Aleksandr Ogorodnikov. |
Dit boek vertelt het aangrijpende verhaal van de Russische dissident Aleksandr Ogorodnikov (° 1950). Hij groeit op met het communisme, bekeert zich tot de christelijke orthodoxie en richt de Sovjet-Unie een ondergronds Christelijk Seminarie op. Wegens zijn religieuze overtuiging wordt Ogorodnikov vanaf 1978 opgesloten in de concentratiekampen van de goelag, waaronder vijf jaar in het ‘kamp van de dood’ Perm 36. Op 14 februari 1987 komt hij vrij op voorspraak van de toenmalige Amerikaanse president, Ronald Reagan en de Britse premier Margaret Thatcher.
Na zijn vrijlating blijft Ogorodnikov vechten voor godsdienstvrijheid – deze wordt in 1990 een feit – en een meer humane samenleving in de Sovjet-Unie. Hij sticht de eerste christendemocratische partij, de eerste vrije school, de eerste gratis soepkeuken voor daklozen en het eerste particuliere opvangtehuis voor weeskinderen, zwerfmeisjes en tienermoeders. Nog elke dag neemt hij de zorg op zich voor honderden mensen die leven in de marge van de Russische samenleving. Maar de tol voor zijn empathie en mededogen is hoog: veel van zijn medestanders, onder meer zijn broer en secretaris, zijn vermoord. Zelf overleefde hij een moordaanslag en nog steeds trachten de Russische autoriteiten hem te muilkorven.
Koenraad De Wolf vertelt op basis van een groot aantal interviews met Ogorodnikov en van origineel archiefmateriaal (onder meer uit de KGB-archieven in Moskou) een ontroerend en authentiek verhaal dat getuigt van een ongekende wreedheid. Deze loopt als een rode draad door Ogorosnikovs leven en door de geschiedenis van de Sovjet-Unie en Rusland. Dit boek is dan ook een eerbetoon aan alle Russische vrijheidsstrijders: van Aleksandr Solzjenitsin tot Anna Politkovskaja.
In Rusland bestonden al concentratiekampen ten tijde van de tsaar. Na de machtsovername door de bolsjewieken of de communisten in december 1917 werd de Buitengewone Commissie voor de Strijd tegen de Contrarevolutie en Sabotage – in het Russisch Tsjeka –, opgericht. De geheime dienst arresteerde honderdduizenden echte, vermeende of potentiële tegenstanders van het regime. De concentratiekampen vormden al onmiddellijk na de machtsovername van de bolsjewieken een wezenlijk onderdeel van het Sovjetsysteem en stonden initieel in voor het “heropvoeden van de vijanden van het volk”. Daarnaast elimineerde de Tsjeka ook honderdduizenden tegenstrevers. De concentratiekampen kregen vanaf 1929, als onderdeel van het eerste vijfjarenplan van Stalin, een economische finaliteit. De gevangenen werden volgens het beruchte eten-zoals-je-werkt-systeem ingezet bij het delven van de natuurlijke rijkdommen in Siberië. Kolyma, - rijk aan mineralen en goud, maar tezelfdertijd de koudste en de meest onherbergzame streek van de Sovjet-Unie - symboliseert de grootste ontberingen van de goelag, een acroniem voor het Russische ‘Hoofddirectoraat van de kampen’. Als staat binnen de staat had ieder kamp zijn eigen gewoonten, wetten, hiërarchie, regels en gebruiken, maar overal waren de levensomstandigheden zeer slecht. De gevangenen kregen weinig voedsel, mishandeling was schering en inslag en veel gevangenen werkten tot ze er dood bij vielen. Het aantal “bewoners” van de kampen steeg van 180.000 in 1930 naar een half miljoen in 1934. Na de Grote zuivering van de jaren 1937-38 steeg dat in een klap naar 1,9 miljoen. Na de Tweede Wereldoorlog zaten zelfs 2,5 miljoen Sovjetburgers in de kampen. Na de dood van Stalin op 5 maart 1953 liet KGB-baas Lavrenti Beria een miljoen gevangenen vrij en maakte een eind aan de verplichte dwangarbeid.
De concentratiekampen kregen vanaf 1929 een economische finaliteit. De gevangenen werden volgens het beruchte eten-zoals-je-werkt-systeem ingezet bij het delven van de natuurlijke rijkdommen in Siberië. |
|
De terugkeer naar de harde ideologische lijn na 1945 trof niet alleen geleerden, schrijvers en kunstenaars, maar ging ook gepaard met de sloop van kerken, de vervolging van gelovigen en de gevangenneming van popes, rabbijnen en moefti’s. Nooit voorheen zaten zoveel mensen in de goelag: 2,5 miljoen. |
De kampen sloten hun deuren … maar niet voor lang. Onder partijleider Leonid Brezjnev kwam een nieuwe generatie gevangenen in de goelag terecht: de politieke en religieuze gewetensgevangenen. Ze leefden gescheiden van de gewone criminelen en belandden vaak in de kampcomplexen in Mordovië en Perm. Daarnaast werden almaar meer dissidenten opgesloten in psichoesjka: zenuwinrichtingen van psychiatrische ziekenhuizen. De geheime dienst hield alle dissidenten nauwgezet in het oog. In 1967 richtte Joeri Andropov, de nieuwe baas van de geheime dienst, in de schoot van de KGB het Vijfde Directoraat op, dat speciaal was belast met het in de gaten houden van de tegenstanders van het regime. Na de instorting van het Sovjetimperium in 1991 sloten de laatste concentratiekampen hun deuren.
Anne Applebaum, een Amerikaanse journaliste van de Washington Post publiceerde in 2003 onder de titel Goelag – een geschiedenis een monumentaal standaardwerk over de goelag dat voor het eerst ook was gebaseerd op archiefonderzoek. Applebaum berekende dat tussen 1929 en 1953 achttien miljoen Sovjetburgers in de kampen verbleven. Daar moeten nog vier miljoen krijsgevangenen, 700.000 slachtoffers van de zuiveringskampen en zes miljoen ‘speciale ballingen’ aan worden toegevoegd. Het totale aantal dwangarbeiders bedroeg dus naar schatting 28,7 miljoen. Minstens tien procent of 2,8 miljoen overleefde de goelag niet. Maar dat cijfer ligt veel hoger omdat Applebaum geen rekening hield met de massale willekeurige executies, zij die stierven in de treinen op weg naar de kampen, tijdens de verhoren in de gevangenissen of ... een paar dagen nu hun vrijlating. Schrijver Aleksandr Solzhenitsyn maakte gewag van vijftig miljoen dwangarbeiders, terwijl historici vandaag dat aantal schatten tussen zestig en zevenig miljoen. Het echte aantal slachtoffers van die menselijke ravage, die zonder voorgaande is in de geschiedenis, kan evenwel niemand achterhalen.
Wie is de ‘eeuwige’ Russische dissident Aleksandr Ogorodnikov? Wie op de zoekrobot Google op het internet zijn naam intypt, bekomt 7.800 websites, waarvan de eerste paar honderd veel informatie over de man bevatten. Ogorodnikov (geboren in 1950) groeide op in de Russische stad Chistopol en was actief bij de communistische jongerenbeweging Komsomol. Maar hij brak met het communisme en bekeerde zich na een lange zoektocht tot het Russisch-orthodoxe geloof. Ogorodnikov organiseerde vanaf 1973-74 heimelijk een Christelijk seminarie dat zich vertakte in tien steden in de Sovjet-Unie en was actief in de ondergrondse pers samizdat. Na tal van provocaties van de geheime dienst KGB leefde hij een jaar ondergedoken en werd, na zijn weigering het land te verlaten, op 20 november 1978 opgesloten in de goelag – de concentratiekampen in de Sovjet-Unie. De religieuze dissident Ogorodnikov werd driemaal veroordeeld en zat vijf jaar in het beruchte ‘kamp van de dood’ Perm 36. Op 14 februari 1987 kwam hij op voorspraak van de toenmalige Amerikaanse president Ronald Reagan en de Britse premier Margaret Thatcher vrij.
Ogorodnikov hervatte dadelijk zijn religieuze activiteiten en bleef vechten voor godsdienstvrijheid die in 1990 een feit werd. Daarnaast was hij actief als journalist en richtte de Christen Democratische Unie van Rusland (CDUR) op: de eerste christendemocratische partij in de Sovjet-Unie. Maar zijn poging om de samenleving langs politieke weg te veranderen, kende niet het verhoopte succes. Ogorodnikov richtte de eerste vrije school op in de Sovjet-Unie, maar wegens de maatschappelijke noden lag het zwaartepunt van zijn activiteiten op het sociale terrein. Hij opende de eerste soepkeuken voor daklozen in Moskou. Die bedeelde in de periode 1991-1997 1,8 miljoen gratis maaltijden. Maar na een gewelddadige inval van de politie die door het Europees parlement werd veroordeeld, ruimde die soepkeuken plaats voor een restaurant en een nachtclub voor de elite van het regime. In april 1995 ontstond Eiland van hoop: het eerste private vluchthuis in de regio Moskou, dat weeskinderen en tienermoeders opvangt. Daarnaast beheert Ogorodnikov nog vluchthuizen in Sint-Petersburg, Moskou en Tsjetsjenië en bedeelt driemaal per week voedsel aan daklozen in de Moskouse stations. Dagelijks neemt hij de zorg op zich van 200 à 300 mensen.
Zijn broer Boris die in 1975 onder de naam Rafaïl binnentrad in het klooster van Pskov-Petsjory (1988) en CDUR-secretaris Sergej Savtsjenko (1989) werden vermoord en ook hijzelf overleefde een moordaanslag. Maar na 35 jaar staat Ogorodnikov nog altijd in de vuurlinie. Hij is nog altijd een dissident – vandaag vooral in de figuurlijke betekenis van het woord. Vanuit de kracht van zijn geloof vecht hij iedere dag opnieuw tegen de onverschilligheid en het cynisme van de bureaucratie en de maffia om zijn droom te verwezenlijken: een meer humane Russische samenleving. En voor de geheime dienst blijft hij een potentieel gevaar wegens zijn journalistieke activiteiten. Tot begin 2008 was Ogorodnikov hoofdredacteur van een religieus tijdschrift.
Bij de studie in dit onderwerp werd ik geraakt door een voor westerlingen onbekende wreedheid. Die zit niet alleen als een rode draad verweven in het levensverhaal van Ogorodnikov, maar ook in de geschiedenis van de Sovjet-Unie (tot 1991) en het huidige Rusland. Voor een juist begrip van het bewogen leven van Ogorodnikov is een permanente terugkoppeling met de bredere historische en maatschappelijke context dan ook onontbeerlijk – wat meteen verklaart waarom in het boek beide elementen in elkaar zitten vervlochten. Daarom vangt het boek ook aan met een korte historiek van het regime van de tsaren, de bolsjewistische revolutie van 1917 en het bewind van de communistische leiders Lenin, Stalin en Nikita Chroesjtsjov – met daarin verweven het levensverhaal van Maksim Ogorodnikov en Jemeljan Firsov, de grootouders van Aleksandr Ogorodnikov, en zijn ouders Iol Ogorodnikov en Margarita Firsova. Vanaf eind de jaren 1960 houdt de biografie van Aleksandr Ogorodnikov gelijke tred met de evolutie in de samenleving.
Dit boek bevat drie delen. Volgend op de reconstructie hoe Ogorodnikov zich als communistische jongere ontpopte tot een religieuze dissident, handelt het tweede deel over zijn verblijf in de goelag (1978-1987). Het derde deel beschrijft zijn leven tot op vandaag.
In de tekst hield ik strikt de hand aan de chronologie, waarbij de tussentitels de overgang van de maatschappelijke context naar het wedervaren van Ogorodnikov vergemakkelijken. Om de leesbaarheid te verhogen, opteerde ik voor een doorlopend verhaal zonder bronvermeldingen met achteraan een lijst van de geconsulteerde bronnen.
Koenraad De Wolf
Aleksander Ogorodnikov in 2008 |
‘Wij willen geen nieuwe martelaren’
Herfst 1977. Aleksandr Ogorodnikov werd na een ondervraging door de geheime dienst in een auto geduwd die een eind buiten de hoofdstad een bos inreed en kilometers verderop stopte op een open terrein. Daar stond Ogorodnikov oog in oog met zeven mannen met het geweer in aanslag. Uit een vakantiehuisje doken nog een paar zwartgeklede mannen op. Een van de hen gaf een teken en zei: “Je bent vrij”. Maar de mannen vormden zo’n hechte cirkel rond Ogorodnikov dat hij die onmogelijk kon verlaten. “Ik kan niet gaan. Ze laten me niet door”, antwoordde hij. Plots bemerkte hij een smalle opening, maakte zich los uit zijn omsingeling en liep weg. Hij verwachtte ieder ogenblik een schot in zijn rug, maar dat gebeurde niet. De mannen liepen achter hem aan en omsingelden hem opnieuw.
Terwijl Ogorodnikov heen en weer werd geslingerd, discussieerden die mannen wat ze met zijn lijk zouden aanvangen. “Gaan we hem eerst martelen”? vroeg iemand. “Laten we daar dan onmiddellijk mee beginnen”, zei een andere. “Waar wil je hem neerschieten?” vroeg een derde. Ogorodnikov strompelde verder en iemand beval: “Knielen!” Ogorodnikov antwoordde: “Ik kniel alleen voor God.” Vervolgens loste de man schoten boven zijn hoofd en zei: “Wij willen geen nieuwe martelaren”.
Plots bemerkte Ogorodnikov een zijpad en sloeg dat in. Hij kon zich door het getrek en het geduw van zijn belagers slechts ternauwernood staande houden. Dat pad leidde naar de rand van het bos waar in de verte het silhouet van een stadje was te zien. Hij slaagde erin zich uit de knelling van zijn belagers te bevrijden en rende zo hard hij kon weg, terwijl hij andermaal een schot in zijn rug vreesde. Naarmate hij de stad naderde, voelde hij dat zijn belagers dat niet zouden aandurven. In het station nam Ogorodnikov de eerstvolgende trein naar Moskou, op de voet gevolgd door de KGB-agenten. Die verdrongen zich om pal naast hem te zitten. Geperst tussen hun schouders kon hij zich amper bewegen en voelde steeds hun hete adem in zijn nek – een beproefde intimidatietechniek van de KGB.
Bij zijn aankomst in Moskou laat in de avond hoorde Ogorodnikov achter zich de voetstappen van zijn belagers echoën in de stille straten. In gedachten doorliep hij de lijst van vrienden die hem onderdak konden geven. Hij besloot naar het appartement van Tatjana Chodorovitsj te gaan. Ze was een vriendin van dissident Andrej Sacharov en een goede bekende van de in Moskou verblijvende westerse journalisten, waardoor de KGB-agenten wel tweemaal zouden nadenken, alvorens geweld tegen haar te gebruiken. Tatjana – samen met Sergej Kovaljov en Tatjana Velikanova de drijvende kracht achter het ondergrondse dissidentenblad Chronika tekuščich sobytij of de Kroniek van de lopende gebeurtenissen – liet Ogorodnikov binnen, waarna de KGB-agenten zich tevergeefs met geweld toegang probeerden te verschaffen.
’s Ochtends stelde Ogorodnikov vast dat Tatjana’s appartement langs alle zijden was omsingeld door KGB-agenten. Desondanks verliet hij het pand en stapte zelfverzekerd weg, waarna andermaal een groep agenten hem achtervolgde. In een poging hen van zich af te schudden, liep hij tussen twee appartementsgebouwen zo vlug mogelijk naar de binnenplaats van een woningblok. Daar zette hij in paniek zijn schouder tegen een deur … die gelukkig openging.
Ogorodnikov rende de trappen op naar de hoogste verdieping en verwachtte elk ogenblik zijn arrestatie. Buiten adem opende hij de kleine uitgave van het Nieuwe testament die in zijn achterzak stak. Zijn ogen vielen op vers 14 in het tweede hoofdstuk van de Eerste brief van Johannes: “Ik schrijf u, jonge mannen, dat u sterk bent. Gods woord woont in u en u hebt de boze overwonnen.” Een gevoel van rust daalde over hem neer. Ogorodnikov kuste het Nieuwe testament en stak dat terug in zijn achterzak. De minuten tikten voorbij zonder dat nog voetstappen waren te horen. Ogorodnikov daalde voorzichtig de trap af, maar op de binnenplaats was niemand meer te zien. De agenten waren spoorloos verdwenen. Hij was opnieuw vrij – althans voor even.
Aleksander Ogorodnikov’s kamppaspoort, ondertekend door het hoofd van de instelling, Yury V.G. Raguzin, en het sectiehoofd, V. Vostrikovoy. |
De kennismaking in de diepte van de geschiedenis van de Sovjet-Unie en Rusland evenals de analyse tot op het bot van het sovjetsysteem en de langzame implosie daarvan waren voor mezelf echt verrijkend. Ik kende als historicus de grote lijnen, maar hoe meer ik mij in dat onderwerp verdiepte, des te groter werd het besef hoezeer de Russische samenleving in al haar dimensies fundamenteel verschilt met die in West-Europa. De rode draad daarbij is een voor ons, westerlingen, nauwelijks te vatten wreedheid.
Maar de belangrijkste les drong tot mij pas door bij het voltooien van de eindredactie van dit boek. Na het doorsturen van de Russische vertaling van de kopij liet de nalezing door Aleksandr begin oktober 2009 op zich wachten. Voor hem was het herstel van het door een brand deels verwoeste vluchthuis in Buzjurova – waarvoor hij eindelijk voldoende middelen had verzameld – prioritair. Hij wilde nog voor het begin van de winter die werken voltooien opdat ‘zijn’ mensen opnieuw een dak (letterlijk) boven het hoofd zouden hebben. Het nalezen van de tekst moest maar wachten.
Dit voorval typeert Ogorodnikov ten voeten uit. Het vergaren van prestige, roem en eer zijn aan hem niet besteed. Overigens kwam dit boek niet op zijn verzoek tot stand en staat het werkwoord ‘vragen’ niet in zijn woordenboek. Als Russische orthodox, maar bovenal als volbloed christen, draagt hij Jezus’ boodschap uit: vooral met daden. Wij kunnen daarover vaak mooi praten, maar Ogorodnikov geeft daar nu al 35 jaar zijn leven voor.
Naast de fysieke martelingen – de gedeeltelijke verlamming van zijn gezicht is een blijvende ‘herinnering’ – bracht vooral de psychologische terreur tijdens zijn verblijf in de goelag Ogorodnikov aan de rand van de afgrond. Maar hij brak net niet. De jarenlange opsluiting maakte hem alleen maar koppiger en meer vastberaden. Nooit sloot hij enig compromis met de kampleiding. Toen Ogorodnikov na acht en een half jaar de deur van de goelag achter zich dichttrok, was hij noch verbitterd, noch gefrustreerd. Met een schier onuitputtelijke energie zette hij zijn strijd voort – ondanks de onophoudelijke intimidaties, het tweemaal kapot maken van zijn huwelijk door de KGB, de moord op zijn broer en zijn secretaris en de moordaanslag op zijn persoon.
Met immer dezelfde minzaamheid, discretie, bescheidenheid en innerlijke vrede bouwt Ogorodnikov ver weg van de schijnwerpers van onderuit aan een betere samenleving. Waarom doet hij dat? Gedragen door een onverwoestbare hoop, een diep vertrouwen en de innerlijke zekerheid – de hoekstenen van zijn geloof – ervaart Ogorodnikov dat wat hij doet niet zinloos is. Hij leeft in de overtuiging dat alles ooit terechtkomt. Tegen beter weten in? Na zijn vrijlating in 1987 leek het communisme nog honderd jaar stand te houden, maar het implodeerde amper vier jaar later – veel vroeger dan iemand durfde te vermoeden. Ook nu vecht hij onverdroten verder voor ‘zijn’ mensen die tussen de mazen van het net vallen. Hij doet dat niet met de moed der wanhoop, maar hij leeft diep in zichzelf met de zekerheid dat het ook voor hen ooit goed komt. Die innerlijke zekerheid geeft hem de kracht om deze schijnbaar ongelijke strijd voort te zetten. Dat zal ik mijn hele leven heugen.
In de documentaire film over Aleksandr Ogorodnikov, die Roland Ottoy in december 2008 voltooide, besluit het Britse parlementslid David Alton: “Zijn naam verdient wegens zijn moed en zijn dapperheid te worden geschreven in grote letters. We moeten dit verhaal vertellen aan alle generaties.” Over de goelag – zonder twijfel een van de zwartste bladzijde uit de geschiedenis van de 20ste eeuw – werd na de val van het communisme opvallend weinig gepubliceerd. Nu het in Rusland, na de dramatische uitverkoop onder het bewind van Boris Jeltsin, onder Vladimir Putin economisch opnieuw beter gaat, wil niemand nog aan het verleden worden herinnerd. Dit boek wil het deksel van die ‘beerput’ lichten: niet alleen omdat de geschiedenis haar rechten heeft, maar ook omdat we uit de geschiedenis lessen moeten trekken voor de toekomst.
Op 2 december 2008 werd Ogorodnikov aangesteld tot ereburger van de Vlaamse gemeente Herzele. Bij die gelegenheid kreeg de idee van componist Michel Vangheluwe van de groep Ishtar vaste vorm, over het leven en werk van Ogorodnikov een oratorium te schrijven. Dat gaat op vrijdag 29 januari 2010 in première in Herzele. Twee dagen later wordt in het programma van Braambos op de Belgische televisiezender Canvas een televisiefilm uitgezonden over het leven en werk van Ogorodnikov – op basis van de filmbeelden van Roland Ottoy en met de originele muziek van Michel Vangheluwe.
Dit verhaal moet verteld worden aan alle generaties.
Tot slot wil ik iedereen danken die direct of indirect heeft bijgedragen aan de totstandkoming van dit boek. Mijn bijzondere erkentelijkheid gaat naar de vertalers Benjamin Bossaert en Katja Zelinskaja, cineast Roland Ottoy, Gennadi van de vereniging Memorial in Moskou, Bert Claerhout en mijn collega’s van Tertio, de leden van de ‘Vriendenkring Aleksandr Ogorodnikov’, Cera, Lieven Sercu, Maarten Van Steenbergen en Sonja Stock van de uitgeverij Lannoo, het gemeentebestuur van Herzele, Ludo Van den Eynden, Michel Vangheluwe en professor Emmanuel Waegemans. Last but not least vermeld ik diegenen die mij het meest dierbaar zijn: mijn vrouw en mijn kinderen die op hun manier mee die weg zijn gegaan.
Koenraad De Wolf
April 2011: het vluchthuis in Buzjurova na de voltooiing van de verbouwingswerken. |
||
April 2011: inwoners van het vluchthuis in Buzjurova. |
Situering
Proloog
‘Wij willen geen nieuwe martelaren’
1. Communistische jongere wordt religieus dissident
Rusland in de 19de eeuw
Tatarije: bakermat van de familie Ogorodnikov
Culturele renaissance
Slavofielen en de ‘Russische ziel’
Bolsjewistische revolutie van 1917
Moordende burgeroorlog tussen ‘rode’ en ‘witte’ leger
Communistische partij regeert met harde hand
“Elk religieus besef is de verfoeilijkste pest”
Van ‘Nieuwe economische politiek’ naar planeconomie
Russisch-orthodoxe kerk in staat van ontbinding
‘Grote zuivering’ elimineert opposanten en rivalen
‘Tweede grote vaderlandse oorlog’ en de wraak van Stalin
In de ban van de ‘Koude oorlog’
Eerste liberaliseringgolf onder Nikita Chroesjtsjov
Verscherpte antireligieuze campagne
Nieuw Wetboek van strafrecht maakt geen einde aan de willekeur
“Ik wil sterven voor de idealen van de revolutie”
Roman Ivan Denisovitsj en de tweede liberaliseringgolf
Cubacrisis en terug naar de harde lijn onder Leonid Brezjnev
‘Homo sovjeticus’ in dienst van jongerenbeweging Komsomol
Samizdat: kritisch, maar niet antisovjet
Literaire dissidenten belanden in de goelag …
… of in psychiatrische instellingen
Allegaartje van oppositiebewegingen
Kritische vragen in de rookruimtes van de fabriek
Identiteitscrisis
‘Praagse lente’ met geweld neergeslagen
Sovjet-Unie geen baken meer van de communistische wereldbeweging
“Het sovjetsysteem is een grote leugen”
Opposanten worden hard aangepakt
KGB volgt Ogorodnikovs doen en laten
Filosofie studeren in Sverdlovsk
Studie aan de vermaarde Moskouse filmacademie VGIK
Film De spiegel van Andrej Tarkovski
Offensief tegen ‘interne vijanden’
Pasolini wijst de weg naar de levende Christus
Ontmoeting met Vladimir Poresj in Leningrad
Film Jezus People en weggestuurd van de filmacademie
Officiële kerk heult mee met machthebbers
Inspirerende ‘zaterdagavondgesprekken’ van Dmitri Dudko
Hoofdrol voor dissident Andrej Sacharov
Op zoek naar nog meer geestesverwanten
Ontmoeting met Anatoli Levitin-Krasnov, Aleksandr Men en Johannes Krestjankin
Oprichting van het Christelijk seminarie
KGB krijgt geen vat op de nieuwe beweging
Open discussies maken deelnemers enthousiast
Streven naar een oecumenische dialoog tussen Oost en West
De goelag archipel van Aleksandr Solzjenitsyn
Dissidenten kop-van-jut in verzuurd klimaat
Helsinki-akkoorden: theorie, praktijk en nalevingscontrole
Kennismaking met een ondergrondse kerkgemeenschap
KGB intimideert leiders en leden van het Christelijk seminarie
Aleksandr Argentov en Eduard Fedotov geïnterneerd en weer vrijgelaten
De pesterijen van seminarieleden blijven doorgaan
Nieuwe dissidentenbewegingen
Woord en daad van de Amerikaanse president Jimmy Carter
Eerste nummer van tijdschrift Obsjtsjina onderschept
Sovjet-Unie veroordeeld voor politiek misbruik psychiatrie
Ogorodnikov trouwt met Jelena Levasjova
Eigen seminariehuis in Redkino
Repressie tegen Amnesty international, minderheden en vrije vakbonden
Tweede nummer Obsjtsjina verschijnt
Ogorodnikov duikt onder
Kopstukken Helsinkigroepen veroordeeld
“Je krijgt een maand om de Sovjet-Unie te verlaten”
2. Overleven in de goelag
Het inhumane karakter van het detentiewezen in de Sovjet-Unie
Zwijgen tijdens vooronderzoek
Voorbereiding voor Ogorodnikovs proces in Konakovo
“Jullie maken mij niet bang: de strijd gaat gewoon door”
Uithongering als onderdeel van de straf
In Stolypinwagon naar het Verre Oosten
Mirakel met de sigaretten
Uitwassen tijdens odyssee van tienduizend km
In een isoleercel vol menselijke uitwerpselen
Hoge productiequota bij verplichte arbeid
Morele bijstand aan medegevangenen
Charmeoffensief en pogingen Ogorodnikov te compromitteren
In de handen van KGB-ondervrager Viktor Tsjerkesov
Hogere versnelling bij religieuze vervolging
Gedwongen toediening van voedsel
‘Verkrachting’ van TatjanaPoljakova
Proces tegen Vladimir Poresj in Leningrad
Dmitri Dudko en Lev Regelson gaan door de knieën
Ogorodnikov en Poresj voelen zich morele overwinnaars
“Ga niet weg moeder of ik snij mijn polsen over”
“Een dag van verdriet is aangebroken”
‘Kamp van de dood’ Perm 36
Havergort, havergort en havergort
Verzet tegen het afmattende kampsysteem
Kampziekenhuis voorkomt alleen onaanvaardbare sterfgevallen
Bijbel terug na 120 dagen hongerstaking
Vertrouwensrelatie met een cipier
“Uw man is een hooligan”
“Met mijn gezondheid gaat het niet zo goed”
Perm 36 in rep en roer
“Wij vragen een internationaal inspectieteam”
Terug naar de gevangenis van Kalinin
Willekeur wordt wet onder Juri Andropov
Gebed verdrijft de koude
Michaïl Gorbatsjov aan het bewind
Jezusgebed brengt spirituele verlichting
659 dagen van hongerstaking
“Jij komt nooit meer vrij”
Drie maal de aders overgesneden na de verhuis naar Chabarovsk
“Alleen het verblindende licht van publiciteit kan mijn lot veranderen”
“Het leven is veranderd in een vloek”
“Met God wordt niet gespot”
Vloedgolf van brieven overspoelt kamp in Chabarovsk
Drie leuzen: economische intensivering, glasnost en perestrojka
Eerste bezoek na acht jaar
“O dood, waar is je overwinning?”
3. Eilanden van Hoop
“Je moet haar vergiffenis schenken”
Iedere vrijlating is een overwinning
Emigreren is geen optie
Spanning met Gleb Jakunin stijgt ten top
Religieus tolerantiebeleid
Christelijk seminarie organiseert hulpactiviteiten
Weg met censuur!
Een frisse wind in de cultuursector
Economisch zelfbeheer blijft een fictie
Gorbatsjov schippert tussen conservatieven en radicale hervormers
Samizdat blijft bestaan
Dissidenten worden vrijgelaten … en opgepakt
Tweede huwelijk Ogorodnikov
Viering van zeventig jaar revolutie
Alternatief comité herdenkt duizend jaar christendom
Desintegratie van Sovjet-Unie zet door
Oppositiebeweging Democratische unie
“Gelovigen mogen hun overtuiging waardig uitdragen”
Officiële viering duizend jaar christendom
Alternatief programma focust op ondergrondse kerk
KGB breekt tweede huwelijk van Ogorodnikov
Hervormingen zijn nog geen verworven goed
Roep naar autonomie in de Baltische staten groeit
Sluitende economische balansen gedecentraliseerd
Rafaïl Ogorodnikov ‘vermoord’ bij auto-ongeluk
“We hebben opnieuw gewetensgevangenen”
De eerste vrije verkiezingen: krachtmeting met ongelijke wapens
Communisten houden ondanks nederlaag touwtjes in handen
Herziening van het Wetboek van strafrecht
Communisme staat wereldwijd in lichterlaaie
Vergadering Wereldraad van kerken in Moskou
Deksel van de ‘beerput van het verleden’ wordt niet opgelicht
Christelijk seminarie breidt werking uit
Christendemocratische unie van Rusland (CDUR)
Oprichting van de eerste christendemocratische partij in de Sovjet-Unie
Internationale contacten zijn doorn in oog van KGB
Iedereen wil Ogorodnikov in levende lijve zien
CDUR-secretaris Sergej Savtsjenko ‘vermoord’
Oostblok stort als een kaartenhuisje in elkaar
Onontwarbaar politiek lappendeken
Verdeeldheid binnen de christendemocratie
Fraude bij verkiezingen voor de Russische federatie in 1990
CDI werkt versplintering Russische christendemocratie in de hand
Nieuwe perswet en eerste legaal geïmporteerde drukmachine in Sovjet-Unie
Nieuwe religieuze wet: de kroon op het werk
‘500 dagenplan’ als schoktherapie
Michaïl Gorbatsjov neemt gas terug
CDUR opent gaarkeuken voor kansarmen
Boris Jeltsin wordt president van Russische federatie
Reactionaire ‘Augustusstaatsgreep’ mislukt
Geruisloze ontbinding van supermacht Sovjet-Unie
KGB-archief opent zijn deuren
Bruuske overgang naar wild kapitalisme
Verzet tegen Boris Jeltsin groeit
Rol christendemocratie uitgespeeld
Machtsstrijd tussen Jeltsin en het Russische parlement escaleert
Bedrog op grote schaal bij verkiezingen van 12 december 1993
Het vluchthuis Eiland van Hoop
Prioriteit voor meisjes als meest kwetsbare groep
Beheer van het vluchthuis wordt nachtmerrie
Drie opeenvolgende invallen intimideren medewerkers
Eerste Tsjetsjeense oorlog
Andermaal fraude bij de verkiezingen van 17 december 1995
Mislukte moordaanslag op Ogorodnikov
Boris Jeltsin blijft aan de macht
Ontmoeting met de Amerikaanse president Bill Clinton
Vluchthuis blijft kop van jut
Europees parlement veroordeelt politie-inval
Gaarkeuken moet haar deuren sluiten
Nieuwe religieuze wet herstelt leidende rol Russisch-orthodoxe kerk
Decreet 500 wordt teruggefloten
Ogorodnikov breekt met Westen na Navobombardementen op Servië
Tij keert onder premier Vladimir Putin
Tweede Tsjetsjeense oorlog
Vladimir Putin wordt president
Religieus maandblad Broederschap van de 21ste eeuw
Vluchthuis verhuist naar Buzjurova
Opvangtehuis voor vluchtelingen in Moskou
Moeilijkheden in Buzjurova stapelen zich op
Oecumenische dialoog
Maandblad Broederschap van de 21ste eeuw stopgezet
Einde van het Russische wild-westkapitalisme
Democratisch deficit door de vingers gezien
Ogorodnikov heeft aan plannen geen gebrek
Epiloog
Verantwoording
‘Dit verhaal moet verteld worden aan alle generaties’
Bibliografie
In 2009 componeerde Michel Vangheluwe in opdracht van de ‘Vrienden Aleksandr Ogorodnikov’ een nieuw oratorium rond zes muzikale thema’s.
Componist Michel Vangheluwe
Michel Vangheluwe (° 1962) studeerde na zijn humaniora contrabas aan het Lemmensinstituut in Leuven en behaalde daar de eerste prijzen notenleer, kamermuziek, contrabas en het hoger diploma contrabas met onderscheiding. Hij is sindsdien werkzaam als contrabassist in het Vlaams Radio Orkest en het Collegium Instrumentale Brugense. Daarnaast werkte hij mee aan talloze producties met vooraanstaande klassieke ensembles: de Filharmonie van Antwerpen, het Vlaams Symfonisch orkest, de Beethovenacademie, Prima la Musica, het Antwerps Kamermuziekensemble enzovoort. Hij verleende zijn medewerking aan talrijke cd-opnames met het Wim Mertens-ensemble, het BRTN Filharmonisch orkest en het Collegium Instrumentale.
Michel Vangheluwe is oprichter en inspirator van " Nieuwe Oogst ", een jaarlijks kunstenfestival in Sint-Lievens-Esse dat naast muzikale evenementen ook tentoonstellingen en uiteenlopende artistieke disciplines aan bod laat komen. Daaruit vloeiden diverse samenwerkingsverbanden voort, onder andere met Music Under Construction, een New-Yorks collectief dat moderne dans en muziek promoot. Dat leidde tot het fel gesmaakte “The Dance Project” met tournees in Vlaanderen en de Verenigde Staten.
Daarnaast is Vangheluwe componist. Aanvankelijk schreef hij klassiek opgebouwde composities voor wisselende kamermuziekbezettingen. Hij werd echter hoe langer hoe meer geboeid door de eenvoud en kracht van de traditionele volksmuziek. Deze muziek, die recht naar het hart gaat, inspireerde hem tot het oprichten van het ensemble Ishtar, waarvoor hij alle liederen componeert en arrangeert. Sinds de oprichting van Ishtar in 2001 nam het ensemble, dat in essentie Europese Liefdesliederen van alle tijden brengt, een hoge vlucht. Met de programma's TroubAmour en From Europe with Love gaf Ishtar optredens in de meeste Vlaamse culturele centra. Ze stonden op belangrijke folkpodia als Brugges Festival, Sfinks, Brosella enzovoort. In het voorjaar 2008 won Ishtar de selectierondes van Eurosong 2008 en verdedigde België tijdens het Eurosongfestival in Belgrado. Ondertussen werkt Ishtar aan een verdere uitbouw, zowel nationaal als internationaal. Als componist kreeg Michel Vangheluwe uiteenlopende compositieopdrachten. Zo realiseerde hij de cd Livinus was zijn naam in het kader van de Livinusfeesten 2007 in Sint-Lievens-Esse.
Michel Vangheluwe componeerde in opdracht van de ‘Vrienden Aleksandr Ogorodnikov’ een nieuw oratorium rond zes muzikale thema’s. |
Zes muzikale thema’s
Het oratorium is opgebouwd rond zes muzikale thema’s. In een eerste fase werd rond de inhoud gewerkt. In een volgende fase gaat Vangheluwe die thema’s muzikaal uitwerken en versmelten tot een muzikaal geheel. De zes thema’s handelen inhoudelijk over:
Log
Dit muziekstuk is geschreven voor een basisbezetting van solo-basstem, orgel, fluitensemble en hoorn. ‘Log’ betekent ‘Leugen’ in the Russisch. ‘Log ‘ is geïnspireerd door de volgende gedachte : Ogorodnikov komt na lange tijd terug in Perm 36, het kamp in de Oeral waar hij gedurende zeven jaar in de meest erbarmelijke omstandigheden is opgesloten geweest. Ik probeerde mij bij het componeren voor te stellen welke gevoelens deze confrontatie met zijn kampverleden voor Alexandr heeft opgeroepen. De eerste indrukken zijn onwezenlijk. Alexandr wordt als het ware verdoofd door de hernieuwde aanblik en de herinneringen aan het kamp. Hij wil de gevoelens die hem overvallen niet nogmaals beleven en vormt als het ware een beschermend mentaal pantser om zich heen ( orgel + fluit + hoorn). Het eerste akkoord dat ingezet wordt door het orgel wordt heel lang aangehouden. Dit heeft een dubbele bedoeling : in de eerste plaats symboliseert het de uitzichtloosheid van de zeven jaar gevangenschap. Er komt als het ware geen eind aan. Ogorodnikov wist op voorhand niet wanneer hij zou vrijkomen en of hij hoe dan ook zou vrijkomen, met andere woorden werd zijn hoop dag en nacht op de proef gesteld. In de tweede plaats duidt het orgelakkoord ook op de onmetelijkheid in ruimte, namelijk de geïsoleerde ligging van het kamp, honderden kilometers van de bewoonde wereld in een uitgestrekt, monotoon en onherbergzaam landschap. In de tweede fase van ‘Log’ vertelt de zangstem schoorvoetend het relaas. Al vertellend komt de kampervaring weer voor ogen, alsof Alexandr alles nogmaals moet ondergaan. Alle details die hij ziet, herinneren hem aan die afgrijselijke periode van eenzaamheid, vernedering, ontbering en pijn. Automatisch komt de meest menselijke reactie hierop naar boven bij hem : het is een reactie van woede voor alle leed dat hem onrechtmatig werd aangedaan door zijn medemens en het systeem. Muzikaal wordt dit benadrukt door de dreigende forte-passages in het orgel en de zangstem. Woede is echter niet zijn stijl. Ogorodnikov probeert die woede positief om te buigen in aanvaarding, meer nog, hij puurt er de kracht uit om zijn levenswerk door te zetten. Ook in de tekst van Patrick Lateur wordt dit zo uitgedrukt : Maar wie het leed verbijt, het Leven raakt,hij schreeuwt van vreugde: ‘Dood, waar is je zege?’ De grote muzikale contrastwerking tussen luide en zachte passages symboliseert de innerlijke strijd die zich in de mens Ogorodnikov voltrekt. Hij kiest voor een glansrijke overwinning van het leven op de dood !
Fences
Ogorodnikov werd tijdens zijn leven met vele vormen van isolement geconfronteerd. Soms was dit isolement heel fysiek. Het kamp Perm 36 met de prikkeldraadversperringen en de isoleercel zijn hier sprekende voorbeelden van. Heel dikwijls was dit isolement ook mentaal : Ogorodnikov werd geïsoleerd en tenslotte letterlijk opgesloten omdat hij een andere visie op de werkelijkheid had dan de heersende communistische overheid. Zowel fysiek als mentaal isolement vormen versperringen naar ontmoeting en samenleving. Hierover gaat het muziekstuk “ Fences – omheiningen” . Finaal gaat het over de onmogelijkheid van werkelijke ontmoeting zolang men weigert of niet bij machte is uit het eigen denkpatroon te stappen en zich in te leven in de situatie van anderen.
Perm 36
Dit stuk beeldt Alexandr Ogorodnikov af die opgesloten zit in de isoleercel, waar hij gedwongen wordt om wekenlang in miserabele omstandigheden te overleven. Hij is de meest eenzame mens op aarde, heeft geen contact met zijn vrouw en kind, familie, vrienden of enig ander menselijk wezen. 24 uur op 24 wordt hij geconfronteerd met de grootste fysische en psychologische ontberingen die een mens kunnen te beurt vallen : bittere kou, honger, dorst, slaaptekort maar bovenal ook de destructieve kracht van oneindige en absolute eenzaamheid. Wat gaat er op zo’n moment door het hoofd van een mens ? Ogorodnikov wordt uitgedaagd tot aan de grenzen van zijn fysieke en mentale vermogens. Hij klampt zich wanhopig vast aan herinneringen uit betere tijden en ...aan zijn geloof. Ongetwijfeld zal hij ernstige geloofscrisissen doorgemaakt hebben in deze onmenselijke omstandigheden. Hij is echter enorm taai en met een ongelooflijke hardnekkigheid klampt hij zich aan het leven vast. De piano-akkoorden geven als vallende druppels het eentonige ritme van zo’n dag in de isoleercel weer. Flarden van herinneringen aan betere tijden waaien door het beproefde brein van Ogorodnikov. Hij is vertwijfeld, maar bij momenten voelt hij een sprankeltje hoop. Dag en nacht wordt hij met zichzelf en zijn tobbende gedachten geconfronteerd. Op het einde van het stuk worden de druppelende piano-akkoorden mokerslagen, die alle hoop op een uitweg uit die penibele situatie de kop inslaan.
‘Hope’
In dit ganse levensverhaal is er een leidraad die heel sterk aanwezig is : de kracht die Alexander put uit de onverwoestbare hoop op beterschap. Het is de wil om te overleven en om verder te bouwen aan een droom die tenslotte triomfeert over alle negativiteit. Dit thema wordt uitgewerkt in het slot van het oratorium.
Smert
‘Smert’ betekent ‘Dood’ in het Russisch . Dit muziekstuk krijgt, ondanks de sombere toon toch een heel hoopvolle wending. De dood wordt overwonnen door het geloof in Gods genade : zo eindigt het lied ook met de tekst van Patrick Lateur : de God van levenden is nu heel dicht. Muzikaal gezien wordt Smert opgevat als een koraal. Het koraal is een eeuwenoude muzikale vorm die al vele generaties lang meegedragen wordt in het collectief muzikaal geheugen. Wie kent bijvoorbeeld niet “O hoofd vol bloed en wonden “ en de beroemde koralen uit het oeuvre van Johann Sebastian Bach. Een koraal kan een meditatieve werking hebben door de bezwerende herhalingen. De inleiding van Smert wordt uitgevoerd door 4 stemmig mannenkoor . Daardoor krijgt het stuk een heel traditioneel Russisch- Orthodoxe inslag, vooral ook doordat het in een heel laag register voor de basstem geschreven werd. Het koraal zal bij de definitieve versie drie maal herhaald worden, steeds in een groeiende bezetting : eerst 4 stemmig mannenkoor, daarna aangevuld met fluit , kinderkoor en gemengd koor, om ten slotte in alle overtuigende grootsheid te eindigen met symfonisch orkest inclusief koperblazers en slagwerk. Het is bedoeld als een krachtig gezongen “ Ja “ tegen het leven.
KGB
“Haunted” suggereert de jarenlange inmenging van de geheime diensten KGB in het leven van Ogorodnikov. Op elke plaats, op elk moment, dag en nacht, zelfs tot op vandaag, wordt Alexandr gecontroleerd, geviseerd , opgepakt, verhoord. Hij voelt zich als een opgejaagd dier dat nooit met rust wordt gelaten. Muzikaal wordt dit verwoord door de staccato-passages in piano, fluit en hoorn, die doen denken aan ratelende machingeweren, een spervuur van vragen, bevelen en beschuldigingen. Deze instrumenten staan symbool voor leden van de staatspolitie en voor sommige cipiers in de kampen. De cello geeft dan weer Ogorodnikov zelf weer, die bijna moedeloos wordt door die constante inbreuken op zijn privé-leven en zijn werk. Hij wil zich hieraan onttrekken, maar wordt telkens teruggezogen in de zuigende modder van de apparatsjiks.
Muziek CD
1.Smet intro | 2:15 |
2.Smet gitaar + fluit | 2:31 |
3.Russian lyric 1 | 3:16 |
4.KGB | 2:26 |
5.Log | 4:11 |
6.Smet gitaar solo | 1:15 |
7.Polna jevo stezy’a | 2:19 |
8.Russian lyric 3 | 2:00 |
9.Smert outro Braambos | 1:10 |
Uitvoerders
Jan Maqthé: bas en cello
Hilde Coppé: sopraan
Ilse Vromans: fluiten
Johan Vanneste: hoorn
Michel Vangheluwe: piano en bas
De grote leugen legt het masker af:
geheime wachters van de macht bedreigen
en priesters hullen zich in schuldig zwijgen.
De God van levenden is nog veraf.
De dood waart in de goelag rond, een zegen
voor wie door pijn geknakt is en gekraakt.
Maar wie het leed verbijt, het Leven raakt,
hij schreeuwt van vreugde: ‘Dood, waar is je zege?’
En zie: er drijven eilanden van licht
over het duister water van de macht,
genadig heil voor mensen in hun nacht.
De God van levenden is nu heel dicht.
Hij leeft voor al de zijnen,
hij spreekt voor alle kleinen.
Integer tegenspreken
een leven lang.
Patrick Lateur
Op zondag 31 januari 2010 werd in de programmatie van Braambos – met uitzendingen op de Vlaamse publieke omroep Eén en Canvas – een documentaire film uitgezonden van cineast Roland Ottoy over de Russische dissident Aleksandr Ogorodnikov met filmmuziek van Michel Vangheluwe. In het weekblad De Beiaard van 29 januari 2010 verscheen hierover volgend gesprek met componist Michel Vangheluwe.
Michel Vangheluwe componeert muziek voor televisiefilm
Op zondag 31 januari, om 9.00 uur op Eén en om 23.00 uur op Canvas is een film te bezichtigen van cineast Roland Ottoy over het leven en het werk van de Herzeelse ereburger Aleksandr Ogorodnikov. Michel Vangheluwe uit Sint-Lievens-Esse, de componist van Ishtar, componeerde daarvoor de filmmuziek.
De veelzijdige muzikant en componist Michel Vangheluwe uit Sint-Lievens-Esse – gekend als de drijvende kracht achter de groep Ishtar – componeerde filmmuziek voor de documentaire film van cineast Roland Ottoy uit Denderleeuw over de Russische dissident Aleksandr Ogorodnikov. Deze film, die 28 minuten duurt, wordt nu zondag, 31 januari, tweemaal uitgezonden op de VRT: een eerste maal om 9.00 uur op Eén, een tweede maal op Canvas omstreeks 23.00 uur. Dat gebeurt in het kader van KTRO-Braambos. Ondertussen zijn er ook contacten voor de vertoning van de film in Nederland. SIGNIS, de wereldwijde organisatie van katholieke televisieomroepen, is eveneens geïnteresseerd in een internationale verspreiding van deze televisiefilm.
De Beiaard sprak met Michel Vangheluwe over de totstandkoming van dit project.
Hoe bent u met Aleksandr Ogorodnikov in contact gekomen?
“Ik heb Aleksandr Ogorodnikov voor het eerst ontmoet op de opening van de Sint-Livinusfeesten in Sint-Lievens-Esse in 2007. Zijn levensverhaal greep me echt naar de keel. Alexander groeide op met het communisme, nam al vlug afstand van dit systeem en bouwde vervolgens een ondergronds seminarie uit in tien steden in de Sovjet-Unie. Hij werd samen met alle andere kopstukken opgepakt en opgesloten in de goelag. Hij zat vijf jaar vast in Perm 36, het wreedste van alle concentratiekampen. Op voorspraak van Ronald Reagan en Margaret Thatcher kwam hij in 1987 vrij. Vijf dagen voor zijn vrijlating hertrouwde zijn vrouw, die hij tijdens zijn verblijf in de goelag nooit meer had gezien, met een andere man. Ogorodnikov begon echter onmiddellijk opnieuw te vechten: voor de vrijlating van gewetensgevangenen in de kampen, voor godsdienstvrijheid en voor het lenigen van de noden van de zwakste bevolkingsgroepen die na de implosie van het communisme nergens terechtkunnen. Nog iedere dag neemt hij de zorg over 200 tot 300 weeskinderen op zich, tienermoeders en vluchtelingen, mensen uit de onderbuik van de Russische samenleving die nergens terecht kunnen. Alexander Ogorodnikov zet het woord solidariteit in daden om offert hierbij zijn hele leven op voor ‘zijn’ mensen.
Vanwaar het idee filmmuziek te schrijven?
“In december 2008 werd Aleksandr aangesteld tot ereburger van de gemeente Herzele. Bij die gelegenheid schreef ik – geïnspireerd op de poëzie van Patrick Lateur – vijf composities over het leven van Aleksandr. Toen de ‘Vriendenkring Aleksandr Ogorodnikov’ plannen smeedde om de één uur durende documentaire film van Roland Ottoy te herwerken tot een televisiefilm, kreeg ik de opdracht daarvoor filmmuziek te schrijven.
Het werd een compositie waaraan acht muzikanten hebben meegewerkt. Voor de zangpartijen konden we beroep doen op twee absolute topzangers: sopraan Hilde Coppé en bas Jan Matthé. Verder werkten mee: Ilse Vromans, fluiten; Johan Vanneste, hoorn; Paul Klinck, viool; Karel Vercruysse, gitaar; Danny Pauwels, cello; en Erwin Foubert, altviool. Ikzelf neem de piano en de contrabas voor mijn rekening. De opnamen gebeurden in de studio van Radio 2 Oost-Vlaanderen, waarvoor dank aan Hendrik Coleman.”
Kunt u wat meer verklappen over de inhoud van de muziek?
“De film opent sterk met ‘Smert’ wat in het Russisch ‘Dood’ betekent, de dood waarmee Alexander in de goelag werd geconfronteerd. Dit muziekstuk krijgt, ondanks de sombere toon toch een heel hoopvolle wending. Door de indringende basstem wordt onmiddellijk een Russische sfeer opgeroepen.
De film telt nog vier muzikale thema’s. Je hebt vooreerst ’KGB’ die de jarenlange inmenging van de geheime diensten in het leven van Ogorodnikov suggereert. Op elke plaats, op elk moment, dag en nacht, zelfs tot op vandaag, wordt Alexandr gecontroleerd, geviseerd, opgepakt en verhoord. Hij voelt zich als een opgejaagd dier dat nooit met rust wordt gelaten. Muzikaal wordt dit verwoord door de staccato-passages in piano, fluit en hoorn, die doen denken aan ratelende machinegeweren, een spervuur van vragen, bevelen en beschuldigingen.
Als derde thema heb je ‘Log’ wat Leugen betekent in het Russisch. De achterliggende gedachte hier is: Ogorodnikov komt na lange tijd terug in Perm 36, het kamp in de Oeral waar hij jarenlang in de meest erbarmelijke omstandigheden is opgesloten geweest. Ik probeerde mij bij het componeren voor te stellen welke gevoelens deze confrontatie met zijn kampverleden voor Alexandr heeft opgeroepen.
Verder hoor je nog ‘Perm 36’. Dat beeldt Alexandr Ogorodnikov af die opgesloten zit in de isoleercel, waar hij gedwongen wordt om wekenlang in miserabele omstandigheden te overleven. Hij is de meest eenzame mens op aarde, heeft geen contact met zijn vrouw en kind, familie, vrienden of enig ander menselijk wezen. 24 uur op 24 wordt hij geconfronteerd met fysieke en psychologische ontberingen.
Het stuk ‘Lyric Russian’, gezongen door sopraan van Hilde Coppé is een aanklacht tegen de onmenselijke leefomstandigheden in de goelag, maar mondt uit in hoop en het onwrikbare geloof in God.
Verspreid over de film komen de thema’s in verschillende bewerkingen terug: nu eens met zang, strijkers of piano, dan weer met gitaar en fluit. Dit arrangement in telkens andere bezettingen schept een versterkende, suggestieve sfeer onder de filmbeelden.”
Bent u tevreden van het resultaat?
“De acht muzikanten hebben het beste van zichzelf gegeven, we hebben er het maximum uit gehaald en het is volgens mij een beklijvend en waardevol document geworden.”
Heeft u nog verdere plannen met dit project?
“De muzikanten zijn heel enthousiast. De muziek die nu werd gecomponeerd en opgenomen bevat alvast de muzikale thema’s van het geplande ‘Oratorium’. Dit totaalconcept met muziek, poëzie en videoprojectie wil een evocatie brengen rond leven en werk van Alexander Ogorodnikov. In optimale bezetting zou het worden uitgevoerd door vocale solisten, fluit, hoorn, piano, strijkers, koperensemble en orgel. De planning en financiering van dit project wordt momenteel onderzocht. Het is onze ultieme droom dat deze muziek ooit het basismateriaal zou kunnen leveren van een epische verfilming van het leven van Aleksandr Ogorodnikov.
Het College van Burgemeester en Schepenen en de Gemeenteraad van de gemeente Herzele hebben beslist Alexander aan te stellen tot ereburger van de gemeente. Hij is – na Rudy Van Snick en Ingrid Betancourt – de derde persoon die deze eer te beurt valt. De motivering luidt: “Alexander Ogorodnikov is niet alleen een levende getuige van de goelag, een van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van de voorbije eeuw. Maar bovendien legt hij door zijn dagelijkse zorg voor honderden mensen aan de rand van de samenleving – waarvoor niemand zich bekommert – getuigenis af van een zeldzame sociale bewogenheid.”
De officiële aanstelling tot ereburger vond plaats op dinsdag 2 december 2008 om 20.00 uur in de Steenoven – Kerkkouter 40 in Herzele. In zijn verwelkoming loofde schepen van Sociale Zaken Noël De Smet diens bijzondere sociale bewogenheid. De talrijke aanwezigen kregen twee fragmenten te zien van de documentaire film die cineast Roland Ottoy uit Denderleeuw heeft gemaakt over het leven en werk van Alelsandr: over zijn bezoek van Alexander aan het concentratiekamp Perm 36, waar hij vijf jaar zat opgesloten, en over de werking van zijn vluchthuis dat onlangs afbrandde. Dichter Patrick Lateur uit Aalst zijn ‘lied voor Ogorodnikov’ voor, waarna de wereldcreatie volgde van de filmmuziek die componist Michel Vangheluwe maakte op de poëzie van Lateur en die schitterend werd vertolkt door het gelegenheidsensemble Jovi Stez’ya (Russisch voor ‘Zijn weg’) met bas Jan Mathé in een glansrol. Tot slot ging burgemeester Johan Van Tittelboom over tot de officiële aanstelling van Alexander tot ereburger van de gemeente. Tijdens het dankwoord werd Alexander, die als gevolg van zijn opsluiting in de goelag een gedeeltelijke verlamming in het aangezicht heeft overgehouden, overmand door emoties. Tot slot bood het gemeentebestuur de aanwezigen een receptie aan.
April 2011: het heropgebouwde vluchthuis in Buzjurova. |
||
De windgenerator. |
Beste vrienden,
We zijn in Buzjurova al beginnen werken als een vluchthuis. Vanaf begin februari 2011 leefde bij ons een thuisloze moeder met haar baby. En tijdens de hele winter woonden zeven mensen in het vluchthuis. Onder hen twee moeders wiens kinderen nog borstvoeding krijgen. En nu gaan we nog een nieuwe moeder aanvaarden met een baby: een thuisloze vrouw wiens leven we hebben gered. Zij stond op het punt dood te vriezen op straat bij temperaturen van dertig graden onder nul. Zij blijkt een Britse te zijn die zonder geld en zonder papieren op straat leefde.
Het belangrijkste punt sinds december 2010 was dat het – voor het eerst sinds negen jaar – mogelijk was elektriciteit te krijgen en te gebruiken. Een windgenerator die we in juni 2010 hebben aangekocht werd gebruiksklaar gemaakt. Maar ondanks de uitgaven voor d herstelling werkte die niet. Na mijn terugkeer van het trappistenklooster Sept Fons in Frankrijk in februari 2011 kochten wij een andere, ditmaal goedkope windgenerator. Ditmaal lukte het wel. We kochten zes krachtige batterijen om de elektriciteit op te slaan. Vervolgens kochten wij in maart 2011 zes zonnepanelen. We hebben nu al anderhalve maand elektriciteit. Door geld uit te sparen op de elektriciteit slaagden we erin in iedere kamer van het vluchthuis op de vier verdiepingen te voorzien van verlichting en twee stopcontacten. Maar om voldoende elektriciteit te hebben voor de werking van de pompen, het klaarmaken van het eten en de andere toestellen hebben we ten minste nog een windgenerator en zes zonnepanelen nodig.
De drie verdiepingen van het vluchthuis hebben een warmte-isolerende houten vloer. Alle kamers zijn bepleisterd en geplamuurd. In een bijgebouw werden de muren geplaatst en toiletten en douches ingericht. Voor het vee is er een aparte locatie. We hebben in de koestal nog veel ondergebracht dat we van de hongersnood hebben gered. Al de kamers zijn nu afgewerkt. Zij hebben licht en stopcontacten. De afvoerbuizen en andere zaken zijn in orde gebracht. Het is nog nodig 24 binnenduren te kopen.
We hebben water in huis, maar dat blijft moeilijk. Maar we moeten hoogdringend een waterpomp kopen met een groot debiet, alsook een wateraccumulator en verdere uitrustingen. Op de tweede verdieping hebben we zelf een basisverwarming geïnstalleerd. De kelder blijft slecht verwarmd en de voorbije winter gingen een groot deel wan de aardappeloogst verloren.
Ik beheer nog een tweede, ditmaal informeel vluchthuis in Moskou waar ongeveer zeventig personen wonen. Dat zijn vluchtelingen afkomstig uit de voormalige sovjetrepublieken – vooral uit midden Azië. Zij vluchtten naar hier de etnische, religieuze en politieke vervolgingen. Soms redden wij hun leven – letterlijk. Zij verblijven illegaal in Rusland. Maar bij hen thuis, in Oezbekistan, Kirgizië of Turkmenië wacht hen de gevangenis waar zij in de cel kunnen sterven. Zij zijn hier in Moskou extreem terughoudend voor contacten met de pers of met vreemdelingen omdat speciale inlichtingendiensten van hun landen hen in Moskou kunnen opnemen. Veel vluchtelingen van een familie worden zo gegijzeld. Zij vragen mij om dit vluchthuis geheim te houden om te voorkomen dat een publicatie de aandacht zou trekken van die speciale inlichtingendiensten e n van de Russische geheime dienst FSB. Toch is die informatie nuttig als voorbeeld van christelijke dienstverlening.
Moge God ons helpen bij het uitvoeren van die ernstige dienstverlening.
Liefdevolle groeten van ‘Eiland van Hoop’
Uw orthodoxe broeder Aleksandr
Wanneer ik de voordeur van mijn flat in Moskou opendoe, springt de immer energieke Sonja rond mijn hals. De kleine Andreas, die nu dertien maanden is, komt op handen en voeten naar me gekropen. Zoveel blijdschap en onschuld ontwapenen, terwijl ik neerplof in de zetel.
‘Ik ga naar het depot van de douane. Over een uurtje sta ik hier terug met de nieuwe Kia.’ Met die woorden was ik gisterenmiddag met een brede glimlach vertrokken.
De ogen van mijn dochter Sonja glinsterden. ‘Doen we dan straks nog een ritje?’
‘Natuurlijk’, zei ik zelfverzekerd. ‘En dan schrijf ik een bedanking aan die religieuze organisatie uit Zwitserland voor hun milde gift.’
‘Ben je wel zeker?’, vraagt Sonja met enige twijfel in haar ogen. Hoewel ze nog maar zes is, kruist ze haar armen zoals een argwanende moeder. “Want vorige week ..”
‘Nu ben ik heel zeker”, stel ik haar gerust. “Na de betaling van de invoerrechten is het dedouaneren alleen een formaliteit.’
Ze steekt haar vinger in de lucht: ‘Jij bent gewaarschuwd!’
Ik moet lachen om zoveel lef en zelfvertrouwen.
‘Zweer het!”
Ik aai over haar hoofd, maar ze eist met haar kin vooruit een ‘officiële’ verklaring. Een andere keuze heb ik niet.
‘Ik, Aleksandr Ogorodnikov, verklaar aan Sonja Ogorirodkova dat ik straks met haar een ritje ga doen met de nieuwe wagen. Wel moet ze wegens haar leeftijd op de achterbank zitten met haar gordel aan.”
Alvorens een tik te incasseren, haast ik me het appartement uit.
Na uren aanschuiven kom ik eindelijk aan de beurt. De man in zijn blauwe stofjas achter het loket steekt alle documenten in een groen mapje. ‘Oog ogenblikje’, stamelt hij en sloft naar enkele collega’s wat verder in de gang.
Pas een half uur later keert hij terug. ‘We kunnen de wagen helaas niet vrijgeven’, zegt de man terwijl hij een zelf opgerolde sigaret in zijn linker mondhoek aansteekt.
‘Hoe kan dat nu?”, stamel ik verrast.
Hij kijkt me onverschillig aan vanachter zijn leesbril. ‘Dat is niet mijn schuld. U heeft te veel betaald.’
Ik wijs naar de plaats even verderop. ‘De man op dat bureau daar heeft vorige week de invoerrechten berekend. En het bedrag van 5.400 roebel is overgeschreven. Hier is het betalingsbewijs.’
Maar die plek is nu leeg, want het is ondertussen al achttien uur.
‘Bent u soms doof?’, herhaalt de man. ‘U heeft te veel betaald. Twee collega’s komen tot hetzelfde besluit. U moest maar 4.800 roebel betalen.’
‘Betaal me dan het verschil terug’, repliceer ik. De man slaakt een diepe zucht en verdwijnt opnieuw van achter zijn loket.
In gedachten zag ik me al achter het stuur van de Kia zitten. Eindelijk. Want nadat de Volga die ik in 1999 van de Sint-Egidiusgemeenschap cadeau had gekregen twee jaar geleden de geest had gegeven, had ik niet langer een wagen. ’Wat voor diensten had die niet bewezen?’, mijmer ik. Tonnen goederen werden daarmee vervoerd. Misschien wel duizendmaal reed ik van Moskou naar Buzhorova. Zonder die wagen was de bouw van ons nieuwe vluchthuis onmogelijk geweest. Maar de bijtende winters hadden mijn Volga opgevreten.
Sindsdien ga ik te voet of met de metro, de bus of de trein. Alleen wanneer een transport moet gebeuren, val ik iemand lastig. Mijn plan trekken. Nu ja, dat was ik al heel mijn leven gewoon.’
‘Hm, hm.”
De man in zijn blauwe stofjas doet me ontwaken uit mijn dagdroom.
‘Het probleem is dat we u niet kunnen terugbetalen,’ legt hij uit.
‘En waarom niet?’
‘Dat is niet voorzien in het reglement.’
De man die mijn verbijstering bemerkt, verontschuldigt zich. ‘Ik kan dat wel niet verhelpen, hé. En de reglementen zijn er om te worden toegepast.’
De zweetdruppels parelen op zijn voorhoofd. Want het is broeierig heet. Buiten is het zeker nog dertig graden en binnen wellicht meer. In de hal van dit pompeuze gebouw uit de jaren ’60 staan op de muur nog de restanten van een hamer en sikkel, het symbool van de communisten. Maar door de afbladderende verf zijn die nog maar vaag herkenbaar. De plompe bureelinrichting nog niet veranderd. En in die periode moest de airconditioning nog worden uitgevonden. Nu ja, met al die glazen wanden heeft die ook niet veel zin.
‘Wat moet er dan gebeuren?’, vraag ik geïrriteerd.
‘Dat is voor de baas’, zucht de man die ziet dat achter mij nog twee klanten vol ongeduld staan te wachten.
‘Waar is hij?’
‘Ik zal zien of hij er nog is.’ Hij sloft opnieuw achter het loket. Pas nu vallen mijn ogen op de vlekken op zijn stofjas. Die is in geen jaren gewassen.
De man fronst bij zijn terugkeer zijn wenkbrauwen: ‘Hij is zopas vertrokken, maar om acht uur komt de nachtploeg. Die chef zal u wel verder helpen’, wimpelt hij mij weg. De volgende …’
Ik zet mij op een bank in de hal. ‘Ik kan maar beter wachten’, denk ik bij mezelf. ‘Zoniet moet ik morgenvroeg opnieuw in de file staan. Hopelijk wordt die klus straks toch nog geklaard en kan ik met de Kia naar huis. Sonja zal blij zijn.’
In de bijna leeggelopen ontvangsthal komt een trucker binnen met een stapel papieren. Die documenten moeten één na één door de molen van de bureaucratie worden gedraaid. De man wacht geduldig. Maar wanneer even later een andere trucker binnenwandelt, overhandigt hij eerst een envelopje. Zijn papieren worden onmiddellijk afgestempeld. Zijn collega kijkt amper op. Wie extra betaalt, krijgt nu eenmaal een voorkeursbehandeling. De corruptie tiert nog altijd welig in Rusland, maar geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt ook maar één roebel smeergeld te betalen.
Op de achtergrond zendt radio Mayak muziek uit van een of andere westerse popgroep. De zware beats die weergalmen, irriteren me. Want ik ben allerminst in stemming. Er is niet alleen die dedouanering die maar niet wil lukken. Maar terwijl gisteren de hele wereld ademloos toekeek naar de oogverblindende opening van de Olympische Spelen in de Chinese hoofdstad Beijing, had Ruslands meest geslepen vos, eerste minister Vladimir Poetin, exact op dat moment in de Kaukasus een oorlog uitgelokt. Want als geen ander weet hij zijn nationalistisch agenda door te drukken, zonder de internationale gemeenschap al te veel voor het hoofd te stoten. Na zorgvuldig uitgekiende provocaties trapte het Georgische leger, geheel volgens plan, in de uitgezette val en viel de opstandige provincie Zuid-Ossetië binnen. Rusland reageerde onmiddellijk. De klaarstaande tanks staken de grens over en de luchtmacht bombardeerde de Georgische legerbasissen. In deze kroniek van een aangekondigde oorlog bedroeg de balans al na één dag honderden doden en gewonden en honderdduizenden vluchtelingen.
‘Hoe is het zo ver kunnen komen?’, mijmer ik. Zoals bij veel moeilijkheden in dit land ligt aan de basis het noodlottige beleid van Stalin. Hij had in de jaren 1930 Zuid-Ossetië bij Georgië gevoegd, de deelstaat van de toenmalige Sovjet-Unie waarvan hijzelf afkomstig was. Maar na de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 streefde Zuid-Ossetië naar de samenvoeging met Noord-Ossetië, dat deel uitmaakt van Rusland. De voorbije jaren kregen veel inwoners van Zuid-Ossitië al een Russische paspoort en in het gebied opereerden ook Russische troepen om zogezegd de vrede te bewaren.
‘Rusland zal verder maatregelen nemen tegen de Georgische regering. De verantwoordelijken in Tbilisi zullen hun verdiende straf niet ontlopen,’ zegt Dmitri Medvedev in het radionieuws van zeven uur strijdlustig. ‘Als president is het mijn plicht alle Russische burgers te beschermen, waar ze ook wonen.’
‘Het Russisch nationalisme is weer springlevend’, zucht ik. Koude rillingen lopen over mijn rug. ‘De uitkomst van dat drama is voorspelbaar’, besef ik. ‘Rusland zal zijn greep op Zuid-Ossetië niet meer lossen en haaks op alle internationale verdragen dat gebied annexeren.’ Mijn gedachten gaan naar de weerloze slachtoffers, vooral de vrouwen en kinderen. Waar zullen vluchtelingen slapen vannacht? Zullen zij te eten hebben? Het is van deze middag geleden dat ik heb gegeten, maar mijn honger gaat zo over.
‘Bent u de meneer van de Kia?’ vraagt een jongeman bedeesd.
‘Zeker,’ zeg ik, terwijl ik spontaan rechtsta. De bediende van de nachtploeg heeft het groene mapje geërfd.
‘De baas komt u straks halen. Wel moet hij eerst een paar dringende zaken afhandelen.’
‘Ik wacht wel,’ zeg ik. Wanneer in het radionieuws van negen uur premier Vladimir Poetin na de dood van tien Russische soldaten harde vergeldingsmaatregelen aankondigt, dwalen mijn gedachten opnieuw af naar Zuid-Ossetië. Na het nieuws van tien uur, waarin het interview met Poetin wordt herhaald, komt de baas eindelijk opdagen.
‘Mijnheer Ogorodnikov’, zegt de wat oudere corpulente man, met het inmiddels beduimelde groene mapje in de hand. ‘Wilt u mij volgen? Mijn bureau is op de eerste verdieping.’
Onze stappen weergalmen in de brede traphal. De man hijgt. ‘Over twee jaar komt er een nieuwbouw’, vertrouwt hij mij puffend toe. ‘Met een lift.’
De man kan alleen maar bevestigen wat ik al weet. Hij neemt het reglementenboekje ter hand en wijst me het desbetreffende artikel aan.
‘Laat het teveel betaalde bedrag dan maar vallen’, breng ik in.
‘Dat kunnen we evenmin doen’, zucht hij. ‘Die 5.400 roebel staat officieel geregistreerd. Dat is het probleem. Niemand kan daaraan iets veranderen. Alleen bij betalingen in contant geld kunnen we daar wel een mouw aan passen.’
‘Wat is dan de oplossing?’
‘Ik weet het ook niet goed’, bekent hij eerlijk. ‘Ik moet overleggen met het hoofd van de juridische dienst. Kom morgen terug. Doe dat zo vroeg mogelijk. Hij is zeker al om acht uur op zijn kantoor. Ik schrijf een nota zodat hij die zaak eerst kan bekijken.’
Maar ik zet me schrap.‘Hoelang word ik hier al aan het lijntje gehouden? En wie zegt me dat ik morgenvroeg een antwoord krijg? Hoe moet ik overigens thuis geraken? Op dit uur komt hier geen bus meer langs.’
De man draait gegeneerd op zijn stoel. ‘Sorry, maar meer kan ik op dit moment niet doen. Morgenvroeg …’
Boos stel ik me recht, maar beheers me. ‘Wanneer ik die man van de juridische dienst om acht uur wil zien, zit er niets anders op dan hier te overnachten’, denk ik bij mezelf.
“De hal is dag en nacht open,’ paait de baas me. Plots rinkelt zijn telefoon. ‘Ja’, zegt hij. ‘Een ogenblik. Ik neem het dossier …” De baas van de nachtploeg fronst zijn wenkbrauwen. Ik ben blijkbaar niet de enige die verzuipt in dit moeras van de bureaucratie. ‘Sorry …’, zegt hij terwijl hij mij de hand drukt.
Zonder een woord keer ik terug naar de ontvangsthal. Daar zit nog een eenzaat te wachten. Op wat? Op wie? Ik probeer wat te slapen op de veel te harde zitbanken. De lampen branden de hele nacht, net zoals in de concentratiekampen.
Automatisch draait mijn klok een kwarteeuw terug. De nare herinneringen aan het concentratiekamp Perm 36 komen me spontaan voor de geest. ‘Neen, ik moet die verdringen’, pomp ik me moed in. ‘Zo niet doe ik de hele nacht geen oog dicht.’ Want de horror die ik daar heb meegemaakt, zit gegrift in de botten van al mijn ledematen.’
Toch kan ik de gedachte aan het drama dat zich op dit moment in de Kaukasus afspeelt en de stoere taal van Medvedev en Poetin maar niet uit mijn hoofd zetten. Plots veer ik recht. 9 augustus 2008. Precies veertig jaar geleden was in de Tsjechoslowaakse hoofdstad de Praagse Lente volop aan de gang. Hoe komt het dat daar geen haan erover kraait? De toenmalige partijleider Aleksandr Dubcek wilde een communisme met een menselijk gelaat invoeren met meer vrijheid en minder censuur. Maar de afloop was voorspelbaar. Even later kwamen sovjettanks met harde hand Praag letterlijk schoon vegen om zogezegd het ‘socialisme te redden’. De Praagse Lente had toen mijn geloof in het communisme waarmee ik was opgegroeid, op losse schroeven gezet.
Wat me frappeert is de gelijkenis met het drama dat zich vandaag in de Kaukasus voltrekt. Nu gaan Russische troepen zogezegd de ‘inwoners van Zuid-Ossitië met een Russisch paspoort redden’. Opnieuw loopt een koude rilling over mijn rug.
Ik hoor gekrakeel: eerst op verre afstand, maar wanneer iemand mijn voeten wegduwt, schiet ik wakker. Ik was ik in een diepe slaap verzonken. Tot mijn verwondering zit de ontvangsthal al nagenoeg vol zit en stromen almaar nieuwe mensen binnen. Alle loketten zijn al geopend. Mijn oog valt op het scherm met de volgnummers. Nummer 546 is aan de beurt.
Ik haast me naar het bureau van de baas op de eerste verdieping, maar dat is leeg. Vandaar ga ik naar de juridische dienst.
‘U moet in de hal beneden een volgnummer nemen,’ blaft een jonge dame die mijn aandringen voor een voorkeursbehandeling categorisch afwijst. ‘Ik heb geen weet van een nota van de chef van de nachtploeg. Het hoofd van de juridische dienst zit nu nog in vergadering en daar wachten al zijn eerste klanten. U moet beneden een volgnummer nemen en uw beurt afwachten.’
Ik loop naar beneden en trek haastig nummer 677. Ik bijt op mijn tanden. Dat wordt inderdaad opnieuw uren aanschuiven. Wachten en nog eens wachten. Meer kan ik niet doen.
Eindelijk. Het is al voorbij twee uur ’s middags wanneer nummer 677 op het scherm flitst. Van het loket haast ik me naar de juridische dienst, waar ik dezelfde norse dame tref. Haar vernietigende blik belooft weinig goeds. Haar humeur verbetert er niet op wanneer mijn groene mapje spoorloos blijkt. Dat ontbrak er nog aan! Na lang aandringen gaat ze toch kijken op het bureau van de chef van de nachtploeg, maar keert met lege handen terug.
‘Er moet dan maar een nieuw dossier worden gemaakt’, zegt de vrouw met lange tanden. ‘Maar alle documenten zitten wel in de computer.’
Het is al half vier wanneer het hoofd van de juridische dienst me binnenlaat. ‘Jij bent de laatste voor vandaag’, kondigt hij aan. ‘De laatsten zullen de eersten zijn, staat in het evangelie,’ sis ik tussen mijn tanden. ‘Maar hier gaan de zaken precies omgekeerd.’
De man fronst zijn wenkbrauwen. ‘Ik zie maar één uitweg,’ stelt de man voor. ‘We moeten extra uitgaven maken om het bedrag van 5.400 roebel te vervolledigen.’
‘Hoe dan?’, vraag ik.
‘Je hebt natuurlijk het standgeld van acht roebel per dag dat moet worden betaald omdat de wagen hier staat geparkeerd,’ vertelt de jurist, die zijn rekenmachine bovenhaalt. ‘Maar om tot zeshonderd roebel te komen … kan dat nog een paar maand duren.’
‘Een paar maanden?’
De man stelt na enig nadenken voor een expertise te laten uitvoeren. ‘Die kan perfect omdat de wagen uit het buitenland is ingevoerd.’
‘En wat kost die?’, vraag ik vertwijfeld.
‘Duizend of tweeduizend roebel. Ik ken die prijzen niet precies’, antwoordt de man, die er duidelijk genoeg van heeft. ‘Denk jij daar nog eens goed over na?’ De klok staat vier uur. De man neemt zijn jas en jaagt me zijn bureau uit.
Daar sta ik dan. Nog altijd zonder wagen en met een hoop extra kosten omdat ik teveel taksen heb betaald. Wie is hier gek?
Met lood in de schoenen daal ik de trap af. In de hal kruisen mijn ogen die van de man met de blauwe stofjas. In zijn linker mondhoek hangt nog altijd een sigarettenpeuk. Ook hij beseft dat de wagen nog altijd niet is gededouaneerd, maar kijkt de andere kant op. Wat kan het hem schelen.
Maar voor mij is het voorlopig genoeg geweest. ‘Maar wat moet ik Sonja zeggen?’, vraag ik me aan de bushalte vertwijfeld af.