen en wereldtalen zoals Engels en Spaans te promoten.
Zeven: duurzaam ondernemen en investeren. Het overleven op onze planeet vereist meer investeringen die geen negatieve impact hebben op het milieu en het klimaat. En duurzame beleggingen zijn een vertrouwenwekkend medicijn voor zowel de economie als de samenleving.
Acht: transparantie. Wellicht de grootste verworvenheid van duurzaam beleggen, is de transparantie. Via het internet is een vracht bedrijfsinformatie consulteerbaar. Die openbaarheid van informatie is een enorme troef: klanten kunnen met kennis van zaken oordelen in welk bedrijf ze beleggen, en bedrijven kunnen zich beter positioneren tegenover hun concurrenten. Een pijnpunt blijft de uniforme toepassing van criteria. De overheid moet niet alleen nagaan of de spelregels worden toegepast, maar controleert ook de informatie van de bedrijven en de banken op hun juistheid. Een informatieplicht kan ons inzicht verschaffen waar en in welke werkomstandigheden het textiel dat de Chinezen tegen dumpingprijzen op de markt gooien, werd gemaakt; en waar de koffiebonen die we gebruiken, werden geoogst.
Negen: niet de goedkoopste prijs, maar kwaliteit. We moeten afstappen van het idee-fixe alles te kopen tegen de laagste prijs. De hamvraag luidt: Hoe kunnen we de kwaliteit van ons leven verbeteren? Essentieel is dat de kwaliteit van een product in verhouding staat tot de prijs.
Tien: eerlijke handel. Ook eerlijke handel stoelt op een eerlijke prijsvorming. Wanneer de landbouwers geen eerlijke prijs krijgen, wordt op termijn de primaire sector ontwricht en dreigt die in handen te komen van grote commerciële concerns die op termijn de voedselprijzen fors zullen optrekken. Ook de landbouwers in de derde wereld moeten een eerlijke prijs voor hun producten krijgen.
Elf: bewust sober leven. Na zeven vette jaren komen altijd zeven magere jaren. Want van vandaag op morgen kan het tij keren: door een ongeval, ziekte of het losbarsten van een crisis. Sober leven gaat hand in hand met aanleggen van reserves.
Twaalf: verander de wereld, begin bij uzelf. We hebben de onhebbelijke gewoonte alle maatschappelijke pijnpunten door te schuiven naar de overheid. De schuld voor alles wat verkeerd loopt, ligt niet bij het individu, maar bij de staat – van wie wij verwachten, zelfs eisen, dat hij voor alle knelpunten oplossingen aanreikt. Toch ligt de ultieme verantwoordelijkheid voor wat in onze samenleving loopt en verkeerd loopt, niet bij een ander, maar bij onszelf. “Verander de wereld, begin bij uzelf”, zei dom Helder Camara.

Een mentaliteitswijziging die stoelt op deze twaalf basishoudingen kan gecombineerd een wereld van verschil maken. De positieve gevolgen zijn legio.
Een: een open debatcultuur. Individuen verheffen hun stem en slikken niet blindelings wat hogerhand wordt beslist. Van een kritische houding tegenover onszelf en alles wat we doen, wordt de maatschappij alleen maar beter. Het is belangrijk het publieke debat aan te zwengelen door openlijk te discussiëren en alternatieven te formuleren.
Twee: Sterkere sociale netwerken. Wanneer we onze basishouding bijsturen, komt een dynamiek tot stand die de sociale netwerken versterkt: zowel de traditionele sociaal-culturele organisaties, als de sociale netwerken via het internet zoals Facebook en Netlog.
Drie: meer maatschappelijk engagement. Door een grotere betrokkenheid zullen bezielde figuren op de voorgrond treden die misstanden aanklagen. Onze samenleving heeft in de strijd tegen de vernietiging van ons milieu en het bagatelliseren van het druggebruik nood aan geëngageerde voortrekkers.
Vier: grotere solidariteit. Een nieuwe mentaliteit schept ruimte voor meer solidariteit voor mensen in de vierde- en de derde wereld.
Vijf: potentieel van samenleving beter gebruiken. De potentieel aanwezige troeven kunnen volwaardig worden uitgespeeld.

Schuldenvrij

Schuldenvrij
De in- en uitgaven worden grondig herschikt. Maar de Belgische landenploeg kan beslist met hetzelfde jaarbudget haar bijgestuurde ambitie waarmaken. De ploeg heeft geen schulden. Iedereen kan met een gerust hart de toekomst tegemoet zien.

 

Stap vier: budgettaire nuloperatie

Het gebrek aan transparantie maakt een becijfering van dit model onmogelijk. Want voor tal van beleidsdomeinen zijn geen cijfers voorhanden. De afwezigheid van objectief statistisch materiaal blijft een van de grote leemtes bij de beleidsvoering. Zo worden tot op vandaag nieuwe wetten uitgevaardigd zonder een becijfering van de kostprijs. Wij willen niemand een rad voor de ogen draaien met onjuiste voorspellingen. Wel worden de geplande meeruitgaven en minder inkomsten ruimschoots gecompenseerd door de besparingen, minder uitgaven en meer inkomsten.

 

4. Droom van meer gelukkige samenleving

De finale betrachting is dat mensen zowel in België, als in Europa en de wereld gelukkiger samenleven. Om die droom te verwezenlijken behoeven we geen revolutie, wel een grondige revisie van onze samenleving. Die zal gepaard gaan met het bij voorkeur vrijwillig inleveren van welvaart en de invoering van duurzaamheid als nieuw ideaal. We hopen dat dit manifest de kracht krijgt van een mosterdzaadje. Want Utopia revisited is meer dan een vluchtige zeepbel.

In Olympische wegrit is deelnemen belangrijker dan winnen

In Olympische wegrit is deelnemen belangrijker dan winnen
Niet de gele trui is het doel, maar een goede prestatie in een bergklassement met de daaraan verbonden bolletjestui volstaat. Met minder prestatiedruk op de schouders kunnen de Belgische renners een behoorlijk resultaat behalen. Wel neemt een aantal landgenoten, met collega’s van de andere Europese ploegen in het peloton de leiding van de bus. Zij geven de coureurs uit landen van de derde wereld een ruggensteun waardoor zelfs patattencoureurs niet in de bezemwagen stappen. Iedereen over de meet luidt het devies. Deelnemen is belangrijker dan winnen.

De samenleving op een nieuwe leest schoeien, vereist geen ‘tabula rasa’ of een revolutie, wel een grondige revisie van de bestaande toestand die tot doel heeft de positieve dynamieken te versterken. De uitvoering maakt het mogelijk de idealen van de Franse Revolutie – vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid waaraan de duurzaamheid als vierde ideaal wordt toegevoegd – op een hoger niveau te verwezenlijken. Die aanpak opent immers de weg naar meer menselijk geluk.
Om dat surplus aan geluk te bereiken, hebben we geen andere keuze dan een stuk welvaart in te leveren. Wanneer we die stap niet vrijwillig doen, zullen anderen ons die van buitenaf opleggen. Dat wordt vanuit materieel oogpunt een pijnlijke operatie. Alhoewel. Het besef dat de eenzijdige klemtoon op het economische vooruitgangsdenken ons de voorbije decennia niet gelukkiger heeft gemaakt en bovendien ons ecologische en sociale kapitaal ruïneerde, laat ons geen andere keuze dan het geweer van schouder te veranderen.
Een verandering van de samenleving komt nooit van bovenaf tot stand omdat de beleidsverantwoordelijken zich vastklampen aan de structuren, hoe achterhaald die ook zijn. Een radicale verandering van onderuit is alleen succesvol wanneer een krachtige stroming de fundamenten van die structuren ondergraaft, tot ze instorten. Die ondergrondse stroom zwelt aan, veel sneller dan we vermoeden.
“Het bestaan van een utopie als utopie is een onontbeerlijke voorwaarde voor de mogelijkheid dat zij ooit ophoudt”, schreef de Poolse filosoof Leszek Kolakowski in zijn boek De mens zonder alternatief uit 1964. Van een utopisch model komt nooit iets terecht wanneer de inhoud niet wordt verkondigd op het ogenblik dat de uitvoering daarvan nog onmogelijk lijkt. “Irreële strevingen zijn een noodzakelijke voorwaarde voor de verwezenlijking van reële strevingen”, betoogt Kolakowski.
We vergelijken de verwezenlijking van ons maatschappijmodel met een tros zeepbellen. Die verzinnebeelden onze voorstellen om de samenleving grondig om te vormen. Ze vormen een samenhangend geheel omdat ze onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden. Het belangrijkste kenmerk van die tros is haar flexibiliteit en mobiliteit. Wanneer onderweg een zeepbel springt, is dat geen ramp omdat de andere zeepbellen die plaats soepel opvullen. Ondertussen stuwt het immateriële ordewoord of de missiemensen samenbrengen in de plaats van hen te verdelenwaarvan ieder voorstel in dit manifest tot in zijn diepste vezels is doordrongen, deze tros zeepbellen onzichtbaar voort in de richting van het finale doel: een meer gelukkige samenleving in België, in Europa en de wereld.
Wordt die zeepbel doorprikt? Of wordt Utopia revisited meer dan een utopie? Wij blijven hoe dan ook de droom van een meer gelukkige samenleving koesteren.

 

Samenvatting

Het project Europa 2020 heeft de ambitie de landen van de Europese Unie (EU) te laten aansluiten bij de wereldtop. Is dat een haalbare kaart – nu het vorige ambitieuze plan, het Lissabonakkoord (2000-2010) in veel landen een maat voor niets werd? Die kans op slagen is gering omdat de positieve dynamieken in de samenleving worden geërodeerd door de loodzware historische erfenis en de conflictgedachte waarvan onze samenleving tot in zijn diepste vezels is doordrongen. Dit manifest focust op de toestand in België, maar bij uitbreiding is deze analyse ook toepasbaar op de andere westerse landen omdat die op nagenoeg dezelfde leest zijn geschoeid. Als alternatief schuift dit manifest een nieuw samenlevingsmodel naar voren dat mensen in België, Europa en de wereld verenigt in plaats van ze te verdelen. Dat laat ons toe de droom van een meer gelukkige samenleving te blijven koesteren.

Conflictsamenleving ontspoort

De West-Europese samenleving wordt gekenmerkt door een reeks positieve krachten. Dat zijn een open economie, een hoge productiviteit door de sterke discipline en het veel en hard werken, een goed uitgebouwde sociale zekerheid en gezondheidszorg, en een hoogstaand onderwijssysteem met een groot aantal hogergeschoolden. Naast de spaarzin en de spreiding van de rijkdom over brede lagen van de bevolking zijn een sterk uitgebouwd verenigingsleven, een behoorlijk werkende democratie en een gevoel van burgerzin andere wezenlijke kenmerken van onze maatschappij.
Toch worden die dynamiek systematisch ondergraven door vooreerst een loodzware historische erfenis. Zowel in een ver verleden als recentelijk werden mijlenver uit elkaar bakens geplaatst waarlangs de stroom van de samenleving dient te verlopen. Hoewel die achterhaald zijn en een vlotte gang van zaken belemmeren, werden die bakens nooit op elkaar afgestemd. De vele heilige huisjes en de verworven rechten maken iedere aanpassing immers onbespreekbaar. De zwaarste hypotheek legt evenwel de diepgewortelde conflictgedachte. De verstoring van het demografische evenwicht eist een zware tol en de pletwals van het vooruitgangsdenken stuwt de economie voort in de richting van meer investeren, produceren en consumeren. In België staat het neocorporatistische politieke bestel met aan het roer machtige niet-verkozen belangengroepen, nog altijd overeind. Het individualisme scheert hoge toppen en een fundamenteel gebrek aan vertrouwen en respect werken een administratieve mallemolen, regelneverij en racisme in de hand. Al die elementen hebben met elkaar gemeen dat ze stoelen op een competitie die mensen systematisch verdeelt. Patroonsorganisaties staan lijnrecht tegenover de vakbonden en de partijen van de meerderheid gunnen die van de oppositie geen blik. Ook worden de burgers en de overheid en ten slotte jongeren en ouderen voortdurend tegen elkaar opgezet.
Die mentaliteit leidt tot een maatschappelijke ontwrichting in veelvoud. Bestuurlijk liggen de motoren van de federale regering en het sociaal overleg al jaren stil. België heeft een loodzware bovenbouw – met te veel parlementsleden, ministers en kabinetsmedewerkers – en een logge administratie. Nooit voorheen werden de sleuteldepartementen Financiën en Justitie zo verwaarloosd en met een onbenutte arbeidsreserve van 1,6 miljoen mensen draait onze arbeidsmarkt vierkant. Betutteling en regelneverij belemmeren de normale ontwikkelingen en door het kortetermijndenken belanden heikele dossiers op de lange baan. Vanuit sociaal oogpunt neemt de druk op de sociale zekerheid toe, stijgt de armoede en loopt het deficit in de gezondheidszorg hoog op. De verzwakte sociale cohesie maakt dat er geen plaats is voor ‘losers’ en sentiment, dat ouderen wegkwijnen in eenzaamheid en dat de jongere generatie ontspoort. Ook met het respect voor normen en waarden loopt het fout. Terwijl de hebzucht en het verwerven van macht en prestige welig tieren, kampen we met een onstuitbare normvervaging, wordt het oneigenlijk gebruik legio, neemt de corruptie toe en faalt de controle. Reclame en celebritycultuur treden op als nieuwe surrogaten van religie. Door een gebrek aan maatschappelijke dynamiek kwamen hervormingsplannen nooit verder dan wat gerommel in de marge. Verder kent België geen debatcultuur en monopoliseren grote commerciële concerns de media.
Kortom, de samenleving geraakt op de dool. De oude verhalen van weleer – iedere vorm van zingeving wordt gemarginaliseerd –, ruimden plaats voor de nieuwe ordewoorden: ikke en de rest kan stikke, schep de poen, vertrouw niemand en ‘après nous le déluge’. Bovenop de ontwikkelingen waarop we zelf greep kunnen hebben, komen in het kielzog van de globalisering onafwendbaar mondiale uitdagingen op ons af. We hebben jaarlijks twee tot drie procent groei nodig, alleen om gelijke tred te houden. Daarnaast zijn de twaalf nieuwe economieën bezig aan een onstuitbare opmars. Het geopolitieke en geo-economische zwaartepunt verschuift razendsnel naar het Oosten, terwijl de 79 armste landen dieper wegzinken. Ondertussen slinken de grondstoffenvoorraden en bedreigen milieuoverlast en klimaatverandering de toekomst van mens en natuur. Toch zijn we nauwelijks voorbereid op de toekomst. De verklaring waarom België ondanks alles nog goed boert en we nooit voorheen zo rijk waren, is dat de weliswaar sterk uitgeholde positieve dynamieken redelijk goed stand houden omdat alle westerse landen in hetzelfde bedje ziek zijn. Maar weldra volgt de ontnuchtering. De kloof met de nieuwe economieën lijkt onoverbrugbaar.
De opmars van China, Hongkong, Rusland, Zuid-Korea, India, Singapore, Brazilië, Maleisië, Mexico, Thailand en Turkije – is onstuitbaar. Zij halen hun achterstand met reuzensprongen in en presteren volgens de prognoses uiterlijk in 2050 beter dan de westerse landen. Die belanden onafwendbaar in een neerwaartse spiraal. België verliest nu al in alle internationale rankings terrein en de buitenlandse investeringen drogen op. Vier structurele handicaps maken dat dit tij – ondanks de zeer hoge productiviteit – niet zal keren: het krimpende aandeel op de exportmarkten, de torenhoge fiscale en parafiscale druk, de weigering grote hervormingen door te voeren en ten slotte de gestage daling van het Europese aandeel in de wereldeconomie.

Nieuw maatschappijmodel verenigt mensen: in België, Europa en de wereld

De rode draad door onze proeve van nieuw maatschappijmodel is het motto mensen samenbrengen in de plaats van ze te verdelen. Dat vereist de invoering van vier basisingrepen: in de eerste plaats in België en vervolgens in Europa en in de wereld. ‘First things First’. Het wereldwijde herstel van het demografische evenwicht van 2,1 kinderen per vrouw voorziet in de natuurlijke vervanging van de bevolking en mondt uit in een gezonde leeftijdspiramide. Die levensnoodzakelijke ontwikkeling vormt de basisvoorwaarde voor het vredevol samenleven op deze planeet omdat ze de kiemen in zich draagt voor de oplossing van twee heikele maatschappelijke knelpunten: het migratievraagstuk en het benutten van de talenten van alle bevolkingsgroepen. De tweede hoeksteen is het in ere herstellen van het Bijbels rentmeesterschap. We moeten af van het heilloze vooruitgangsdenken van almaar meer investeren, produceren, consumeren en welvaart creëren. De economie dient rekening te houden met wat de mens en de natuur aankunnen. Omdat die limieten zijn bereikt, hebben we geen andere keuze dan het geweer van schouder te veranderen. Op de derde plaats stelt het Loopbaanplan de toekomst van de sociale zekerheid veilig. Dit model, dat stoelt op een gelijke behandeling van zoveel mogelijk mensen is universeel toepasbaar, de eenvoud zelve, soepel invulbaar, consequent en rechtlijnig, bant de uitwassen en verheft de gelijke behandeling tot norm. Het logische uitvloeisel is de veralgemeende invoering van een vlaktaks die onze welvaart consolideert. De vierde en de laatste stap is het opkrikken van het maatschappelijke vertrouwen door een ethische code. Van onderuit groeien nieuwe vormen van ethisch handelen, maar die zijn nog lang niet mainstream. Na een parlementair debat is het de taak van de overheid zowel met zachte hand de bevolking ethische principes bij te brengen, als met harde hand een ethische code door te drukken. Dat levert een drievoudige winst op.
De uitvoering van dit model gebeurt volgens plan fasegewijs. In een eerste stap wordt in België orde op zaken gesteld. Dat kan bestuurlijk door de installatie in iedere sector van topadministratie van experts die de visie uitstippelt en de toekomstige ontwikkelingen realistisch inschat. Topambtenaren die zijn opgeleid aan het Hoger Instituut voor de Administratie voeren van hoog tot laag bestuursverbeteringen door. We behoeven minder, maar een heldere en een eenduidig te interpreteren wetgeving. Vanuit sociaal oogpunt kan alleen een meer solidaire samenleving tot stand komen wanneer voor wie uit de boot valt, de sociale economie volwaardig wordt uitgebouwd. Het vrijwilligerswerk en de sociale netwerken versterken het sociale kapitaal, terwijl kunst en cultuur de levenskwaliteit optillen. Overigens vereist de opwaardering van de zachte waarden de invoering van harde regels.
In een tweede fase pleiten we voor de uitvoering van dat plan in Europa dat veel meer dan we vermoeden ons leven beïnvloedt. Nadat het Verdrag van Lissabon de instellingen op een nieuwe leest heeft geschoeid, staat Europa voor twee grote uitdagingen: de integratie versterken en het opnemen van internationale verantwoordelijkheid. De ultieme stap is het opnemen van de mondiale verantwoordelijkheden door zowel de officiële- als de officieuze instellingen: de Verenigde Naties en de G20. Het debat dat ngo’s en bedrijven over internationale normen en waarden voeren, hoort uit de monden in een wereldwijde ethische code. De proeve van uitgangspunt is dat alle aardbewoners eenzelfde lot delen. De actiepunten zijn: het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen, het wereldwijd optreden als de hoeders van onze broeders en een halt toeroepen aan de vernietiging van ons milieu.

Uitvoering

De uitvoering van dit maatschappijmodel omvat vier punten. Het lichtende voorbeeld bij het verbeteren van de democratische structuur is de bondsstaat Zwitserland: met zijn besluitvorming van onderuit, zijn federale kieskring, de samenstelling van de regering volgens de toverformule en het ieder jaar opnieuw aanwijzen van een andere president. De revisie van de samenleving waarvoor dit manifest pleit, heeft verder verstrekkende gevolgen voor alle actoren. De objectivering van de werking leidt tot een hoofdrol voor nieuwe instellingen: de technocraten van de topadministraties, de Centrale Kruispuntbank Wetgeving, en twee ethische commissies. Door de opwaardering van de wetgevende macht wordt de ‘trias politica’ in ere hersteld, terwijl de administratie de bevolking meer assisteert en begeleidt. De rol van het middenveld wordt geherdefinieerd. De moeilijkste stap wordt een mentaliteitswijziging. Twaalf basishoudingen die in elkaar zitten vervlochten, leveren een meervoudig maatschappelijk surplus op en kunnen vlugger dan vermoed het tij doen keren. Minimaal leidt de uitvoering van dit model tot een budgettaire nuloperatie

Droom van meer gelukkige samenleving … meer dan een zeepbel?

Voor de verwezenlijking van deze droom behoeven we geen revolutie, wel een grondige herziening die de aanwezige positieve dynamieken in onze samenleving versterkt. Die zal gepaard gaan met het bij voorkeur vrijwillig inleveren van welvaart en de invoering van duurzaamheid als nieuw ideaal.
Dit manifest gelijkt op een tros aan elkaar klittende zeepbellen: onze voorstellen vormen dan ook een samenhangend geheel. Wanneer onderweg in de tros een zeepbel springt, is dat geen ramp omdat de andere zeepbellen die vrijgekomen plaats flexibel opvullen. Ondertussen stuwt het immateriële motto of de missie – mensen samenbrengen in de plaats van hen te verdelen, de rode draad in ieder voorstel – deze tros onzichtbaar voort in de richting van het finale doel: een meer gelukkige samenleving in België, in Europa en de wereld.
Wordt die zeepbel doorprikt? Of wordt Utopia revisited meer dan een utopie? Wij blijven hoe dan ook de droom van een meer gelukkige samenleving koesteren.

 

Verantwoording

Waarom dit manifest? Ik beschouwde het als mijn morele plicht de maatschappelijke inzichten die ik de voorbije jaren heb opgebouwd op papier te zetten om mijn kinderen en later mijn toekomstige kleinkinderen recht in de ogen te kijken. De wortels van dit maatschappijmodel liggen in mijn opleiding als historicus eind de jaren 1970 en dertig jaar praktijkervaring als projectadviseur in de sectoren werkgelegenheid en sociale economie. Daarnaast kon ik, als journalist van het christelijke opinieweekblad Tertio, sinds het jaar 2000 talrijke boeiende figuren interviewen. Ongevraagd beïnvloedde een aantal van hen de ontwikkeling van mijn gedachtegang: Koen De Leus, Paul De Grauwe, Guido Dierickx, Wim Moesen, Jozef Pacolet en Chris Vandenbroeke evenals mijn collega’s van Tertio. In de kolommen van Tertio publiceerde ik eerder commentaren over bepaalde deelfacetten.
De aanleiding voor de redactie van dit manifest was een gesprek in januari 2009 met mijn erudiete collega-projectadviseur Ignace Chanterie. Zijn idee van de invoering van een Loopbaanplan van veertig jaar of 80.000 uren was de ‘missing link’ waar ik onbewust al zo lang op zoek naar was. Die idee werd verder verfijnd en vrij snel paste ik, bijna als vanzelfsprekend, alle andere gedachten naadloos in dat model in tot een sluitend geheel. De eerste ruwe versie kwam na drie weken klaar, waarna de tekst nog talloze keren werd gedraaid en gekeerd. Bij die verdere groei naar een samenhangende synthese gaven Patrick Ottoy en de Herzeelse gemeentesecretaris Daniël Adriaens enkele beslissende insteken. Bijzondere erkentelijkheid ben ik Ludo van den Eynde verschuldigd. Na het overlijden van mijn vader goed dertien jaar terug werd hij mijn geestelijke vader. Ludo begeleidde de redactie van dit manifest vanaf de eerste versie met een kritische blik. Mijn laatste woord van dank gaat naar mijn vriend Georges Herregods, de maker van de schitterende cartoons die dit manifest een lichte toets geven. In mei van dit jaar was zijn levenseinde nabij, maar hij verrees als een feniks uit zijn as waarbij zijn tekentalent niets aan kracht inboette. Aan allen duizendmaal dank.

 

De mening van

Luk Bouckaert, filosoof, emeritus hoogleraar aan de KU Leuven en LUC Hasselt en directeur van het SPES-forum

Analyse van fouten is noodzakelijke stap voor vernieuwing
“Ik heb met veel interesse en naarmate de lectuur vorderde ook met bezorgdheid de analyse van onze samenleving gelezen. Het globale beeld is vrij somber, maar toch herkenbaar. De maatschappelijke dynamiek blokkeert immers op vele punten. Door al deze blokkades op een rijtje te zetten, confronteert jouw analyse ons met de vraag: feesten en leven wij op een zinkend schip? Hoe kan zo'n geblokkeerde samenleving weer vlot geraken? In het deel twee worden een aantal alternatieve  pistes geopend, maar voor de lezer van deel 1 blijft niettemin de vraag hangen: waar zitten  in zo'n geblokkeerde samenleving de hefbomen voor deze veranderingen? Moeten we een 'deus ex machina' verwachten om de alternatieve dromen waar te maken?
De kloof tussen de sombere analyse van deel 1 en de alternatieve dromen van deel 2 kan worden verkleind indien we in de analyse zelf meer aandacht besteden aan de tegenkrachten die in de samenleving werkzaam zijn. Er is ongetwijfeld veel negatieve competitie werkzaam, maar de solidariteitsmechanismen zijn evenzeer werkzaam en blijven ondanks alles vrij goed overeind. Competitie hoeft ook niet altijd zo negatief te zijn: gezonde en faire vormen van competitie zijn hefbomen voor creativiteit en nieuwe ideeën. In de laatste decennia zijn in Vlaanderen heel wat interessante bewegingen op het vlak van zingeving en ondernemerschap ontstaan. 
We kunnen ons ergeren aan veel dingen die verkeerd lopen. Terecht. De analyse van fouten is een noodzakelijke stap voor vernieuwing. In dit opzicht is dit manifest een confronterend document. Maar het blijft ook belangrijk ons te verwonderen over het feit dat ondanks alle fouten, onze samenleving niet ten onder gaat en zelfs door velen als een aantrekkelijke plaats om te leven wordt beschouwd. Dit soort verwondering is geen blinddoek die de fouten negeert maar een stimulans om de tegenkrachten die in de samenleving werkzaam zijn sterker in het beeld te betrekken. Mensen veranderen maar als ze inspirerende voorbeelden zien.”

Bert Claerhout, hoofdredacteur Kerk & Leven

De man met de moker
Rechttoe, rechtaan en doodeerlijk, Koenraad De Wolf ten voeten uit. Wie hem een beetje kent, weet dat alleen hij zo’n manifest durft te publiceren: scherp en bij momenten vernietigend. Maar tegelijk ook zonder nuances en zonder veel zin voor relativering, waardoor hij ons maatschappijmodel soms al te simplistisch onderuithaalt. Het dient gezegd: De Wolf gaat de alom geprezen welvaartsstaat met een moker te lijf. Op zich is daar niets mis mee, maar wie de hamer te vaak hanteert, is snel geneigd alle problemen als spijkers te beschouwen.
Misschien valt het wel mee, denk je dan. Maar net begonnen, lees je al dat ons “maatschappijmodel opgeleefd en uitgeteerd lijkt, en barst in al zijn voegen. Het moment waarop in ons land politiek, economisch en communautair niets meer mogelijk is, komt dichtbij”. Het vervolg is navenant. In een wirwar van indrukken worden gaandeweg alle heilige huisjes gesloopt. Toegegeven, de geschiedenis van de afgelopen jaren oogt weinig hoopgevend, maar dat is geen reden om het kind met het badwater weg te gooien.
De Wolf steekt het niet onder stoelen of banken: onze samenleving is op de dool en onze welvaartstaat is aan flarden geschoten door het corporatisme en het falen van de overheid, door wantrouwen, angst en onzekerheid. Ik kan hem daar gedeeltelijk in volgen. Hij legt terecht de vinger op etterende wonden. Alleen gaat hij in zijn beschrijving tewerk als een van de ruiters van de Apocalyps, die zonder mededogen het zwaard hanteert en allerhande plagen over onze welvaartsstaat uitroept.
Dat De Wolfs idealisme en zijn gedrevenheid hem parten hebben gespeeld, blijkt niet alleen in zijn beschrijving van de kwalen, maar ook in zijn uittekenen van een alternatief maatschappijmodel – hoewel hij daarbij enkele gedurfde en waardevolle ideeën formuleert. Met verhalen over hoe we in verbondenheid moeten samenleven en over hoe we ons die lotsverbondenheid moeten voorstellen, pleit hij er indirect voor dat de politiek weer een zingevingfunctie zou vervullen. Dat is inderdaad een van de mankementen van onze huidige prestatie- en consumptiemaatschappij. Soms echter lijkt de voorgestelde remedie erger dan de kwaal. Ik verkies, bijvoorbeeld, het huidige systeem voor de werking van de erediensten veruit boven een systeem dat, onder de leiding van een Ethische Commissie Zingevingkaders, aan het spel van de vrije markt wordt overgelaten.
Het is goed dat utopische projecten worden geformuleerd, ook al zijn die van nature niet realiseerbaar. Zoals de 18de-eeuwse filosoof en geschiedkundige David Hume al zei: “Alle regeringsvormen die uitgaan van een grote hervorming van de zeden en de gebruiken van de mensen, zijn duidelijk ontsproten aan de verbeelding.” Het zal Koenraad De Wolf een zorg wezen…
In zijn manifest Utopia revisited staat inderdaad ‘wat hem van het hart moest’. Zijn gedrevenheid sterkte blijkbaar zijn overtuiging dat de wereld door menselijke kennis en inzicht kan worden herschapen in een paradijs. Helaas leidde dat geloof in het verleden, vaker dan ons lief was, tot verdrukking en terreur. Utopia revisited daagt ons uit de maatschappelijke problemen en onze verantwoordelijkheden onder ogen te nemen. De vaak ongenuanceerder benadering en de fikse vlucht vooruit waarvoor de auteur koos, doen dan weer vermoeden dat hij onvoldoende beseft dat wat voor hem billijk en rechtvaardig lijkt, voor anderen misschien veel weg heeft van George Orwells 1984.

Marc De Clercq, hoogleraar economie en decaan van de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent

Grootste zwakte is het naïef geloof in technocraten
Het boek van Koenraad De Wolf heb ik met gemengde gevoelens doorgenomen. Het is bijzonder vlot geschreven en het steekt vol rake, zij het soms te weinig genuanceerde opmerkingen over diverse aspecten van onze hedendaagse maatschappij en economie. De auteur nodigt uit tot fundamenteel nadenken en eigen positiebepaling en dat is zonder meer een voordeel. Wel vind ik het globale tableau een beetje onevenwichtig, omdat hij vooral, bijna uitsluitend, aandacht heeft voor wat er mis loopt of beter kan. Toegegeven, er kan nog veel worden verbeterd en hier en daar zijn serieuze koerscorrecties nodig, bijvoorbeeld inzake duurzame ontwikkeling. Maar toch zou ik de achtergrondbedenking willen plaatsen dat ondanks als de aangehaalde gebreken en onvolkomenheden we historisch gesproken in een maatschappij leven waar voor het overgrote deel van de bevolking er nooit zoveel mogelijkheden zijn geweest om van hun leven iets te maken dan voorheen. De ideale samenleving en economie heeft bovendien nooit bestaan en zal ook nooit bestaan en zulks om verscheidene redenen. Samenlevingen zijn niet maakbaar, noch vanuit hoogstaande ethische reflecties, noch vanuit doorgedreven wetenschappelijke analyses. Ze ontstaan uit het samenspel van duizenden individuen die hun eigen doelstellingen – soms ethisch hoogstaande en beredeneerde, soms impulsieve en louter op het eigen belang gerichte – nastreven binnen de beperkingen die voor hen gelden en die actief proberen die beperkingen te verruimen. Elke generatie erft economisch, ecologisch en sociaal kapitaal van de vorige generaties, maar staat ook voor nieuwe uitdagingen. De leden ervan moeten het opnieuw waarmaken, rekening houdende met de context van het moment. Wellicht is dit besef gedeeltelijk verloren gegaan en beshouwen velen de maatschappelijke verwezenlijkingen te zeer als evident zonder te beseffen dat zij continue zorg behoeven. Men is met andere woorden te zelfgenoegzaam en koestert zich in de geneugten van de welvaartstaat zonder te beseffen dat die er niet vanzelf is gekomen. Iedere eigenaar van een huis weet dat hij continu dingen moet repareren. Doet hij dat niet, dan zal hij vroeg of laat ontwaken in een huis dat onbewoonbaar is geworden. Met het huis van de samenleving is dat niet anders. Het vergt onze continue zorg om te behouden wat wij hebben en op onze beurt dat huis wat te verfraaien en uit te breiden indien mogelijk. Iedere generatie moet bovendien opnieuw de wezenlijke ethische, religieuze en filosofische vragen voor zich beantwoorden. Er bestaat niet zoiets als een onaantastbaar ‘acquis éthique’ dat spontaan wordt overgenomen. Zij zal daarbij soms de bal misslaan en moeten leren uit haar eigen negatieve ervaringen.
In het tweede deel schetst de auteur elementen van oplossingen. Opnieuw zijn sommige suggesties raak, maar andere erg ongenuanceerd en zelfs sloganesk (bijvoorbeeld de torenhoge pensioenen van de ambtenaren, afschaffen van provincies als relieken van de middeleeuwen). Grootste zwakte is allicht zijn bijna naïef geloof in experts en technocraten, die de besluitvorming van de toekomst voor een groot deel moeten sturen. Goede beslissingen steunen steeds op twee pijlers: analyse van de problemen en de gevolgen van mogelijke oplossingen en vervolgens waarderingsoordelen bij het kiezen van oplossingen, die noodzakelijkerwijze sommigen voordelen gaan opleveren en voor anderen dan weer een nadeel zullen betekenen. Experts kunnen in het beste geval een antwoord bieden voor het eerste aspect, maar uiteraard wat het tweede betreft alleen hun eigen waarderingsoordelen (en allicht ook hun eigen belang) inbrengen. 

Herman de Dijn, filosoof en emeritus hoogleraar aan de KU Leuven

Utopieën zijn gevaarlijk en onmenselijk
“In dit manifest gaat het allereerst om een indringende en omvattende analyse van de bestaande wanorde in de Belgische maatschappij. Daarin wordt terecht gewezen op enkele fundamentele contradicties: tegelijk progressisme en conservatisme; alles wordt gezien in termen van competitie en concurrentie, maar tegelijk blijven op vele niveaus oude en nieuwe vormen van corporatisme bestaan – beste illustratie van deze contradictie is de Belgische Spoorwegen; enerzijds excessiviteit zoals in het winstbejag van hoog tot laag en anderzijds overheersen angst en onzekerheid. Er is geen echt toekomstperspectief, tenzij in een soort doelloze vlucht vooruit.
Om uit de impasse(s) te geraken wordt ten tweede een nieuw maatschappijmodel ontworpen: Utopia revisited, verwijzend naar Thomas Mores Utopia. Ik weet niet of de auteur zich realiseert dat Mores Utopia bij nauwkeurige lectuur eigenlijk een schrikbeeld blijkt te zijn. Utopieën, revisted of niet, blijken onveranderlijk gevaarlijk en onmenselijk.
Op centrale punten wordt de inbreng van technocraten en experts in de politiek aangekaart. Zij moeten op objectieve gronden visies uitwerken die de politiek moeten sturen. Vergeet de auteur dat uit feiten of theoretische inzichten geen visies (waarden) volgen? Waarom zouden experts beter zijn dan gewone mensen om te weten waarheen we moeten? Hoe kunnen technocraten dit beter weten dan gewone burgers? Leeft hier een onverantwoord geloof in experts?
Verder wordt gepleit voor twee centrale Ethische commissies die onder meer een ethische toets op de visies van de technocraten zullen moeten toepassen. Wie bepaalt de criteria van die ethische toets? Als zo’n commissie al tot eensgezindheid zou kunnen komen, staat zij dan boven de politiek? Wat me ook doet huiveren, is de mate waarin de staat of de politiek het leven van de burgers dreigt te zullen bepalen: op gebied van demografie (aantal kinderen), moraal, gezondheid, seksualiteit, etc. Dit soort politiek-ideologische bevoogding is eigenlijk al volop bezig.
Wat me lijkt te ontbreken is een visie op politiek als noodzakelijk terughoudend ten aanzien van het massaal ideologisch en technisch ingrijpen in de maatschappij. Die terughoudendheid is natuurlijk onaanvaardbaar voor een mentaliteit die, hoe goed bedoeld ook, de maatschappij wil beheersen en sturen in een welbepaalde richting. Is de voorgestelde utopie niet ook toch een uiting van het moderne beheersingsstreven? Maar zal men zeggen: er is geen alternatief? Wedervraag: leidt de gedachte van er is geen alternatief niet onvermijdelijk – zoals ook hier weer? – naar een bureaucratische en technocratische beheersing van de maatschappij? En gaat die poging tot implementering van de utopie niet zelf weer neveneffecten produceren die tot nieuwe, wellicht nog ergere contradicties gaan leiden?”

Etienne Vermeersch, filosoof, ethicus en emeritus hoogleraar aan de UGent

Interessante aanloop tot verbetering van de huidige situatie
“Het project voor een nieuw maatschappijmodel biedt een uitvoerige uiteenzetting van een hele reeks knelpunten en verkeerde ontwikkelingen binnen ons maatschappijbestel. Het is ondersteund door soms heel gedetailleerde gegevens. Ik denk dat op verschillende punten de vinger op de wonde gelegd wordt, en alleen al daardoor kan een inzicht in mogelijke trajecten naar verbetering ontstaan.
Het alternatieve nieuwe model bevat een aantal interessante aanlopen tot verandering en verbetering van de huidige situatie. Met verschillende voorstellen kan ik het helemaal eens zijn. Er een heel wat zinnige opmerkingen, maar het standpunt inzake demografie lijkt me totaal onjuist. Men moet mij toch eens uitleggen waarom de bevolking van landen die, per persoon, een onduldbaar hoge ecologische voetafdruk hebben, niet moet dalen. Ook zijn veel voorstellen utopisch en er wordt geen enkele idee gegeven van de mogelijkheid tot realisatie.
Ongeacht de kritische bedenkingen blijft dit een waardevolle bijdrage tot verheldering van het inzicht in het voor en tegen van de maatschappelijke ontwikkelingen.”