3 november 2017. Op de vooravond van de herdenking van de honderdste verjaardag van de communistische revolutie, bezoekt de Britse journalist Radko Vietnam. De spanning in het land stijgt. Naast de betwiste bouw van een nieuw waterzuiveringsstation naast het Thai Ha klooster, het centrum van het verzet tegen het regime in Hanoi, neemt de Chinese dreiging toe rond de Vietnamese eilanden in de Spratly archipel in de Zuid-Chinese-Zee.
Radko ontmoet in Thai Ha pater Phung en Le Quoc Quan, een gezaghebbend dissident. Maar de Geheime Dienst is alomtegenwoordig en de ambitieuze generaal Dang Hung met zijn gouden drakenring wil de macht grijpen. Een confrontatie lijkt onvermijdelijk.
Zullen de vredevolle demonstraten, die zich scharen rond de nieuwe vlag – een witte lotus op een geel veld – erin slagen te marcheren naar het Ba Dinh plein, het historische centrum van het land? En het land bevrijden, enkele dagen voor de viering van het eeuwfeest van het communisme?

 

De roman telt acht hoofdstukken.
Voor nadere info: zie biografie.

 

1. Gelukzak

Dames en heren. Welkom in Noi Bai, de internationale luchthaven van Hanoi. De plaatselijke tijd is 12.30 uur en de temperatuur bedraagt 28 graden Celcius. Voor uw veiligheid vragen wij u te blijven zitten met uw stoelriem vast, tot de gezagvoerder het teken geeft om deze los te maken. Namens Quatar Airlines, de gezagvoerder en zijn bemanning danken wij voor het vertrouwen en hopen u weldra opnieuw te mogen verwelkomen op een van onze volgende vluchten. We wensen u een aangename dag.
   Radko kijkt zonder emotie naar de vrouw naast zich. Sinds hun woordenwisseling na het vertrek uit Doha heeft hij geen woord gezegd. Ook zij kijkt voor zich uit.

   ‘Wat ga jij doen?’
   Radko kijkt op. ‘Werken.’
   ‘Wat precies?’
   ‘Eh, zaken.’
   ‘Rapporten schrijven die niemand leest, is wel vervelend.’
   Wanneer Radko bemerkt dat de vrouw heimelijk naar zijn papieren kijkt, lanceert hij een tegenaanval. Vanuit zijn afkeer voor nieuwsgierige mensen, geeft hij haar lik op stuk. ‘Wat doe jij?’
   Hoewel de briefhoofdingen van de papieren op haar tafeltje niet liegen, twijfelt de vrouw. ‘Ik ben directeur … van de Vietnamese Nationale Administratie voor Toerisme.’
   ‘Interessant’, glimlacht Radko. ‘Op bezoek geweest in Doha?’
   Ze knikt.
   ‘Ik kan me niet indenken dat in Quatar iets valt te bezoeken. Behalve de woestijn natuurlijk.’
   ‘Quatar organiseert in 2022 de FIFA Wereldbeker Voetbal. Ook Vietnam wil grote internationale sportevenementen organiseren. Die zijn van groot belang voor de ontwikkeling van het toerisme.’
   ‘Quatar is inderdaad een interessant voorbeeld.’
   ‘Wat bedoelt u?’
   ‘Over hoe je door smeergeld en corruptie het toewijzingsproces kan beïnvloeden. Veel geleerd?’
   De vrouw wordt wit van woede en kijkt recht voor zich uit. Radko heeft binnenpretjes. Zijn neus in onwelriekende zaken steken, is nu eenmaal de corebusiness van zijn job.
   ‘Elk nadeel heeft ook een voordeel’, mompelt hij.
   Nu hij die vrouw op haar plaats heeft gezet, kan hij rustig zijn ding doen. Na een dutje neemt hij zijn dossier en maakt aantekeningen op zijn tablet. Nog altijd begrijpt hij de fixatie van David voor dat Thai Ha klooster niet. Temeer daar zijn baas geen affiniteit heeft met religie. En op de foto’s verschillen die gebouwen in niets met de zovele ouderwetse religieuze constructies.

Hij kijkt naar zijn uurwerk. 17 uur en 25 minuten geleden heeft hij Heathrow verlaten. Zoals altijd schenkt hij veel aandacht aan dat soort details. Hij zet zijn uurwerk zeven uur vooruit. Dat is het tijdverschil met Londen. Hij denkt aan zijn vrouw Sonja. Weldra zal ze opstaan om te gaan werken in het ziekenhuis. Verpleegster zijn, is slavenarbeid. Maar heeft hij een betere job?
   Wanneer het vliegtuig stil staat, stelt Radko zich recht. Het is nog even wachten. Hij opent zijn tas en streelt zijn Canon camera. Die heeft al de stormen doorstaan waarvan hij de voorbije decennia getuige is geweest. Hoewel hij van zichzelf denkt dat hij de beste foto’s van de wereld maakt, behaalde hij alleen in 1989 de derde prijs in de sectie Spot News van de World Press Foto. Die gebeurtenissen komen hem opnieuw helder voor de geest. Donderdagavond, 9 november. Bijna dag op dag 28 jaar geleden. Op het plein ter hoogte van de Brandenburgse Poort in het centrum van het toenmalige West-Berlijn zag hij van op de uitkijkpost hoe onder luid gejuich een jongeman op de Muur balanceerde, terwijl hij vanuit Oost-Berlijn met een waterkanon werd bestookt.
   Dat fototoestel zal samen met hem op pensioen gaan en zoals hijzelf anoniem van het toneel verdwijnen. Al na één dag zal niemand zijn naam nog herinneren. Hij heeft er zich al lang mee verzoend dat zijn levenslange inzet geen enkel spoor zal nalaten.
   Hij lacht naar zijn trouwe metgezellen: zijn elektrische tandenborstel, zijn vers ondergoed, twee hemden, een rode broek – de eerste de beste die in zijn kast lag –,  zijn pyjama en rugzak. In een bundeltje papieren bemerkt hij zijn allereerste perskaart met een foto uit lang vervlogen tijden. Het is wellicht beter om die niet in zijn portefeuille te steken. Zijn ogen vallen op de brief die zijn vrouw in zijn pyjama heeft gestopt.

            Ik hoop dat je kunt genieten van je laatste grote reis. Ik kijk uit naar het ogenblik waarop
            wij eindelijk wat meer tijd samen kunnen doorbrengen en de grote Azië-reis maken
            waarvan we al zovele jaren dromen.  
            Liefs. Sonja.


Samenleven zal inderdaad niet eenvoudig zijn na hun gescheiden professionele levens. Hoe vaak moest zij niet werken wanneer hij terugkeerde van de zoveelste buitenlandse reis? Bovendien is ze geobsedeerd door haar postzegelverzameling. Wel maakt die hobby het kiezen van een geschenk eenvoudig. Vooreerst is er het opvullen van lacunes in haar verzameling. Ze zoekt al heel haar leven de zegels van koningin Victoria zonder kroon in geel en groen van de jaren 1850. En nieuwe reeksen van ongetande postzegels maken haar zo blij als een kind. Geen enkel land ontbreekt.
   Zijn gedachten gaan naar de paar lege bladzijden in zijn achterzak. Daarop noteert hij in een bevlieging en in rijm wat in zijn gedachten opkomt. Honderden van die bladeren liggen in een doos in zijn archief. Zelfs zijn vrouw kent dat kleine geheim niet. Komt dat door een gevoel van schaamte? Hij weet dat dit derderangspoëzie is.
   Hij droomt er al jaren van om die, wanneer hij met pensioen gaat, te publiceren. Een extra bijlage in The World Inside als de bekroning van zijn levenslange noeste arbeid voor het dagblad. De titel staat vast: Vanop de eerste rij. Gelegenheidsgedichten. Maar tot dusver heeft hij daarover met niemand gesproken. Hij is realistisch genoeg om te beseffen dat daar met zijn huidige baas niets van in huis zal komen.
   Daar is de muze opnieuw. Hij gaat terug zitten en neemt vlug zijn balpen.

Soon I’m retired,
            and no longer admired,
            nor desired.

Nothing to get inquired
or to be wired.
No more need to be inspired
cause that’s no longer required.

Languished I feel so tired,
as my mind is yet expired.

   Hij knikt. ‘Niet slecht.’
   ‘Wil jij mijn tas nemen’, vraagt de vrouw naast hem wanneer hij het vliegtuig wil verlaten. Zij kijkt nog altijd zuur.
   Radko stemt in met de glimlach. ‘Op mijn steun kun je rekenen.’
   ‘Waarvoor?’
   ‘Bij de organisatie van de FIFA Wereldbeker Voetbal in 2026 in Vietnam.’
   Zij reageert cynisch. ‘En jij kunt op mijn steun rekenen.’
   Radko heeft geen enkel idee wat ze bedoelt. Hij zet een stap opzij en buigt. ‘Dames eerst.’
   Zonder om te kijken stapt ze uit.

Radko is aangenaam verrast wanneer hij de nagelnieuwe luchthaventerminal betreedt. Hij herkent die niet meer sinds zijn laatste bezoek, elf jaar geleden. Toen volgde hij de APEC-conferentie die werd bijgewoond door de toenmalige Amerikaanse president, George W. Bush jr. Hij herinnert zich nog de kleine wachtruimte. Wegens de vertraging van zijn vliegtuig stond hij uren recht.
   Grote affiches en de uniformen van het personeel dat voorbijkomt, verwijzen naar de vele internationale luchtvaartmaatschappijen die hier actief zijn. Hij gaat voorbij de cateringfaciliteiten en de winkels met kleding, juwelen en parfums die hij overal ter wereld al heeft gezien. Wel is er één verschilpunt: al het personeel draagt een pin met het nummer honderd en het in elkaar verweven portret van Marx, Lenin en Ho Chi Minh. Op een groot bord staat de slogan Communisme is het verleden en de toekomst, omgeven door de data 7 december en 1917-2017. De muren etaleren schitterende posters van de toeristische hoogtepunten van Vietnam: de Tempel van de Literatuur, het Ho Chi Minh mausoleum, het Waterpoppentheater en de eilanden van de Baai van Halong.
   Terwijl hij aanschuift voor de douane, geraakt hij in de ban van de zuiverheid en de schoonheid van die mysterieuze, door loof bedekte rotsformaties te midden van een diepblauwe zee.
   De douanier neemt zijn paspoort en legt de voorpagina op een scanner. Zijn telefoon rinkelt. De brombeer voert een lang gesprek in het Vietnamees. Wanneer hij de hoorn neerlegt, kijkt hij nonchalant naar zijn scherm.
   ‘Fan van Vietnam?’
   ‘Wat een geschiedenis!’
   ‘Twee jaar terug in Ho Chi Minh stad?’
   ‘Bedoel je Saigon?’ Saaie ambtenaren plagen, is een van zijn favoriete hobby’s. Maar de man waardeert zijn humor niet, want geen enkele functionaris wil de naam van de voormalige Zuid-Vietnamese hoofdstad uitspreken.

November 2015. Thu Thiem in Saigon.  Een uur na zijn aankomst staat hij in de gietende regen te midden van het tumult. Terwijl bulldozers een heel district met de grond gelijkmaken, vormen duizenden een levende ketting om de sloop van een school te voorkomen. Die spontane wake verenigt christenen en Boeddhistische monniken in hun gele gewaden. Ze bidden en zingen en proberen bovenal het doven van hun kaarsen te voorkomen.
   ‘De kerken, scholen en tempels in Thu Thiem gaan niet verdwijnen’, zegt een woordvoerder vastberaden op CNN.
   De demonstranten zetten onverwacht grote druk op de bouw van een mega zakencentrum in dat strategisch gelegen district nabij de Saigon rivier. Dat heeft tot doel om de internationale macht en status van de regering uit te stralen.
   De buitenlandse televisieploeg, alsook fotografen en journalisten, voorkomen een ingrijpen van de massaal gemobiliseerde ordestrijdkrachten. Uit vrees voor internationaal prestigeverlies en economische schade, staan de autoriteiten machteloos tegen de van onderuit groeiende massabewegingen.
   Die nacht slaapt hij in het Ky Dong Redemptoristenklooster in Saigon. Hij ervaart hoe een strijdvaardige, talrijke en wervende kerk het voortouw neemt in de vredevolle strijd tegen de onrechtvaardigheid, de corruptie en de sociale wantoestanden van het wilde kapitalisme in een communistische jas.

‘Uw bedoeling?’ vraagt de douanier.
   ‘Het land verkennen.’
   ‘U blijft maar zes dagen?’
   ‘Ik keer woensdag, 8 november, terug. Daags na de viering. Ik ben een fan van massa-evenementen,’ liegt hij. ‘En deze keer wordt het iets heel bijzonders.’ En verschijnt een glimlach op zijn gelaat.
   Onbewogen zet de douanier met veel lawaai een stempel en geeft zonder een woord het paspoort terug, terwijl de andere hand het paspoort vraagt van de ongeduldige man achter hem in de rij.
   Tegen zijn gewoonte in groet Radko de onbeleefde gozer niet en volgt het bordje Uitgang waar hij te midden van een mierennest belandt. Er staan wel honderd banners en grote vlaggen met de beeltenissen van de historische leiders op een rode achtergrond in een combinatie met een gele ster van de Vietnamese vlag. Het nummer honderd verschijnt tweemaal. De betekenis ligt voor de hand: een nieuwe eeuw van communistisch bestuur komt eraan. 
   De mensen verwelkomen elkaar met een warme knuffel of een koude kus.
   ‘Taxi, mijnheer?’
   ‘Wil je een mooie meisje?’
   Radko trekt heel wat aandacht van chauffeurs en handelaren omdat hij alleen is. Ze omringen hem en roepen almaar luider. Plots komt een oudere man in uniform tussenbeide. Hij verheft zijn linkerhand en roept in het Vietnamees. De verschrikte omstaanders druipen af.
   ‘Welkom in Vietnam!’ De man begroet hem volgens het protocol met een rechte rug. ‘Nguyen Dang Hung van het Toerisme Politie Departement.’ De man legt ostentatief de linkerhand op zijn borst en toont de gouden ring met een opvallend ornament. Dat detail ontsnapt Radko niet. Is dat een draak? En dat Toerisme Politie Departement?  Heeft hij niet gelezen dat de regering het plan voor die speciale politie-eenheid heeft afgevoerd onder druk van de Geheime Dienst? Blijkbaar is ze dus van mening veranderd.
   ‘Wij willen de agressieve behandeling van toeristen voorkomen. En zoals jij kunt zien, is dat nodig. Kan ik helpen?’
   ‘Mijn redder in nood’, reageert Radko opgelucht.
   Hij vertelt dat hij eerst geld wil wisselen om vervolgens een taxi te nemen naar zijn hotel.
   ‘Welk?’
   Radko is niet gecharmeerd, maar blijft beleefd. ‘Ik moet mijn papieren inkijken.’
   ‘Zal ik een taxi reserveren?’
   Met de handelaars in de buurt aanvaardt hij het aanbod. Hij herinnert zich van zijn laatste bezoek dat de groene taxi’s het meest betrouwbaar zijn en bestelt er een. Hij gaat aanschuiven in de rij voor het wisselkantoor. De koers voor een Britse Pond bedraagt 34.046 Dong of tweeduizend meer dan tijdens zijn laatste bezoek. Voor tweehonderd Pond krijgt hij een stapel bankbiljetten. Hij lijkt wel een miljonair. Voor heel even toch.
   Op weg naar de uitgang bemerkt hij een winkel met geschenkartikelen van het eeuwfeest. Benieuwd om de prullaria te zien, gaat hij binnen.
   ‘Welkom!’ Een jonge vrouw brengt met al haar talenten haar goederen aan de man. ‘Alle prijzen zijn taksvrij.’
   Radko kijkt naar de munten.
   ‘De Volksbank liet drie gouden en twee zilveren munten slaan. Hun nominale waarde bedraagt 500.000 tot vijf miljoen Dong.’
   Vervolgens dwaalt zijn blik naar de postzegels.
   ‘Verzamelaar?’
   ‘Mijn vrouw.’
   ‘De Filatelie Vereniging heeft drie reeksen uitgebracht. Want we vieren maar eens om de honderd jaar een eeuwfeest.’
   De vrouw bemerkt dat hij haar humor waardeert.
   ‘De kostprijs bedraagt 50.000, 80.000 en 150.000 Dong.’
   ‘Ben nog maar pas aangekomen’, probeert Radko de boot af te houden.
   ‘Dan heb je onmiddellijk een uniek en typisch Vietnamees geschenk dat haar gelukkig zal maken. Twijfel niet. De tekening werd gemaakt door de winnaar van een internationale wedstrijd.’  De vrouw weet hoe ze op hem moet inpraten.  ‘Er bestaat in het buitenland een grote belangstelling voor dit unieke verzamelaarsitem. Maar we verkopen die alleen in Vietnam. En wanneer je de drie reeksen neemt, krijg je tien procent korting. Bovendien wordt het geheel verpakt in speciaal cadeaupapier van het eeuwfeest.’
   ‘Bij mijn terugkeer’, belooft hij.
   ‘Wat jammer! Het aanbod is geldig tot 7 november. De resterende exemplaren worden verkocht op een internationale postzegelbeurs.’
   Met dat argument haalt ze hem toch over de meet.
 
Bij het buitengaan wacht de man van het Toerisme Politie Departement hem op. Radko is allang blij dat die handelaars in de achtergrond niet tussenbeide komen.
   ‘Mijn engelbewaarder!’
   ‘Een groene taxi, zoals gevraagd’, buigt de man. Hij neemt zijn hoed af. Pas nu bemerkt hij de vier gouden sterren op zijn schouderstuk. Hoe is het mogelijk dat die aan zijn aandacht zijn ontsnapt? Dit is dus een hooggeplaatste verantwoordelijke.  
   De man opent de achterdeur en presenteert zijn linkerhand met de glimmende gouden ring. De bedoeling is duidelijk. Hij wil een fooi.
   Radko voelt zich ongemakkelijk, maar heeft geen andere keuze. Met tegenzin neemt hij het kleinste biljet, dat van 10.000 Dong. De generaal streelt zijn revolver en zijn insigna. Overeenkomstig zijn rang is de fooi te laag.
   Met tegenzin geeft Radko nog 20.000 Dong. Nu groet de man beleefd.
   Radko schudt zijn hoofd. De fooi: daarover gaat het.
   Hij stapt in zonder afscheid te nemen van die schooier.
   De chauffeur stelt zich voor als Sam.
   ‘Hanoi Apple Hotel. Hoeveel?’
   De chauffeur in een rode T-shirt wijst naar zijn meterteller.
   ‘Hoeveel?’
   ‘Weet ik niet precies.’
   ‘Eh, uw eerste rit naar het centrum?’ daagt Radko hem uit.
   ‘Normaal werk ik alleen voor multinationals. Maar met het eeuwfeest komen veel buitenlanders naar de luchthaven. Mijn baas heeft me ingeschakeld wegens mijn goede kennis van het Engels.’
   ‘Hoeveel?’ herhaalt Radko
   Hij wijst opnieuw naar zijn meterteller. ‘Ik verkies dollars.’
   ‘Dat is niet mijn vraag.’
   ‘We zullen zien’, zegt de chauffeur die zijn wagen start. ‘Mijn naam is Sam.’ Hij draait zich om. Pas nu ziet Radko het embleem van het eeuwfeest op zijn T-shirt.
   De taxi rijdt op de gloednieuwe autoweg die blijkbaar direct naar het stadscentrum gaat.
   ‘Hoe lang?’
   ‘Ik schat 45 minuten. Alles hangt af van het verkeer.’
   Eindeloze rijen van glimmende luxewagens staan in de parkings en industriële inplantingen rijzen als paddenstoelen uit de grond.
   ‘Eerste keer in Vietnam?’
   ‘Vierde of vijfde keer.’

Hij neemt een blad papier uit zijn achterzak, want een nieuw Gelegenheidsgedicht wordt geboren:

One more tip
            for the man with his pistol grip,
            who wants to radiate leadership,
            for naïve tourists looking for trusteeship.
            But he’s only an assistant of a corrupt dictatorship,
            a bad actor in a ridiculous comic strip.

Hij moet denken aan David die een paar weken terug met een verrassing kwam aanzetten.
   ‘De nieuwe pin van The World Inside’, glundert zijn hoofdredacteur.
   ‘Wat is de bedoeling Dat ik die draag?’
   David knikt. ‘En ik wil dat jij gaat.’
   ‘Toch niet naar Vietnam?’
   ‘Niemand kent beter de toestand in Zuid-Oost-Azië.’
   ‘Niet overdrijven.’
   ‘De spanning stijgt opnieuw. Over enkele weken is er de herdenking van het eeuwfeest van de Communistische revolutie. In Rusland is er geen viering. Dat komt Poetin niet goed uit. Die is alleen geïnteresseerd in de uitbreiding van zijn territorium. Er komen herdenkingen in Vietnam, Noord-Korea, Cuba en Wit-Rusland. In China, dat zich een laag profiel aanmeet, zijn geen buitenlandse delegaties uitgenodigd.’
   ‘Ze volgen blijkbaar een andere agenda,’ stemt Radko in. ‘Het is geen toeval dat op een van de kunstmatige eilanden nabij de Spratly archipel in de Zuid-Chinese-Zee een luchthaven is gebouwd.’
   David knikt. ‘Hun enige ambitie is de exploitatie van de miljoenen tonnen gas en olie in de ondergrond.  David steunt met zijn hand op zijn kin. Dat is het sein voor een nieuwe stellingname. ‘Wedden dat er een escalatie met Vietnam komt voor 7 november? De Chinezen zullen resoluut en accuraat handelen.’
   ‘En bedolven worden onder de kritiek.’
   ‘Maar hun machtsvertoon op de militaire parade in Beijing zal iedereen het zwijgen opleggen.’
   ‘Dat is uw specialiteit natuurlijk.’
   ‘Niemand praat openlijk over de jaarlijkse verhoging van hun militair budget. Ik ben er zeker van dat ze zwaar zullen uitpakken.’
   ‘Op welke manier?’
   ‘Met de al eerder aangekondigde Dong Feng DF-21D raket. Die kan ook vaartuigen op zee aanvallen. Dat is een primeur. En de nagelnieuwe DF-5B. Die zou een bereik hebben van 15.000 kilometer. Dat is ongezien. Ook de nieuwste hightech modellen in de landmacht en de zeemacht behoren tot de meest geavanceerde ter wereld.’
   ‘En op het diplomatieke front zal hun vetorecht in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een internationale veroordeling tegenhouden.’
   David knikt opnieuw. ‘Begrijp je nu waarom wij de eerste moeten zijn? Vietnam wordt ‘the place to be’. Ga eerst naar Thai Ha, die katholieke parochie.’
   ‘Waarom?’
   ‘Het is nog altijd het belangrijkste centrum van de oppositie in de hoofdstad. Er is opnieuw protest tegen de bouw van een waterzuiveringsinstallatie naast de kerk. Ik was daar tijdens de vorige onlusten in 2011.’
   ‘Ik zat toen in Irak, na de beslissing van president Obama om de Amerikaanse troepen terug te trekken.’  Radko bladert in het dossier van David, hij is niet erg enthousiast.
   ‘Diepmenselijke verhalen hebben we nodig. Die lezen de mensen graag. Spreek met enkele monniken en parochianen.’
   ‘In welke taal?’
   ‘De meesten spreken wel een mondje Engels. Maar onze man is Le Quoc Quan. Jij hebt nog een artikel geschreven over zijn vrijlating.’
   ‘Die advocaat?’
   ‘Volgens Le Nouvel Observateur is hij een van de vijftig mensen die in de komende generatie de wereld gaat veranderen. Wij moeten de eerste zijn om hem te interviewen. En ik vraag hem om een column te schrijven.’
   ‘Als hij wil.’
   David neemt een brief uit zijn binnenzak. ‘Je geheime wapen. Een brief van de voorzitter van Lawyers4lawyers. Die organisatie neemt al jaren zijn verdediging op.’
   ‘Waar kan ik hem vinden?’
   ‘Ben jij journalist?’
   Op Davids gelaat verschijnt een cynische glimlach. Zijn medewerkers de les spellen. Als perfectionist vindt hij daarin zijn grootste plezier.
   ‘We gebruiken je schuilnaam R.J.S. Brown, zoals twee jaar terug. Dat is tegen onze ethische regels. Maar je kunt het land alleen met een toeristenvisum zonder problemen binnen. Vraag de spoedprocedure op de ambassade. Die kost veel. Maar het is maar voor één keer. Je vlucht vertrekt op 2 november om 14.30 uur.’
    Brown, denkt Radko zuur. Die bijnaam heeft hij ooit van zijn vrienden gekregen toen hij nog jong was. Maar sinds vele jaren heeft hij alleen grijs haar. De initialen R.J.S. staan voor Radko, Jan en Stefaan, de namen op zijn paspoort.
   Hij heeft een hekel aan zijn baas met zijn weet-al mentaliteit. Alsof hij nog in de kleuterklas zit. Maar die man is maar half zou oud als hij. Bovendien heeft hij hem de knepen van het vak geleerd bij zijn indiensttreding.
   Radko zucht. ‘Word ik niet te oud? Ik ben er zestig.’
   ‘Komaan.’
   ‘Is dit niet de ideale gelegenheid om een jongere collega te introduceren?’
   ‘Volgende keer.’
   ‘Sonja zal niet tevreden zijn.
   Maar ook dat argument overtuigt zijn baas niet. ‘Goed geprobeerd.’
   ‘Hoe zou Odile reageren wanneer je, zoals ik, nu al voor de negende keer dit jaar moest optrekken?’
   ‘Wij worden betaald om professioneel te handelen. Privézaken zijn hier niet van tel. Zo heb ik nog nooit van op het bureau naar mijn vrouw gebeld. Ik wou dat iedereen op de redactie zo handelde.’
   ‘Doel je op mij?’
   ‘Heb ik je naam genoemd? Ik wil dat jij gaat. Luister. Vietnam gaat de komende periode de internationale politiek beheersen. Daarom heb ik mijn meest ervaren man nodig.’
   Radko gooit zijn laatste argument op tafel. ‘Wie is er nu geïnteresseerd in dat land? De BBC en Radio France International hebben uitzendingen in het Vietnamees stopgezet.’
   ‘The World Inside! Geen enkel ander dagblad heeft zo’n neus voor de actualiteit die eraan komt. Okay, ik zal een toegeving doen. Dit wordt je laatste grote opdracht voor je pensionering.’
      ‘Het is volgende week Sonja’s verjaardag.’
   ‘Jij kunt haar een kaart sturen.’
   Radko kijkt zuur.
   ‘Wanneer de zaak te lang duurt, stuur ik Jim om je af te lossen, onze correspondent in Beijing. Wees voorzichtig. Zoals je weet, wordt iedere Vietnamees in de gaten gehouden’, onderlijnt David. ‘Die 1,2 werknemers van de Geheime Dienst zitten overal. Zelfs alle telefoongesprekken worden opgenomen.’

Ze hebben inmiddels de snelweg verlaten. Het verkeer vertraagt. Radko’s aandacht gaat naar de concentratie van soldaten op een kruispunt.
   ‘Wat gebeurt er?’
   ‘De voorbereidingen voor het glorierijke eeuwfeest van het communisme.’
   ‘Waarom al die politie en zelfs het leger?’
   ‘Die bevinden zich in de hoogste staat van paraatheid, want er worden drieduizend gasten van over de hele wereld verwacht. De staats- en regeringsleiders inbegrepen.’
   Het oog van Radko valt op de schier eindeloze rij van rode bloemen langs beide kanten van de brede laan.
   De chauffeur leest zijn gedachten. ‘Tien miljoen bloemen versieren de straten van Hanoi. Ik heb ze niet geteld’, glimlacht hij. ‘Maar naar verluidt staan er twee miljoen langs deze invalsweg die voor de gelegenheid is omgedoopt tot Laan van de Communistische Revolutie.’
   Radko bijt op zijn tong. ‘Zeer origineel.’
   De chauffeur wijst naar een nieuw gebouw aan de rechterkant. ‘Nagelnieuw: het Media Center Hotel. Dat zorgt voor de catering van de 2.500 journalisten uit 85 landen die naar hier komen.’
   Na een stilte verandert de chauffeur van onderwerp.
   ‘Wat verkies jij? De natuur of het stadsleven?’
   ‘Men zegt dat de natuur in het noorden zeer mooi is.’
   De man knikt. ‘Plannen? Misschien kan ik helpen.’
   ‘Alles hangt af van het weer.’
   ‘Ongeveer dertig graden de komende dagen. De herfst is het mooiste seizoen met zijn warme zonlicht, een verfrissend briesje en droge lucht.’ De man die tot Radko’s verrassing vloeiend Engels praat, wordt zelfs lyrisch. ‘Wil je de bladeren van kleur zien veranderen? Genieten van herfstspecialiteiten zoals de jonge groene rijst? Of verkies je een boottocht in de Baai van Halong? Ik toon je de mooiste plekjes.’
   Radko reageert niet onmiddellijk.
   ‘Ik zie het al. Je bent een stadsmus.’
   ‘Hangt ervan af.’
   ‘Homo? Hanoi is niet zo populair als Bangkok, maar we hebben een kleine, maar mooie homoscène. Ik kan je introduceren.’
   ‘Niet geïnteresseerd.’
   ‘Liever mooi vrouwelijk gezelschap?’
   ‘Ben getrouwd.’
   ‘De Vietnamese vrouwen zijn de mooiste van Azië. Veel Chinese mannen komen hier een vrouw zoeken.’
   ‘Alleen vrouwen?’
   De chauffeur reageert verrast.
   ‘Bevinden er zich ook vrouwen op de Spratly archipel in de Zuid-Chinese-Zee?’
   De man kijkt zuur. ‘Ik heb het volste vertrouwen in onze partij en regering. Ze hebben het beste voor met ons land.’
   ‘Ben niet geïnteresseerd in politiek’, antwoordt Radko wanneer hij bemerkt dat de chauffeur nerveus wordt.
   Ondanks zijn verlangen om de man in de gordijnen te jagen, voelt hij intuïtief dat het beter is om zich wat in te houden. Natuurlijk wil die man zo veel mogelijk geld uit zijn zakken slaan, maar in het geval er niets gebeurt, moet hij toch iemand vertrouwen. In zijn hotelkamer blijven is geen optie. Bovendien heeft hij een afkeer voor massa-evenementen. Wanneer hij erin slaagt om de schraapzucht van de man binnen de perken te houden, is hij zijn mannetje om hem te helpen het land te verkennen.
   ‘De Baai van Halong ziet er wonderbaarlijk uit.’
   ‘Dat is een van de mooiste plaatsen ter wereld’, straalt de chauffeur. ‘Meer dan duizend eilandjes. Het is niet verwonderlijk dat die zijn opgenomen in de lijst van het Unesco Werelderfgoed.’
   ‘Zijn ze bewoond?’
   ‘Natuurlijk niet. Ik weet niet of je ogen genoeg zult hebben om de toppen van de kalkstenen bergtoppen te zien, de tropische planten en de grotten met hun watervallen.’
   De uitleg van de rijdende promotor van het Vietnamese toerisme heeft tot gevolg dat Radko er zin in krijgt om de baai van Halong te bezoeken. ‘Een suggestie?’
   ‘Ik kan een boottocht regelen. Of verkies je het nog maagdelijke strand van Cat Ba eiland met zijn sublieme zandstranden? Die plaats leent zich voor trektochten, fietstochten, zeilen en bergbeklimmen. En dan is er ook nog Quan Lan eiland.’ Hij kijkt door zijn achteruitkijkspiegel. ‘Ik denk niet dat je een avontuurlijke reiziger bent.’
   ‘Een boottocht zou mooi zijn.’
   ‘Morgen?’
   ‘Zo vlug niet!’
   ‘Ik raad u het verblijf van een nacht op het schip aan omdat de zonsondergang een onvergetelijke belevenis is. Zeker in vrouwelijk gezelschap.’
   ‘Ik heb al gezegd …’
   ‘Komaan’, onderbreekt Sam hem. ‘Dat is een geheimpje tussen u en mij. Wanneer ik in uw plaats was …’ Hij maakt een uitdagend gebaar.
   Radko twijfelt. Af en toe proeven van de geneugten van het leven … Hij heeft er altijd voor gezorgd dat zijn avontuurtjes nooit het daglicht hebben gezien. Enerzijds denkt hij aan zijn vrouw en het voornemen om hun relatie nieuw leven in te blazen. Maar anderzijds beseft hij dat dit de laatste keer is dat hij alleen op reis gaat.
   ‘De Vietnamese vrouwen zijn ook de heetste ter wereld. Toch niet impotent?’ bespeelt de chauffeur de zwakke plaats van iedere man.
   Radko voelt de grond onder zijn voeten wegzinken. ‘Ik zal daarover nadenken.’
   ‘Geniet van de mooie dingen.’
   Radko’s  gedachten zeilen weg van de Chinese dreiging en de dissidenten van Thai Ha. De Baai van Halong spookt door zijn hoofd Hij knikt schroomvol. ‘Weet nog niet wanneer. Dat hangt ervan af.’
   ‘Van wat?’
   ‘Eh, … Hoeveel?’
   ‘Je krijgt gegarandeerd de beste prijs.’
   ‘Wat betekent dat?’
   ‘Vertrouw je mij niet?’
   ‘Beantwoord mijn vraag.’
   ‘Ik moet informeren. Geef me je telefoonnummer.’
   Radko twijfelt nog altijd of die man wel te betrouwen is. Hij lijkt hem te belust. Maar tezelfdertijd knaagt de twijfel. Terwijl zijn verlangen is aangewakkerd, is hij er zich van bewust een gevaarlijk spel te spelen. ‘En de voorzorgen?’
   ‘Is durex goed? Een doosje is inbegrepen in de prijs.’
   Radko schrijft zijn telefoonnummer op.
   ‘Morgen, acht uur?’
   ‘Ik beloof niets.’
   ‘We blijven in contact.’ De chauffeur straalt. ‘Nog iets?’
   ‘Neen, bedankt.’
   ‘Marihuana, cocaïne, LSD? Een bezoek aan Hanoi bij nacht? Ik kan u ondergronds alles laten zien waarvan je alleen maar kunt dromen. Met een VIP-arrangement natuurlijk.’
   ‘Ik wil geen moeilijkheden.’
   De man lacht. ‘Het drinkgeld voor de politie is in mijn prijs altijd inbegrepen. In Vietnam kunnen de juiste mensen op de juiste plaats alles regelen. En ik ben een van hen. Gelukzak!’
   ‘Heb andere plannen.’
   ‘Zal ik u brengen?’
   Radko zwijgt.
   ‘Zeg me, mijn vriend, waarheen?’
   Radko moet denken aan Davids goede raad.

   ‘Wanneer je geconfronteerd wordt met mensen van de Geheime Dienst, moet je met hen lachen’, adviseert David. ‘Daarop kunnen ze niet reageren.’
   ‘Dat wist ik niet’, glimlacht Radko cynisch.  
   ‘Waarheen?’ herhaalt zijn chauffeur.
   ‘Weet je hoe elke Vietnamese grap begint’, neemt Radko over.
   De chauffeur trekt zijn schouders op.
   ‘Door over je schouder te kijken.’
   De man is zichtbaar geraakt.
   ‘Het meer van Hoan Kiem’, wijst hij enkele minuten later sober.
  Koppels kuieren rond het meer, terwijl anderen Tai Chi oefeningen doen. Radko herinnert zich hoe hij lang geleden met Sonja die meditatietechniek beoefende. Maar al na één les had hij er genoeg van.  
    De wagen rijdt langs de imposante villa’s die die de groene lanen van de voormalige Franse koloniale wijk afzomen.
   ‘De opera.’
   Het gebouw lijkt gemodelleerd naar het voorbeeld in Parijs, met inbegrip van de op ivoor gelijkende zuilen, de versierde balustrades en de neogotische koepel. Parijs in het klein tot stand brengen. Chauvinisme was een van de kenmerken van de koloniale heersers. De Franse architectuur is in de hoofdstad van het voormalige Indochina goed bewaard.
   ‘Geïnteresseerd in het Ho Chi Minh mausoleum?’
   ‘Waarom niet.’
   Ze zijn inmiddels bij het Ba Dinh plein. Duizenden arbeiders construeren een reusachtig podium met bovenaan een verenigd portret van Marx, Lenin en Ho Chi Minh. De chauffeur parkeert zijn wagen op een parking voor bussen. Radko kijkt naar het bord met de boodschap van het eeuwfeest in het Vietnamees, omgeven door het cijfer honderd.
   ‘Wil je mij verbeteren?’ daagt hij de chauffeur uit. ‘Communisme is het verleden en de toekomst.
   ‘Dat is absoluut de waarheid’, glimlacht hij. ‘Ik heb nog nooit een westerling ontmoet die Vietnamees kan lezen.’
   ‘Ik ook niet’, grapt Radko.
   Ongevraagd krijgt hij alle informatie tot in het kleinste detail. ‘Volgende dinsdag zullen aan de militaire parade, de grootste herdenking wereldwijd, meer dan honderdduizend soldaten deelnemen. Daarbij worden ook de nieuwste hoogtechnologische wapens getoond. Vervolgens marcheert een ongeziene burgerlijke parade met 100.000 deelnemers door de straten. Alle regio’s en afdelingen van de communistische beweging brengen een hulde aan onze historische leiders en hun opvolgers. Met onze geliefde Eerste Minister Nguyen Tan Dung en president Truong Tan Sang is de communistische erfenis gevrijwaard.’
   Radko is amper geïnteresseerd in de uitleg van die betweter. Zijn aandacht gaat naar het mausoleum. De Sovjet architecten hadden blijkbaar nog nooit gehoord van de gulden snede die sinds het Oude Griekenland de schoonheid van de architectuur kenmerkt. Die verbasterde kopie van het graf van Lenin in Moskou is inderdaad het lelijkste gebouw van Azië. Hij zag het origineel in 1990 tijdens de instorting van het Sovjetrijk en herinnert zich een concert op het Rode Plein. The Scorpions was de eerste popband ooit die een optreden gaf in een communistisch land. Honderden duizenden mensen zongen enthousiast hun wereldhit: The wind of change:

Take me to the magic of the moment
On a glory night
Where the children of tomorrow dream away
in the wind of change

   Radko neuriet het refrein wanneer zijn ogen vallen op de hoge pilaren, verspreid over het plein. ‘Hun betekenis?’
   ‘Ze symboliseren de nationale eenheid.’
   ‘Hoezo?’
   ‘De 54 pijlers vertegenwoordigen de etnische groepen.’
   ‘Ik dacht dat die nog altijd worden vervolgd.’
   De chauffeur kijkt boos. ‘Het tegendeel is waar! De regering helpt juist om hun identiteit te bewaren. Elke pijler draagt hun typische kleuren en symbolen. En duizend vertegenwoordigers van elke groep zullen de viering opluisteren in hun traditionele klederdracht. Bovendien bevatten deze pijlers vuurwerk dat ’s avonds zal worden afgestoken.’
   ‘Hoeveel mensen worden verwacht?’
   ‘Anderhalf miljoen is de maximale capaciteit. 300.000 vrijwilligers zullen het gebeuren in goede banen leiden. Vanuit de verste uithoeken van Vietnam zijn mensen al onderweg. Het schitterende licht van het Communisme zet nog altijd de harten van de mensen in vuur en vlam. Bovendien zit er een nieuwe eeuw van grote verwezenlijkingen aan te komen.’
   Radko wordt bijna duizelig van de aantallen en kijkt naar de rij wachtenden voor het mausoleum dat straks opnieuw zijn deuren zal openen. ‘Wat doen zij?’ daagt hij de chauffeur uit, hoewel hij het antwoord kent.
   ‘Wachten om het gebalsemde lichaam van de stichter van de Communistische Partij te groeten.’ Wanneer Sam over zijn superieuren spreekt, gaat hij in overdrive. ‘Vanuit hun hart brengen ze hulde aan de man die zijn leven heeft gegeven voor onze onafhankelijkheid en vrijheid. Hun bezoek getuigt van de diep gewortelde communistische idealen: deemoed, respect en historisch bewustzijn.’ Sam neemt een prachtig uitgegeven boekje op glanzend papier en in het Vietnamees en het Engels over het eeuwfeest uit zijn wagen.
   ‘Om de kennis van het verleden op te frissen’, straalt hij. ‘De vijf hoogtepunten van het eeuwfeest!’
   Uit beleefdheid bladert Radko in de tekst. De inhoud verrast niet. Na de onafhankelijkheidsverklaring die hier, op het Ba Dinh plein in 1945 werd uitgesproken, volgen de Franse nederlaag in Dien Bien Phu in ’54, de overwinning in de Amerikaanse oorlog in ’75 en de invoering van de Doi moi politiek of de kapitalistische economie in ’86. Last but not least staat de huidige generatie van leiders klaar om “de problemen waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd op een besliste manier op te lossen met communistische middelen.”
   Hij schudt het hoofd. Die folder is een voorbeeld van de gesofisticeerde propagandamachine die de samenleving in haar greep houdt. Tot wat dit leidt, ziet Radko voor zijn ogen. Groepen schoolkinderen in uniform staan recht op een rij, gevolgd door veteranen met hun groene uniformen en rode epauletten. Zijn telelens toont hoe sommigen voorover lopen door het gewicht van hun decoraties. Daarna volgt een lange rij toeristen. Iedereen draagt een pin van de herdenking. Twee vrouwen in hun rode uniform bedelen die aan de ingang.
   De bewakers handhaven een ijzeren discipline. ‘Stilte!’ en ‘In de rij gaan staan!’ Hij hoort ze roepen van honderden meters afstand.
   ‘Wilt u ook uitdrukking geven aan uw bewondering voor de gemeenschappelijke vader van alle Vietnamezen,’ daagt Sam hem uit.
   Hij geeft hem lik op stuk. ‘Ik dacht dat de mensen Ho Chi Minh haatten?’
   ‘Wat zeg jij nu? Iedereen houdt van hem van ganser harte.’
   ‘Was hij niet hannoiing?’ Radko schiet hardop in een lach. Zoals altijd moet hij het meest lachen met zijn eigen grappen. ‘Versta je de pointe niet? Verveling of “annoiing” in het Engels wordt op dezelfde manier uitgesproken als hanoiing.’
   Nu wordt de chauffeur woedend. ‘Hij was een heilige man!’
   ‘Kalmeer’, stelt Radko hem op zijn gemak. Hij beseft dat hij een stap te ver is gegaan ‘Humor verzacht de moraliteit’, paait hij.
   Sam neemt nerveus een sigaret, terwijl Radko naar de omgeving kijkt. Dit is de plaats waar in 1945 de onafhankelijkheidsverklaring werd voorgelezen. Hij neemt de folder van Sam. Ho Chi Minh staat op een balkon tijdens het voorlezen van de tekst. Zijn redevoering staat letterlijk afgedrukt.
   Hij schudt het hoofd. Doen ze dat opzettelijk? Wanneer je in die tirade het woord ‘Fransen” verandert in “Communisten”, heb je een vernietigend oordeel van het bestuur van de voorbije zeven decennia.
   Hij overschouwt mijmerend het immense open plein. Is die historische plek niet de perfecte locatie om een nieuwe start te maken wanneer op een dag het communistisch regime ten einde loopt?
   Het statische presidentiële paleis aan de rechterkant is de voormalige residentie van de gouverneur-generaal van Frans Indochina. Daarnaast staan het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het gloednieuwe parlementsgebouw.
   ‘Oom Ho weigerde om in dat paleis te wonen’, vertelt Sam, die Radko’s gedachten leest, nog altijd met een zuur gezicht. ‘Hij gaf de voorkeur aan de hut van de elektriciens. In de achterliggende schuilkelder verborg hij zich voor de Amerikaanse bombardementen die hem wilden elimineren. Hier stierf hij in 1969 in vrede.’
   Radko neemt een blad papier uit zijn achterzak en noteert een nieuw Gelegenheidsgedicht:


Holy?
Is Ho Chi Minh holy?
Wholly holy,

a man so lowly,
when he hold his oration
for the liberation of the nation.
He got a standing ovation.
Afterwards followed his glorification
and even his canonization.


But did he bring emancipation

and an amelioration of the situation?
The intimidation, humiliation and indoctrination
led only to more discrimination, brutalization
of all opponents and their cruel incarceration.
Communism is nothing more than a falsification
based on a systematic misinformation

of the population.

Now Ho Chi Minh, so called holy

is lying in his mausoleum so lonely
as a popular tourist attraction
to the governments satisfaction,
who’s afraid of a spontaneous action
and an indormitable interaction

that supports the dormant demand for liberty
for the first time in the country’s history.
Many people hope that this desire will lead
on Ba Ding Square to the final victory

Vietnams real destiny.

   Hij is tevreden. Zelden voorheen vloeide een gedicht zo vlot uit zijn pen.
   ‘Wat doe je?’
   ‘Enkele gedachten neerpennen. Ho Chi Minh is een inspirerend persoon’, antwoordt hij schijnbaar ernstig.
   De politie komt aangereden.
   ‘Ik mag hier niet parkeren.’
   Radko vraagt hem in te stappen. Radko schrikt wanneer de chauffeur, zonder dat te vragen, een foto van hem neemt met zijn mobiele telefoon.
   ‘Wat gebeurt er?’
   ‘Zo zal je vriendin je herkennen.’
   ‘Of voor mijn dossier bij de Geheime Dienst?’
   ‘Ik weet niet wat je bedoelt’, mompelt Sam terwijl hij wegrijdt.

In de bruisende Oude Wijk van Hanoi, met zijn smalle straten, verwijzen tal van vlaggen en banners naar het eeuwfeest. Sam kijkt in zijn achteruitkijkspiegel. Hij wil blijkbaar niet alle bruggen opblazen nu hij heel wat geld kan verdienen, sinds zijn belofte om een uitstap te maken naar de Baai van Halong. Zijn toon klinkt opnieuw zakelijker wanneer ze voorbij het Thang Long Waterpoppentheater komen.
   ‘Unieke traditionele Vietnamese kunst. De poppenspelers staan tot aan hun taille in het water om de poppen te doen spreken en lachen en zelfs te doen dansen op het wateroppervlak. Hun techniek is buitengewoon. Reserveren op voorhand is noodzakelijk.’
   De commerciële feeling van de man komt opnieuw bovendrijven.
   ‘Ik kan dat regelen voor u. Misschien na uw terugkeer van de Baai van Halong?’
   ‘Hangt ervan af.’
   De wagen stopt in de file. Radko kijkt naar de elektriciteitspalen die bijna bezwijken onder het gewicht van de op elkaar gestapelde draden van de elektriciteit en het telefoonverkeer.
   ‘De tempel van Bach Ma’, zegt Sam. ‘De oudste van de stad.’
   Groepen bezoekers gaan door een oude houten deur van de pagode naar binnen en buiten. Van ver ziet Radko een glimp van het standbeeld van een wit paard, en de roodgelakte begrafenisdraagstoel die zijn gids beschrijft.
   ‘Is het altijd zo druk?’
   ‘Dat maakt deel uit van het leven in Hanoi.’
   Radko neemt zijn pen en blad. Dat is de enige manier om de chaos onder woorden te brengen.

Telephone wires here,
                                                           Horning,
            electricity wires there.
                                                           crying, raving and swearing
            Threads jumbled together,
                                                           on the rhythm of music and beats
            make stakes groan under the weight.
                                                           wrenches everyone through the narrow streets.
            Despite that maze,
                                                           Always faster they float,
            there’s light everywhere.
                                                           everyone takes his own road
            Chaos functions.
                                                           to find his final destination.

                   Living as a chased wild cat, makes no-one mad
                                     Or does it precisely?
                      Because one after one we unhook naturally
                         till we languish in silence everlastingly

                                      Chaos eats us up

   ‘Dong Xuan markt.’
   Radko legt juist de laatste hand aan zijn tekst. ‘Wat?’
   ‘Wil je de Dong Xuan markt bezoeken?’ herhaalt Sam. ‘De grootste van Hanoi met mode, kledij en souvenirs tegen de beste prijzen.’
   Daar gaat de toeristische adviseur van Hanoi weer.
   ‘Later misschien. Het is hier te druk.’
   Tot zijn opluchting ziet hij het bord Hanoi Apple Hotel. Een bus vertrekt juist wanneer een portier de deur opent.
   ‘500.000 Dong. 25 dollar,’ zegt Sam.
   Radko kijkt op.
   ‘Dat is wat mijn meter zegt. We maakten een omweg via het Ba Dinh plein.’
   Tegen zijn zin geeft hij het geld, neemt zijn tas en stapt uit.
   ‘De Baai van Halong wordt een onvergetelijke gebeurtenis.’
   ‘Dat zien we nog wel.’
   ‘Ik bel u vanavond. Of zal ik wachten?’
   Radko er genoeg van. ‘Neen, bedankt.’

In de lobby is het druk.
   ‘De butlers brengen de bagage naar jullie kamer’, zegt de gids van een groep Canadese toeristen. Radko herkent ze aan het esdoornblad in de nationale kleuren rood en wit op hun valiezen.
   ‘Voor zij die deze namiddag niet deelnemen aan de stadswandeling: we spreken af om 20.00 uur in de lobby voor de welkomstmaaltijd. De bijdrage is tien dollar per persoon zonder de drank.’
   Radko staat in de rij achter een opgewonden oudere dame.
   ‘Wat met mijn privacy? Ik heb extra betaald voor een enkele kamer en moet die nu delen.’
   De gids die ook Vietnamees spreekt, onderhandelt met receptionist Quy. Die naam staat op zijn vest. De man draagt, zoals al het hotelpersoneel, een pin van het eeuwfeest. Hij raadpleegt zijn computer en schudt het hoofd.
   ‘Alle enkele kamers zijn bezet’, herhaalt de gids. ‘Dat is overmacht. Maar na onze trip naar de Baai van Halong krijg je een enkele kamer.’
   Quy bevestigt. ‘Aanvaard onze verontschuldigingen. Het hotel biedt u ter compensatie een fles champagne aan.’
   ‘Ik drink niet’, reageert de vrouw bitter.
   ‘Ik wel’, komt Radko tussenbeide met een brede glimlach, maar haar ogen spuwen vuur.
   De vrouw gaat ontgoocheld weg. De gids en de receptionist halen opgelucht adem.
   ‘Hey, Quy. Je draagt een wonderbaarlijke pin’, grapt Radko. ‘Hier is mijn reservatie.’
   De man is duidelijk niet opgezet met die opmerking. Hij maakt een print en neemt de sleutels. ‘1,6 miljoen Dong voor zes nachten. Visa?’
   Radko kijkt verrast op. ‘De brief vermeldt 200.000 Dong per nacht.’
   Quy kijkt naar het papier. ‘Je hebt wel een kamer met twee bedden.’
   ‘Ik kan maar in één slapen.’
   Hij zucht. ‘We zitten vol. Het is hoogseizoen. En met die feestelijkheden …’
   ‘Is niet mijn probleem. Ik …’
   ‘Voor die prijs krijgt u hier de beste kwaliteit in de stad,’ zegt Quy onbewogen. ‘We kunnen uw boeking ook annuleren. Die vrouw van zoeven zal tevreden zijn. En ik wens u dezer dagen veel succes bij uw zoektocht naar een goedkopere kamer.’
    Radko weet niet meteen hoe te reageren. Hij knikt.
   ‘Kamer 502. Vijfde verdieping. De lift is in de hoek. Sorry, heeft u een ogenblikje?’
   De man gaat naar het achterliggende bureau en keert terug met een pin. Hij geeft Radko een knipoog.
   ‘Een souvenir?’ Quy opent de pin aan de achterzijde.
   Verrast door dat onverwachte gebaar, knikt Radko. Hij bevestigt de pin op zijn vest ‘Nog een vraag.’
   ‘Ga uw gang.’
   ‘Contactinformatie van het Thai Ha klooster. Ik kon die niet vinden op het internet.’
   ‘Welke naam zegt u?’
   ‘Thai Ha.’
   De man zoekt even op zijn computer en telefoneert. ‘Sorry, maar dat zogenaamde Thai Ha bestaat niet meer.’
   ‘Is onmogelijk.’
   ‘Waarom wil u dat weten?’
   Radko valt onmiddellijk op zijn poten. ‘Ligt vlakbij niet een hospitaal?’
   De man kijkt naar zijn scherm. ‘Inderdaad. Wat ga jij daar doen?’
   ‘Een vriend bezoeken’, liegt hij.
   ‘Dat is wel een Vietnamees hospitaal.’
   Radko houdt zijn been stijf. Denkt die man werkelijk dat hij hem te grazen kan geven?
   ‘Een Vietnamese vriend’, antwoordt hij gezwind.
   ‘Ik moet controleren of dat nog klopt. Ik laat u het nummer weten op uw kamer.’
   De journalist schakelt meteen over naar het noodplan dat hij ondertussen heeft bedacht, want hij heeft geen zin om te wachten op Goddot.
   ‘En het telefoonnummer van het katholieke aartsbisdom?’
   ‘Dat is eenvoudiger.’ Quy zoekt het op en schrijft dat op een briefje.

De vochtige geur in de gang trekt zijn aandacht. In zijn kamer bevindt zich een kleine badkamer, een ijskast, een televisie, een korf fruit, een fles water, koffie, thee en een kluis in de kleerkast. Hij is aangenaam verrast door de rode bloem op zijn bed. Maar Wifi werkt niet. Evenmin heeft de kamer een venster, alleen airconditioning. Hij telefoneert naar het aartsbisdom.
   ‘Wat is bedoeling?’ vraagt een vrouw.
   ‘Een pakket afgeven’, liegt hij opnieuw.
   ‘Aan wie?’
   Het zweet parelt op zijn voorhoofd. ‘In opdracht van een vriend.’
   Hij hoort de vrouw in het Vietnamees praten. Een man neemt de lijn over.
   ‘Wie heb ik aan de lijn, alstublieft?’
   ‘Vader John … van het Saint Mary’s Redemptoristenklooster in Londen’, vindt hij uit. Hij voelt zich hoogst ongemakkelijk, want hij was nooit goed in het liegen. Dat klooster bevindt zich in de omgeving waar hij is geboren en getogen. In zijn jeugd had hij daar de mis nog bijgewoond.
   Radko noteert twee nummers. ‘Bedankt. God zegene u.’
   ‘God zegene ook u.’
   Hij is opgelucht. Hij kon zich niet indenken wat te zeggen wanneer de man een verdere vraag zou hebben gesteld. Hij bezocht het Saint Mary klooster voor het laatst meer dan twintig jaar terug.  Hij pakt opnieuw de telefoon, maar  krijgt hij op geen van die nummers contact. De achterliggende strategie komt hem voor de geest. De website van Thai Ha is geblokkeerd. En iedereen, het aartsbisdom incluis, heeft de opdracht om ongewenste bezoekers op een afstand te houden. Hij balt zijn vuist. Hier hebben ze de echte Radko nog niet gezien.
   Met het voorbijgaan van  de jaren, is zijn enthousiasme getaand. Maar diep in hemzelf is het heilige vuur altijd blijven sluimeren. Eén vonk is genoeg om de gepassioneerde journalist in hemzelf opnieuw tot leven te wekken. Hij staat op en kijkt naar de spiegel. Niemand zal mij stoppen. Hij ziet een vlek op zijn broek en neemt het reserve-exemplaar.  Die rode broek past uitstekend bij zijn pin.
  
De realiteit zet hem terug met beide voeten op de grond. Waar is Thai Ha? Want bij nader toezien staat die naam niet op het stratenplan dat hij op de receptie heeft meegenomen. Hij steekt zijn camera en tablet in zijn rugzak en keert terug naar de lobby.
   Hij kijkt naar het naamplaatje op de vest van de vrouw achter de balie. ‘Nhung’, glimlacht hij. ‘Mijn redder in nood.’
   ‘Kan ik helpen?’
   Hij toont het stratenplan. ‘Dong Da ziekenhuis?’
   Zij kijkt angstig naar Quy die naar het bureau gaat.
   ‘Bedoel je de parochie Thai Ha?’ reageert ze.
   Radko schrikt. ‘Hoe weet je dat?’
   ‘Niet te luid’, fluistert ze. ‘Ik heb uw gesprek met Quy gehoord. De plaats die u zoekt, ligt in het Dong Da district.’ Ze omcirkelt die naam onderaan zijn plan. ‘Ga verder langs de Ton Duc Thang laan.’ Ze tekent een pijl. ‘Het bevindt zich buiten uw plan, twee of drie straten verder aan de rechterkant. Maar wees voorzichtig. Er zijn geruchten …’
   ‘Wat dan?’
   Nhung verandert van toon. ‘Ik wens u nog een aangename dag.’
   Ook Radko voelt iemand in zijn rug. ‘Zie ik je volgende dinsdag op de parade?’ vraagt hij luidop wanneer Quy terugkomt. Hij streelt openlijk zijn pin.
   ‘Sorry. Ik moet werken’, antwoordt Nhung.
   Radko geeft haar een knipoog en gaat naar buiten. De portier opent de deur.
Op straat houdt Radko een groene taxi staande. Achter het stuur zit een oudere man.
   ‘Dong Da ziekenhuis’, zegt hij.
   Voorbij de Tempel van de Literatuur stopt het langzame verkeer volledig nabij de hoofdingang. Een reusachtig bord kondigt het eeuwfeest aan. Door het venster ziet hij tegenover de grote ingangspoort vier hoge pijlers. Zij hebben op elke kant twee stèles die ruiters bevelen om af te stijgen. Via de poort leiden drie wegen naar het tempelcomplex.
   Omdat de taxi nog altijd stil staat, stapt hij uit en neemt zijn gids. ‘Het centrale pad, met daarboven een bronzen klok, was voorbehouden voor de monarch en. De tempel huisvestte vanaf 1170 de Keizerlijke Academie, de eerste universiteit van Vietnam, en is toegewijd aan Confucius.’
   ‘Er is een paar honderd meter verder een wegblokkade’, zegt de taxichauffeur.
   ‘Wat gebeurt er?’
   De man stapt ook uit. ‘Ik heb geen idee. Ze parkeren blijkbaar bulldozers. Het hospitaal is vlakbij. Zo te zien gaan ze de grove middelen gebruiken.’ Dan vervolgt hij fluisterend: ‘om een opstand de kop in te drukken.’
   ‘Van ontevreden patiënten?’ grapt Radko.
   De chauffeur schudt zijn hoofd. ‘Ik denk dat ze die nabijgelegen militante kerk gaan vernietigen.’
   ‘Wat?’ De adrenaline stroomt door Radko’s lijf. ‘Hoe ver is die kerk?’
   ‘Vijf-, zeshonderd meter. Op het rond punt rechtdoor en dan aan de rechterkant.’
   Radko leest onderaan de bulldozer: Zhengzhou Changli Machinery Manufacturing Company. Gemaakt in China natuurlijk. Een groot avontuur dient zich aan en hij bevindt zich in het midden daarvan. Zijn baas David heeft inderdaad een zesde zintuig. In het Verenigd Koninkrijk vindt een uitzonderlijk transport altijd ’s nachts plaats en wordt begeleid door de politie. Maar in Vietnam is dat een doodgewone zaak. Met grote moeilijkheden baant het verkeer zich een weg via het voetpad, terwijl een paar honderd agenten aan de zijkant plezier maken.
   De herinnering aan wat hij een kwarteeuw geleden heeft meegemaakt, komt weer bovendrijven. Toen haalden bulldozers de Muur in Berlijn en het IJzeren Gordijn neer. Hij denkt terug aan de man die op de Muur liep. Opnieuw klinkt het lied Wind of change in zijn oren. Hij zingt halfluid het refrein.

Take me to the magic of the moment
On a glory night
Where the children of tomorrow dream away
in the wind of change

   ‘Hey!’
   Tot zijn verrassing staat een verantwoordelijke van de politie naast hem. Hoewel de man vriendelijk oogt, schrikt Radko. Hij heeft geen al te beste herinneringen aan functionarissen. Is die man in uniform ook een agent van de Geheime Dienst? Wel lijkt hij aangenamer in de omgang dan de voorganger die hij heeft ontmoet. De man kijkt naar zijn pin.
   ‘In het hotel gekregen’, verontschuldigt hij zich.
   ‘Van Tien’, stelt de man zichzelf voor?
   ‘Radko, een jou … een toerist uit het Verenigd Koninkrijk.’
   ‘Heb geen angst’, verzekert de man.
   Iets in zijn houding straalt vertrouwen uit, maar Radko is op zijn hoede. Hij heeft zijn lesje geleerd. Want de man kan altijd een wolf in schapenvacht zijn.
   ‘Ken jij dat lied?’
   ‘Ben een fan van The Scorpions’, fluistert de politieman terwijl hij omzichtig rondom zich kijkt.
   Radko kan zijn oren nauwelijks geloven. ‘Jij spreekt vlot Engels.’
   De man dankt voor het compliment en vertelt dat het lang is geleden dat hij nog Engels heeft gepraat. Maar waar hij woont en werkt, komen geen vreemdelingen. De toeristen betreden alleen de vooraf geprepareerde hoogtepunten en verlaten amper hun hotel.
   ‘Waar leerde je Engels?’
   ‘In het kamp waar ik werkte als hoofdbewaker. Van een gevangene, Le Quoc Quan.’
   Radko valt van de ene verbazing in de andere.
   ‘Ken jij hem?’
   ‘Eh, zijn naam al gehoord.’
   De man gluurt eens te meer om zich. ‘Ik schudde hem de hand toen hij het kamp verliet. Sindsdien nam ook mijn carrière een andere wending.’
   ‘Wat?’
   ‘Mijnheer Quan is een vriendelijke kerel. Ik heb veel van hem geleerd’, vertrouwt hij Radko toe. ‘Bij het verlaten van de gevangenis droeg ik zijn gitaar. Daarin zaten aan de binnenzijde notities, gedichten en liederen van een andere gevangene verborgen.’
   Ook Radko herinnert zich dat beeld.  ‘Heb ik goed gehoord dat je promotie hebt gemaakt?’
   ‘Het was geen echte bevordering. Ik heb alleen de jungle ingeruild voor mijn geboortestad. Mijn superieuren konden geen bemerkingen maken. Ik heb altijd de richtlijnen gevolgd en ook Quan respecteerde de regels. Geen enkele wet verbiedt om iemand de hand te schudden. Maar ik zal nooit carrière maken Dat privilegie is alleen voorbehouden voor de familieleden van het establishment.’
   Radko luistert met groeiende verbazing naar het verhaal dat het wijdverspreide nepotisme aan de kaak stelt. Hij herinnert zich een artikel in het dossier van David over Nguyen Thanh Nghi, de oudste zoon van Eerste Minister Tan Dung, die promoveerde tot de nieuwe Secretaris van de Communistische Partij in de provincie Huang Giang.
   ‘Het klimaat is momenteel explosief’, vervolgt de welopgevoede man fluisterend. ‘Ik adviseer u om dat lied niet meer te zingen om je geen moeilijkheden op de hals te halen. Dat klinkt in de huidige context als een revolutionair lied.’
   ‘Maar het dateert van een kwarteeuw geleden in Europa.’
   De man kijkt opnieuw rond zich. ‘De wind is inderdaad aan het veranderen. Maar gewonde dieren zijn altijd gevaarlijk.’
   Radko staat nog altijd genageld aan de grond. ‘Kan nog altijd niet begrijpen dat jij zo openlijk praat.’
   ‘Maak u geen zorgen. Geen enkel lid van mijn divisie verstaat één woord Engels’, vervolgt hij met zijn zachte stem. ‘Mijnheer Quan heeft mij overtuigd van de perversiteit van het Communisme. Binnen het hogere politiekader delen velen die mening. Alleen heimelijk uiteraard.’
   ‘Maar wat doe je hier?’
   ‘Ik ben opgevorderd met mijn divisie. Wij zijn verantwoordelijk voor de openbare ordehandhaving in een district in het noorden van de stad. Maar er is een misverstand in het spel. Wij zijn veel te vroeg. Maar met al dat verkeer is het niet de moeite om terug te keren naar onze kazerne.’
   ‘Wat gebeurt er?’
   Van Tien kijkt spichtig om. ‘Details ken ik niet. Wij moeten ervoor zorgen dat de afbraak van oude gebouwen voor de constructie van een waterzuiveringsinstallatie vlot verloopt.’
   ‘Voor afbraakwerken heb je bulldozers nodig. Waarom is de politie massaal aanwezig?’
   ‘Er wordt lokaal protest verwacht.’
   ‘Jullie zijn zo talrijk.’
   ‘Naar verluidt zijn die demonstraten agressief. De autoriteiten willen geen enkel risico nemen. Maar wat doe jij hier?’ vraagt Van Tien op zijn beurt. ‘De weg verloren? De Tempel van de Literatuur is in de tegenovergestelde richting.’
   ‘Eh, een Vietnamese vriend bezoeken in het ziekenhuis.’
   ‘Die nieuwe installatie is bedoeld voor dat ziekenhuis om de hoek.’
   ‘In dat geval is het best dat ik vertrek’, zegt Radko gehaast. ‘Nog voor er moeilijkheden plaatsvinden.’
   ‘Wil jij een foto maken van mijn divisie?’ vraagt Van Tien.
   ‘Zeker.’
   Hij neemt zijn fluit en verzamelt zijn mankrachten. Radko krijgt het benauwd wanneer ze enthousiast poseren met hun geweer.
   Plots stopt een limousine. Een hooggeplaatst persoon stapt uit. Radko kan zijn oren nauwelijks geloven. De man die hij een fooi gaf! Hij bukt zich om niet te worden gezien.
   Van Tien reageert verrast. Nu kan hij niet langer verstoppertje spelen.
   ‘Vertrouwelijk. Ik ben een journalist, maar niemand weet dat. Wie is die man?’
   ‘Generaal Nguyen Dang Hung, mijn voormalige baas van het kamp in de Quang Nam provincie.’
   ‘Wat doet hij hier?’
   ‘Blijkbaar de leiding nemen van de operatie.’
   ‘Heb hem in de luchthaven ontmoet. Ik dacht dat hij van het Toerisme Politie Departement was.’
   Van Tien glimlacht. ‘Hij was een van de hevigste tegenstanders van die hervorming. Als hooggeplaatste functionaris binnen de Geheime Dienst vreesde hij een ondermijning van zijn positie.  Zijn bureau is op de luchthaven. Naast de screening van de buitenlanders die het land willen bezoeken met het oog op het ondermijnen van het regime, volgt hij de meest hardnekkige Vietnamese dissidenten op. “Viet Pot” is zijn bijnaam.’
   ‘Familie van Pol Pot?’
   Van Tien haalt zijn schouders op. ‘Hij is de zoon van Dang Xuan Khu, de voormalige ideoloog van de Communistische Partij en de rechterhand, of u kunt kiezen de linkerhand, van Ho Chi Minh. Viet Pot is een leidende figuur van de pro-Chinese vleugel in de partij en een groot bewonderaar van Pol Pot.’
   ‘Die man was in de jaren ’70 toch verantwoordelijk voor een van de meest gewelddadige experimenten in de geschiedenis van de mensheid. Hoeveel mensen heeft die Rode Khmerleider niet doen sterven in de killing fields van Cambodja?’
   ‘De belangrijkste karaktertrekken van de generaal zijn inderdaad cynisme en sadisme.’
  
Opgewonden vervolgt Radko zijn weg. Hij stoort zich niet aan het onophoudelijke getoeter van de bromfietsers. Hij wil die boottocht naar de Baai van Halong annuleren, maar heeft geen telefoonnummer van die taxichauffeur. Gelukkig is hij geen enkel engagement aangegaan. Aan zijn rechterkant komt hij voorbij de Hang Bot kerk. De pijl op het stratenplan bewijst dat hij nog altijd de goede richting uitgaat.
   Als hij een smalle zijstraat ingaat, dempt het geluid. Een winkel aan de rechterkant verkoopt bloemen. Het ziekenhuis moet vlakbij zijn. Twee mensen staan in de rij aan een mobiele keuken. Met alle toebehoren binnen handbereik bereidt een handige jonge dame ter plaatse maaltijden. De geur maakt hem hongerig. De man voor hem bestelt een tas ‘pho’ soep met een broodje, belegd met hesp, kaas, sardines uit blik en gepickelde wortelen.
   Radko bestelt met gebarentaal dezelfde maaltijd. Leunend op de muur rond het klooster van Thai Ha ziet hij door de omheining de klokkentoren.
   Hij lacht in zijn vuist. Wat denken al die agenten van de Geheime Dienst wel. Hier hebben ze de echte Radko nog niet gezien. Niemand zal mij stoppen.
   Recht voor zich ziet hij een café. Eerst een lekker biertje om zijn eten door te spoelen.

Binnen bestelt hij een Tijgerbier. Wanneer hij naar het wisselgeld kijkt, voelt hij zich bedrogen, maar hij kan niet reageren want er wordt alleen Vietnamees gesproken.
   Dit is geen gewoon café, beseft hij na enkele minuten. Zijn al die mensen in burgerkledij geen agenten? De ingang bevindt zich recht tegenover de toegangspoort van het klooster. Zonder het te weten, is hij binnengegaan in het hol van de leeuw. Hij denkt aan het onvervaarde optreden van James Bond, maar beeft binnenin. Om zijn zenuwen niet te verraden, toont hij interesse in een hem onbekend spel dat twee dertigers spelen. Ze plaatsen alternerend zwarte en witte stenen op de nog lege vlakken van een rechthoekig bord. Het doel bestaat er blijkbaar in een groter territorium van het bord te veroveren dan de tegenstrever. De toehoorders rondom geven luid advies. De leider van de groep die op een barkruk zit, slaat de mensen gade die Thai Ha binnenkomen en buitengaan. De bromfietsers die komen aangereden, zetten hun motor af en duwen hun vehikel naar binnen. Dat lijkt een lastige opgave voor sommige graatmagere vrouwen. Radko voelt ogen branden in zijn rug. Aan het einde van het spel wordt hij uitgenodigd om een spelletje te spelen, maar weigert en beweegt zich, stap voor stap, naar het raam om de toestand te overzien. In het klooster staan stapels opeengestapelde stoelen die zijn afgebleekt door de zon. Die plastic gekleurde muur belet een zicht op de binnenkoer.
   Wanneer twee fotografen en een man met een camera zonder een woord de trap opgaan naar de eerste verdieping, is hij zeker. Dit is een hoofdkwartier van de Geheime Dienst. Hij herinnert zich dat na de laatste opstand mensen werden veroordeeld op basis van foto’s en filmbeelden. Nu begrijpt hij waarom zovelen Thai Ha binnengaan met een bedekt gezicht.
   Zonder dat hij erom gevraagd heeft, krijgt hij een nieuw flesje bier van de plaatselijke chef. Tijgerbier, zegt de man terwijl hij het in de lucht steekt. Radko ontwijkt ‘s mans ogen. De andere aanwezigen brengen goedgemutst een toast uit. Wanneer Radko een beweging voelt in zijn rug, draait hij zich om. Geruisloos worden foto’s van hem gemaakt. Pas nu voelt hij zich echt ongemakkelijk. Hij geeft de chef 50.000 Dong en maakt zich uit de voeten.

Thai Ha binnengaan, is geen optie. Voorbij het ziekenhuis komt hij aan een park. Wordt hij gevolgd? Heimelijk kijkt hij om de hoek. Twee mannen komen vanuit het café in zijn richting. Een van hen draagt een camera. Hij loopt tien meter verder, gaat zitten op een bank en neemt instinctief ook zijn fototoestel. De twee mannen zetten zich aan de andere kant neer op een bank.
   Radko neemt enkele foto’s en zoemt in op zijn achtervolgers. Zijn trillende handen maken duidelijk dat het binnengaan van die bar niet de meest gelukkige keuze was. Twee gillende meisjes richten zijn aandacht op de nieuwe speeltuigen. Dit was het strijdtoneel van de eerste opstand in 2008.

Pas bij zijn terugkeer bemerkt hij de vijver in de voortuin van het hospitaal: de betwiste plaats voor de bouw van het waterzuiveringsstation.  Hij telt ze niet, maar er bloeien wel honderd witte en roze lotussen. Die vijver is van de kerk alleen gescheiden door een hoge muur en een smalle straat die leidt naar het hart van Thai Ha dorp.
   Hij komt voorbij woningen en een braakliggend terrein. Wanneer hij terugkeert, draaien ook zijn achtervolgers zich om. Nu zij hem even niet in het vizier hebben, beslist hij stiekem een jonge vrouw te volgen die het klooster langs een zijingang binnengaat. De vrouw buigt bij het Mariabeeld in de grot en knielt in de kerk voor het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand. Deze site gelijkt op het Ky Dong klooster in Saigon, en is eveneens eigendom van de paters Redemptoristen. Maar Thai Ha is kleiner en intiemer. Hij let er op zo stil mogelijk te stappen, om de geknielde gelovigen niet te storen. Hun repetitieve gebed heeft een kalmerend effect. Hij herinnert zich de gewijde atmosfeer van het Saint Mary klooster in Londen in zijn jeugdjaren.
   Hij ervaart, zoals in Ky Dong, deze bakermat van het katholieke verzet als een krachtig bastion.

Bij het verlaten van de kerk achteraan, gaat hij langs de plastieken wand met stoelen naar het hoofdgebouw. Aan de muur hangen op het eerste gezicht aankondigingen van de liturgische diensten en de activiteiten van de verenigingen die zijn gelinkt aan de parochie. Maar de grootste aandacht krijgen de nieuwsberichten van het onafhankelijke nieuwsagentschap UCAN. Hij herkent dat logo. De Union of Catholic Asian News schenkt naast religieuze berichten ook aandacht aan het respect voor de mensenrechten. Mensen ontmoeten en begroeten elkaar hartelijk, maar altijd fluisterend, om de stilte te respecteren. Hij probeert met mensen te prazten, maar niemand spreekt Engels. En wanneer hij zijn camera bovenhaalt, gaan ze onmiddellijk weg.
   ‘Ben een vriend’, probeert hij hen te overtuigen, maar het wantrouwen is groot. Ook hier houdt iedereen deze vreemde indringer nauwlettend in het oog. Sociale controle is een onderdeel van het dagelijkse leven in Vietnam. Hij gaat zitten op een bank tegen de muur en neemt een stuk papier uit zijn achterzak. Een nieuw gedicht komt in zijn gedachten op. Maar in tegenstelling tot de vorige pogingen, vindt hij amper de rijmwoorden. Normaal stopt hij zijn poging wanneer hij binnen enkele minuten het vooropgestelde doel niet bereikt. Maar deze situatie is anders. Want deze inspirerende plek raakt hem diep. Na verschillende pogingen, vindt hij de woorden.

Beyond Thai Ha’s gate
blurs the city roar.
Riders shut their engine off
while chattering woman stop,
and let silence dominate.

They cover their faces
for secret agents, cameras and films
that silently are recording everything.
Only behind a tall wall
of sun-bleached plastic seats
expels a smile the tightness
and look people to each other with cheerfulness.

By a deep bow at the cave
and Mary’s statue surrounded by candela
only modest whispering fits in Thai Ha,
not to disturb the sacred atmosphere.

Thousands refresh at this invisible fountain
and find the strength to maintain
to stand up for freedom and righteousness.

All share without words the same dream
that one day, hand in hand,
freed from the Chinese supremacy
and the communist beam
they’ll walk for the very first time in liberty
to a new, promised land.

Een oude monnik komt naast hem zitten. Radko schrikt.
   ‘Zoekt u iemand?’
   ‘De verantwoordelijke.’
   De monnik kijkt hem argwanend aan. ‘Waarom?’
   ‘Kan ik u in vertrouwen nemen?’
   De monnik is nog altijd op zijn hoede. ‘Het hangt er van af waarvoor. Wat wil je?’
   Radko voelt zich onbehaaglijk bij zoveel wantrouwen. Ook de blikken van de aanwezigen op de binnenkoer maken hem duidelijk dat hij nog altijd gezien wordt als een potentieel gevaar. Hij moet als eerste over de brug komen.
   ‘Ben journalist van The World Inside. Kom uit het Verenigd Koninkrijk en maak een reportage over Thai Ha.’
   ‘Dat klinkt op het eerste gezicht interessant.’
   ‘Kunnen we praten?’
   De man aarzelt nog even en zet dan zijn grote bril af. ‘Vader Phung.’
   ‘Maar ik ken je!’ reageert Radko enthousiast.
   De man kijkt verbaasd. ‘Ik heb je nog nooit ontmoet.’
   ‘Van de artikels in de kranten.’
   Het ijs is gebroken. Beiden schudden elkaar de hand. Maar Radko voelt bij zijn gesprekspartner lijfelijk spanning en vrees. Ook zijn onderlip trilt van nervositeit. In zijn ogen leest hij angst en onzekerheid die hij weet te verbergen achter zijn eeuwige glimlach.
   ‘Mijn redder in nood!’
   De monnik legt de wijsvinger op zijn lippen.
   ‘Jij speelde toch een hoofdrol bij de vorige opstanden!’
   ‘Hoofdrol?’ schrikt Phung. ‘Ik heb alleen mijn plicht gedaan.’
    ‘Nog altijd verantwoordelijk hier?’
   ‘De prior is hier baas. Ik ben alleen een dienaar van deze parochie’, zegt Phung bescheiden.
   Een harde werker met een groot doorzettingsvermogen die vanop de tweede rij loyaal en plichtsbewust handelt. Dat is de rol die hij zijn hele leven heeft vervuld.
   Radko is opgelucht. Dit is de man die hij zocht. En hij spreekt behoorlijk Engels.
   ‘Het was niet eenvoudig om jullie te vinden.’
   ‘Ik weet het. De autoriteiten saboteren ons voortdurend. Ze willen met alle mogelijke middelen de buitenlanders hier weghouden. We leven al jaren in grote onzekerheid. En de toekomst oogt somber. Maar zolang we leven, staan onze deuren open voor iedereen.’
   ‘Het aarsbisdom gaf me twee telefoonnummers die niet werken.’
   ‘Wat wil je? De aartsbisschop is benoemd door de regering.’
   ‘Monseigneur Kiet?’ vraagt Radko vol ongeloof.
   ‘Die werd gedwongen om ontslag te nemen. Ik spreek over zijn opvolger, monseigneur Nguyen Van Nhon. Hij geniet allerhande privilegies, maar moet gehoorzamen. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.’
   ‘Steunt hij jullie?’
   Phung glimlacht. ‘Wat denk je? Alleen wanneer hij niet anders kan. Dat is een concrete toepassing van wat in Vietnam “religieuze vrijheid” heet.’
   ‘Ik ben op zoek naar Le Quoc Quan, uw advocaat.’
   Opnieuw verschijnt een sobere glimlach op zijn gelaat. ‘Ik wist niet dat wij er een hadden. Maar pleiten doet de man al lang niet meer. Nochtans was hij een succesvol advocaat. Hij schreef de juridische adviezen voor de ontwikkelingsprojecten van de Aziatische Ontwikkelingsbank, het Zweedse Internationale Ontwikkelingsagentschap en het bureau van de Wereldbank in Hanoi. En zijn advocatenbureau De Gebroeders Le opende zelfs een kantoor in Saigon. Maar sinds 2009 geldt een beroepsverbod.’
   ‘Wil je hem contacteren?’
   ‘Hij is nu thuis, denk ik. ’s Middags komen zijn kinderen eten. Maar ik betwijfel of hij naar hier zal komen. Hij incasseerde de voorbije jaren zo veel klappen dat hij zich steeds meer op de vlakte houdt.’
   ‘Dat wist ik niet.’
   ‘We zouden zijn hulp goed kunnen gebruiken, want de man is getalenteerd. Er zijn niet veel competente mensen die hun nek uitsteken voor de goede zaak. Want de molen van het Communisme maalt alle opponenten fijn. Dat geldt zowel voor personen, als voor instellingen. Dat lot zal ook onze parochie beschoren zijn.’ Hij zet zijn bril recht. ‘Vanuit menselijk oogpunt begrijp ik dat de prioriteit van Quan nu bij zijn gezin ligt.’
   Radko weet niet goed hoe te reageren. Welk een anticlimax! Het defaitisme dat hij ervaart, staat haaks op de strijdlust en het enthousiasme in alle artikelen over Thai Ha. Van het “heilige vuur” van het verzet blijft niet veel over. Zijn bezoek wordt zo te zien een maat voor niets.
   ‘Wil je … hem toch contacteren?’ herhaalt Radko.
   De monnik zucht andermaal. ‘Hij zal toch weigeren.’
   Radko gooit zijn laatste troef op tafel: de brief van Lawyers4Lawyers. David is een genie, moet ook Radko toegeven. Want zonder die brief stond hij nergens.
   ‘Ik zal bellen’, zegt Phung met lange tanden. ‘Maar ik betwijfel de goede afloop.’
   ‘Bedankt’, haalt Radko opgelucht adem.
   ‘Je mag van geluk spreken.’
   ‘Waarom?’
   ‘Normaal moest ik de prior vergezellen. Hij bezoekt de parochies in de buurt die we bedienen. Maar hij heeft me gevraagd om te blijven. “Jij bent onze meest ervaren man”, zei hij.’
   Die worden klinken Radko vertrouwd in de oren. ‘In wat?’ reageert hij met een knipoog.
   Maar zijn humor valt op een koude steen.

 

Kun je mij een lotusbloem tekenen?

Vergezeld van zijn kinderen komt Le Quoc Quan thuis. Hij is ze zoals elke middag gaan ophalen aan school. De twee jongsten zitten op zijn bromfiets, terwijl zijn oudste dochter, de vijftien jaar oude Nhi, met de fiets rijdt.
   ‘Die pin’, vraagt hij. ‘Ik kan niet verdragen dat mijn kinderen reclame maken voor het Communisme.’
   ‘Dat is verplicht’, reageert Nhi. ‘De meester heeft dat gezegd.’
   Thai en Viet knikken.
   ‘Er is geen enkele wet die dat verplicht.’
   ‘En wanneer hij …’
   ‘Zeg hem dat ik ter beschikking sta om de nodige uitleg te geven’, onderbreekt Quan.
   Hij bemerkt een wagen van de Geheime Dienst aan de overkant van de straat. Die stond daar een half uur geleden niet. Normaal bewaken ze alleen maar zijn woning wanneer iets ernstigs gebeurt. Hij kent die agenten. Dat ze hun boterhammen opeten, betekent dat ze blijven. Quan wuift naar hen, zoals altijd.
   ‘Waarom?’ reageert zijn tweede dochter, Thai, angstig.
   ‘Een mens moet altijd beleefd zijn, ook tegen zijn vijanden.’
   ‘Ik vertrouw hen niet.’
   ‘Wees niet bang, kleine meid. Nu is onze veiligheid gewaarborgd.’
   ‘Dat is niet grappig, vader’, komt Nhi tussenbeide. ‘Je hebt die mop al zovele malen verteld. Ze zijn slechte mensen.’
   Thai begint te wenen. ‘Gaan ze u opnieuw meenemen?’
   ‘Dat zal niet meer gebeuren, schat. De enige juiste houding tegenover de Communisten, is met hen te lachen.’
   Thai strekt haar armen en springt op zijn heup.
   Hij streelt haar. ‘Jij ben mijn speciaal geval. Mama was zo vaak bang toen ze jou verwachtte gedurende de opstand in de parochie Thai Ha. Dat is waarom wij je dezelfde naam hebben gegeven. Wij zullen helpen je angsten te overwinnen.’
   De vijf jaar oude Viet hangt aan zijn been wanneer ze het gebouw betreden. ‘Jij bent al een grote meid’, troost hij haar. ‘Nhi, neem jij haar?’
   Quan duwt op de knop van de lift.
   ‘Ik neem de trap wel’, kondigt Nhi aan terwijl ze begint te lopen. ‘En ik zal de eerste zijn.’
   ‘Dat denk ik niet.’ Quan opent vlug de lift en zijn twee dochters stappen haastig in.

Op de vijfde verdieping tikt Nhi op de deur wanneer Quan die opent.
   ‘Eerst!’ roept ze.
   ‘Niet te luid. Wij zijn in de gang.’
   De buurvrouw opent, zoals altijd, haar deur.
   ‘Wat zeggen jullie tegen juffrouw Linh?’
   ‘Goeie middag’, antwoorden zij in koor.
   ‘Ze worden zo groot en verstandig’, zegt ze vol bewondering.
   ‘’s Nachts wanneer zij slapen’, verzekert Quan.
   Hij is het gewend om met haar de draak te steken omdat ze voor de Geheime Dienst werkt. En haar zogenaamde neven, die allemaal dezelfde onafscheidelijke boekentas dragen, nemen sinds zijn vrijlating alle gesprekken op. Waarom is hem een raadsel, want alle telefoongesprekken, de gsm van Nhi incluis, worden gemonitord.
   ‘Nhan Dan gelezen?’
   ‘Waar haal jij het partijdagblad vandaan?’ reageert de vrouw.
   ‘Op het internet. Dat is een zeldzame niet gecensureerde site.’
   ‘Wat dan?’
   ‘De reorganisatie van de Geheime Dienst’, fluistert hij ernstig. ‘Bovenop de 50.000 agenten die de TCV het voorbije jaar heeft gerecruteerd, zullen in 2017 er nog eens 100.000 zijn aangeworven. Maar in de plaats daarvan wordt iedereen ouder dan zeventig ontslagen. Zonder pensioen.’
   ‘Jij …’
   Quan gaat vlug naar binnen. Alleen Nhi blijft in de gang.
   ‘Thai en Viet! Wat heb ik u nu al duizend keren gezegd’, roept hij hen na. ‘Doe jullie pantoffels aan.’
   Ze keren terug om te doen wat is gevraagd. Zoals elke dag groet Thai het portret van Barrack Obama aan de muur.
   ‘Groet jij hem niet?’
   ‘Wie?’ vraagt Viet, zijn jongste dochter nukkig.
   ‘De uittredende Amerikaanse president. Welk woord staat onder zijn gezicht?’
   ‘Dat weet ik niet.’
   ‘Jij leert natuurlijk volgend jaar maar lezen.
   Ze trekt haar schouders op.
   ‘Hoop. En dat is een magisch woord.’
   ‘Waarom hangt hij hier eigenlijk?’
   ‘Dat is een lang verhaal. Ik keek in een kiosk naar een boek van Obama, toen er een ongeval plaatsvond. Omdat niemand omkeek naar die gewonde vrouw, ging ik met haar naar het ziekenhuis. Bij mijn terugkeer gaf de eigenaar van de kiosk mij dat boek. Obama gelooft in verandering. Zijn woorden In verandering kunnen wij geloven, versterken mijn hoop dat ook in Vietnam een verandering tot stand zal komen.’
   Zijn kleine meisje luistert al niet meer. Wanneer ze haar jas op de vloer laat rondslingeren, maant hij haar aan die op te rapen. Hij schudt het hoofd. Gedurende twee uur poetste hij het appartement, terwijl de kinderen amper respect tonen.
   Ondertussen komt Nhi naar binnen.
   ‘Ik heb juffrouw Linh een geschenkje gegeven.’
   ‘Waarom?’
   ‘Zij is altijd zo vriendelijk.’
   ‘Wat dan?’
   ‘Een sleutelhanger met een witte lotusbloem in plastiek. Ik kreeg er twee voor mijn verjaardag.’
   ‘Da’s lief.’ Hij streelt haar lange haar. ‘Jij hebt je naam niet gestolen, mijn vredevolle rivier. De lotus is een krachtig symbool. Niets weerspiegelt meer de Vietnamese ziel.’
   ‘Waarom heb je juffrouw Linh niet graag?’
   Hij bromt over het soort werk dat ze doet ‘Maar ik waardeer dat jij lief voor haar bent. Ik denk dat jij de enige zon bent in het leven van die mysterieuze oude en eenzame vrouw.’
   ‘Sinds kort is ze veranderd, vader. Zij is nu altijd lief.’
   ‘Ik had dat niet eens bemerkt, mijn verstandige meid.’
   ‘Weet je nog die limousine die vorige maand voor het appartement stond?’
   ‘Mm, ja. Mama vertelde dat een nieuwe Mercedes urenlang op het voetpad stond. Heb jij die wagen van dichtbij gezien?’
   ‘Toen ik naar de winkel ging.’
   ‘Welke nummerplaat?’
   ‘Ben ik een detective?’
   ‘Hoe zag die er uit?’
   ‘Blauw.’
   ‘Die is van een hoog geplaatst lid van de regering!’
   ‘Een oudere vriendelijke dame stapte uit. Ik stond met haar in de lift. Zij bezocht juffrouw Linh. Op dat moment was ze alleen.’
   ‘En dat vertel jij nu pas!’
   ‘Mama weet dat ook.’
   ‘Hoe zag die vrouw er uit?’
   ‘Mooi gekleed en vriendelijk. Kleiner dan ik. Haar haar was opgestoken en ze had dikke kaken.’
   ’ Tran Thanh Kiem, de vrouw van Eerste Minister Tan Dung.’
      Nhi trekt haar schouders op.
      ‘Wat deed zij hier?’
      ‘Hoe kan ik dat weten? En waarom vraag je dat?’
      ‘Vind jij dat geen vreemd verhaal?’
      Nhi twijfelt. ‘Vader, horen ze werkelijk alles wat we zeggen?’
      ‘Wij vertellen alleen de waarheid.’

Quan voelt een schouderklopje. Voor de zoveelste keer heeft hij zijn vrouw Hien niet horen binnenkomen. Zij is van nature bescheiden.
   ‘Je wordt nog de perfecte huisman. Ik geef vader tien op de tien’, looft ze hem terwijl ze de kinderen groet.
   ‘Lach niet.’
   ‘Ik zou niet durven, schat.’
   Hij weet dat zij altijd eerst aandacht schenkt aan de dagelijkse gebeurtenissen van de kinderen. Quan bewondert de glittering in haar ogen. Haar blik is nog in niets veranderd sinds hij haar twintig jaar geleden voor het eerst ontmoette. ‘Het eten is klaar binnen vijf minuten.’
   In de keuken heft Hien de deksels op van de kookpotten, want ze is nieuwsgierig om te zien wat hij heeft klaargemaakt.
   ‘Hoe was het op het werk’, vraagt hij, terwijl de laatste hand legt aan het dessert.
   ‘Geld. Mensen zijn alleen maar in de ban van het verwerven van zoveel mogelijk geld. Ik walg van die krankzinnige wereld, maar een andere keuze is er niet.’ Ze zucht. ‘Ik moet straks om half twee terug op zijn kantoor. Een lening voor een van onze grootste klanten.’
   ‘Een Chinees?’
   Ze knikt. ‘Opnieuw gaat een fabriek in de mijn- en grondstoffenindustrie uit de grond rijzen.’
   ‘Die Chinese invasie houdt maar aan.’
   ‘Volgens The Economist komt driekwart van de Vietnamese import uit China.’
   Quan schudt het hoofd. ‘Wij zijn hun schoothondje geworden.’
   ‘Voor het eerst gebruiken we bij een meerderheid van de internationale transacties de Yuan, het rode bankbriefje, in de plaats van de groene Amerikaanse dollar, wat tot voor kort gebruikelijk was. Het is geen toeval dat de Dong recentelijk de devaluatie van de Yuan volgde. Ondertussen blijft het groeiscenario aanhouden. Volgens de laatste voorstellingen wordt tegen einde dit jaar de vooropgestelde 6,7 procent gehaald. Wist je dat dit het hoogste cijfer is van de ASEAN-landen? Voor mij is dat een half mirakel.’
   Quan gaat akkoord. ‘Zeker wanneer je de slechte kwaliteit van de Vietnamese producten in acht neemt. Ook de groei van de toeristische sector is fake. Geen enkele bezoeker komt ooit terug en alle profijten verdwijnen in de zakken van de multinationals. Ondertussen stijgen de taksen en de prijzen. De benzine kost al evenveel als in de Verenigde Staten, maar het gemiddelde inkomen is amper een derde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de ontevredenheid toeneemt. Zonder de buitenlandse investeringen en de jaarlijkse geldtransfer van elf miljard dollar van Vietnamezen in het buitenland, zou de economie instorten. Maar wie heeft de moed om die ballon te doorprikken?’
   ‘Niet te hard van stapel lopen.’ Hien, die van nature een bemiddelaar is, stelt zich minder rechtlijnig op dan hij. En hoewel ze ten gronde zijn standpunt deelt, kan ze daar op haar werk onmogelijk voor uitkomen omdat ze voortdurend in de gaten wordt gehouden.
   ‘Het Risicorapport van de AMB-bank zet de barometer voor Vietnam voor het eerst op ‘rood’ of “hoog” voor de economische en de politieke risico’s, en op “paars” of “zeer hoog” op financieel gebied.’
   Terwijl ze de vorken, messen en lepels op de tafel legt, verandert Hien van onderwerp. ‘Welke zijn uw plannen voor deze namiddag?’
   ‘Een column schrijven.’
   ‘Wat zeg jij nu?’
   ‘Ik kreeg een aanbod van The World Inside.’
   Hien kijkt niet geamuseerd. ‘Het wereldwijd verspreide dagblad?’
   ‘Dat kan ik niet weigeren, schat. En het wordt goed betaald.’
   Hij weet al hoe ze gaat reageren.
   ‘Ik ben blij, maar wees toch voorzichtig want je weet dat je in het oog wordt gehouden. En ga met betrekking tot de Chinese-Vietnamese relaties niet op hun tenen staan. Je weet toch …’
   Quan onderbreekt haar. ‘Wat verwacht je? Dat ik over het weer ga schrijven? De voorbije zonsverduistering? De Wereldspelen in Wroclaw? Of de naweeën van het oersaaie vijfjaarlijkse congres van de Communistische Partij?’
   Hien weet dat ze het karakter van haar koppige ezel niet kan veranderen, maar altijd weer probeert ze hem tot een meer gematigd standpunt te bewegen. Door haar aanpak, zo weet ze uit ondervinding, gaan zijn scherpe kantjes er af.
   ‘Wees voorzichtig’, herhaalt ze. Wanneer de spanning toeneemt, kijkt ze hem altijd recht in de ogen aan om haar bezorgdheid te onderlijnen. Vaak volstaat dat om hem wat in te tomen.
   ‘Provoceren behoort tot de voltooid verleden tijd, schat’, verzekert hij haar. ‘Ik zal de regering alleen op een bedekte manier beschuldigen van krachteloosheid, zoals mijn vader dat altijd deed. De mensen zullen tussen de lijnen mijn standpunt over de echte gang van zaken kunnen lezen.’
   Hien is nog altijd niet overtuigd. ‘Slechts weinigen bezitten die gave. Ik ken je. De drang om uit te halen is sterker dan jezelf.’ Er verschijnen tranen in haar ogen. Wenen is de volgende stap in haar strategie. Wanneer er iets is waaraan Quan een hekel heeft, is het emotionaliteit. Want hij wil zijn vrouw onder geen beding kwetsen.
   ‘De dertig maanden die jij in de gevangenis zat, komen in mijn gedachten’, zegt ze met haar zachte stem. ‘Voltijds gaan werken en dan nog boodschappen doen, wassen, strijken, kuisen en ervoor zorgen dat de kinderen een normaal leven kunnen leiden. En met Viet die voortdurend ziek was.’ De tranen lopen over haar wangen. ‘Alleen gaan slapen … Geen sterke schouder waarop ik kon steunen.’
   ‘Jij bent zo sterk’, troost Quan haar.
   ‘Maar de hardste strijd was u te steunen.’ Hien verdappert. ‘Die beschuldiging van belastingontduiking was een schande. Zelfs mijn moeder, een toegewijde Communiste, weigerde uit protest de Vietnamese vlag uit te hangen bij officiële plechtigheden. Ik vergeet nooit de eerste tien maanden toen ik u niet mocht zien omdat jij beroep had aangetekend.’
   ‘Het doel van de autoriteiten was om u te breken. Maar daar zijn ze niet in geslaagd’, antwoordt Quan verbeten. ‘Zonder uw hulp had ik de strijd al lang opgegeven.’
   ‘Ik zal u altijd steunen omdat je opkomt voor gerechtigheid’, reageert ze vertrouwend. ‘Ik heb de hel gezien, maar die ervaring heeft mij ook sterker gemaakt.’
   ‘Dit perverse regime gebruikt gesofisticeerde middelen om iedereen te breken. Alleen wie dubbel sterk is, kan overleven.’
   ‘Toch hoop ik dat het nooit meer gebeurt.’ Ze neemt hem bij de kraag. Dat is Hien’s ultieme middel om hem onder druk te zetten. ‘Ik ben bang, schat. Mijn voorgevoel zegt mij … De spanning rond Thai laait opnieuw op. En dan is er nog de Chinese dreiging rond de Spratly Eilanden. Er gaat iets gebeuren.’ Ze kijkt achterom, maar de kinderen zitten in hun kamer. ‘Toon nooit je bezorgdheid.’
   ‘Wees gerust. Mijn familie komt nu op de eerste plaats.’

‘Nhi’, komt Hien tussenbeide. ‘Waarom maak je nu weer ruzie?’
   ‘Viet heeft mijn pop genomen.
   ‘Geef ze terug’, beveelt Hien.
    De jongste dochter, die geen ogenblik kan stil zitten, neemt haar eigen pop.
   ‘Ik wil een eigen kamer, vader’, smeekt Nhi. ‘Zij neemt voortdurend mijn spullen.’
   ‘Wees blij dat dit appartement twee slaapkamers heeft. Voordien woonden wij in een studio van 28 m².’
     ‘Ik had in Washington DC wel mijn eigen slaapkamer.’
     ‘Zeker?’ lacht Hien.
     ‘Dat is wat vader altijd zegt.’
     ‘Ken je hem nu nog niet? Denk altijd twee keer na wanneer hij je iets wil wijsmaken. Die kamer was nog kleiner dan onze studio en hij heeft u inderdaad een eigen slaapkamer ingericht: in de kleerkast!’
   Nhi kijkt beteuterd, terwijl ook Quan plezier heeft.
   ‘Ik weet dat onze leefruimte beperkt is’, vervolgt hij ernstig. ‘Maar wij kunnen onmogelijk naar een groter appartement. Ik mag niet meer werken.’
   Ondertussen kruipt Viet op Hien’s schoot.
   ‘Je medicijnen al genomen?’
   Ze schudt het hoofd.
   ’Alleen wanneer je driemaal per dag deze pillen neemt, zal uw gezondheidstoestand verbeteren.’

  ‘Het eten is klaar’, kondigt Quan aan.
   Hij zet in het midden van de tafel potten met rijst, vlees en vis, gestoomde en verse groenten en dipsausjes. Na het gebed bedient Hien de gestoomde rijst op de borden. Viet neemt al een stukje vis.
   ‘Eerst vragen!’
   ‘Doe maar’, sust Quan. ‘Zij heeft honger.’
   ‘Hoe heb je de vissaus bereid?’
   ‘Het favoriete recept van mijn celgenoot Nguyen Thai Binh. Met look, peper, chili, gember en citroensap. Smaak het?’
   ‘Waar komt dat recept vandaan?’ glimlacht Nhi.
   ‘Mijn geheim gevangenisdagboek.’
   Ze begint hardop te lachen. ‘Die melkdozen?’
   ‘Lach niet. Jarenlang werden mij pen en papier ontzegd. Ik had alleen maar aluminiumfolie aan de binnenkant van die verpakkingen om op te schrijven. Met een glasscherf.’
   ‘Dat verhaal kennen we,’ lacht Hien. Genoeg gegeten?’
   Thai knikt.
   ‘Dessert?’
   ‘Wat dan?’
   ‘Chè.’
   ‘Weeral.’
   ‘Zelfgemaakt, jongedame’, zegt Quan. ‘En afgewerkt met de kokoscrème die jij zo graag lust.’
   ‘De chè van tante Cam is beter.’
   ‘Bedankt voor het compliment.’
   ‘Ik wil u niet kwetsen, vader. Het is donderdag vandaag. Na school gaan we bij tante Cam, niet?’
   ‘Jij hebt gelijk.’

Wanneer de kinderen hun maaltijd hebben beëindigd, kijkt Quan naar Hien.
   ‘Weet jij meer over het bezoek van die hooggeplaatste vrouw aan juffrouw Linh?’
   ‘Niet veel. Ik heb haar niet gezien.’
   ‘Op basis van de persoonsbeschrijving van Nhi ben ik bijna zeker dat de vrouw van de Eerste Minister Tan Dung op bezoek kwam.’
   ‘Dat is inderdaad een vreemd verhaal. Weet je nog wanneer we naar hier zijn verhuisd?’
   ‘Negen jaar geleden?’
   ‘Hoe noemden de andere buren, je weet wel, dat bejaarde echtpaar, juffrouw Linh?’
   ‘Madame.’
   Hien knikt. ‘En ze maakten steevast een buiging.’
   ‘Ik dacht dat het om te lachen was.’
   ‘Dat ben ik niet zo zeker.’
   ‘Zij konden elkaar niet uitstaan.’
   ‘Maar wanneer ik kijk naar haar beleefde manieren en haar ring.’
   ‘Welke ring?’
   ‘Ze draagt toch altijd een pleister rond haar ringvinger. Ik weet zeker dat daar een ring onder zit.’
   ‘Waarom verbergt zij die?’
   ‘Hoe kan ik dat weten? Mijn intuïtie zegt mij dat dit een kostbare ring moet zijn.’
   ‘Denk jij dat ze een afstammeling is van een adellijke familie? Of behoorde tot de keizerlijke clan?’
   ‘Ik betwijfel het. Haar appartement is uiterst sober ingericht. Weet je nog: toen we werden uitgenodigd na de geboorte van Thai? Haar geschenkje was tweedehands.’
   ‘Wij zijn daar maar één keer geweest. Ik kan mij niet herinneren een waardevol voorwerp of een herinnering uit het verleden te hebben gezien.’ Quan twijfelt plots. ‘Oh, mijn God. Weet jij nog? Die jeugdfoto van de voormalige president Diem! Ik had hem amper herkend!’
   ‘Waar?’
   ‘Op het dressoir. Nu weet ik het weer ... Ik ben zeker. Er was bovenaan een rouwband.’
   ‘ Een dochter van Diem?’
   ‘Hij was niet getrouwd.’
   ‘Een natuurlijk kind?’
   ‘De man was zeer principieel en toegewijd. Hij zou nog hebben getwijfeld om binnen te treden in het klooster van Thai Ha.’
   ‘Precies daarom.’
   ‘Wanneer je haar leeftijd bekijkt, zou het kunnen. Maar ik kan het nauwelijks geloven.’
   ‘In elk geval verbergt ze iets.’
   ‘Haar eeuwige sprakeloze glimlach is een wezenlijk onderdeel van dit appartementsgebouw. Waarom ben je zo zeker?’
   ‘Vorige week stond ik met haar in de lift. Ze wilde me iets vertellen, maar kon geen woord over haar lippen krijgen.’
   ‘Daar zit waarschijnlijk ook elektronische afluisterapparatuur.’
   ‘Ik zag in haar ogen een gevoel van opluchting dat ik nooit voorheen heb ervaren. Hoe dan ook denk ik niet dat Linh zich ooit veel zorgen heeft moeten maken.’
   Quan kijkt op naar Hien’s bezorgde blik. ‘Nu kan ik jou niet goed volgen. Waaraan denk je?’
   ‘Gisterenavond.’
   ‘Wat dan?’
   ‘Ik had zo’n vreemd gevoel in Thai Ha. Het binnenplein stond vol, maar ook het aantal agenten was verdubbeld. Mijn voorgevoel …’
   ‘Het zal wel zo’n vaart niet nemen’, onderbreekt hij.
   ‘Ik heb ook de vorige onlusten voorspeld.’
   ‘Jij hebt inderdaad een sterke intuïtie.’
   Hien kijkt hem recht in de ogen. ‘Wat ga je doen wanneer ze bellen?’
   ‘Sinds mijn vrijlating krijg ik nog amper media-aandacht.’
   ‘Op mijn vraag antwoorden!’
   ‘Ik koester geen plannen, schat.’
   ‘Houden zo,’ zegt ze streng. ‘Dan zal de regering uw paspoort en uw werkvergunning teruggeven. Dat wordt de hoogste tijd. Het leven is zo duur en die overstap naar een semi-private school kost handenvol geld. En nu de kinderen ouder worden …’
   Quan onderbreekt haar. ‘De autoriteiten gaan mij dat plezier nooit gunnen. Hoewel ik niet langer actief ben, zullen zij mij blijven wantrouwen. Jij kent toch de Regel van de Drie Generaties?  Er rust een hypotheek op onze toekomst en op die van mijn moeder en onze kinderen. Wij mogen al blij zijn dat zij niet van school worden weggestuurd of de toegang ontzegd tot de gezondheidszorg.’
   Nhi komt aan tafel zitten. Hij legt zijn arm over haar schouder.
   ‘Mag mijn vriendin vanavond komen spelen?’
   ‘Dit weekend.’
   ‘Vanavond. Alstublieft!’
   ‘Jij zou toch moeten weten dat we de avonden in de week voorbehouden voor uitleg over de schoolvakken en de lessen geschiedenis. En je moet zeker om tien uur naar bed.’
   ‘Jij altijd met uw geschiedenis’, reageert ze zuur.
   ‘Het is absoluut nodig om te weten wat er in het verleden werkelijk is gebeurd. De schoolboeken staan vol leugens. Herinner jij nog de les van gisteren?’
   ‘Natuurlijk’, bevestigt Nhi.

Quan neemt voorzichtig een oud dagblad van de Viet Minh. De voorpagina toont een foto van de communistische leider Ho Chi Minh op een balkon op het Ba Ding plein. Op 2 september 1945 las hij de onafhankelijkheidsverklaring voor.
   ‘Een kostbare souvenir van mijn grootvader.’
   Nhi en Thai kijken aandachtig, terwijl Viet met zijn tenen speelt. Quan gaat in de militaire houding staan met de borst vooruit. Wanneer hij een buiging maakt, schieten de meisjes in een lach.
  ‘Luister naar wat hij heeft gezegd.’
   Hij verheft zijn stem.

Alle mensen zijn gelijk geschapen. Zij zijn begiftigd door hun Schepper met een aantal onvervreemdbare rechten, waaronder het leven, de vrijheid en het streven naar geluk.
Niettemin hebben de Franse imperialisten gedurende meer dan tachtig jaar gehandeld tegen de idealen van de mensheid en van het recht. In de politiek werd ons volk beroofd van elke vorm van democratische vrijheid. Ze hebben zonder enig mededogen onze patriotten vermoord. Ze hebben de opstanden met een zee van bloed onderdrukt. Ze hebben de publieke opinie aan banden gelegd en het obscurantisme in praktijk gebracht. Ze hebben ons ras verzwakt met opium en alcohol. In de economie hebben ze ons leeggezogen, de bevolking in de armoede gedreven en ons land verwoest. Ze hebben ons beroofd van onze rijstvelden, onze mijnen, onze wouden en onze grondstoffen. Ze hebben het geldwezen en de import en export gemonopoliseerd.
Een volk dat zich moedig heeft verzet tegen de Franse slavernij en dat voluit de zijde heeft gekozen met de geallieerden tegen de Japanse fascisten … dat volk heeft het recht om te genieten van de vrijheid en de onafhankelijkheid.

   Aan het einde van zijn toespraak buigt hij opnieuw. De meisjes applaudisseren.
      ‘Wat denk je?’
      ‘Wat hij zegt, is juist’, bevestigt Nhi.
   Quan stemt in. ‘Er is maar één probleem. De kloof tussen wat Ho Chi Minh heeft gezegd en wat de Communisten in praktijk hebben gebracht, is wijder dan die tussen de hemel en de aarde.’
   Thai kijkt omhoog en Viet volgt dat voorbeeld. ‘Die is heel groot!’
   ‘De Communisten hebben nog ergere dingen gedaan dan de Fransen. Want wat doen onze leiders? Zij roven het land leeg en stoppen iedereen die niet met hen niet akkoord gaat – zoals jullie vader – in de gevangenis. Er zitten overal drugs, het milieu wordt vernield en de Chinezen stelen onze grondstoffen. Let op: ik ga bijna dezelfde woorden gebruiken als Ho Chi Minh: vind je niet dat de moedige mannen en vrouwen die opkomen tegen de communistische slavernij, het recht hebben om te genieten van de vrijheid en de onafhankelijkheid?’
   De kinderen knikken.
   Quan kijkt hen recht in de ogen. ‘Ik zet mijn strijd voort om ervoor te zorgen dat jullie in een vrij land zouden leven. Maar mijn strijd is er een zonder geweld.’
   Ook Hien, die de laatste hand heeft gelegd aan de was en de strijk, zet zich stilletjes neer.
   Hij zucht. Sinds zijn terugkeer uit de gevangenis is hij er niet meer zo zeker van dat hij ooit zijn doel bereikt. Krijgt het communistische regime hem, ondanks zijn sterke wil, toch op de knieën?
    ‘Bedtijd,’ zegt Hien. ‘Maar eerst het gebed.’
   ‘En mijn vriendin?’ herhaalt Nhi.
   ‘En uw overhoring van Frans?’
   ‘Voor vocabularium en grammatica ben ik de beste van de klas. Alleen voor uitspraak niet.’
   ‘Het is belangrijk om Frans te leren’, reageert Hien.
   ‘In Frankrijk zegt men “Les langues se payent cash”. Talenkennis maakt het later gemakkelijker om een job te vinden. Jij moet al je talenten ontwikkelen omdat jij nooit enig cadeau zult krijgen, zoals de familieleden van het establishment.’
   Quan kijkt naar Hien. ‘Herinner jij nog Nguyen Thanh Nghi, de oudste zoon van Eerste Minister Tan Dung?’
   ‘Die timide kerel met zijn dikke kaken en klein brilletje die we in Washington DC hebben ontmoet? Hij bezocht op zondag ook vaak het Lincoln Memorial.’
   De mythische plaats waar Martin Luther King in 1963 zijn gedenkwaardige redevoering I had a dream had uitgesproken, staat in Quan’s geheugen gegrift. Hij sloot telkens zijn ogen wanneer hij in gedachten de droom voor zijn geliefde landgenoten uitsprak. ‘Op zijn veertigste is Thanh Nghi al een van de machtigste mannen van het land’, vervolgt hij.
   ‘Ik haat die uitspraak van dat Frans’, zegt Nhi.
   ‘Kan oom Tung helpen?’ vraagt Hien.
   Quan schudt het hoofd. ‘Meer praktijk heb jij nodig.’ Hij neemt een cd die naast de muziekinstallatie ligt. ‘Bonjour Vietnam. Een mooie cd in het Frans gezongen door Pham Quynh Anh. Die is opgedragen aan de Vietnamese weeskinderen. Ze heeft een enig mooie stem.’
   Nhi kijkt geïnteresseerd.
   ‘Jij hebt nog een half uur alvorens terug te keren naar school?’ Hij legt de cd in de speler.

Raconte-moi ce nom étrange et difficile à prononcer
Que je porte depuis que je suis née
Raconte-moi le vieil empire et le trait de mes yeux bridés
Qui disent mieux que moi ce que tu n'oses dire
Je ne sais de toi que des images de la guerre
Un film de Coppola, des hélicoptères en colère

Un jour, j'irai là-bas
Un jour, dire bonjour à ton âme
Un jour, j'irai là-bas
Te dire bonjour, Vietnam

Raconte-moi ma couleur, mes cheveux et mes petits pieds
Qui me portent depuis que je suis née
Raconte-moi ta maison, ta rue, raconte-moi cet inconnu
Les marchés flottants et les sampans de bois …

Hien neemt de telefoon op. ‘Het is Lam.’
   ‘Vietnam’s beste componist’, groet Quan hem.
   ‘Heb je het over die onbekende kerel wiens creaties al meer dan tien jaar zijn verboden?’
   ‘Ik heb een van de meest getalenteerde studenten van het Nationaal Muziekconservatorium van Hanoi in gedachten,’ plaagt hij, ‘wiens meesterwerk Vriendschap werd uitgevoerd door het Filharmonisch Orkest van Hanoi.’
   ‘Maar geschrapt na de première en die vijf jaar achter de tralies heeft doorgebracht omdat de vioolsolo’s niet de geest van het Socialistisch Realisme ademen.’
   ‘Aan een Westerse journalist verklappen dat er naast de tekst van het libretto nog een andere lezing  mogelijk is, was niet je meest gelukkige uitspraak. Gelukkig verklapte je niet het echte verhaal of we belandden toen met zijn allen achter de tralies.’
   ‘Weet ik’, zucht hij. ‘Luister. Er is veel nieuws. Goed, maar ook slecht nieuws.’
   ‘Eerst het goede nieuws dan maar.’
   ‘Ik heb een verrassing.’
   ‘Wat dan?’
   Lam weet maar al te goed hoe hij Quan uit zijn tent kan lokken. ‘Nu ik er nog eens goed over nadenk, is het misschien beter om die voor mezelf te houden.’
   ‘Ik heb altijd al geweten dat jij een bastaard bent.’
   Lam schiet in een lach. ‘Dat is het woord waarop ik zat te wachten! Luister. Ik houd me al geruime tijd op de achtergrond omdat ik de laatste hand leg aan een nieuw album.’
   ‘Proficiat! Grote plannen?’
   ‘Ik maak me niet veel illusies. Hopelijk vinden we een muzieklabel en uitvoerders in het buitenland.’
   ‘Heb je al een titel?’
   ‘Van de hel naar de hemel.
   ‘Mooi!’
   ‘De vijftien liederen zijn gebaseerd om mijn persoonlijke ervaringen in de kampen en op uw gedichten en brieven.’
   ‘En dat zonder mijn toelating?’ glimlacht hij. ‘Dit wordt een zaak voor de Censuurcommissie. Door jouw intellectuele diefstal, heb ik geen andere keuze dan je aan te klagen.’
   ‘Nu kan ik niet volgen’, zegt Lam, die zijn spel meespeelt, op een schijnbaar ernstige toon.
      ‘1,2 miljard Dong en wij praten er niet meer over.’ Quan buldert van het lachen.
   ‘Daarmee valt niet te lachen …’
   ‘Komaan!’ wuift Quan zijn opmerking weg. ‘Overigens ken ik mooiere poëzie om te toondichten.’
   ‘Denk je dat ik die niet ken?’ steekt Lam nog een tandje bij. ‘Maar wees toch niet te bescheiden’, vervolgt hij op ernstige toon. ‘Jouw gedichten stralen zoveel innerlijke kracht uit en overstijgen de horror en de pijn. Tussen de lijnen weerklinkt altijd hoop, vertrouwen, liefde en vrede. Dat heb ik proberen tot uitdrukking te brengen in mijn muziek. En dat hebben de mensen vandaag nog het meeste nodig.’
   ‘Ik voel mij vereerd.’
   Lam begint te zingen:
Amidst this world’s clamor of violence
I meditate my will and mind in silence
I hear a peace that shatters each fiber in my body
Flooding my being with love and compassion


   ‘Dat klinkt mooi. Ik hou van de ritmeveranderingen en de intonatie op “love and compassion”. Goed gedaan!’
   ‘Ik ben blij dat je het goed vindt. Hier heb ik nog een: het meer intimistische Thinking of mother this spring.
   ‘Ik zet de luidpreker open. Zo kan Hien ook meeluisteren.’
   ‘Hier ga ik:’
Mother, this Spring I can’t ring
In the new year with my wife and children
Inside the four walls, cold at night
My heart breaking with the pain of homesickness

Another spring, my head turns more silver
Angry that I have not fulfilled my filial duty
Mother don’t be sad; I am crying
For our country’s spring

   ‘Indrukwekkend, Lam’, reageert Hien geëmotioneerd. ‘Je bent zo getalenteerd. Die woorden klinken dubbel zo krachtig wanner je ze zingt.’
   ‘Verder is er het lied over het nieuwe Vietnam. Ken je dat protestlied nog dat wij heimelijk aan de universiteit zongen? Day ma di – Sta op en ga mee.’
   ‘Waar heb je het over?’
   ‘Je weet wel, met die meeslepende melodie.’ Hij zingt ‘Day ma di.’
   ‘Daarvan hangen nog flarden in mijn oren.’
   ‘Ik heb daarvoor een nieuw arrangement geschreven.’
   ‘Hoe kom jij daar bij? Dat is toch oude koek.’
   ‘Dat denk je maar. Ik heb het de voorbije maanden meermaals gehoord. Vooral bij jongeren is het populair. Omdat de versies wat verschillen, heb ik de melodie gestroomlijnd.’
   ‘Waarop wacht jij?’
   ‘Je hebt al een eerste en een tweede vinger gekregen en nu wil je mijn hand nemen! Zo werkt dat niet. Geduld is een mooie deugd.’
   ‘Ik ben benieuwd. Komaan!’
   ‘Misschien … Ik weet niet of dat nu wel een goed idee is. Weet je ...’
   ‘Waarom twijfel jij?’ onderbreekt Quan hem. ‘Jij klinkt zo nerveus.’
   ‘Er is ook slecht nieuws.’
   ‘Wat dan?’
   ‘De Chinezen natuurlijk. Maar eerst is het mijn morele plicht als vriend om terug te komen op een persoonlijke zaak. Weet je …’
   ‘Ben je nog altijd bezorgd om die boete van 1,2 miljoen Dong die ik bij mijn laatste veroordeling kreeg? Wachten is de boodschap. Door de devaluaties van de Dong vermindert het bedrag, uitgedrukt in Amerikaanse dollars. Straks kost het me niks meer.’
   ‘Lach daar niet mee’, reageert Lam bezorgd. ‘Je kreeg al een tweede aanmaning. Ze zijn in staat om uw appartement te verkopen.’
   ‘Dat is pure intimidatie. Hun zoveelste poging om mij te breken. Ditmaal door mij te ruïneren.’
   ‘Luister.  Ik kan u de helft van dat bedrag lenen, zonder intrest.’
   ‘Bedankt! Ik houd uw aanbod in het achterhoofd, maar ik heb nog altijd niet de bedoeling om te betalen. Overigens: hoe zou ik u dat geld ooit kunnen teruggeven?’
   Hij hoort zijn eigen stem trillen. Eens te meer beseft hij dat zijn stoere taal niet overeenstemt met wat er werkelijk omgaat in zijn gedachten.
   ‘Kunnen uw broers en zusters niet helpen?’
   ‘Wij zien elkaar elke zondag, maar spreken nooit over geldzaken. Ook zij hebben hun zorgen.’
   ‘En uw schoonfamilie?’
   ‘Ik heb een goed contact met Hien’s zuster. Nguyen Tri Hoa zit in het parlement en Nguyen Van Cuong,  mijn schoonbroer, is een hoog geplaatste legerfunctionaris. Op elke familiereünie laaien de discussies hoog op. Maar van volbloed communisten verwacht ik niets.’
   ‘Gebruik hun connecties.’
   Opnieuw trilt zijn stem. ‘Denk je dat ik … een gunst … zou vragen?’
   ‘Wat scheelt er?,’ verandert zijn vriend van onderwerp. ‘Ik dacht dat we gisteren elkaar zouden hebben gezien, maar je hebt Thai Ha onmiddellijk na de dienst verlaten.’
   Quan kijkt naar Hien. ‘Ik was niet in de stemming.’ Hij zegt er niet bij dat zijn enige verlangen is zich terug te trekken in zijn cocon bij zijn vrouw en kinderen.
   ‘We kunnen je hulp gebruiken, Quan’, reageert Lam ontdaan.
   ‘Ik zal deze keer niet op de eerste rij staan. Overigens sta ik onder huisarrest. Waarom weet ik niet, maar er staan agenten van de Geheime Dienst voor mijn appartement. Waarom klink je zo nerveus?’
   ‘Ik kreeg gisterenavond van mijn broer een kopie van het nieuwe masterplan voor Thai Ha. De kerk en het klooster moeten verdwijnen. Er wordt voorzien in de bouw van een administratief centrum en 25 woningen.’
   ‘Wat?’
   ‘Dit is hoogst vertrouwelijke informatie. Een prominent lid van de Communistische Partij heeft gezien dat mijn broer kopieën heeft gemaakt. Wanneer ze lekken, vliegt niet alleen hij, maar ook ik achter de tralies.
   ‘Mijn mond is verzegeld.’ Hij zucht diep.
   ‘Maar dat is nog lang niet alles.’
   ‘Wat bedoel je?’
   ‘Heb jij het nieuws dan niet gehoord?’
   ‘Eh, neen.’
   ‘De Chinezen hebben het eiland Storm ingenomen.’
   ‘Het eiland Storm?’
   De televisie-uitzending over de opening van een lagere school op dat piepkleine eiland van amper vijftien hectare in de Spratly archipel, komt hem voor de geest. De regering had eerder al fors geïnvesteerd in de bouw van een ziekenhuis, een cultuurcentrum, een radiotoren en zelfs een boeddhistische pagode voor de tweehonderd eilandbewoners. Die kweken groenten, kruiden en fruit en hoeden kippen, eenden en ganzen, maar zijn zich amper bewust dat ze pionnen zijn op het grote internationaal schaakbord. Hun aanwezigheid versterkt de territoriale aanspraak van de regering tegenover China, Maleisië, de Filippijnen, Taiwan en  Brunei voor de controle over de natuurlijke rijkdommen in de ondergrond.
   ‘De luchtmacht heeft de controle overgenomen’, zegt Lam.
   ‘Waarom vertel jij dat pas nu?’
   ‘Ik probeerde dat al van in het begin, maar jij luistert nooit.’
   ‘Wanneer is dat gebeurd?’
   ‘Zowat een uur geleden.’
   ‘Ik bel u terug.’
   ‘Beloofd? Het is van het grootste belang om een strategie voor Thai Ha uit te stippelen.’
   ‘Ik hoor je straks.’

Quan opent gespannen zijn computer.
   ‘Maak vooral de kinderen niet ongerust’, fluistert Hien.
   Hij negeert de Vietnamese staatstelevisie, de meester in het manipuleren van informatie. Omdat de toegang tot www.ucanews.com is geblokkeerd, schakelt hij over naar de nieuwuitzending van Asia News op CNN en neemt zijn koptelefoon. ‘De komende gebeurtenissen zijn voorspelbaar’, mompelt hij. ‘Van
zodra de Vietnamezen gaan reageren, zullen de Chinese marineschepen in actie treden. De geschiedenis herhaalt zich. In 1974 vond een invasie plaats op de Paracel eilanden. Sindsdien wappert daar de Chinese vlag.
   ‘Hou je kalm.’ Hien probeert hem te bedaren wanneer hij zijn koptelefoon afzet.
   ‘Dit is de kroniek van een aangekondigd conflict’, fluistert hij. ‘Laos en Cambodja zijn al Chinese satellietstaten. En nu proberen de Chinezen hun tweeduizend jaar oude dominantie over Vietnam te herstellen. En wees maar zeker dat ze kunnen rekenen op de pro-China vleugel binnen de Vietnamese Communistische Partij. Die controleert de regering. Trouwens wordt al jaren het protest tegen de milieuvervuiling als gevolg van de bauxietexploitatie door Chinese bedrijven in de Centrale Hooglanden brutaal onderdrukt. En wat doen onze ministers nu?’
   ‘Dat kun je toch zelf lezen!’ fluistert Hien. ‘De regering vraagt de diplomatieke bemiddeling van de ASEAN. Beide landen zijn daar lid van.’
   ‘De Chinezen hebben zo’n missie in 2011 al geweigerd. Zoals altijd leggen ze hun wil op zonder iemands mening te vragen. En wie durft de supermachten tegen te spreken? Rusland annexeerde unilateraal de Krim. En de Chinese draak volgt nu dat voorbeeld.’
   ‘En het parlement?’
   ‘Sorry voor je zus, schat. Dat poppentheater heeft inderdaad een wet goedgekeurd dat de grenzen van de Vietnamese kust vastlegt, met inbegrip van de Spratly- en Paracel eilanden. Maar wat betekent dat stukje papier? De Chinezen blazen dat gewoon weg. Wat telt, is de aanwezigheid op het terrein.’
   ‘En het Vietnamese leger?’
   ‘Wat heeft onze schoonbroer, Nguyen Van Cuong, op de laatste familiebijeenkomst beaamd? Het Chinese leger is honderd keer sterker dan het Vietnamese. Hun jaarlijks defensiebudget van 250 miljard dollar is groter dan dat van alle landen van de ASEAN samen. Open uw ogen, Hien. Al vijf jaar controleren de Chinezen alle schepen op de Zuid-Chinese-Zee.
   Het gesprek valt stil wanneer de kinderen binnenkomen. Terwijl de oudste en de jongste opnieuw ruziën, kruipt Thai op de knie van Quan.
   ‘Mijn teddybeer’, streelt hij haar. Hij denkt terug aan haar verblijf in de staatsschool, waar zijn kinderen voortdurend werden gepest. Thai’s meester noemde hem zelfs openlijk een “crimineel” en een “vijand van het volk”.
   ‘Hoe gaat het in de klas?’
   Ze steekt drie vingers in de lucht. ‘Ik heb al drie vriendinnen.’
   ‘Denk ook jij dat vader een slechterik is?’
   Ze schudt hevig het hoofd.
   ‘Toch zal ik u moeten opeten.’
   Wanneer Quan zijn mond op haar buik legt en blaast, kraait ze van de pret. Als hij stopt, vraagt ze: ‘Nog een keer.’
   Thai hapt nog naar adem wanneer ze naar zijn openliggende portefeuille kijkt.
   'Wat zijn die vuile stukjes gescheurd papier?’
   ‘Mijn meest kostbare bezit.’
   Hij helpt haar om die, als een puzzel, in elkaar te passen.
   ‘Voorzichtig.’
   ‘Wat schrijft ze?’
   ‘Aan de ene kant staat een brief van Mama van twintig jaar terug.’
   ‘Wat staat daarin?’
   Hij schudt het hoofd. ‘Dat zal je pas later begrijpen.’
   Quan is, zoals altijd, geëmotioneerd wanneer hij Hien’s vloeiende handschrift ziet.

Liefste Quan. Bij onze eerste ontmoetten in de gang van de universiteit, keken we elkaar recht in de ogen. Dat moment scheen eindeloos te duren.
Je zag er zo sterk en zelfverzekerd uit. Je ademde vriendelijkheid, liefde en vrede. Je had zo’n groot hart. Je temperament verraadde een roep naar
gerechtigheid, eerlijkheid ven vrijheid. Ik wist vanaf het eerste moment dat je de man van mijn leven was. Ondanks onze verschillende achtergrond en het feit dat samenleven niet eenvoudig zal zijn, is mijn liefde voor u groter dan de schaduwen die vallen op mijn pad en dan welke berg ook. Maar met Gods hulp zullen we alle moeilijkheden, ontmoediging, pijn en angst overwinnen.
Ik kijk uit naar Kerstmis, wanneer we terug samen zullen zijn. Ik kijk uit naar de dag waarop we ons eigen nest kunnen bouwen. Ik kijk uit naar het ogenblik waarop wij wakker zullen worden in het vrij land waarvan wij dromen.
Wat er ook gebeurt. Ik zal u altijd steunen.
Het goede zal het kwade overwinnen.
Veel liefs. Uw Hien.
   Pas nu beseft hij het profetische karakter van deze laatste woorden. 
   Deze brief heeft extreem moeilijke situaties overleefd. Tijdens zijn eerste arrestatie verborg hij hem in zijn schoen. Later scheurde hij hem in stukken en rolde die op om ze in zijn mond te verbergen.
   ‘Wat staat er op de achterkant’, vraagt Thai.
   ‘De geloofsbelijdenis. Ik bad die elke avond in de gevangenis.’
   ‘Waarom?’
   ‘Die woorden gaven mij kracht. Zij hebben een bijzondere betekenis voor mij.’
   ‘Wat dan?’
   ‘Herinner je je nog mijn grootmoeder?’
   ‘Staat haar foto op de kast?’
   Hij knikt. ‘Ik heb haar nooit gekend, want zij werd neergeschoten door de Communisten.’
   ‘Gedood?’ Thai legt angstig haar armen rond het hoofd van Quan. ‘Waarom?’
   ‘Zij was het slachtoffer van mensen wiens hersenen werden gespoeld.’
   ‘Hoe doen ze dat?’
   ‘Door dagen, maanden en jaren op hen in te praten. Op de duur geloven mensen wat hen wordt gezegd. Zij verliezen dan hun verstand en zijn tot de ergste dingen in staat.’
   ‘Welke dingen?’
   ‘Later. Als je groter bent, vertel ik meer. Ik heb u haar graf getoond wanneer wij in februari, ter gelegenheid van het Tet feest, mijn geboortedorp bezochten. Weet je nog?’
   Thai knikt.
    ‘Grootmoeder was zeer moedig. Zij werd geblinddoekt en bad luidop tot zij werd neergeschoten:
  
Ik geloof in God de almachtige vader,

               Schepper van hemel en aarde,
               Van alles wat zichtbaar en onzichtbaar is
               En in een Heer, Jezus Christus …

   Een traan loopt over Thai’s wang. ‘Maar ik ken die tekst!’
   ‘Natuurlijk. Wij bidden die elke week in de kerk.’
   ‘Je hebt ons nog nooit verteld wat er met uw grootmoeder is gebeurd’, komt Nhi tussenbeide.
   Quan zucht. ‘Dat is een droevig verhaal van heel lang geleden.’ Hij aarzelt even. ‘Onze familie heeft, zoals alle families, verschrikkelijke gebeurtenissen meegemaakt.’
   ‘Toch wil ik die horen.’
   ‘Meer dan zestig jaar geleden verhuisden vier van de zes kinderen van Pepe Le, mijn overgrootvader, naar Zuid-Vietnam. Want Chua Bi, het dorp in de Nghe An provincie waarvan onze familie afkomstig is, lag in Noord-Vietnam. Dat zou door de Communisten van Ho Chi Minh worden bestuurd. De familieleden die vertrokken probeerden overgrootvader vooralsnog te overtuigen om mee te gaan. “President Diem van Zuid-Vietnam, een katholiek, heeft ons vruchtbare grond beloofd.” Maar Pepe Le ging daar niet op in.’
   ‘Waarom?’ vraagt Nhi.
   ‘Hij zei: “Verplant nooit een oude boom. We hebben de Franse en de Japanse bezetting overleefd. We zullen ook het Communisme overleven.” De vertrekkers vroegen ook mijn grootvader, Le Dinh Hoang, om mee te gaan. “Jij hebt toch ook de verhalen gehoord over de concentratiekampen van de Communisten.” Hij antwoordde: “Maar nooit bewijzen gezien.” Zijn broer, Le Van Tinh, bleef aandringen: “Pas op van de Communisten. Ze dragen dezelfde kleren, hebben dezelfde ideeën, spreken dezelfde taal en gelijken op elkaar. Jij zult nooit een Communist worden.” Maar grootvader was ook een koppig man.’
   ‘Zoals jij?’ komt Thai tussenbeide.
   ‘Jij moet spreken!’
   ‘Zus, zwijgen!’ gebiedt Nhi. ‘Vertel verder.’
   ‘Grootvader wilde voor Pepe Le zorgen die een dagje ouder werd. Als voorzitter van het Volkscomité van Chua Bi kreeg hij op een dag het bezoek van verantwoordelijken van de Communistische Partij. Ze spraken over een grote landhervorming. Die moest de grootgrondbezitters uitschakelen. “Gelukkig hebben we hier geen problemen”, zei grootvader. De voorzitter, een neef van Dang Xuan Khu –  na Ho Chi Minh de belangrijkste communistische leider van Noord-Vietnam – vertelde dat een Volkstribunaal dat zou onderzoeken. “En alle inwoners beslissen.” Maar die bijeenkomst werd ook bijgewoond door tien jongeren van de Jeugdliga in hun blauw uniform. De voorzitter deelde snoep uit aan de kinderen.’
   ‘Zo kwaad was hij toch niet’, zegt Nhi.
   ‘Maar de man wilde van de kinderen te weten te komen of hun ouders iets hadden gezegd over de regering. Want zijn echte bedoeling was het uitschakelen van de tegenstanders van de Communisten. Mijn vader, Hoa, die toen acht jaar was, zei dat grootvader lid wilde worden van de Communistische Partij.’
   ‘Echt waar?’
   ‘Dat was natuurlijk om de Communisten om te tuin te leiden. Maar een jaloerse buurvrouw beschuldigde valselijk mijn grootmoeder. De blauwhemden van de Jeugdliga verplichtten de aanwezigen om haar schuldig te verklaren. Vervolgens werd ze tegen de kerkmuur dood geschoten. Toen grootvader protesteerde, werd hij naar een concentratiekamp gestuurd.’
   De meisjes reageren aangedaan. ‘Wat is er met uw vader gebeurd?’ vraagt Nhi. ‘Ik heb hem nooit gekend.’
   ‘Hij kende een moeilijke jeugd, maar kreeg veel steun van de parochianen. Op zijn achttiende studeerde hij aan de universiteit van Hanoi, waarna hij moest gaan vechten in het leger. Na drie jaar deserteerde hij, maar moest hij als straf dwangarbeid doen in een Nieuwe Economische Zone. Pas in de jaren 1980 kreeg hij de toelating om les te geven.’
   Thai davert en begint te wenen. Haar stem trilt. ‘Als ze u opnieuw meenemen … gaan ze u dan ook neerschieten?’
   ‘Ten eerste: waarom zouden zij mij meenemen? Ik ben hier, in mijn huis en met u op mijn schoot. Ten tweede: de mensen worden niet meer gedood. Wel laten zij ons heel ons leven afzien.’ Hij streelt haar. ‘Wees nooit bang.’
   Maar Thai barst in tranen los.
   Hij ziet allicht weer alles voor zich. 27 december 2012. Als de dag van gisteren.

‘Neem hem mee’, beveelt een officier.
   Zes agenten in uniform vallen hem aan bij de ingang van de school. Nhi begint te huilen, terwijl Thai, die op zijn arm zit, hem stevig vastpakt. Ook hij houdt zijn dochter vast. Sommige omstaanders kijken verschrikt op, terwijl haar leraar tevreden reageert.
   Gummiknuppels slaan erop los. De greep op zijn dochter verslapt. Twee agenten grijpen Thai die wild om zich heen slaat.
   ‘Vader’, roept ze, terwijl ze wordt overgedragen in handen van haar leraar.
   ‘Thai’, roept ook hij, maar hij incasseert nog meer slagen en wordt naar de politiewagen gesleept.
   De operatie neemt minder dan een minuut in beslag. Enkele aanwezigen applaudisseren, terwijl andere boe-roepen en fluiten.
   De officier is amper onder de indruk. ‘De wet en het gezag zullen altijd en overal worden gerespecteerd!’ roept hij.
   ‘De wet van de jungle?’ roept iemand in zijn rug.
   De man draait zich om. ‘Wie heeft dat gezegd?’ reageert hij uitzinnig van woede. Maar tot zijn frustratie kan hij de dader niet identificeren. Willekeurig vat hij een omstaander bij de kraag.
   ‘Was jij dat?’
   De man schudt heftig het hoofd.
   ‘Zijn er nog kandidaten om ons te vergezellen? Er is plaats genoeg om alle tegenstanders in verzekerde bewaring op te sluiten.’
   Spontaan beginnen de mensen te brommen.
   ‘Wij zijn weg!’ beveelt de man.

Wat hij nadien van Thai hoorde, sneed als een mes in zijn hart.
   ‘Genoeg!’, riep Thai’s leraar toen ze er met hem vandoor waren op de speelplaats. Hij hief haar met beide oren van de grond. ‘Volg nooit de voetsporen van uw vader, dwaze meid.’
   In de klas moest ze voortaan op de eerste rij  ‘Zo kan ik je permanent in de gaten houden.’
   De man leerde hen Who loves Uncle Ho Chi Minh as much as the children? zingen. Iedereen moest de tekst uit het hoofd kennen.

Who loves Uncle Ho Chi Minh as much as the children?
Who loves Uncle Ho Chi Minh as much as the children of Vietnam?

Our Uncle has a tall figure and a likable disposition.
Our Uncle has eyes like stars and a longish beard.
Our Uncle has brown skin weathered by fog and wind.
Our Uncle has resolutely vowed to avenge his homeland.

Beloved Ho Chi Minh, we children will love you all our lives.
Beloved Ho Chi Minh, uncle, you have ventured abroad for your people.

   ‘Tweede vers: Thai!’ beval hij haar.
   Alle klasgenoten moesten lachen. Hoe vaak heeft ze dat later niet verteld. Ze schaamde zich en zong:

Uncle, though now you are older,
Older and yet jovial and active.
Every day we children dream,
Wishing that you can live forever to guide us to maturity and rebuild the nation through You.

   Volgens de leraar zong ze niet enthousiast genoeg. Hij moest het revolutionaire vuur horen! En hij deed het haar voor:

Wishing that you can live forever to guide us to maturity and rebuild the nation through You.

   Hij bleef staan voor de tafel van Thai. ‘Sorry, maar voor uw droevig optreden verdien je niet meer dan één punt op tien. Ik heb al herhaaldelijk gevraagd om dat lied thuis te oefenen, maar blijkbaar verkiest je familie die decadente westerse popmuziek.’
   Haar klasgenoten begonnen te lachen.
   ‘Klasagenda’, beval hij. Bevend gehoorzaamde ze. ‘Schrijf op: vijftig keer de tekst van Who loves Uncle Ho Chi Minh as much as the children? opschrijven. En je zult morgen het lied voor de klas zingen zonder tekstboek. Die oefening wordt herhaald tot je daarin slaagt.’
‘Het Marxisme-Leninisme en de geschriften van Ho Chi Minh blijven de leidraad bij de opvoeding. En ik waarschuw iedereen die daar een andere mening zou op nahouden.’ Hij keek ostentatief naar Thai. ‘Geen enkele andere idee zal hier een kans maken.’
   Je kon een speld horen vallen op de grond.
   ‘Sluit jullie ogen’, vervolgde hij. ‘Denk aan jullie familieleden die hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid’, bulderde de man. Er volgde een stilte. ‘Nu herhalen we samen het tweede vers van de Who loves Uncle Ho Chi Minh as much as the children? En dat op een manier die de leiders van ons geliefde land zal behagen.’

Uncle, though now you are older,
Older and yet jovial and active.
Every day we children dream,
Wishing that you can live forever to guide us to maturity and rebuild the nation through You.

Beloved Ho Chi Minh, we children will love you all our lives.
Beloved Ho Chi Minh, we children wish that you can live for all time.

Hij ontwaakt uit zijn gemijmer en merkt dat Thai op zijn schoot zit te huilen.
   ‘Geen tranen meer, lieveling’, troost hij zijn dochter.
   ‘Ik wil dat je altijd bij mij blijft, vader.’
   ‘Ik ook.’
   ‘Wil je mij helpen?’
   ‘Waarmee?’
   ‘Een lotus tekenen.’
   ‘Wanneer heb je die tekening nodig?’
   ‘Morgen.’
   ‘Dan hebben we vanavond toch tijd genoeg, want over vijf minuten moet je terug naar school.’
   ‘Nu meteen!’ Ze kruist haar ellenbogen.
   Quan schudt het hoofd. ‘De appel valt niet ver van de boom.’
   ‘Wat heb ik met een appel te maken? En met een boom?’
   Hij schiet in een lach. ‘Jij bent even koppig als je vader.’
   ‘En mijn lotus?’ dringt ze aan.
   ‘Weet jij hoe die bloeien?’
   ‘We hebben dat op school geleerd’, zegt ze fier. ‘Wanneer het donker wordt, sluiten de lotussen hun bladeren en gaan in het water slapen. En ze openen die opnieuw ’s morgens bij het opstaan van de zon.’
   ‘Schitterend! Ook uw vader houdt veel van lotussen.’
   ‘Waarom?’
   ‘Ze ruiken lekker, hoewel zij in de donkere stinkende modder van een vijver groeien. Bah …’ Hij knijpt zijn neus dicht.
   Thai lacht.
   De bloem die hij in gedachten ziet, leeft in het midden van de communistische modder. En die stinkt als de pest. Hij knijpt zijn neus opnieuw dicht.
   Nu barst zijn dochter uit van het lachen.
   Hij wrijft met twee vingers over haar been. ‘Weet je, mijn grootvader vertelde een verhaal over de echte betekenis van de lotus. Maar vertel dat vooral niet op school. ’
   ‘Beloofd’, zegt ze als een volwassene. ‘Moet ik dat zweren?’
   Quan schiet in een lach. ‘Sluit liever uw ogen.’
   Het meisje gehoorzaamt.
   ‘Mijn lotus heeft zeven bladeren die stevig in elkaar zitten verweven. De buitenste cirkel telt er vier. Zie je die?’
   Thai knikt.
   ‘Het eerste blad symboliseert de wijsheid om juist te handelen. En het tweede blad staat voor de rechtvaardigheid. Het geld dat jij met uw klasgenoten hebt verzameld tijdens het Sint-Niklaasfeest, was verdeeld in precies dezelfde delen. Akkoord?’
   ‘260.000 Dong’, straalt ze.
   ‘En het derde blad verwijst naar de matigheid. Wanneer vader tien kilo snoep zou kopen, zou je die allemaal in één keer opeten … waarna we naar het ziekenhuis zouden moeten gaan.’
   ‘Tien kilo?’ Thai kijkt op. ‘Wanneer ga je die kopen?’
   Quan beseft dat hij een verkeerd voorbeeld heeft gekozen. ‘Eén snoepje smaakt heerlijk, maar wanneer jij daarvan te veel zou eten, zou jij die niet meer lusten. Help mij onthouden: jij krijgt straks een snoep wanneer je naar school gaat. Het vierde blad is de moed. Uw vader heeft nog altijd de moed om zijn droom te verwezenlijken, hoewel ze mij hebben geslagen, bedreigd en zelfs in de gevangenis opgesloten.’
  Hien komt naar het bureau met de twee andere kinderen die klaarstaan om te vertrekken.
   ‘Ik maak nog even mijn verhaal af’, zegt hij. ‘Vervolgens heeft de binnenste cirkel van de lotus drie bladeren: ons sterk geloof, de hoop dat ons land weldra vrij zal zijn, en de liefde en de naastenliefde. Ten slotte brandt in het midden een hart dat warmte, licht en geluk uitstraalt.’
   ‘De Communisten gaan de lotus vernietigen’, komt Nhi tussenbeide.
   ‘Misschien. Maar dan zullen overal nieuwe lotussen oprijzen uit de modder.’
   Hien applaudisseert en de kinderen volgen haar voorbeeld. ‘De hoogste tijd om te vertrekken.’
   Maar Thai blijft koppig. ‘En mijn lotus?’
   ‘Ik beloof u een grote verassing wanneer jij van school komt.’
   ‘Wat dan?’
   ‘Vertrouw mij.’ Hij steekt zijn handen in de lucht. ‘Zo’n grote ogen zal jij trekken!’
   Thai is nog altijd niet tevreden. ‘En je hebt mij een snoep beloofd.’
   ‘Neem jij er voor elk één, schat. Zij liggen bovenaan in de kast. Zoniet zouden ze voeten krijgen.’
   ‘Doe nu uw jas maar aan’, zegt Hien.
   ‘Gaan we bij tante Cam na school’, vraagt Nhi.
   ‘Natuurlijk.’
   ‘Tot vanavond, schat.’ Hien tikt op zijn schouder. ‘En voorzichtig.’
   Quan schrikt.
   Ze kijkt hem recht in de ogen. ‘Wanneer je  de kinderen gaat ophalen… Ik zal voor je bidden.’ Ze steekt haar duim omhoog. Sinds hij in 1990 vanuit haar studentenkamer vluchtte voor de politie, is dat het teken voor hun wederzijdse onvoorwaardelijker steun.

Quan ziet op de straat een tweede wagen van de Geheime Dienst. Het is duidelijk. Die agenten zullen niet dulden dat hij op stap gaat. Op Kanaal 2, de Vietnamese uitzending van Radio Vrij Azië, hoort hij het gesprek met een correspondent in Beijing. De Chinese regering heeft nog altijd geen officieel communiqué vrijgegeven. De journalist van dienst kondigt Wind of change van de Scorpions aan. Quan’s haar komt recht.


I follow the Moskva
Down to Gorky Park
Listening to the wind of change
An August summer night
Soldiers passing by
Listening to the wind of change

The world is closing in
Did you ever think
That we could be so close, like brothers
The future's in the air
I can feel it everywhere
Blowing with the wind of change

Take me to the magic of the moment
On a glory night
Where the children of tomorrow dream away
in the wind of change

Zovele herinneringen komen hem voor de geest. Toen hij in 1990 enkele flarden van dat lied hoorde op Radio France International, was hij meteen geraakt. Die drie woorden, Wind of change, werden zijn levensdoel. Toen hij later toegang kreeg tot het internet, geraakte hij in de ban van de videoclip met nog beelden van de jaren 1980. Dat lied kent hij nog altijd uit het hoofd. Tegen zijn gewoonte in, zet hij de muziek luid.
   Juffrouw Linh klopt zachtjes op de muur. Normaal reageert ze hevig, want isolatie is niet de beste kwaliteit van het gebouw. Hij zet de muziek stiller. Tot zijn verrassing klopt Linh opnieuw. Hij begrijpt
het niet. Wil ze de muziek opnieuw luider? Hij doet dat, en krijgt onmiddellijk de bevestiging. Houdt Linh van The Scorpions? Wat verbergt ze nog allemaal?.  
   De adrenaline stroomt door zijn lijf. Het lied markeerde het einde van de Koude Oorlog en van de Sovjetdominantie in Vietnam. En nu komt het einde van de communistische overheersing eraan.
    Hij gaat op zoek naar de cd. Een huwelijkscadeau van zijn vriend Lam. Waar heeft hij dat gelegd? Ze hebben de cd nooit in beslag genomen bij de huiszoekingen want die lui van de politie en de Geheime Dienst begrijpen de betekenis er niet van.
   Hij gaat op zoek in de archiefdoos, in de kast van de slaapkamer.  Bovenaan liggen familiefoto’s. Zijn grootouders en ouders komen hem opnieuw levendig voor de geest. Verder vindt hij notities van zijn cursus Internationaal Recht en de liefdesbrieven van zijn vrouw. De envelop onderaan, met de woorden Huwelijk 1998, bevat naast kaartjes en brieven met felicitaties ook de cd.
   Wanneer hij voorbij de meisjeskamer komt, wordt hij herinnerd aan zijn belofte aan Thai. Die heeft prioriteit. Hij opent opnieuw de grote kast in de slaapkamer, neemt een stoel en kijkt naar een stapel met stoffen. Hij neemt een doek in gele zijde. Het heeft dezelfde tint geel als de voormalige Zuid-Vietnamese vlag, maar meet twee bij drie meter.
   ‘Te groot’, mijmert hij. ‘Hien zal die inkorten.’
   Verder vindt hij een restant van een wit linnen doek. Daarom tekent hij een grote lotus, terwijl hij het refrein van Wind of change neuriet.
   Hij kijkt tevreden naar het resultaat en neemt een schaar. Met een naald en een draad uit Hien’s naaikabinet, bevestigt hij de tekening in het midden van het gele doek. Als agenten van de Geheime Dienst hem zo bezig zouden zien, ze zouden denken dat hij gek is geworden. Terwijl zijn geliefde land in vuur en vlam staat, gehoorzaamt hij de wil van zijn dochter. Hij legt de bedsprei op haar bed wanneer de telefoon rinkelt.
   ‘Vader Phung, wat kan ik voor u doen?’
   ‘Ik betwijfel of je me kunt helpen. Ik krijg hier in Thai Ha onverwacht bezoek van een journalist van The World Inside. Radko is zijn naam. Hij wil u spreken.’
   Die naam zegt Quan iets, maar hij had nooit contact met die man.
   ‘Ik ga al een column schrijven voor dat blad. Volstaat dat niet?’
   ‘Hij wil je zien.’
   Hij loopt naar het raam en gluurt door de gordijnen.
   ‘Mijn huis is omsingeld door agenten van de Geheime Dienst.’
   ‘Ik dacht het al.’
   Quan hoort geritsel aan de andere kant van de lijn.
   ‘Die man wil dat ik u een brief voorlees van de voorzitter van Lawyers4Lawyers?’ fluistert Phung.
   ‘Wilt u herhalen?’
   ‘Lawyers4Lawyers.’
   Quan maakt zich geen zorgen. Geen van Linh’s neven, die meeluisteren, weten waarover hij praat. Maar het is wel een nieuw gegeven dat hij niet zomaar naast zich neer kan leggen. Die organisatie heeft al zoveel voor hem gedaan.
   Hij wikt zijn woorden. ‘Veel tijd heb ik niet.’
   Hij haakt in.
   Juffrouw Linh klopt zacht op de muur van de slaapkamer. Hij klopt terug en zij beantwoordt zijn teken. Het is duidelijk dat zij hem wil waarschuwen. Maar voor wat? Voorzichtig kijkt hij door het glazen oog van de voordeur. Tot zijn verrassing zitten in de gang twee mannen in burgerkledij. Ongetwijfeld agenten van de Geheime Dienst. Klaar om zijn appartement binnen te vallen? Willen ze hem arresteren?
   Hij keert terug naar de slaapkamer en fluistert ‘bedankt’.
   Dan gaat hij naar het toilet. Al voor de derde keer binnen het uur. Want de stijgende spanning verhoogt de druk op zijn blaas.
   Als hij hier weg wil geraken moet hij het sinds jaren bedachte, maar nooit uitgevoerde Plan B volgen. Hij denkt na over de woorden die hij gaat gebruiken, omdat zijn telefoon wordt afgeluisterd.
   ‘Hello, Tung. Thuis?’
   ‘Spreek, mijn vriend.’
   ‘Fie-fie? Heb bezoek. Ga mijn handen wassen. Jij ook? Heb verse lucht nodig.’
   Tung heeft maar een half woord nodig. ‘Een goed idee.’
   In de badkamer klimt hij door het venster. Dat is net breed genoeg. Buiten steunt hij met beide voeten op de uitkragende baksteenlaag die de verdiepingen markeert. Hij is lenig genoeg om dat maneuver uit te voeren, maar is er zich van bewust dat één verkeerde stap voldoende is om vijftien meter dieper te belanden.
   Tegenover hem kijkt Tung sprakeloos toe. Hij kijkt naar een punt achter hem. Quan kijkt achterom en ziet tot zijn verbazing juffrouw Linh in de opening van haar badkamervenster. Hij was ervan overtuigd dat zijn Plan B waterdicht was, maar had nooit gedacht aan de alomtegenwoordige factor Linh. Hij grijpt de ijzeren staven ter hoogte van de zijmuur. Eén woord van haar is genoeg om hem te verraden. Maar diep in zichzelf weet hij dat ze dit niet zal doen. Anders had ze al alarm geslagen. Tot zijn opluchting legt juffrouw Linh de wijsvinger op haar lippen. Hij bemerkt voor het eerst een blinkende gouden ring aan haar ringvinger. Daarnaast hangt Nhi’s sleutelhanger met een witte lotus. Het is duidelijk. Ook zij voelt dat de wind van de verandering eraan komt. Zonder haar speciale relatie met Nhi zou ze hem nooit hebben gespaard, beseft hij. Hij geeft haar een knipoog.
   ‘Zou jij mij niet helpen?’
   Tung, die nog als verlamd toekijkt, schrikt op. Hij neemt zijn hand en helpt hem naar binnen. Beiden vallen op de grond.
   Tung maakt een pijnlijk grimas, terwijl zijn vrouw Cam bezorgd toekijkt. Hij heeft zijn heup bezeerd.
   ‘Dat heb ik nog nooit eerder gedaan’, zucht Quan.
   ‘Jij kon zelfs optreden in een circus.’
   ‘Welk circus?’
   Tung waardeert dat soort humor. Die getalenteerde man kon nooit zijn capaciteiten ontwikkelen. Hoewel de helft van zijn familie stierf in de Amerikaanse oorlog, vertrouwden de communisten hem niet als gevolg van een banaal incident. Nadat hij gewond was geraakt bij een Amerikaans bombardement, volgend op het Tet offensief van ’68, begon hij les te geven. Toen kort nadien Ho Chi Minh stierf, gaf hij twee zieke leerlingen de toelating om de begrafenis niet bij te wonen. Sindsdien hing een aura van verdachtmaking rond hem. Hij bleef de rest van zijn loopbaan in dezelfde klas in dezelfde lagere school, omdat de Communisten alleen samenwerken met mensen die ze voor honderd procent vertrouwen.
   Sinds de dood van zijn vader beschouwt Quan zijn buurman als zijn spirituele vader en raadgever. Zijn vrouw, tante Cam, is een klein vrouwtje dat haar hele leven in een textielfabriek heeft gewerkt. Beiden kregen geen kinderen om principiële redenen. Ze wilden geen slaven op de wereld zetten, maar beschouwen zijn kinderen als de hunne. Ook zij zien hen graag, niet in het minst voor de snoep die zij krijgen.
   ‘Verse Chè?’ ruikt Quan.
   ‘Voor mijn schattebouten’, straalt Cam.
   ‘Jij verwent ze te veel.’
   ‘Niet waar.’
   ‘Ach neen?’ Hij glimlacht. ‘Ze verkiezen zelfs uw chè boven de mijne.’
   ‘Daar kan ik toch niet aan doen! Ik zal u mijn recept geven.’
   ‘Staat uw fiets in de kelder?’
   Tung knikt.
   ‘Voorzichtig’, benadrukt Cam.
   ‘Over een uur ben ik terug.’
   ‘Zeker?’
   ‘Ik moet de kinderen ophalen op school.’
   Ze gaan naar de kelder. Wanneer Tung op de straat een teken geeft, verlaat Quan in een denderende vaart de garage.

Op de Ton Duc Thang laan ziet hij tot zijn verrassing bulldozers en honderden agenten. Hij beseft dat die zijn bedoeld voor Thai Ha. Maar wegens de file moet hij stoppen.
   ‘Quan!’
   Hij gelooft zijn ogen niet De voormalige hoofdbewaker van het kamp waar hij zat opgesloten. ‘Van Tien! Wat doe jij hier?’

‘Iedereen in de rij’, tiert generaal Dang Hung, de baas van het kamp.
   De gevangenen luisteren gedwee.
   ‘Vanaf nu zal mijnheer Van Tien de wet en de orde handhaven. Ik blijf op een hoger niveau een oogje in het zeil houden. Maar maak u vooral geen illusies. De regels zullen nog altijd stipt worden nageleefd.’
   ‘Zo heeft hij eindelijk meer tijd om de “geile grieten” waarover hij altijd spreekt’ het hof te maken’, fluistert Quan’s buurman in het oor. ‘Wedden dat een nieuwe lading seksslavinnen onderweg is.’
   ‘Seksslavinnen?’
   ‘De belangrijkste rol van de vrouwelijke bewakers in het midden van de jungle is het verlagen van het testosteron van de mannelijke collega’s.’
   Quan voelt intuïtief dat hij veel gemeen heeft met de nieuwe veiligheidschef. Hij spreekt al de eerste avond met die goedaardige man. Wanneer de gevangenen tv kijken, blijft hij als de enige buiten.
   ‘Niet geïnteresseerd?’
   ‘Al die pulp houdt de mensen zo dom mogelijk.’
 
Dit was hun eerste gesprek. Het eerste gesprek van vele. Eerst leerde hij hem eerst de basisbeginselen Engels. Na enkele weken spraken ze alleen nog de grootste taal wereldwijd.  Dat zorgde ervoor dat hun gesprekken onbegrijpelijk waren potentiële luistervinken. In het kamp verstond niemand een woord Engels. Hij leerde Van Tien tussen de lijnen te lezen en overtuigde hem stap voor stap van de valsheid van het communisme.
   ‘Ik ben uw vijand niet, maar uw metgezel en zelfs uw vriend. Jij en ik houden van ons land en delen dezelfde droom: om als broeders samen te leven in een vrij Vietnam.’

Anderhalf jaar later staan ze, tot beider verrassing, opnieuw tegenover elkaar. Ze verstaan elkaar nog altijd zonder woorden.
   ‘Heb promotie gemaakt’, fluistert Van Tien.
   ‘Proficiat. Maar wat doe jij hier?’
   ‘Opgeroepen als versterking voor een opstand die er zit aan te komen.’
   ‘Wat?’
   ‘In moet de bevelen uitvoeren.’
   ‘Een opstand? Het tegendeel is waar’, reageert Quan. ‘Wie voert het bevel?’
   ‘Je kent hem … generaal Dang Hung.’
   ‘Viet Pot! Dat meen je niet! Begint Dang Xuan Khu’s corrupte zoon aan een tweede carrière?’
   ‘Zo te zien wel. Slaafse loyaliteit, brutaliteit en boven alles familierelaties zijn de belangrijkste sleutels tot succes’, fluistert Van Tien. ‘Niemand begrijpt het, maar hij is opnieuw de rijzende ster binnen de pro-Chinese vleugel van de Communistische Partij. En hij koestert grote ambities.’
   ‘Mijn God. Ik houd mij hart vast wanneer dat monster de leiding neemt. Hij is de meest cynische man die ik ooit heb ontmoet. Willen zij een bloedbad misschien?’
   ‘Je weet wel hoe hem aan te pakken.’

Generaal Dang Hung of Viet Pot. De man met de pukkel links op zijn kin, had zich zichtbaar vol gevreten aan de voordelen die zijn voorbehouden voor de aparatsjiks. Zijn vader, partijideoloog Dang Xuan Khu was gedurende decennia de sterke man achter de schermen en in de jaren 1980 president. Hoewel hij de absolute macht nastreefde, slaagde hij nooit in dat opzet.
   Macht was ook het enige streefdoel van zijn vraatzuchtige zoon. Hij maakte al vlug carrière en promoveerde tot minister van Transport: een sleutelfunctie binnen de regering en het Centraal Comité van de Communistische Partij. Dat was traditioneel de springplank naar het Politbureau, het echte machtscentrum. Maar de man werd het slachtoffer van zijn gulzigheid. In de aanloop naar het tiende Congres van de Communistische Partij in 2007 barstte een corruptieschandaal los. Truong Hunh gokte met miljoenen euro’s ontwikkelingshulp op voetbalwedstrijden in Spanje en Engeland en kocht luxewagens. Hij werd gearresteerd voor de duur van het congres, maar kreeg een tweede kans. Na jaren van boetedoening zat zijn rehabilitatie eraan te komen. En hoe!
   In het concentratiekamp was hij berucht voor zijn sadisme en onorthodoxe ondervragingsmethodes. Het voeren van psychologische terreur was zijn specialiteit. Hij nam de ‘zware gevallen’ over die zijn collega’s niet de baas konden.

Geboeid aan zijn handen en voeten, komt Quan het bureau van Dang Hung binnen. Hij walgt van de cynische lach van de kerel, terwijl de kwijl bijna uit zijn mond loopt. Hij wrijft de vingers van zijn rechterhand over elkaar, terwijl hij zijn zoveelste slachtoffer recht in de ogen kijkt. Quan huivert door dat irritante repetitieve geluid, maar laat dat niet blijken.  Dang Hung verdubbelt het geluid door de vingers van beide handen over elkaar te wrijven. Zijn gouden ring glinstert in Quan’s ogen.
   ‘Tot dusver heb ik iedereen gebroken’, snoeft hij. Zijn lach weergalmt in de kleine kamer. Hij steekt zijn linkerhand in de lucht. ‘Kijk naar mijn ring’, beveelt hij. ‘Zie je de draak? Die spuwt vuur. Dit betekent dat ik de absolute macht heb over u.’ Hij grijpt Quan bij zijn kraag. ‘Ik ga u vernietigen!’
   Quan probeert te bidden en koestert in het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand in de parochie Thai Ha. Terwijl de minuten verstrijken, voelt hij dat zijn volgehouden stilte de generaal nerveus maakt. Viet Pot begint op en neer te stappen, roept in zijn oren, heft hem op en laat hem op de grond vallen. Hij schopt in zijn maag, maar geen van die acties heeft succes.
   ‘Nog altijd een bevroren tong?’ roept hij.
    Hij slaat Quan in zijn gezicht. Zijn neus bloedt. Na de derde slag ontsteekt Dang Hung pas echt in woede. ‘Wie denk jij wel dat je bent?’ Hij schopt hem opnieuw. Quan zet zijn tanden op elkaar om niet te huilen van de pijn.
   ‘Bewakers!’ roept hij.
   Twee mannen komen binnen en buigen. Ook zij hebben schrik wanneer de man in een furie is ontstoken.
   ‘Een klein probleem met die klootzak. Schudden! Zo maken we zijn tong los.’
   Quant verliest bijna het bewustzijn, maar beweegt niet.
   ‘Eenzame opsluiting in de kerker!’ beveelt de generaal. ‘Er is alleen tijd nodig om hem te kraken.’
  
In de donkere en kleine cel krijgt Quan geen slok van de brij in de roestige gamel door zijn keel en gaat in hongerstaking. De volgende dag komt Dang Hung hem groeten.
   ‘Heeft onze vriend nog altijd geen honger? Jammer, al dat lekkere eten verspillen.’ Hij grijnst. ‘Pas op voor de ratten ’s nachts. Die zijn gek op mensenvlees. Jij zou niet de eerste zijn die … Mmm, bewaker, wat staat er morgen op het menu? Rattenvlees? Ha, ha, ha.’
   Er lopen inderdaad ratten rond, maar hij laat zich niet intimideren. Hij wordt bijna gek van de eenzaamheid en lijdt onder de eeuwigdurende stilte, maar worstelt zich door die harde dagen en weken. Alleen het gebed houdt hem gaande.

Na een week komt generaal Dang Hung opnieuw over de vloer.
   ‘Nog altijd op dieet?’
   Hij verroert geen vin.
   ‘En de eenzaamheid? Leuk?’
   Opnieuw beweegt hij niet.
   ‘Een mens is niet gemaakt om alleen te zijn.’ Hij lacht luidop. ‘Ik zorg voor wat gezellige compagnie.’
   Quan beseft dat er een nieuw rondje van pesterijen zit aan te komen. Hij wordt overgebracht naar een cel met zware criminelen.
   ‘Ik kom vrij wanneer ik jou vermoord’, zegt de celgenoot die het hoogste woord voert.
   ‘Neen, ik kom vrij wanneer ik je vermoord’, komt zijn buur tussenbeide. De andere celgenoten grijnzen en knikken.
   ‘En jij gelooft dat!’
   Quan praat uren op hen in en wanneer de nacht valt, is het niet zeker dat hij opnieuw wakker zal worden.

De volgende ochtend was hij zeker dat hij ook deze beproeving zou doorstaan.

‘Kun jij het in overeenstemming brengen met uw geweten om de bevelen van dat monster uit te voeren?’ daagt Quan Van Tien uit.
   ‘Ik moet … die wel uitvoeren.’ Zijn stem trilt terwijl hij angstig achterom kijkt. ‘En Truong gaat inderdaad de grove middelen gebruiken.’
   ‘Voor zover ik zie, draagt hij alleen een revolver. En wat is het belang van het land op dit moment?’
   Quan weet perfect Van Tien’s zwakke plek te bespelen. ‘Als bevelhebber moet jij daaraan denken.’
   De man is geraakt. ‘Ben je … een van hen?’
   ‘In Thai Ha liggen de roots van mijn engagement.’ Hij bemerkt de groeiende twijfel in de ogen van zijn gesprekspartner. ‘Denk aan de betekenis van het Jaar van de Haan, de profetieën van Nguyen Binh Khiem en voorspellingen van Fatima!’

Van Tien zit naast Quan. Hoewel het al negen uur ’s avonds is, bedraagt de temperatuur nog altijd meer dan dertig graden. De stilte regeert over het concentratiekamp.
   ‘Ben je me aan het bedriegen?’
   ‘Helemaal niet. Geloof jij in de horoscoop?’
   ‘Iedereen doet dat.’
   ‘In welk jaar ben jij geboren?’
   ‘’69.’
   ‘Maanjaar?’
   ‘De Haan.’
   ‘Welk maanjaar vieren wij in 2017?’
   ‘Opnieuw het Jaar van de Haan. Waarom vraag je dat?’
   ‘Alle belangrijke gebeurtenissen in onze geschiedenis vonden dan plaats.’
   Van Tien kijkt op.
   ‘Hoeveel voorbeelden wil jij?’
   ‘Ik ben nieuwsgierig, maar niet te luid.’
   ‘Vooreerst was er de opstand van de adellijke gezusters Trung, tweeduizend jaar geleden. En in onze recente geschiedenis dwongen de Franse troepen, die in 1873 de citadel van Hanoi innamen, keizer Tu Duc tot het ondertekenen van het Tweede Verdrag van Saigon. Dat erkende de Franse soevereiniteit over het zuiden van het land. Twaalf jaar later, in 1885, toen heel Vietnam onder het Franse gezag stond, begon de rebellie van de Can Vuong.’
   Quan bemerkt de groeiende verbazing in de ogen van de hoofdbewaker.
   ‘Mag ik verdergaan?’
   Hij knikt.
   ‘In 1945 luidde de aankondiging van de onafhankelijkheid door Ho Chi Minh op het Ba Dinh plein, hier in Hanoi, het einde van de kolonisatie in. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, begon in 1969 zijn geheime besprekingen met Noord-Vietnam om de Amerikaanse oorlog te beëindigen. En in de communistische ideologie markeerden de jaren 1981 en 2005 de tweede fase in de overgang naar een socialistische maatschappij, waarna een klassenvrij samenleving tot stand zou komen. Die jaren waren niet toevallig gekozen. De Communisten gebruikten de geschiedenis om hun hun regime te legitimeren. Dit betekent dat wanneer het Communisme niet in elkaar stort voor 4 februari 2018, het begin van het Jaar van de Hond, we nog eens twaalf jaar moeten wachten.’
   ‘Je bent een wandelende encyclopedie’, reageert Van Tien. ‘Ik heb nog nooit op die manier naar de geschiedenis gekeken.’
   ‘Weet je waarom al die sleutelmomenten in het Jaar van de Haan plaats vonden?’ daagt Quan hem uit.
   ‘Ik ben … geen specialist’, stamelt Van Tien.
   ‘Kijk naar de negatieve aspecten van de horoscoop’, vervolgt Quan. ‘En jij kent die: ijdelheid, zelfzucht, blind egoïsme.’
   Van Tien, die wordt geconfronteerd met de ware betekenis van de horoscoop, voelt zich niet zijn gemak. ‘Ik herken … wat je zegt’, stamelt hij.
   ‘Ken jij in de horoscoop ook de indelingen van de dag die overeenstemmen met de periodes van twee uren?
   Hij knikt.
   ‘Wanneer vindt het Haan-uur plaats?’
   ‘Tussen 17.00 en 19.00 uur.’
   ‘In 2017 of 2029 zal iets ernstigs gebeuren rond dat uur.’
   Van Tien is nog altijd sprakeloos wanneer Quan door het raam in de barak kijkt. Een quiz op televisie weekt veel reacties los bij de gevangenen en bewakers. In wie zijn ze het meest geïnteresseerd? In de mooie meisjes in het panel? Of in de banale vragen?
   ‘En ken jij de profetieën van Nguyen Binh Khiem?’ Quan daagt zijn hoofdbewaker verder uit.
   ‘Ik heb thuis … zijn boek Voorspellingen van Trang.’
   Quan kijkt hem recht in de ogen. ‘Een volgeling van de Cao Dai?’
   Hij knikt.
   Dat is de ontbrekende link. Quan begrijpt nu waarom hij zichzelf aantrokken voelt tot zijn hoofdbewaker, en wederzijds. Beiden hebben een diepe band met religie.
   De syncretische, monotheïstische beweging Cao Dai, die twee miljoen aanhangers telt, werd gesticht in de jaren 1920. Ze kristalliseerde een ideale religie op basis van elementen uit het christendom, het Confucianisme, het Boeddhisme, de Islam, het Taoïsme en het animisme. De volgelingen willen de cirkel van de reïncarnatie doorbreken door een leven van strengheid en zelfbespiegeling. In de leer van de Cao Dai zitten het spiritualisme en de voorouderverering diep verankerd. Mediums brengen de gelovigen in contact met de opperste God en de wereld van de geesten. Nguyen Binh Khiem is een van hun profeten.
   ‘Geloof jij zijn voorspellingen?’
   ‘Natuurlijk.’
   ‘Er komen ook volgens hem grote veranderingen in 2017.’
   ‘Dat wist ik niet.’ Een gevoel van schaamte overmant de hoofdbewaker omdat de man tegenover hem meer weet dan hem over zijn eigen religie. ‘Sinds mijn aankomst hier ben ik nog niet naar een tempel gegaan’, verontschuldigt hij zich. ‘Bij mijn indiensttreding, moest ik onderschrijven dat ik een atheïst ben. En omdat de computers in het kamp voortdurend in de gaten worden gehouden, kon ik evenmin kijken naar relevante website.’ Hij zucht. ‘Maar hoe ken jij Binh Khiem?’
   ‘Ik heb sommige teksten gelezen.’
   ‘Waardeer je die?’
   ‘Zijn benadering vind ik te suggestief.’
   ‘Wel zijn die meer dan vijfhonderd jaar geleden geschreven!’
   ‘Om eerlijk te zijn: zij zijn niet mijn ding.’
   ‘Nu ben ik het niet eens. Zijn mysterieuze manier van schrijven trekt me juist aan.’
   Ondanks hun meningsverschil beseffen ze allebei zielsverwanten te zijn.
   ‘Er is nog een element dat ik u niet kan onthouden’, vervolgt Quan.
   ‘Uw voorspelling van het einde van het Communisme?’
   ‘Toen de Maagd Maria in 1917 in Fatima, Portugal, verscheen aan drie herders, voorspelde zij niet alleen de Communistische revolutie in Rusland maar ook het einde van het communistische atheïsme honderd jaar later. Dat is de reden waarom onze bewindvoerders de katholieke kerk beschouwden als contrarevolutionair en er een harde vervolging van de katholieken zit aan te komen.’
   De deur van de barak zwiert open. Na drie uur van ontspanning gaan de bewakers nog even naar buiten, alvorens te gaan slapen.
   ‘Open uw ogen’, fluistert Quan. ‘Of denk jij dat de horoscoop, de profetieën van Binh Khiem en de voorspellingen van Fatima een toeval zijn?
   Hij stapt op, maar straalt van binnen. Die laatste zin was een voltreffer. De poging om zijn hoofdbewaker een geweten te schoppen, was een schot in de roos.
   Schijnaar ongeïnteresseerd vervoegt Van Tien zijn collega’s. ‘Heeft iemand de weersvoorspellingen gezien?’

‘Willen zij revanche?’
   Quan doet Van Tien ontwaken uit zijn dagdroom.
   ‘Het is vandaag de zesde verjaardag van de onlusten in 2011, waarbij de autoriteiten bakzeil hebben gehaald. Willen zij als volleerde schaakspelers hun plan doordrukken, nog voor de aankomst van de buitenlandse gasten voor de viering van het eeuwfeest? ’
   Van Tien beeft en kijkt verschrikt. ‘Ze zijn inderdaad … vastbesloten … om door te zetten.’
   ‘Niet de symboliek van die fabriek, maar de toekomst van ons land is hier in het geding! Kijk naar de bezetting van het eiland Storm. Blijkbaar zijn de Chinezen nog betere schaakspelers.’
   Wanneer generaal Truong verzamelen roept, moet Van Tien terugkeren. Quan huivert nog altijd bij het aanhoren, zelfs op een afstand, van zijn vette stem.
   ‘Draag goed zorg’, adviseert Van Tien.
   ‘Wij zullen zorg dragen van onze wapens: de rozenkrans en het gebed.’
   Een vrouw die lotusbloemen verkoopt, komt voorbij.
   Het haar van Quan komt recht. ‘Dat is wat ieder van ons nodig heeft.’
   Maar Van Tien is al onderweg naar zijn eenheid.
   ’20.000 Dong.’
   Terwijl hij naar zijn achterzak grijpt, beseft hij dat hij zijn portefeuille niet op zak heeft. ‘Mijn God. Maar jij brengt mij wel op een schitterend idee!’ roept hij uitgelaten.
   De vrouw begrijpt niet wat hij bedoelt. Van in zijn ooghoek ziet hij twee agenten van de Geheime Dienst in zijn richting komen. Hoe vaak is hij al niet ontsnapt? Bijna altijd is hij hen te vlug af. Een paar maanden geleden nog sprong hij voor hun ogen in een taxi toen ze hem opnieuw wilden verhoren. Ook nu krijgen ze hem niet, maakt hij zich sterk. Hij neemt de fiets van Tung en spurt naar huis.

Hij parkeert de fiets ter hoogte van een groot bord van het eeuwfeest dat de militaire en burgerlijke parade van 7 november aankondigt, naast de ingang van het appartementsgebouw van zijn buur. Plots stopt een wagen. Aan boord zitten de geheime agenten die hij zopas heeft gezien.
      Hij vlucht het appartement in, sluit de deur en holt naar de vijfde verdieping.
   Tung en Cam zijn verrast.
   ‘Ik ben iets belangrijks vergeten.’
   In de badkamer klimt hij door het kleine venstertje en keert terug naar zijn appartement. Eenmaal binnen steekt hij de nieuwe bedsprei in een rugzak en schrijft een briefje voor zijn dochter: ‘Sorry, maar ik ga uw verrassing gebruiken. Jij krijgt die zo vlug mogelijk terug. Vader.’
   Op de tafel in de woonkamer neemt hij de cd van The Scorpions en steekt de stukjes van de brief van Hien uit 1995 in zijn portefeuille. Op een foto van zijn vader aan de muur staan zijn laatste woorden: Zoals ik u heb bemind, moet jij elkaar beminnen. Het evangelie van de evangelist Johannes, hoofdstuk 13, vers 34, was ook zijn levensdevies geworden.
   ‘Ik heb uw hulp nodig, vader.’ Hij richt zijn ogen naar de hemel. ‘De wind van de verandering komt eraan. Uw aloude droom zal in vervulling gaan.’ Hij raakt de foto even aan. ‘Ik zal het vertrouwen dat grootvader en jij en mij hebben gesteld niet beschamen.’
   Hij hoort geluid op de gang en kijkt door het oog van de voordeur. De agenten vervelen zich nog altijd, maar de deurlift gaat open. Er komt versterking opdagen. De twee mannen veren recht. Dat is voor Quan het sein om de deur te vergrendelen. De agenten kloppen meteen: ‘Doe open. Politie!’
   Vliegensvlug rent hij naar de badkamer, maar met zijn rugzak geraakt hij niet door het smalle venster. Hij keert terug en neemt die in zijn hand.
   Tung en Cam willen hem helpen om door hun badkamervenster te klauteren, wanneer ook op hun deur wordt geklopt.
   ‘Openen! Politie!’
  Quan beseft dat hij tussen twee vuren zit en dat hem nog maar één uitweg rest. Hij kijkt naar het dak, drie verdiepingen hoger.
   Hij ademt diep door zijn neus. Maar wanneer hij zich omdraait, breekt een baksteen af van de uitkragende laag die de verdiepingen markeert. Die valt met luid gedruis op de koer.
   Tot zijn opluchting is Tung daar. Hij houdt zijn arm vast.
   ‘Jij hebt … mijn leven gered’, stamelt hij.
   Ondertussen klopt de politie opnieuw: ‘Deur openen!’
   ‘Komt met uw fiets naar de dagbladverkoper op de hoek.’
   Tung knikt.
   Hij grijpt naar de ijzeren staven en klimt naar het dak.
   Wanneer hij bijna boven is, roept hij: ‘Cam!’
   De vrouw steekt angstig haar hoofd door het venster.
   ‘Wil jij de kinderen ophalen op school. Ik zal later zijn.’
   Ze steekt haar duim in de lucht.
   Eenmaal op het dak kijkt hij achterom. Een agent steekt zijn hoofd door het venster van zijn badkamer.
    Wanneer de man hem in de gaten krijgt, blaast hij alarm op zijn fluit.
   Quan neemt twee gebouwen verder de noodtrap en loopt naar de afgesproken plaats waar hij Tung’s fiets neemt.
   ‘Jij bent mijn held!’
   Langs binnenwegen rijdt hij naar de parochie Thai Ha.

 

 

Thai Ha is een magische plek.

Vader Phung neemt Radko bij de arm. ‘Voorzichtigheid is de moeder van alle wijsheid. We gaan beter naar binnen.’
   De journalist volgt de rijzige man met zijn grote brilglazen. Ze betreden een gebouw van de jaren 1940 of 1950. De decoratie van het interieur met zijn overvloed aan christelijke symbolen en zelfs de geur, een mengeling van zweetvoeten, urine en zure kool, herinneren hem aan het verblijf aan het internaat waar hij een halve eeuw terug verbleef. Hij heeft niet de beste herinneringen aan die periode.
   Ze nemen de trap naar de eerste verdieping en betreden een ontvangstruimte met zicht op de binnenkoer.
   ‘Een kop thee?’
   ‘Bedankt. Heb juist gegeten.’
   ‘Straks verwacht ik de prior. Hij zal u beter kunnen helpen.’
   ‘Ben je niet bang, met de confrontatie die eraan komt?’
   ‘Bang? Wat is bang zijn?’ Zijn onderlip trilt weer. ‘We hebben al zoveel meegemaakt. Beetje bij beetje geraken we daaraan gewoon.’
      Phung wuift Radko’s vraag voor het nemen van foto’s weg. Maar na enig aandringen volgt hij bij het poseren gedwee Radko’s instructies.
   Plots rinkelt diens telefoon. ‘Hallo, baas. Ben op mijn bestemming ...’
   ‘Dat werd de hoogste tijd’, reageert David kortaf.
   Betoont zijn baas dan geen grijntje respect of bezorgdheid?
   ‘Noteer’, beveelt hij.
   ‘Zo nerveus?’
   ‘Weet je dan niet wat er gebeurt?’
   Hij verheft zijn stem. ‘Er zit inderdaad een confrontatie in Thai Ha aan te komen.’
   ‘De Chinese invasie in de Spratly archipel, domkop.’
   ‘Wat?’
   ‘Militaire vliegtuigen zijn geland op het eiland Storm.’
   ‘Ben juist aangekomen … En heb nog geen nieuwsberichten gehoord.’
   De monnik staat op. ‘Wat gebeurt er?’
   Radko paait hem. ‘Een Chinese invasie in de Zuid-Chinese-Zee’, fluistert hij. Phung schudt het hoofd.
   ‘Contacteer Quan’, vervolgt David. ‘We maken een opener op de voorpagina. En een groot interview binnenin. Ik kreeg de bevestiging dat hij een column gaat schrijven. Vraag hem om niet met andere dagbladen te spreken. Want de meeste leidinggevende dissidenten zitten achter de tralies, onder wie sinds kort ook advocaat Nguyen Van Dai. Deze unieke kans kan The World Inside in het midden van de wereldbelangstelling plaatsen.’
   Radko straalt. ‘Quan is onderweg naar Thai Ha.’ Hij kijkt naar Phung. ‘We verwachten hen binnen vijf of tien minuten.’ De monnik knikt.
   ‘Maak eerst dat interview. Ik mag veronderstellen dat je zijn biografie al hebt gemaakt op het vliegtuig.’
   ‘Je kent mij toch.’ De journalist die nog altijd op een woord van waardering wacht, weet dat dit vruchteloos is. Zijn stoïcijnse baas gaat onverstoorbaar verder.
   ‘Twee. Een achtergrondartikel over de Chinese dreiging. Hopelijk staan ook die grote lijnen al op papier.’
   ‘Natuurlijk.’
   ‘Drie. Eerste impressie van Thai Ha. Met een overzicht van de voorgeschiedenis. Ik heb al een tekst gemaakt voor onze website. “Opstand in Vietnam op komst. Onze reporter in het midden van de onrust.”’
   Radko antwoordt niet. Hij weet dat zijn mening nooit van tel is voor die slavendrijver die hij moet gehoorzamen.  De ongelukkige ontmoeting met die taxichauffeur komt hem voor de geest. Hoe meer hij erover nadenkt, des te meer geraakt hij ervan overtuigd dat er iets verkeerd is met die kerel.
   ‘Ga je mijn naam gebruiken?’
   ‘Wat scheelt er? Uw schuilnaam R.J.S. Brown natuurlijk.’
   ‘Okay.’
   ‘Contacteer me wanneer er iets gebeurt. We zullen boodschappen doorsturen via Facebook en Twitter.’
   Radko hoort dat een vaste lijn binnenkomt. Hij herkent de beltoon. Die is dezelfde als op zijn bureau.
   ‘Ogenblik’, zegt David nerveus.
   Hij hoort in de verte flarden van de heksenketel op de redactie. Iedereen loopt op de toppen van zijn tenen wanneer iets ernstigs gebeurt. Het hele gebouw staat stijf van de adrenaline. Als jonge journalist hield hij van de sfeer op die momenten. Werken onder extreme druk en met strikte deadlines. Maar nu is hij blij dat hij er niet is. Hij beseft dat hij ouder wordt. Maar tezelfdertijd is hij zich bewust van zijn verantwoordelijkheid. Plots is David terug.
   ’11.500 karakters voor het interview met Le Quoc Quan. De insteek is zijn ervaringen met het Communisme. Smeer zijn persoonlijke tragiek breed uit. Hoe meer details, hoe beter. Die willen de mensen kennen. Je krijgt 3.500 tekens voor zijn biografie, 5.500 voor de algemene toestand in het land en ten slotte 3.500 over Thai Ha. Vergeet het portret van Quan niet. Neem ook sfeerbeelden op het binnenplein. Omdat jij waarschijnlijk de enige buitenlandse journalist bent, kunnen we geld maken van uw foto’s en artikelen.
   ‘Is dat alles?’ antwoordt Radko cynisch.
   ‘Is dit uw vuurdoop misschien?’ reageert hij. ‘We moeten het ijzer smeden wanneer het heet is. Besef  dat de hele wereld jou volgt. Vraag of we met elkaar kunnen spreken via Skype. Dat is gemakkelijker en goedkoper. En wanneer het tot een opstand zou komen, kunnen we die life op onze website brengen. Handel accuraat en precies. Controleer de batterij van uw computer. En draag er zorg voor dat er niets gebeurt met uw gsm.’ Zoals altijd behandelt David hem als een beginneling. ‘Ik kom terug over een uur. Succes.’
   Radko zucht wanneer hij zijn telefoon neerlegt. Ten langen laatste toch een bemoedigend woord van deze eeuwige perfectionist.
   Hij noteert in de marge enkele woorden van het nieuw Gelegenheidsgedicht dat in een flits in zijn gedachten opkomt.

You don’t impress with your huge interest in the human process.
Writing articles isn’t a work in progress, nevertheless.
Do you hear the printing press?
Make progress,
aggress,

profess,
obsess
and even excess.
Only when you live under stress,
you’ll get success!

Phung kijkt naar zijn halve bladzijde notities. Radko schrikt en overloopt de taken die hij moet uitvoeren.
   ‘Heb je Skype?’
   ‘Wat?’
   ‘Een programma om gratis en overal met mensen te praten.’
   De man kijkt verwonderd naar de hemel. ‘Overal? Ik heb nog nooit gehoord van de zaak waarover u spreekt. Wat gaan ze nog allemaal uitvinden?’
   ‘En internet?’
   ‘De prior heeft dat. Maar ik heb dat toch al gezegd’, reageert hij nerveus. ‘Hij komt straks.’
   Radko probeert een verbinding te maken met zijn computer. ‘Heb de code nodig.’
   De monnik weet niet waarover hij praat. ‘Ik zal het de prior vragen.’
   Radko hoort de klokken luiden en kijkt naar zijn uurwerk. 15.00 uur. Hij neemt zijn voorbereidingen door in afwachting van de komst van Quan. ‘Hebt u nog meer details nodig over de historiek van het klooster.’
   ‘Willen we niet eerst wat op adem komen?’ nodigt Phung hem uit. ‘Er is zo al spanning genoeg. Vraag ik dat een van onze studenten een kop thee brengt?’
   ‘Er valt geen tijd te verliezen.’
   Wanneer de monnik hem recht in de ogen kijkt, stemt hij in. Het is niet omdat zijn baas in overdrive gaat, dat hij dit voorbeeld moet volgen. En uit ervaring weet hij dat haast en spoed niet altijd de beste omstandigheid is om goede artikelen te schrijven. En is kwaliteit niet het waarmerk van The World Inside? Hij beseft dat een korte pauze, alvorens opnieuw aan de slag te gaan, hem deugd zal doen.
   ‘Welke thee?’
   ‘Ik beveel lotusthee aan.’
   ‘Heb ik nog nooit van gehoord.’
   ‘Ken je die bloem?’
   Hij knikt. ‘Maar hoe maken ze daarvan thee?’
   ‘Ze bekomen die smaak door de bladeren van groene thee in lotusbloemen aan te brengen. Maar mijn voorkeur gaat naar de mengeling van groene thee en de kroonbladeren van de lotus.’
   De monnik geeft zijn bestelling door met het vaste telefoontoestel.
   ‘Ik luister’, zegt hij bedachtzaam, maar gespannen. Zijn onderlip trilt weer.
   Radko kijkt naar zijn notities. ‘Canadese Redemptoristen kwamen in 1926 naar Hanoi en kochten twee jaar later dit terrein van 6,1 hectare. Waarvoor werd dit vroeger gebruikt?’
   ‘Dat was een schenking van de Vietnamese keizer aan een hooggeplaatste mandarijn. De man verwelkomde vooral arme mensen. En wij hebben die rol overgenomen. Het dorp werd in 1945 bij Hanoi gevoegd. De monniken bouwden op het terrein een klein en later een groter klooster. En tezelfdertijd ook de kerk.’
   ‘Wat betekent die naam?’
   ‘”Thai” staat voor vredevol. En “Ha” voor rivier of zonsondergang.’
   ‘Hoe verklaart u de aantrekkingskracht van Thai Ha?’
   Naarmate het gesprek vordert, ebt de spanning weg bij de monnik. ‘Dit is een inspirerende plek. Wanneer ik hier voor het eerst kwam, was ik ten diepste geraakt. En toen ik mijn roeping kreeg, twijfelde ik geen seconde. Bovendien was Thai Ha een intellectueel centrum. Ngo Dinh Diem, de latere Zuid-Vietnamese president, verbleef hier in 1942.’
   Radko kijkt naar zijn papieren. Natuurlijk kent hij de geschiedenis van het land. Na de militaire nederlaag van de Franse kolonisator tegen de Viet Minh, deelde de conferentie van Genève in 1954 Vietnam op in twee staten. Het noorden kreeg een communistisch regime onder Ho Chi Minh. En Zuid-Vietnam bleef binnen de westerse invloedssfeer. Beiden waren van elkaar gescheiden door een gedemilitariseerde zone ter hoogte van de 17de breedtegraad. Meer dan een miljoen katholieken vluchtten naar het zuiden.
   ‘Klopt het dat maar vijf monniken in Thai Ha bleven?’
   Hij knikt. ‘De angst voor de Communisten was diep geworteld.’ Zijn onderlip trilt heel even. ‘Ook ik vertrok.’
   Iemand klopt op de deur. Een jonge man komt binnen met een kan heet water, thee, een thermoskan en drie kopjes.
   ‘Ik heb de thee nog niet in het water gelegd’, verduidelijkt hij.
   ‘Perfect’, zegt Phung, die meer en meer openbloeit. ‘Ik ben nieuwsgierig naar het oordeel van onze expert. Omdat de lotusthee zeer krachtig is, blijft hij best minder dan twee minuten in het hete water. Zoniet krijgt hij een bittere smaak. Maar die wordt hoe dan ook gewaardeerd door sommige theeliefhebbers.’
   Maar Radko is meer geïnteresseerd in de jonge man. ‘Een seminarist?’
   ‘Son. Hij is een van de twintig studenten die zich voorbereiden op de seminarie-opleiding.’
   ‘Kunnen we met elkaar spreken?’ Radko neemt in een automatische reflex zijn camera, maar de man schrikt.
   ‘We hadden een slechte ervaring’, legt Phung uit. ‘Een collega van u had twee studenten geïnterviewd. Daarop werden ze weggestuurd van de universiteit en de hogeschool. Een van hen zou enkele maanden later zijn diploma hebben behaald. Dat is een ander goed voorbeeld van wat ze in Vietnam religieuze vrijheid noemen. Sorry, maar we kunnen hun toekomst niet in gevaar brengen.’
   ‘Een schuilnaam?’ stelt Radko voor. ‘Dat gebeurt wel meer.’
   Son, die zich nog altijd niet op zijn gemak voelt, vertelt aarzelend dat hij een laatstejaarsstudent is in Toerisme. De psychologische druk schijnt zwaar om dragen. En ’s avonds is hij geëngageerd in de sociale activiteiten: de begeleiding van een honderd studenten en veertig zwangere vrouwen die hun kind willen behouden.
   ‘Is het uw ambitie om priester te worden?’
   ‘Ik ben nog te jong. Eerst wil ik met beide voeten in het leven staan.’
   ‘Weet de Geheime Dienst dat jij hier verblijft?’
   De schuchtere kerel schudt het hoofd. ‘Zij kunnen niet iedere student opvolgen. Ik zorg dat ik niet opval en bedek altijd mijn gezicht wanneer ik langs de achterdeur naar buiten ga of binnen kom. Onze aanwezigheid trekt niet veel aandacht omdat hier heel de dag door mensen komen en gaan.’
   Son buigt. Hij wil vertrekken.
   ‘Een ogenblik’, vraagt Phung. Hij gaat met de jongeman naar buiten.
   ‘Zo, dat is ook geregeld’, mompelt de monnik bij zijn terugkeer. Hij ruikt aan de thee. ‘Hij is klaar.’ Phung schenkt twee kopjes uit en giet de rest in de thermoskan.
   Radko proeft. ‘Inderdaad een verrassende smaak.’ Hij neemt de suiker. ‘Heb een zoete mond’. Hij kijkt naar zijn laptop. ‘Waar waren we gebleven?’
   ‘De splitsing van het land.’
   ‘Twee Franse monniken werden uitgewezen en twee werden gearresteerd, onder wie Nguyen Tan Van. En Vader Joseph Vu bestuurde de parochie moederziel alleen tot de jaren 1990.’
   ‘U kent onze geschiedenis beter dan ik.’ Phung wijst naar een foto van Tan Van aan de muur. ‘Hij was een heilige.’
   ‘Heb je hem gekend?’
   ‘Zeker. Ik ben binnengetreden in ‘53.’
   ‘Wat herinner je je van hem?’
   ‘Zijn consequente vredevolle manier van denken en handelen. De Communisten veroordeelden hem tot vijftien jaar dwangarbeid. Na folteringen en een jarenlange brainwashing, stierf hij in een heropvoedingskamp aan tuberculose.’
   ‘Wat maakte hem zo bijzonder?’
   ‘Het woord “compromis” stond niet in zijn woordenboek. Hoewel wij, in zijn voetspoor, nooit een akkoord hebben gesloten met de Communisten, hebben ze het terrein dat eigendom is van het klooster, grotendeels ingepalmd.’
   Tweevoudig geklop op de deur wordt gevolgd door het binnenkomen van Quan. Hij ziet er magerder uit dan op de foto’s die Radko van hem heeft gezien op het internet. De hartelijke begroeting met Vader Phung getuigt van hun nauwe broederbrand. Quan, die het zweet van zijn voorhoofd veegt, lijkt nerveus. Maar zijn gastheer weet hoe hem aan te pakken.
   ‘Een kop thee zal u deugd doen.’
   Hij knikt ‘Vader bereidt de lekkerste lotusthee in Vietnam.’
   ‘We waren aan het spreken over broeder Tan Van.’
   ‘Oh, hij is nog altijd een inspirerende persoon.’
   ‘Wat heb je van hem geleerd?’
   ‘Wanneer je consequent opkomt voor de waarheid, moet je daarvoor een zeer hoge prijs betalen. Maar ik hoop dat het actuele conflict op een meer beschaafde manier tot een goed einde zal worden gebracht.’
   De man kijkt bezorgd. Radko beseft dat hij de bulldozers heeft gezien.
   ‘En aan het einde zal de waarheid zegevieren’, voegt de advocaat er aan toe.
   Zelfbewust, welbespraakt en rechtlijnig in zijn gedachten. Het beeld dat Radko van het karakter van zijn gesprekspartner had gevormd, klopt.
   ‘Hoe kwam u voor het eerst in contact met Thai Ha?’
   ‘In ’89 hoorde ik toevallig twee agenten spreken over hun plan om grond in beslag te nemen. “Die oude vent in zijn zwart kleed en sandalen zal protesteren, maar schenk geen enkele aandacht aan hem.” Zij lachten. “Je moet daar gewoon een huis bouwen. Zo eenvoudig is dat.” Ik was geschokt dat dit gebeurde zonder toelating. Ik ontmoette Vader Vu. De mis die hij elke zaterdagmiddag om 12 uur opdroeg, werd meestal bijgewoond door mensen uit de landelijke gebieden. In die tijd verbleven de meesten illegaal in Hanoi.’
   ‘Wat betekent Thai Ha voor je?’
   ‘Een magische plek. De sterkste spirituele plaats in Hanoi. Hier vind ik innerlijke vrede.’
   Radko neemt ijverig nota’s op zijn computer.
   ‘De kern van het conflict met de autoriteiten is juridisch: de teruggave van in beslag genomen kerkland. Hoe sterk zijn uw argumenten?’
   ‘Vooreerst hebben de Redemptoristen het wettelijke eigendomsbewijs van het terrein. Dat zij daarvan nu nog maar vijf procent in bezit hebben, is pure diefstal. Daarbovenop komen de juridische aspecten. De Vietnamese grondwet waarborgt de vrijheid van geloof en van godsdienst en de gelijkheid van alle religies. Volgens Directieve 379 moeten de plaatsen van de eredienst die de autoriteiten in gebruik hebben, worden teruggegeven. Decreet 26 en ordonnantie 21, van 2004, beschermen de wettelijke eigendom van de plaatsen die worden gebruikt voor uitoefenen van het geloof.’ Hij zucht. ‘De regering voert haar eigen wetten niet uit. Meer zelfs. Ze ontvreemdt nog altijd land van de kerk.’
   ‘Op basis waarvan?’
   ‘Dat alle grond de staat toebehoort. Individuen en organisaties zouden alleen het gebruiksrecht hebben en de Volkscomité’s bepalen de behoeften van de kerken aan land. Maar juridisch houdt die benadering geen steek.’
   Radko hoort in de achtergrond een repetitief geluid. Iemand zegt een tekst voor, die in een toenemend volume wordt beantwoord.
   ‘Wat gebeurt er?’
   ‘Het bidden van de rozenkrans.’
   Ze kijken door het venster. Sinds de aankomst van Radko zijn meer mensen verzameld rond het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes. Hij neemt een reeks foto’s en Quan poseert in het open venster. Hij ziet een man met een rode T-shirt van het eeuwfeest naar binnen gaan. Is dat Sam, de taxichauffeur?
   ‘In orde zo?’ vraagt de advocaat.
   Radko schrikt op en kijkt naar zijn toestel. ‘De foto’s zijn schitterend.’
   Hij verzamelt de beelden die hij heeft gemaakt en verzendt die via We Transfer naar de redactie. Ondertussen herinnert het repetitieve gebed hem aan de diensten op het internaat die hij in zijn jeugd elke dag bijwoonde. ‘Dat gebed’, zegt hij.
   Dadelijk neemt Quan over. ‘Dat geeft ons de kracht om niet te capituleren voor de eisen van de autoriteiten.’
   ‘Eh, wanneer begon het conflict?’
   ‘In 2008.’
   ‘Eind 2007’, corrigeert Phung. ‘De details staan in mijn dagboek. Ik ga het halen.’
   Quan glimlacht. ‘Ik denk dat orde, die volgens het spreekwoord tot God leidt, niet met hem overeenstemt.’
   ‘Je kent de oorsprong van het conflict, niet?’
   ‘De eerste golf van ontevredenheid was gelinkt aan de pauselijke nuntiatuur naast de kathedraal van Hanoi. Toen de overheid niet inging op de vraag van aartsbisschop Kiet om die terug te geven, droegen gelovigen spontaan bloemen naar de omheining rond het gebouw en brandden kaarsen. Dagelijks vond een gebedswake plaats. En op kerstavond woonden vijfduizend gelovigen een gebedsdienst bij.’
   Phung, die inmiddels is teruggekeerd met zijn dagboek en de Bijbel, begint te lachen. ‘Kort nadien bezocht Eerste Minister Tan Dung onze aartsbisschop. Bij het buitengaan applaudisseerde ik. Vele anderen volgden dat voorbeeld. Dung zwaaide met een brede glimlach, maar besefte niet dat wij hem uitlachten.’
   Het ultimatum van de regering om de gebedswake een halt toe te roepen, leidde tot een gebed de klok rond. Een vrouw van de stam van de Muong in haar traditionele klederdracht klom over de omheining en legde bloemen neer bij de replica van Michelangelo’s Pieta tegenover het gebouw. Maar ze werd in elkaar geslagen.
   ‘Omdat ik het niet kon aanzien, liep ik haar ter hulp’, vertelt Quan, ‘maar ik werd op mijn beurt aangepakt.’
   ‘Hoe verliep die kennismaking met het repressieapparaat?’
   ‘Ik kreeg slagen in mijn maag en heup en in mijn gezicht. Mijn bril was gebroken en mijn gezicht bloedde.’
   De menigte brak door de omheining, plantte een ijzeren kruis en richtte tenten op om te volharden in de gebedswake. Kardinaal Bertone, de minister van Buitenlandse Zaken van het Vaticaan, bemiddelde. De autoriteiten beloofden het pand terug te geven op voorwaarde dat de wake stopte, maar beslisten zes maanden later om op het terrein een park en een speelplein in te richten.
   ‘Wij wisten dat dit kon gebeuren’, reageert Quan die in een lach schiet.
   ‘Wat is er zo grappig?’
   ‘Die manier van werken illustreert hoe het Communisme werkt. Ik ervoer dat voor het eerst in ’81. Ik was tien jaar toen ik met mijn vader Hanoi bezocht. In die tijd stond iedereen nog in de rij voor voeding, benzine en allerhande voorzieningen. Vader dronk graag een biertje, maar dat kon men slechts op twee plaatsen bekomen. Na uren wachten in een temperatuur van meer dan veertig graden, keek vader uit naar twee pintjes. Toen wij eindelijk aan de beurt waren, kreeg ik er geen omdat ik te jong was. En het bier van mijn vader was warm omdat de frigo niet werkte. “Nu zie je het echte gelaat van het Communisme”, onderwees vader mij. “Je verwacht iets goeds en op het einde is het slecht.”’
   Toen de gebedswake opnieuw begon, vernielden bulldozers en bouwvakkers de betwiste residentie en begon de parkaanleg. In antwoord op de aanhoudende demonstraties vernielden bendes in de blauwe hemden van de Communistische Jeugdliga het interieur van de kathedraal. Bewakingscamera’s en afluisterapparatuur capteerden alle activiteiten en gesprekken in de buurt.
   ‘Een ogenblik’, komt Radko tussenbeide die vliegensvlug alles optekent op zijn laptop. Ook Phung begint te lachen. De journalist typt met één vinger.
   ‘Laten we voortmaken’, dringt Radko aan. Hij kijkt naar zijn uurwerk. ‘Hoe is die protestgolf overgewaaid naar Thai Ha?’
   ‘Toen wij in het bezit kwamen van een kopij van het goedgekeurde masterplan’, vervolgt Quan. ‘Op het terrein van een voormalige textielfabriek, die in de jaren 1950 was opgericht op land van het klooster, zouden naast een gebouw voor de districtsadministratie 65 nieuwe huizen worden gebouwd. Wegens de snel stijgende grondprijzen, zouden de autoriteiten daarmee miljarden Dong verdienen. Op 15 augustus 2008 werd een opening gemaakt in de muur rond die fabriek.’
   ‘Een emotioneel moment’, getuigt de monnik met een krop in de keel. Zijn onderlip trilt. ‘Ik werd als het ware een halve eeuw terug in de tijd geprojecteerd toen ik de nog altijd originele altaren en heiligenbeelden zag.’
   De ordestrijdkrachten kwamen in eerste instantie niet tussenbeide.
   ‘Mijn vrouw en ik hielden ons hart vast toen Nhi, die toen zes jaar was, omringd door agenten met de vlag van het Vaticaan zwaaide.
   ‘Ik las een artikel over het mirakel van de spontaan instortende muur.’
   Phung en Quan schieten in een lach.
   ‘Na dagen van onophoudelijke regen was de slecht gebouwde muur verzwakt’, getuigt de monnik. ‘We moesten alleen maar duwen om die neer te halen. Vele aanwezigen huilden, wegens de enorme symbolische betekenis.
‘Lieten de autoriteiten zomaar begaan?’ vraagt Radko.
   ‘De weerwraak kwam al een week later. Met de steun van de oproerpolitie goten bendes gebruikte motorolie op het altaar en het beeld van Onze-Lieve-Vrouw in de kerk. De aanwezigen werden met elektrische knuppels bewerkt.’
   ‘Mijn vrouw, die toen zwanger was, was in shock’, getuigt Quan. ‘Vier mensen werden gearresteerd. Toen we hun vrijlating eisten op het hoofdkwartier van de politie, werden nogmaals drie mensen aangehouden. Ik kon alleen op het nippertje ontkomen.’
   Dat incident markeerde het begin van een nieuwe golf van geweld. Een processie op de binnenkoer werd onderbroken na het gooien van rookgranaten en het verspreiden van traangas. Die veroorzaakten een algemene chaos. Twintig mensen belandden in het ziekenhuis. En toen bendes de Sint-Gerardokapel aanvielen, gebruikte Phung voor de eerste keer zijn geheime wapen.
   ‘Ik barricadeerde de deur naar de toren en luidde de klokken. Duizenden gelovigen kwamen toegestroomd in een poging om die bendes een halt toe te roepen.’
    Een dubbele bieb weerklinkt. Phung krijgt een bericht op zijn gsm.
   ‘De prior’, straalt hij. ‘Ik heb de code … Mm, mooi  … Raad eens?’
   ‘Thai Ha’, zegt Radko.
   ‘Goed geprobeerd.’
   ‘2017VrijVietnam’, zegt Quan.
   ‘Half juist … Denk aan een bloem.’
   ‘Lotus’, reageren Quan en Radko in koor.
   Phung klinkt opgelucht. ‘LotusVrijVietnam. En er is nog meer goed nieuws,’ vervolgt hij. ‘De prior is onderweg naar huis. Ik verwacht hem over een uurtje.’
   Quan voelt dat zijn intuïtie met die lotusbloem juist zit.
   ‘Graag nog een kop thee’, vraagt Radko.
   ‘Is het effect van de vorige kop al uitgewerkt?’ grapt Phung.
   ‘Het is hier zo warm met de zon die op de vensters schijnt.’
   De monnik zet de ventilator aan en neemt de thermoskan.
   ‘Was de aanleg van het park een compromis?’
   ‘Onderhandelingen op het hoogste niveau leidden inderdaad tot die neutrale oplossing.’
   ‘Ik woonde de opening bij’, herinnert Phung zich. ‘De meeste aanwezigen waren veteranen en activisten van de Communistische Jeugdliga. Ik denk dat de overheid hen wilde bedanken voor de raids die ze tegen ons hadden uitgevoerd.’ Opnieuw verschijnt een glimlach op het gelaat van de monnik. ‘Ik herkende de man die met traangas had gespoten. Naast hem stond een partijverantwoordelijke die was geïnterviewd door de Vietnamese staatstelevisie in priesterkledij. “Gewijd door de regering?”, lachte ik naar hem. Maar een hooggeplaatste politieverantwoordelijke kwam tussenbeide. “Wij gaan iedereen ondervragen die bij het uitvoeren van onwettelijke handelingen kan worden geïdentificeerd op foto en film. Heb je overigens het laatste nieuws al gehoord? Twee arrestanten hebben officieel spijt betuigd. Anderen zullen volgen.” De strijdbijl was nog lang niet begraven.’
   ‘Toen acht parochianen werden veroordeeld kregen wij steunbetuigingen van over het hele land’, voegt de advocaat daar aan toe. ‘Er kwam een nieuwe, hartverwarmende band tot stand op ideologisch niveau. Duizenden mensen steunden onze niet-gewelddadige strijd voor eerlijkheid en gerechtigheid. En verantwoordelijken van over het hele land deden een beroep op mijn kennis bij de vloed van nieuwe conflicten rond de inbeslagnemingen van kerkland. Ik was het meest geëngageerd in het bisdom Vinh in de Nghe An provincie, waarvan ik afkomstig ben.’
   ‘Dat nieuws kreeg minder aandacht.’
   ‘Daar ben ik nog niet zo zeker van. Ik heb altijd mijn buitenlandse contacten gebruikt om ruchtbaarheid te geven aan de dossiers waarbij ik betrokken was.’
   ‘Zoals?’
   ‘Het behoud van de toren van de voormalige Tam Toa kathedraal in Dong Hoi. Na een golf van arrestaties demonstreerden in 2009 een half miljoen mensen in de straten van Vinh. Dat was veruit de grootste religieuze protestmars in de geschiedenis van Vietnam. In dat bisdom mijden veel gelovigen de confrontatie niet. Ze blokkeren regelmatig de Nationale Snelweg nummer 1, de enige verbinding tussen het noorden en het zuiden van het land die dwars door Vinh loopt.’

Quan’s telefoon rinkelt. ‘Lam! Blij u te horen.’
   ‘Ging jij mij niet terugbellen? We moeten elkaar dringend spreken. Waar ben jij?’
   ‘In Thai Ha.’
   ‘Gelukkig maar.’ De man klinkt opgelucht. ‘Ik ben blij dat je van gedacht bent veranderd.’
   ‘Kom zo vlug mogelijk. En wees voorzichtig met die bulldozers.’
   Vader Phung die zopas een nieuw bericht op zijn GSM heeft gekregen, reageert verontwaardigd. ‘Bulldozers? Daarover heb jij nog geen woord gerept!’
   Quan zag de monnik nooit zo gespannen. ‘Een ogenblik’, zegt hij aan de telefoon. De advocaat sust hem. ‘Sorry, ik dacht dat jij dit al wist.’
   ‘Dat betekent wel het einde van Thai Ha!’
   ‘Niet panikeren. Dat is voor niets nodig.’
   ‘En de prior is hier niet.’
   ‘Hij is toch onderweg.’
   ‘Dat is het juist. Ik krijg zopas het bericht dat zijn wagen staande is gehouden door de politie. Hij mag niet terugkeren. Nu ben ik hier alleen verantwoordelijk. Besef jij wat dat betekent!’
   ‘Hoe vaak werd het klooster al bedreigd? En als puntje bij paaltje komt, is geen van hun plannen verwezenlijkt. Trap niet in hun val! Intimidatie is hun sterkste wapen.’
   Phung neemt voor het eerst zijn bril af. Zijn handen trillen. ‘Besef je wel dat dit het einde van Thai Ha is’, herhaalt hij.
   ‘Wat heb jij ons altijd geleerd in het heetst van de strijd? Om niet in te gaan op hun provocaties. Om hun geschreeuw te beantwoorden met stilte. Om onszelf onder controle te houden, zelfs wanneer zij ons aanvallen. En om nooit geweld te gebruiken. Stilte, gebed en kalmte gaven een innerlijke kracht die ons sterker maakte dan zij met hun wapens.’
   Hij schudt het hoofd. ‘Op wie kan ik nog rekenen?’
   Die woorden raken ook Quan die nog altijd met de telefoon in zijn hand staat.
   ‘Gisterenavond stond ik hier vijf minuten na de dienst helemaal alleen’, vervolgt de monnik emotioneel. ‘De agenten lachten me uit toen ik de poort dichtdeed. “Morgen hangt die hier niet meer.”’
   ‘Sinds mijn vrijlating is mijn engagement niet meer wat het is geweest’, bekent Quan. ‘Maar nu ben ik hier en blijf ik’, zegt hij vastberaden. ‘En dat zullen ook alle mensen op de binnenkoer doen. En velen zijn nog onderweg. Zo ook Lam die nu aan de lijn hangt.’
   De monnik legt moedeloos zijn rechterhand op het voorhoofd. ‘Oud worden is niets, maar oud zijn. Ik ben tot op de draad versleten.’
   ‘Hoe kom je daar nu bij?’
   ‘Mijn gezondheid gaat snel achteruit. Vooral die spontane neusbloedingen verontrusten me.’
   ‘Die houden verband met uw bloeddruk.’
   Phung schudt het hoofd. ‘Mijn grootvader had die ook. Kort nadien is hij gestorven.’
   ‘Kop op! We staan allen samen voor deze uitdaging en zullen die samen tot een goed einde brengen.’
   ‘Hallo?’ zegt Lam die nog altijd aan de telefoon hangt.
   ‘Sorry, maar iedereen begint nerveus te worden.’
   ‘Jij bent niet de enige.’
   ‘Wat dan?’
   ‘Zopas belde mij broer vanuit Saigon. Demonstranten bij de Chinese ambassade werden hardhandig bewerkt door agenten met knuppels. Bijna iedereen is gearresteerd. Hijzelf kon ternauwernood ontkomen.’
   ‘Steunen de orderstrijdkrachten de Chinezen?’
   ‘Blijkbaar. Maar hij ving ook andere signalen op. Twee mensen werden gedood bij een gevecht tussen Vietnamese en Chinese arbeiders en er wordt geplunderd in de Chinese wijk. Duizenden Chinezen vluchten naar de luchthaven in een poging het land te verlaten. Maar de piloten staken. Er heerst overal chaos.’
   ‘Waar ben jij?’ vraagt Quan.
   ‘Onderweg. Maar de Ton Duc Thang laan is versperd.’
   ‘De zijweg is nog open. Keer terug naar het Kim Ma busstation en neem de parallelweg, de Ngo Bai straat.’
   ‘Ik kom eraan.’
   Quan raadpleegt zijn I-phone. ‘Ik heb hier al beelden van die demonstratie in Saigon. Kijk naar die slogans. Hij vergroot die op zijn scherm: Laten we ons verenigen om de konkelarij van de Chinese invasie neer te slaan, Het eiland Storm moet terugkeren naar Vietnam, Belicht het pad voor de patriotten en In vroegere dagen stonden de zusters Trung op om te vechten tegen de vijand.

De gezusters Trung! De lessen geschiedenis van zijn vader komen hem voor de geest. Lesgeven werd zijn missie gedurende de laatste vijftien jaar van zijn leven. In toepassing van de Doi Moi politiek, of de invoering van een kapitalistische economie, stonden de autoriteiten hem in 1986 toe om te beginnen met een school. Het ouderlijk huis in Chua Bi werd omgevormd tot het Le Dinh Hoang Leercentrum. Hij stierf in 2002 op de leeftijd van 57 jaar voor zijn klas.
   Kritisch nadenken een hoeksteen van Hoang’s educatieve aanpak en hij was een meester in het overbrengen van zijn ideeën op een bedekte manier. Aangetrokken door zijn passie en enthousiasme hingen alle leerlingen aan zijn lippen.
   De geschiedenisboeken benadrukten de leidinggevende rol van de Communistische Partij, Ho Chi Minh en de Sovjet Unie, maar Hoang vertelt de ware geschiedenis op een fascinerende manier. ‘De Chinezen komen altijd terug’, was zijn onderhuidse rode draad. Elke aandachtige student kon besluiten dat de Chinezen nooit de Vietnamese soevereiniteit, cultuur of volk hadden gerespecteerd.
   De bezetting onder de Tang dynastie was veruit de donkerste bladzijde in de geschiedenis. Maar het land werd bevrijd, waarna de jaarlijkse betaling van een schatting aan de Chinese keizers de onafhankelijkheid verzekerde. In de 13de eeuw verdreef de guerrillatactiek driemaal het leger van de Mongoolse keizer. De soldaten verlieten de steden en vermeden directe confrontaties met de numeriek sterkere Mongolen, maar vielen ze vanuit hun superieure kennis van het terrein aan op hun zwakke plekken, tot zij in een finale veldslag werden overwonnen.
   Maar Hoang’s grootste helden waren de gezusters Trung.

‘Handboek bladzijde 14.’
   Le Dinh Hoang stelde schijnbaar ernstig zijn studenten voor de keuze. ‘Gaan wij deze tekst lezen? Of verkiezen jullie het achterliggende verhaal?’
   Iedereen koos enthousiast voor de tweede optie.
   ‘En onze geschiedenisboek?’ vroeg iemand.
   ‘Noteer in uw agenda: “Lectuur handboek bladzijden 14-16.” Dat is perfecte lectuur voor in bed’, voegde hij daar met de glimlach aan toe. Door die werkwijze vermeed hij kritiek van het Miniserie van Onderwijs.
    ‘Er was eens …’ Al zijn lessen geschiedenis begonnen met dezelfde woorden. ‘Er was eens een legeraanvoerder die Vietnam onafhankelijk maakte. Maar de Chinezen heroverden het land. Ze introduceerden het Confucianisme en de Chinese cultuur, literatuur en kalligrafie. Landbouwers deden dwangarbeid op de velden en in de mijnen. De bouw van straten, havens, dammen en kanalen bevorderde de landbouw in functie van de export. En de Vietnamese mannen moesten dienen in het Chinese leger. De Chinezen handelden zoals draken’, besloot hij. ‘Zij hadden nooit genoeg.’
   Onder de leiding van de gezusters Trung verspreidde het vuur van de opstand zich in het jaar 40 voor Christus. Ze bevrijdden met hun leger van vooral vrouwen het land en weerstonden verschillende tegenaanvallen, tot een expeditieleger de Chinese heerschappij herstelde.
   ‘Wat gebeurde met hen?’ vroeg iemand.
   ‘Nu betreden we de wereld van de legenden. Volgens de enen werden zij vermoord. Anderen zeggen dat zij sneuvelden op het slagveld nadat zij door hun troepen in de steek waren gelaten. Sommigen beweerden dat zij in de lucht opstegen of zelfmoord pleegden door zich in de rivier te gooien.’
   ‘Wat moeten we daarvan geloven?’ glimlachte een leerling.
   Hoang stond recht met zijn vinger in de lucht. ‘Koester die legenden! Zij vormen een onverbrekelijk deel van onze identiteit.’
   ‘‘Wat is er werkelijk gebeurd?’
   ‘Wat ik met zekerheid weet, is dat zij zich nooit hebben overgegeven! Een Vietnamees geeft zich nooit over: niet aan de Chinezen! Aan niemand!’

 

Thai Ha is een magische plek.Wanneer ze je arresteren, moet je bluffen

Opgeschrikt door een golf van gefluit en geroep kijken de drie mannen door het venster. Iemand probeert te ontkomen en er is rumoer aan de ingang.
   ‘De ontmaskering van agenten van de Geheime Dienst’, zegt Quan.
   ‘Ze dragen burgerkleren’, stelt Radko vast. ‘Hoe herkennen de mensen hen?’
   ‘Ze voelen intuïtief aan wanneer iemand geen gelovige is door de manier waarop hij stapt, rondkijkt en de diensten bijwoont.’
   ‘Het is voor het eerst sinds de plaatsing van onze bewakingscamera’s dat er zoveel geheime agenten op de binnenkoer zijn’, stelt de monnik vast.
   ‘De autoriteiten zijn bang, wellicht door de Chinese invasie op het eiland Storm’, analyseert Quan.
   ‘Velen dragen een rugzak. Waarom?’
   ‘Met eten. Zij zijn vastberaden om te blijven.’
   Het fototoestel van een ontmaskerde agent wordt in beslag genomen. Wanneer sommige omstaanders hem aanvallen, komen jonge kerels met een gele fluorescerende vest tussenbeide.
   ‘Onze studenten’, staalt Phung. ‘Eén woord was genoeg om een interne veiligheidsdienst op te richten. Ze doen prachtig werk, wanneer je rekening houdt met het groeiende aantal aanwezigen en de stijgende spanning.’
   ‘De allergie voor het nemen van foto’s zit blijkbaar diep’, glimlacht Radko.
   Phung wijst met zijn vinger. ‘Het café tegenover de hoofdingang is hun hoofdkwartier. Ploegen van tien agenten of meer verzekeren de permanentie en op de eerste verdieping bevindt zich de controlekamer van de camera’s die rondom zijn geplaatst.’
   ‘Niet overal’, merkt de advocaat op.
   ‘Je hebt gelijk. Ze hebben nooit aandacht besteed aan onze geheime achterdeur. Die kwam al bij diverse gelegenheden goed van pas.’
   ‘Het aantal werknemers van de Geheime Dienst is omgekeerd evenredig is met het gewicht van hun hersenen.’
   Radko huivert, maar reageert niet. Quan bemerkt opnieuw zijn bezorgdheid.
   ‘Alles in orde?’
   ‘Zeker … Mijn wijsvinger wordt ook oud van het typen.’
   Quan kijkt opnieuw naar zijn I-phone. ‘Oh, mijn God’, roept hij uit. ‘Een vrouw heeft zichzelf levend in brand gestoken bij de ingang van het Herenigingspaleis in Saigon.’
   Phung reageert emotioneel. ‘De geschiedenis herhaalt zich. In juni 1963 … de benedenstad van Saigon … tegenover de Cambodjaanse ambassade …’
   ‘Wat is er toen gebeurd?’ onderbreekt Radko.
   ‘Honderden boeddhistische monniken en zusters demonstreerden met vlaggen, toen een wagen recht tegenover mij halt hield. Drie monniken stapten uit terwijl de anderen een beschermende cirkel vormden. Een van hen zette zich neer op een kussen in lotushouding. Na het zingen van een gebed met een houten heilige kraal goot een collega een kan met benzine over hem uit. Een andere nam een vuurtje. In de vuurzee verbrandde zijn lichaam terwijl hij met het hoofd onbeweeglijk rechtop bleef zitten. Ik rook menselijk vlees. Ik was in shock. Kon niet roepen. Na tien minuten bedekten de monniken zijn smeulende lichaam met gele doeken en borgen de restanten in een houten koffer. Een vrouw naast mij viel flauw. De beelden van die zelfverbranding gingen de wereld rond.
   ‘Die gebeurtenis betekende het einde van het regime van president Diem,’ vervolgt Phung. ‘En wat vandaag gebeurt, zal het einde betekenen van de Communisme. Dat is een historische wetmatigheid. De regering besteedt een fortuin in de megalomane viering van honderd jaar Communisme. Maar zal dat eeuwfeest wel plaatsvinden?
   ‘Ik geraak er almaar meer van overtuigd dat het regime zal instorten voor 7 november’, beaamt Quan.
   ‘Zo zelfverzekerd?’ reageert Radko. ‘De geschiedenis leert ons dat zelfs rotte structuren nog altijd lange tijd kunnen standhouden.’
   ‘Ooit gehoord van de voorspellingen van Fatima?’
   ‘Van gehoord, ja, maar geloof je daarin?’
   ‘Alle voorspellingen zijn tot dusver uitgekomen.’
   ‘Wat bedoel je?’ vraagt Radko.
   ‘De derde voorspelling gaat over de vervolging van de christenen in de twintigste eeuw. Herinner je nog de moordaanslag op paus Johannes-Paulus II in 1981?’
   ‘Ik was op dat moment in Rome.’
   ‘Die vond plaats op 13 mei, de 64ste verjaardag van de eerste verschijningen in Fatima.’
   Radko bloost. ‘Ik denk dat je gelijk hebt.’
   ‘De Maagd Maria voorspelde de atheïstische revolutie in Rusland en het einde van het atheïstische Communisme, honderd jaar later.’
   ‘Dat heb ik nooit gehoord.’ Hij aarzelt. ‘Neen, ik geloof je niet.’
   Quan en Phung knikken bevestigend.
   ‘Staat dat in de tekst?’
   ‘Dit is een literaire tekst. Die kun je alleen met de ogen van het geloof lezen.’
   De beltoon op de gsm van Radko onderbreekt het gesprek.
   ‘Hallo baas? Het interview komt in orde. Ik heb al heel wat interessante achtergrondinformatie.’
   Maar David geeft hem op een zakelijke toon een koude douche: ‘Niet te diep graven. Het actualiteitsgehalte en snelheid tellen.’ Vervolgens verandert hij van onderwerp. ‘Heeft de regering al gereageerd? Of zijn er verdere details over de gebeurtenissen op het platteland.’
   ‘Nog niet.’
   ‘Verzamel vooral die informatie.’
   ‘Behalve de slogan van het eeuwfeest, spreek ik geen Vietnamees.’ Zijn zin voor humor wordt zoals steeds weinig gewaardeerd.
   ‘Nog altijd wakker?’ Met enkele woorden zet zijn baas hem met beide voeten terug op de grond.
   ‘In Thai Ha bereiden de mensen zich voor op een langdurige confrontatie.’
   ‘Is dat uw wereldschokkende nieuws?’
   ‘Nieuws brengen dat de andere media niet hebben, maakt The World Inside uniek. Ik dacht dat je dit wist.’
   Soms is David ongenadig. En eenmaal zijn medewerker knock-out is geslagen, benadrukt hij zijn eigen bijdrage. ‘Akkoord dat mijn intuïtie juist was? Ik had zopas Jim in Beijing aan de lijn. Daar vindt een demonstratie plaats ten gunste van de regering. De Communistische Partij slaagt er nog altijd in om veel mensen op de been te brengen. En het Amerikaanse persagentschap United Press meldt dat Chinese versterkingen onderweg zijn naar de Spratly archipel. Maar die informatie is nog niet bevestigd. En ik vraag de tv-zenders of zij geïnteresseerd zijn in een rechtstreekse reportage in hun nieuwsuitzendingen.’
   Een andere telefoon komt binnen. ‘Wij blijven in contact.’
   ‘Ik wens jou ook en mooie dag!’ maar David heeft al ingehaakt
   ‘Dank u, geen thee meer voor mij,’  anticipeert hij op de vraag van Phung. ‘We hebben het nog niet over

de onlusten in 2011 gehad.’
   ‘De rust keerde nooit terug. De arrestatie van vijftien gelovigen in Thai Ha en Ky Dong was de voorbode van een nieuwe repressiegolf.’
   ‘De handelswijze van de Communisten was ook voorspelbaar’, komt Quan tussen.
   ‘Wat is er gebeurd?’
   ‘Toen we op de hoogte werden gebracht van de bouw van een waterzuiveringsinstallatie voor het ziekenhuis gingen we als eigenaar niet akkoord’, zegt Phung. ‘In toorn ontstoken las de ambtenaar me de les. “Het is uw plicht om de bevelen te gehoorzamen en onze leiders te respecteren. Onze enige betrachting is het verbeteren van de volksgezondheid.” Ik diende hem van antwoord. “We vragen één ding. De teruggave van ons gestolen land.” Elke avond vond een gebedswake plaats. Maar op 3 november 2011 vielen honderden agenten, militairen en leden van jeugdbendes met hun honden het klooster aan.  Ik ontsnapte opnieuw naar de toren om klokken te luiden. De bendeleden die tevergeefs probeerden om de deur van de toren open te breken, bekoelden hun woede op de parochianen die ten allen kante kwamen toegestroomd. Wegens hun groeiend aantal, trokken de ordestrijdkrachten zich ten slotte terug. Op een nacht nam de bouw van een reservoir voor het rioolwater een aanvang. Maar de werkzaamheden vorderden niet zoals gepland. De aanvoer van materiaal werd bemoeilijkt door de permanente aanwezigheid van gelovigen in de smalle straten rondom. De ordestrijdkrachten traden steeds driester op. In een poging om de aanvallen te stoppen, legden we met 150 personen op het hoofdkwartier van het Volkscomité een petitie neer. Het hoofd van de administratie ontving met tegenzin een kleine delegatie. “Wij voeren alleen kleine renovatiewerken uit”, zei hij. “Leugenaar”, reageerde ik boos. “Dit zijn voorbereidende werken voor een nieuwe fabriek. We hebben de plannen gezien. Uw enige doel is om de kerk, de parochie en ieder van ons te vernietigen.” Buiten wachtten honderden agenten en veiligheidspersoneel om ons te arresteren. Eerst viseerden ze mij, maar in de verwarring slaagden de meesten erin te ontkomen. De verspreiding van de gewelddadige foto’s op het internet en de filmpjes op You Tube leidden tot een internationale veroordeling en de komst van nog meer journalisten. De autoriteiten haalden bakzeil en kondigden aan een betere oplossing voor de beheersing van het afvalwater van het ziekenhuis te bestuderen.’
   ‘Vanwaar die ommekeer?’ vraagt Radko.
   ‘De vrees voor het verlies van internationaal prestige’, weet Quan. ‘Op dat moment bracht het schandaal van de Vinashin scheepswerf de regering in verlegenheid. Door het wanbeheer had dat overheidsbedrijf een schuldenberg van 5,4 miljard dollar opgebouwd. Maar die zaak belandde in de doofpot na een tussenkomst van Eerste Minister Tan Dung.’
   ‘De jongste jaren blijven de autoriteiten volharden in de boosheid’, zucht Phung. ‘Ondanks massaal protest werd het Ba Giang meer in het hart van het voormalig Thai Ha dorp gevuld. En nu zit de revanche voor de nederlaag van 2011 eraan te komen.’
   ‘Wat leert een vergelijking met de actuele toestand?’
   ‘We staan nu veel sterker. Het aantal parochianen is verveelvoudigd naar 2.500. In het weekend wonen minstens tienduizend mensen de missen bij en op de hoogdagen zelfs het dubbele. Op zondag komen honderden kinderen naar de Bijbelklassen.’
   ‘Thai Ha is in de hoofdstad ook het belangrijkste centrum van het verzet tegen het regime’, voegt Quan daaraan toe. ‘Boeddhisten, andere gelovigen en ook niet-gelovigen komen hier samen.’
   Phung kijkt bezorgd door het raam. ‘Ik verwacht veel meer volk.’ En klinkt een zekere wanhoop in zijn stem. ‘Waar blijven onze aanhangers? Ik kan niet indenken dat zij zullen toestaan dat er wordt geraakt aan Thai Ha.’
   ‘Geen paniek’, sust Quan. ‘Velen zijn nog aan het werk.’
   ‘Is de bedreiging nu groter?’ wil Radko weten.
   ‘De Communisten willen ons een lesje leren voor het eeuwfeest. Die overwinning op het Katholicisme moet het prestige van het Communisme verhogen.’
   Wanneer Phung’s neus spontaan begint te bloeden, bemerkt Radko opnieuw de groeiende onzekerheid in zijn ogen. Het ziet er ook vermoeid uit.
   De monnik neemt een pil uit het doosje dat in zijn zak zit.

   ‘Ik zie een grote gelijkenis met de gebeurtenissen die ik meemaakte in 1989 in het voormalige Oost-Duitsland,’ brengt Radko het gesprek terug op gang.
   ‘Op welke manier?’
   ‘Partijleider Erich Honecker verklaarde toen op de viering van de veertigste verjaardag van  de DDR: “Wij zullen onze problemen zelf oplossen met socialistische middelen.” Maar tezelfdertijd ontvluchtten duizenden burgers langs de openingen in het IJzeren Gordijn naar West-Europa. De eregenodigde, Sovjetleider Mikhaïl Gorbachev, waarschuwde hem: “Het leven bestraft zij die te laat komen”. Diezelfde avond zag ik hoe de ordestrijdkrachten vredevolle demonstranten aanvielen. Vijfhonderd personen werden gearresteerd. Honecker werd verplicht een stap terug te zetten en Oost-Duitsland verdween. Er bestaat een grote kans dat de geschiedenis zich gaat herhalen.’
   Quan protesteert: ‘Behalve dat Vietnam zou verdwijnen.’
   De aanwezigen lachen.

Iedereen schrikt wanneer iemand gejaagd op de deur klopt. Tot opluchting van Quan komt componist Lam binnen.
   ’Weet je dat er duizenden gewapende agenten staan op de grote laan? Gelukkig was de achterdeur open. Hij kijkt door het venster. Ze zijn in ieder geval groter in aantal dan wij.’
   ‘Wat heb ik zopas gezegd?’ bevestigt Phung met bevende stem. ‘We gaan het deze keer niet halen.’
   ‘We moeten mobiliseren.’
   ‘Maar hoe?’ De angst staat op Phung’s gezicht.
   ‘Door het gebruik van Facebook en Twitter.’
   Phung kijkt op. ‘Wat zijn dat?’
   Lam begint te lachen. ‘Gratis sociale netwerksites. Met Facebook kun je we boodschappen versturen naar alle vrienden, familieleden en collega’s over de hele wereld. Zelfs met foto’s en video’s.’
   Phung begrijpt het niet goed. ‘Naar wie zend je die boodschappen?’
   ‘Mijn vrienden.’
   ‘Hoeveel? Vijf? Of tien? Al die moeite voor zo’n klein aantal.’
   ‘926.’
   ‘Ik heb 560 contacten’, voegt Quan daaraan toe.
   ‘Ongelooflijk!’ De monnik schudt het hoofd. ‘Hoe kan iemand 926 vrienden hebben? Ik heb twee vrienden. En ik ken mensen wiens enige vriend hun hond of hun kat is.’
   ‘De meesten ken ik alleen maar van naam’, beaamt Lam. ‘Maar nu kunnen we de voordelen van het internet op zijn best gebruiken en binnen enkele seconden bijna 1.500 personen bereiken. En wanneer wij op onze beurt vragen om al hun vrienden te contacteren, spreken we over tienduizenden mensen.’
   ‘Ik ben benieuwd’, zegt Phung met zijn ogen vol ongeloof. ‘Overigens: hoe kan iemand die in het buitenland of buiten Hanoi woont ons van nut zijn?’
   Lam is niet van zijn stuk gebracht. ‘Misschien hebben zij kennissen die wij niet kennen.’ Hij neemt zijn I-phone. ‘Ik noteer: “Agressie tegen Thai Ha. We hebben jullie hulp nodig! Zend boodschap door naar iedereen die je kent.” En ik voeg enkele foto’s bij van de bulldozers en de ordestrijdkrachten. Op die manier kan iedereen zien dat mijn boodschap niet vals is.’
   Zijn woorden zijn nog niet koud of Quan ontvangt al die boodschap. ‘Nu stuur ik die door naar mijn 560 contactpersonen. Weldra zullen we het resultaat zien.’
   Phung kijkt zoals een koe naar een trein.
   ‘Het volgende is Twitter.’
   ‘Moet ik nu een geluid maken? Wat gaan ze nog allemaal uitvinden? Op mijn leeftijd …’
   ‘Ook jij kunt dat leren’, zegt Lam. ‘Het is gemakkelijk. Wereldwijd zitten ze ongeveer twee miljard mensen op Facebook en een half miljard op Twitter. Waarom zou je niet meedoen?’
   ‘Ik ben niet zo slim. Overigens zie ik geen verschil tussen beide.’
   ‘ Twitter wordt gebruikt voor korte boodschappen van maximaal 140 karakters.’
   ‘Moet je die dan tellen?’
   Nu begint iedereen te lachen. ‘Eenmaal het maximale aantal is bereikt, kun je niet verder typen. Twitter bereikt een ander soort mensen. 291 mensen delen mijn boodschappen en velen hebben geen Facebook.’ Lam typt: “Uw hulp is nodig. Thai Ha in groot gevaar. Breng iedereen op de hoogte.” Zo eenvoudig is dat.’
   De monnik schudt het hoofd. ‘Betekent dit dat je dag in, dag uit boodschappen ontvangt van bijna duizend mensen?’
   Lam knikt.
   ‘Ik heb medelijden. Wat schrijven die allemaal? Dat hun kat zwanger is? Of dat de zon schijnt?’ De monnik zet zijn bril goed op zijn neus. ‘Dat kan ik nog altijd met mijn eigen ogen zien.’
   Lam en Quan ontvangen de ene boodschap na de andere.
   ‘Worden jullie niet gek van dat eindeloze gepiep? Hoe kunnen jullie nog rust vinden in jullie hoofd?’
   ‘Daaraan wen je.’
   Lam kijkt naar zijn profiel op Facebook. ’43 reacties binnen de minuut. En nummer 44 en 45 komen net binnen.’
   ‘Wat schrijven zij?’
   Lam scrolt naar het begin. ‘De eerste schreef: “We komen onmiddellijk.” En de tweede: “Ik heb al mijn vrienden op de hoogte gebracht.” Eindelijk overtuigd?’ daagt hij de monnik uit.
   De man schudt het hoofd. ‘Wanneer ik goed reken, zijn er nog altijd zes miljard mensen die geen Facebook hebben. En voor hoevelen is dat speelgoed te duur? Mijn voorkeur gaat nog altijd naar aloude werkwijzen, zoals het luiden van de klokken. Dan ben ik er zeker van dat iedereen wordt bereikt?’
   ‘En wat met de doven?’
   Ook nu moet Phung lachen.
   ‘Mijn voorkeur gaat uit naar mijn ouderwetse gsm,’ zegt Radko. ‘De voorbije zes jaar heeft hij me nooit in de steek gelaten.’ Hij steekt hem met de glimlach in de lucht, maar tot zijn verrassing begint die te rinkelen. Hij kijkt naar het scherm. Een onbekend nummer. Niet afkomstig van het Verenigd Koninkrijk.
   ‘Hallo?’
   ‘Sam, de taxichauffeur.’
   ‘Ogenblik.’ Hij gaat naar de gang.
   ‘Ik heb een uniek voorstel voor uw uitstap naar de Baai van Halong van morgen.’
   ‘Mor … gen?’ stamelt hij.
   ‘Om acht uur in het hotel. Uw vrouwelijk gezelschap zal aan boord zijn. Ik heb een stopplaats voor onderweg voorzien voor het kopen van een geschenk. Dat is gebruikelijk. Je weet toch dat de vrouwen ervan houden om mooi te zijn en goed te ruiken. Ze hebben daar juwelen en parfums in overvloed.’
   Radko is overstelpt door die waterval van woorden. ‘Ik …’ stottert hij.
   ‘Er is geen enkel probleem’, benadrukt de taxichauffeur. ‘Je kunt met je Visakaart betalen. Om elf uur gaan jullie aan boord. Ik heb een cabine gereserveerd op de luxueuze Witte Dolfijn cruise. Dat wordt een onvergetelijke uitstap.’
   Nu moet hij wel reageren. Hij heeft immers niets beloofd. Bovendien is die uitstap in de huidige omstandigheden uitgesloten. Maar hoe kan hij die arrogante kerel, die er alleen maar op uit is om zijn portefeuille te plunderen, de laan uitsturen? Plots ziet hij een uitweg.
   ‘Je hebt nog niets gezegd over de prijs.’
   ‘Maak u geen zorgen’, stelt Sam hem op zijn gemak.
   ‘Hoeveel?’
   ‘Na harde onderhandelingen heb ik de superprijs bekomen van 400 dollar voor de uitstap met de boot, de maaltijden inbegrepen. Je moet aan boord alleen het drinken betalen.’
   ‘Ik …’
   ‘Ze hebben zelfs Franse champagne ’, onderbreekt Sam. ‘En de prijs van die dame eerste klasse bedraagt tweehonderd dollar. Daarvan zal je geen spijt hebben.’
   ‘Zeshonderd dollar zonder extra’s?’
   ‘Voor die kwaliteit vind je in de stad geen beter aanbod.’
   Radko denkt terug aan Quy aan de balie van het hotel. Hij gebruikte dezelfde woorden. Worden die op school aangeleerd?
   ‘Ik verdien daar amper iets aan’, probeert Sam het te overtuigen. ‘Dat is een beste vriendenprijs.’
   ‘Te veel’, zegt Radko resoluut. ‘En morgen kan onmogelijk.’
   ‘De dag nadien dan. En ik ga opnieuw onderhandelen over de prijs, maar minder dan 550 dollar zal onmogelijk zijn.’
   ‘Dat ga ik niet aanvaarden. Overigens heb ik nu een andere afspraak.’
   ‘Met wie?’ onderbreekt Sam hem brutaal.
   ‘Zijn uw zaken niet.’
   ‘Je zou er beter aan doen om mijn aanbod te aanvaarden wanneer je geen verdere moeilijkheden wil.’
   Radko voelt zich bij de keel gegrepen. Wie denkt die man wel dat hij is? Maar de intonatie van zijn stem baart hem zorgen. Hij voelt dat er iets is niet klopt. ‘Wat … bedoel je?’  
   ‘We weten wie je bent, mijnheer Radko. Of verkies je Brown, uw schuilnaam? Je bent geen naïeve toerist, maar een journalist van The World Inside. Wij hebben je herkend op de foto’s die twee jaar terug zijn genomen in Ho Chi Minh Stad. En in uw bagage zaten tal van bewijzen. Die beroepskaart als journalist behoeft dringend een andere foto. Ik had je bijna niet herkend. En je vrouw heeft literair talent. Zo’n lieve woordjes voor haar overspelige man.
   Radko kan zijn oren nauwelijks geloven. Hij is inderdaad zeer naïef geweest. ‘Ik …’
   ‘Wij kunnen veel regelen’, onderbreekt Sam. ‘Maar zoals je weet, heeft alles een prijs. Wat we willen, is een teken van goede wil. Dus zou het verstandig zijn om mijn aanbod te aanvaarden. En dan zien we verder.’
   Hij beseft dat hij in de klauwen zit van een intrigant van de Geheime Politie die zijn portefeuille gaat plunderen, maar geeft zich nog niet gewonnen: ‘Ik ken jullie soort mensen. Om opnieuw foto’s van me te nemen. Om me verder te compromitteren. Om me meer en meer te laten betalen. Mijn tegenvoorstel is om de zaak ineens op te lossen.’
   ‘Zo vlug niet. Heb jij een Visakaart?’
   ‘Waarom?’
   ‘Gunsten kosten een pak geld.’
   Wanhopig zoekt hij een uitweg. ‘Ik moet nu ophangen.’
   ‘Een ogenblik. Zo werkt dat niet. De douane is al geïnformeerd. Je kunt het land niet verlaten. En we verspreiden uw portret in Hanoi. Ik kreeg al felicitaties van mijn baas, generaal Dang Hung, van het Toerisme Politie Departement. Ken je hem nog? Je hebt hem ontmoet op de luchthaven. Maar waar ben je nu?’
   ‘Bij een vriend.’
   ‘Waar?’
   Radko voelt zich in het nauw gedreven. ‘Ik weet niet precies …’’
   ‘Ik kan me best indenken dat jij de weg bent verloren. Hanoi is dan ook een grote stad. Maar we kunnen u traceren. Een gsm is handig op dat punt. Willen wij je oppikken? Nu of over een half uurtje?’
   Radko schakelt zijn telefoon uit en vloekt. ‘Zo kan hij me niet vinden!’ Zijn hele lichaam davert. Nog altijd onder de indruk keert hij terug naar de ontvangstzaal.

‘Wat gebeurt er?’ vraagt Quan die de blos op zijn wang bemerkt.
   ‘Problemen met de Geheime Politie.’ Zijn handen trillen nog altijd. ‘Mijn taxichauffeur, een geheime agent, bood mij een trip aan naar de Baai van Halong … maar heeft mij ontmaskerd … Ik was zo dwaas hem mijn telefoonnummer te geven.’
   ‘Geen paniek. Schakel je gsm uit.’
   ‘Dat heb ik al gedaan.’
   ‘Zij scheppen alleen maar op.’
   ‘Maar ze hebben mij wel getraceerd. Ze weten wie ik ben. En mijn foto wordt overal verspreid. Hoe kan ik dit land ooit verlaten?’
   ‘Jij bent pas aangekomen …’
   Tranen springen in zijn ogen. ‘Dat is niet grappig.’
   ‘Ik heb al ergere zaken meegemaakt. Gebruik vanaf nu mijn telefoon. En contacteer eerst uw vrouw.’
   ‘Mijn vrouw?’
   ‘Is er iets mis?’
   ‘Neen. Ik ga … haar niet ongerust maken. We hebben nooit met elkaar contact wanneer ik in het buitenland ben ... Geen nieuws is goed nieuws. Het belangrijkste is het contact met David, mijn hoofdredacteur. Verdomd! Nu kan hij me niet meer bereiken.’
   ‘Wat heb ik gezegd?’ herhaalt Quan. ‘Gebruik mijn telefoon. En contacteer hem. En vraag hem voor alle zekerheid om contact op te nemen met het ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen.’
   ‘Een goed idee.’
   ‘De Vietnamese regering is beducht voor elk diplomatiek incident. Wanneer ze je arresteren, moet je bluffen.’
   Radko belt David. ‘Hello, baas.’ Zijn handen en strem trillen.
   ‘Hopelijk heb je groot nieuws!’
   ‘Ik bel … met het toestel van Quan.’
   ‘Wat is er gebeurd?’ vraagt hij boos.
   ‘De Geheime Dienst … heeft me ontmaskerd.’
   ‘Ben jij naïef of gewoon stom!’ roept hij. ‘Hoe is dat kunnen gebeuren?’
   ‘Ik kan het uitleggen …’
   ‘Ik ben niet geïnteresseerd in uw fratsen, Mister Bean.’
   Radko voelt zich minder dan een centimeter groot, maar laat dat tegenover zijn baas niet blijken. ‘Ik zal je het nummer geven van mijnheer Quan …’
   ‘Dat heb ik al genoteerd.’ David kan het niet laten nog meer zout in de wonde te strooien. ‘Een journalist, best collega, handelt accuraat, denkt vooruit, is terzake en laat zich nooit verrassen. Nooit!’
   ‘Wil je … minister van Buitenlandse Zaken Philip Hammond contacteren?’
   ‘Gelukkig ken ik hem.’
   ‘Bedankt.’
   Maar het toestel aan de andere kant van de lijn ligt al neer. Radko zit perplex.
   ‘Onthoud één ding’, probeert Quan hem gerust te stellen. ‘In Vietnam bestaat er een torenhoog verschil tussen wat mensen zeggen en wat ze doen.’
   ‘Ik hoop het.’
   ‘Het hele systeem is corrupt. De huidige politiek staat in schril contrast met de gruwelijke methoden die de Communisten in de jaren 1950 hanteerden. Mijn grootmoeder werd toren gedood. Psychologische terreur is zowat het enige overblijvende instrument om de bevolking te onderdrukken. En die aanpak is soms zeer gesofisticeerd. Wat jij nodig hebt, is mentale weerbaarheid.’
   Er klopt iemand op de deur. Seminarist Son komt binnen.
   ‘De mensen verwachten een initiatief van u, vader’, zegt hij met zachte stem. Velen worden ongeduldig. Een paar minuten geleden is Le Cong Cau aangekomen, het hoofd van de Boeddhistische Jeugdbeweging met een groep monniken.’
   ‘Jij hebt gelijk.’ De monnik raapt al zijn moed samen. ‘Informeer mijn collega’s en doe de voorbereidingen.’ Hij kijkt naar zijn uurwerk. We vieren de eucharistie om vijf uur. De liturgische kleur zal rood zijn.’
   Radko kijkt op.
   ‘Die kazuifels dragen we ter gelegenheid van de Passie en van de martelaren.’ Phung neemt opnieuw zijn Bijbel die op het tafeltje ligt.
‘Lukt het een beetje?’ vraagt Quan bezorgd.
   ‘Het moet wel. Veel keuze heb ik niet. We kunnen de mensen nu toch niet aan hun lot overlaten.’
   ‘Wanneer we kunnen helpen, spreek!’
   ‘Na 64 jaar kloosterleven ken ik mijn plichten’, zegt Phung vastberaden. ‘Ik heb de teksten van de lezingen al gekozen. Nu nog mijn gedachten ordenen voor de preek.’
   Het kost hem zichtbaar moeite om de grote lijnen op papier te zetten.
   Lam richt zich tot Quan. ‘Ik stel voor dat jij eerst tot de mensen spreekt.’
   ‘Wat dan?’
   ‘Het land staat in vuur en vlam en de vernieling van Thai Ha zit er aan te komen, en nu zou je niet weten wat te zeggen?’
   ‘Jij hebt gelijk.’
   Radko onderbreekt hen. ‘Wil je me een plezier doen, Lam?’
   Hij knikt.
   ‘Vietnamese websites bekijken om te zien wat er in de rest van het land gebeurt.’
   De man kijkt naar zijn I-phone.
   Een vreemde stilte vult de ontvangstruimte. Terwijl op de binnenkoer de gebedswake voortgaat, schrijft Radko zijn artikels en bereiden Phung en Quan hun toespraken voor.

Plots klinkt een luide fluittoon, afkomstig van een stereo-installatie.
   ‘Dat hebben ze nog nooit voorheen gedaan’, reageert Phung bezorgd. ‘Ik vrees …’
   Maar zijn stem wordt overstemd door de muziek die weergalmt door de luidsprekers. Die zijn blijkbaar rondom Thai Ha geplaatst.
   ‘Ongelooflijk!’ zegt Quan. ‘Het lied Who loves Uncle Ho Chi Minh as much as the children?

Our Uncle has a tall figure and a likable disposition.
Our Uncle has eyes like stars and a longish beard.
Our Uncle has brown skin weathered by fog and wind.
Our Uncle has resolutely vowed to avenge his homeland.

Beloved Ho Chi Minh, we children will love you all our lives.
Beloved Ho Chi Minh, uncle, you have ventured abroad for your people.

   Wanneer de naam van Ho Chi Minh wordt genoemd, zwaait Quan met zijn handen. Iedereen schiet in een lach.
   ‘Mijn kinderen moeten dat lied uit het hoofd leren. Maar ken jij het wel?’ plaagt hij Radko.
   ‘Excuseer. Ik mijn interviews aan het afwerken. Over wie heb je het?’
   ‘Ho Chi Minh.’
   Radko declameert als antwoord enkele zinnen van een van zijn Gelegenheidsgedichten::
You mean that guy so lowly,
who’s called holy
and is lying in his mausoleum so lonely?

   ‘We hebben een tweede dichter in ons midden!’ roept Lam uit.
   Radko krijgt een blos op de wang ‘Ik schrijf alleen maar derderangs poëzie.’
   ‘Wat zeg jij daar?’ reageert Lam. ‘Vooruit mijn vriend. Ik ben nieuwsgierig naar het vervolg.’
   ‘Echt?’ Radko neemt het papier uit zijn achterzak en ontcijfert zijn eigen handschrift. ‘Waar was ik gebleven?’

When he hold his oration
for the liberation of the nation.
He got a standing ovation.
Afterwards followed his glorification
and even his canonization.

But did he bring emancipation
and an amelioration of the situation?
The intimidation, humiliation and indoctrination
led only to more discrimination, brutalization
of all opponents and their cruel incarceration.
Communism is nothing more than a falsification
based on a systematic misinformation

of the population.

      ‘Formidabel’, roept Lam terwijl de anderen in een lach schieten.
      ‘Lachen jullie me uit?’
      ‘Zijn heiligverklaring! Dat is de beste grap die ik sinds lang heb gehoord’, grinnikt Quan.
   ‘Uw beschrijving is niets dan de waarheid’, beaamt Phung.
   ‘Dat lijkt me uitstekend materiaal om muziek op te componeren’, zegt Lam
   ‘Hoe kom je daar bij?’
   ‘Ik ben componist.’
   Radko schrikt. ‘Dat wist ik niet.’
   ‘Ik zoek originele, eigentijdse teksten. Heeft u meer van die gedichten?’
   ‘Honderden. Een doos vol. Maar veel waarde hebben die niet. Ik heb ze de voorbije veertig jaar telkens binnen enkele minuten geschreven: op alle plekken ter wereld naar aanleiding van belangrijke gebeurtenissen of details die mijn aandacht trokken.’
   ‘Niet te bescheiden. Een goudmijn!’ straalt Lam.
   Radko voelt zich gecharmeerd. ‘Welke muziek componeert u?’ Misschien wacht hem toch de eeuwige roem, spookt het door zijn hoofd.
   ‘Hedendaags. Expressionistisch. Arnold Schoenberg is mijn voorbeeld.’
   ‘Schoenberg?’
   ‘Ken je hem?’
   ‘Ik ben een kenner van de Tweede Weense School en volg het nieuws over Schoenberg, Webern en Berg op voor de krant.’
   ‘Uw lievelingscomposities?’
   ‘Zijn naoorlogse werken: Een overlevende uit Warschau, Prelude tot Genesis en zijn laatste voltooide creatie, Psalm 130. De profundis.’
   Lam knikt. ‘Een mooie selectie.’
   ‘Ik sta versteld dat die Oostenrijkse componist in Vietnam bekend is.’
   ‘Vader Phung zijn schuld.’
   De man kijkt verrast op. ‘Er is een misverstand in het spel, vrees ik.’
   ‘Weet je nog? In de jaren 1990. Ik was student toen je me die cd met muziek van Schoenberg gaf.’
   Phung  glimlacht en knikt. ‘Ik had die cadeau gekregen.’
   ‘Hield u niet van die muziek?’ plaagt Quan.
   ‘We hadden geen cd-speler.’
   ‘Die cd is nog altijd mijn kostbaarste bezit’, vervolgt Lam. ‘Ook omdat het de mooiste uitvoering betreft van zijn werk. De dirigent was Robert Craft.’
   ‘Weet je dat ik Craft nog heb geïnterviewd?’ reageert Radko. ‘Wat spreekt u aan in zijn muziek?’
   ‘Op het Muziekconservatorium moesten we in de geest van het Socialistische Realisme Rode Muziek componeren. Opgewekte melodieën die de bevolking moesten aansporen om met meer enthousiasme de idealen van de revolutie in praktijk te brengen. Ik had al lang mijn buik vol van die oppervlakkigheid en schone schijn toen ik Schoenberg’s atonale muziek ontdekte. Zijn muziek was een openbaring. Hij gaf het antwoord op wat ik zocht. Alleen met atonale muziek kan ik uitdrukking geven aan mijn gevoelens, conflicten, spanningen en angsten. Componeren was dan ook mijn manier om in het verzet te gaan tegen de valse moraal van de autoriteiten.’
   ‘Werd dat toegestaan?’
   ‘Op het Conservatorium stonden enkele leraars daar voor open. De voorwaarde was dat de inhoud moest overeenstemmen met de communistische idealen. Zo vertelt Vriendschap, mijn eerste opera, het verhaal van Nieh, een vrijwilliger van de Viet Cong die tijdens het Tet Offensief van 1968 gevangen werd genomen. Zij knoopte een vriendschapsrelatie aan met haar bewaker Nuaq en overtuigde hem van de valsheid van de Zuid-Vietnamese marionettenregering en het Amerikaanse imperialisme.’ Hij schiet in een lach. ‘Dat is het vakjargon van de regering. Nuaq hielp haar te ontsnappen en beiden trokken bij de val van Zuid-Vietnam op 30 april 1975 zegevierend door de straten van Saigon.’
   ‘Klinkt ontroerend, maar nu de officieuze versie’, zegt Radko.
   ‘Van mij mag je die verklappen?’ stemt Quan in.
   ‘Het is eenvoudig: alles omdraaien. Nieh en Nuaq worden dan Hien en Quan. En hij overtuigde haar van de valsheid van het huidige bewind. En bij de bevrijding van het communistische juk stappen ze op naar het Ba Dinh plein.’
   ‘Schitterend!’ beaamt Radko. ‘Dat is zelfs profetische muziek.’
   ‘De eerste uitvoering vond in ’97 plaats bij de viering van tachtig jaar Communisme. Maar daar het is het bij gebleven.’ De componist glimlacht. ‘Ik ben ontzettend benieuwd om je gedichten te lezen. Maar ik neem aan dat we nog het slotvers van het gedicht over Ho Chi Minh te goed hebben.’
   ‘Op één voorwaarde. Niet lachen.’

Now Ho Chi Minh, so called holy

is lying in his mausoleum so lonely
as a popular tourist attraction
to the governments satisfaction,
who’s afraid of a spontaneous action
and an indormitable interaction
that supports the dormant demand for liberty
for the first time in the country’s history.
Many people hope that this desire will lead
on Ba Ding Square to the final victory
Vietnams real destiny.

   Tot Radko’s verrassing is iedereen geëmotioneerd. Er loopt zelfs een traan over Phungs wang.
   ‘Ik sta perplex’, reageert Quan aangedaan. ‘Jij voelt als buitenlander perfect aan wat er moet gebeuren. Ik ben er al jaren van overtuigd dat wanneer er een verandering komt, die moet plaatsvinden op het Ba Dinh plein. Maar hoe kom jij daar bij?’
   ‘Intuïtie? En ervaring? In Duitsland kwamen in 1989 mensen massaal samen aan de Brandenburger poort. Daar liep de Berlijnse Muur, waar gedurende decennia niemand over kon. Het neerhalen ervan had voor alle Duitsers een grote symbolische betekenis. Wanneer vandaag de val van de Berlijnse muur wordt herdacht, gebeurt dat altijd aan de Brandenburger poort.’
   ‘Maar wat zegt dat over de situatie in Vietnam?’
   ‘Mensen overal ter wereld hebben, zonder dat de beseffen, een grote nood aan symbolische plekken die hen verenigt’, zegt Quan. ‘En voor Vietnam is dat het Ba Dinh plein, niet?’

‘Aankondiging van de overheid.’ Een vrouwelijke stem weergalmt door de luidsprekers. ‘Aandacht alstublieft voor een mededeling van generaal Nguyen Dang Hung.’
   ‘Dat monster met zijn pukkel!’ vloekt Quan.
   Een fluittoon weergalmt. ‘Een. Twee. Okay?’ Er is wat gestommel op de achtergrond. ‘Tot u spreekt de verantwoordelijke gezagvoerder.’
   ‘Wedden dat de kwijl uit zijn mond loopt?’ zegt Quan.
   De man verheft zijn toon. ‘De regering heeft beslist om een waterzuiveringsstation te bouwen voor het Dong Da ziekenhuis. Decreet nummer 84/2017/ND-CP, gedateerd 2 november 2017, bepaalt de sanering van deze bron van microben en de onwelriekende geur die wordt veroorzaakt door een stinkende vijver. De verwijdering van dit potentiële gevaar voor de volksgezondheid vereist een onmiddellijke uitvoering. Teneinde de openbare veiligheid te waarborgen, beveelt de regering de evacuatie van de omliggende gebouwen voor de duurtijd van de werken. Die zal plaatsvinden op 3 november 2017, om 18.00 uur. De werkzaamheden zelf vatten aan om 20.00 uur. De avondklok wordt ingesteld in het Dong Da district.’
   Een golf van emoties gaat door de binnenkoer. Sommigen lachen en anderen beginnen te roepen of worden woedend.
   De generaal gaat verder. ‘Dat decreet, ondertekend door Eerste Minister Nguyen Tan Dung, zal nauwgezet worden uitgevoerd. De ordestrijdkrachten zullen het klooster betreden om 18.00 uur en de aanwezigen begeleiden naar de omliggende straten, van waaruit iedereen onmiddellijk naar huis moet gaan in toepassing van de avondklok. Ik reken op uw medewerking. Zij die niet gehoorzamen, worden gearresteerd.’
   Alom weerklinkt gefluit en boe-geroep.
   De vrouwelijke stem weerklinkt opnieuw door de luidsprekers. ‘Laten wij in voorbereiding op de glorierijke viering van het eeuwfeest van Communisme allen samen de nationale hymne zingen, uit respect voor al diegenen die hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid. Ons geliefde land onder Communistisch bewind zal voor eeuwig sterk zijn.’

Soldiers of Vietnam, we go forward,
With the one will to save our Fatherland
Our hurried steps are sounding on the long and arduous road
Our flag, red with the blood of victory, bears the spirit of our country
The distant rumbling of the guns mingles with our marching song.
The path to glory passes over the bodies of our foes.
Overcoming all hardships, together we build our resistance bases.
Ceaselessly for the people's cause we struggle,
Hastening to the battle field!
Forward! All together advancing!
Our Vietnam is strong eternal.

Soldiers of Vietnam, we go forward,
The gold star of our flag in the wind
Leading our people, our native land, out of misery and suffering
Let us join our efforts in the fight for the building of a new life.
Let us stand up and break our chains.
For too long have we swallowed our hatred
Let us keep ready for all sacrifices and our life will be radiant.
Ceaselessly for the people's cause we struggle,
Hastening to the battlefield!
Forward! All together advancing!
Our Vietnam is strong eternal.

Door het raam ziet Radko dat, naast de vele blijken van afkeuring, sommigen hun hoofddeksel afnemen. Het volkslied is blijkbaar nog altijd een gevoelige materie.
      ‘Nu moeten wij handelend optreden’, zegt Quan.
   ‘Ik ga naar beneden’, knikt Phung. ‘We mogen niet het risico lopen om de controle te verliezen.’ Hij kijkt omhoog. ‘En zonder de hulp van hierboven zullen we niet slagen.’
   De advocaat pakt zijn arm vast. ‘Wij gaan samen!’
   ‘Succes!’ zegt hij tot Lam en Radko.
   ‘Dat zullen jullie vooral nodig hebben.’ Lam steekt zijn duim omhoog.

 

5. We hebben een symbool nodig dat alle meningen overstijgt

  ‘Ik heb uw interview met Quan gelezen,’ zegt David tijdens hun skypesessie. ‘Ik heb alleen de titel veranderd.’
   Radko is het gewend om opmerkingen te krijgen. Alleen zijn baas kan niet verdragen dat iemand ook maar één letter aan zijn artikels verandert. ‘Wat dan?’
   ‘Communisten leren Katholieken les voor eeuwfeest.’
   Radko gunt zijn baas deze kleine overwinning, maar laat zich niet neerhalen. ‘Ik heb veel nieuws heet van de naald.’ Dankzij de kennissen en de knowhow van Lam heeft hij een hele reeks scoops.
   David glimlacht. ‘Onze investering begint eindelijk te renderen.’
   Wat een buldog. Ook nu blijkt geld zijn belangrijkste bekommernis.
   ‘Jij maakt mij nieuwsgierig.’
   ‘Er vindt overal in Vietnam een opstand plaats van de religies.’
   ‘Ik heb daarover al echo’s opgevangen.’
   ‘Is het nog nodig dat ik verder ga?’ daagt hij zijn baas uit. Hij laat niet langer op zijn kop zitten. . ‘Je weet blijkbaar toch al alles.’
   ‘Details, alstublieft.’
   ‘De politie arresteert systematisch alle prominente dissidenten. We kregen de bevestiging van de gevangenzetting van de prodemocratische activisten Nguyen Tien Trung en Vi Duc Hoi. Maar vele anderen zijn ontsnapt en sommigen zijn in Thai Ha. Het nieuws al gehoord van de protestmars van de Cao Dai?’
   ‘Vertel.’
   ‘Exclusief voor The World Inside! Ik had zopas contact met een deelnemer op Skype.’ Hij wacht even. ‘Ik krijg op dit ogenblik foto’s binnen op mijn e-mail. Ze marcheren van hun Heilige Stoel in Tay Ninh langs de Nationale Weg naar Saigon, onder de aanvoering van hun leiders in hun rode, blauwe en gele kledij.’
   ‘Schitterend! Hoe heb je dat geregeld?’
   ‘Ik heb mijn contacten’, antwoordt hij schijnbaar achteloos. Maar diep van binnen triomfeert hij. Zijn baas op een subtiele manier op zijn plaats zetten: dat gebeurt niet elke dag.
   ‘Stuur die foto door’, beveelt hij.
   ‘Al gedacht aan het copyright? En hoeveel krijgt de tussenpersoon? Dertig procent smeergeld is gebruikelijk in Vietnam.’
   David reageert niet.
   ‘Dat is een grap.’ Hij krijgt de slappe lach. ‘Je krijgt ze gratis natuurlijk.’ Wat een overwinning! De weerwraak voor de voorgaande vernederingen smaakt zoet.
   Radko opent zijn mailbox. ‘Mooie foto’s. De leiders van de Cao Dai met een Heilig Oog op hun hoed, gevolgd door duizenden gelovigen in hun witte gewaden. Hun aantal stijgt met de minuut. Sommigen parkeren hun wagen onderweg en vergezellen hen. Mijn informant schat het aantal aanwezigen op vijfduizend. Dat cijfer zal de volgende uren nog vertienvoudigen en zelfs het honderdvoudige bedragen bij hun aankomst in Saigon.’
   ‘Overdrijf jij nu niet?’
   ‘De Cao Dai is een kleine, maar een militante religieuze sekte. Hun aanhangers stonden tijdens de tumultueuze voorbije eeuw altijd in de frontlinie. Ze bezetten ook het Phu Quoc eiland, tegenover Cambodja.’
   ‘Met geweld?’
   ‘Wat met uw basiskennis van de Vietnamese samenleving?’ Radko steekt met plezier een nieuw mes in de rug van zijn baas die alles denkt te weten.
   Radko hoort dat David overlegt met een van zijn collega’s. Hij herkent de stem van de adjunct hoofdredacteur.
   ‘Eh, baas. Nog altijd aan de lijn?’
   ‘We nemen het gesprek op met behulp van de spraaktechnologie en halen uw mails binnen. Over vijf minuten staat alles online. Maar wat gebeurt er binnen de boeddhistische gemeenschap?’ probeert hij als een aalgladde paling zijn gezicht te redden. ‘Die is toch veruit de grootste groep.’
    ‘Zoals u waarschijnlijk wel weet, waren de Boeddhisten niet de meest actieve groep in het verzet. Alleen recentelijk laten hoogwaardigheidsbekleders kritische stemmen horen.’
   Maar David laat zich niet op zijn paard zetten. ‘Geen plaats voor bijkomstigheden.’
   Radko vloekt binnenin. ‘Het is geen toeval dat de 89-jarige Tich Quang Do de grootste aandacht krijgt’, vervolgt hij. ‘Honderden gewapende agenten hebben in Saigon de omgeving afgezet, uit vrees dat de publieke verschijning van de patriarch van de ondergrondse Verenigde Boeddhistische Kerk een opstand zou uitlokken.’
   ‘Waar is hij?’
   Hij betrapt zijn baas eens te meer op zijn gebrekkige kennis. ‘Sinds vijftien jaar staat hij onder huisarrest in de Than Minh Zen tempel. Twee jaar terug heb ik tevergeefs geprobeerd om …’
   ‘Alleen feiten’, onderbreekt David hem.
   ‘Op straat eisen duizenden monniken zijn vrijlating. Het moet daar een complete chaos zijn, want de tempel ligt vlakbij een van de invalswegen van de stad.’
   ‘Onze collega’s van het persagentschap Reuters hebben juist beelden gepost van een Boeddhistische demonstratie in Hue. Wat gebeurt er in de voormalige keizerlijke hoofdstad?’
   ‘Je weet meer dan ik!’ Hij geeft zijn baas nogmaals subtiel een steek. ‘Maar ik heb overal spionnen.’ Hij kijkt vlug op zijn schriftelijke notities, terwijl Lam hem de beelden toont op zijn I-phone. ‘Heb je het over die foto met die monniken in hun oranje gewaden die fier hun vlaggen in de hoogste steken?’
   ‘Inderdaad. Hoe weet jij dat?’
   Radko gaat daar niet op in. ‘Ze hebben de “verboden” Paarse Stad in de keizerlijk citadel bezet. Dat was niet zo moeilijk, want het is een populaire toeristische attractie. Het grote wiel in het midden van hun vlag symboliseert het Dharma …’
   David verheft zijn stem. ‘Wat heb ik gevraagd? Relevant nieuws. Jij krijgt later genoeg plaats voor al je commentaar. En de katholieken? Ik dacht dat zij de morele leiders zijn van het verzet?’
   Nu wordt Radko boos. ‘Mijn artikel over Thai Ha is bijna af en ik heb iets gehoord over de gebeurtenissen in Thu Thiem en het klooster van Ky Dong in Saigon, maar kon die gegevens nog niet checken. Jij zult wel meer info vinden op het internet.’
   ‘Goed, goed’, kalmeert David hem.
   Radko schrikt. Hoorde hij enige vorm van waardering?
   ‘Nog nieuws heet van de naald?’
   Radko gaat verder met het ontcijferen van zijn notities. ‘Chinese vlaggen zijn in brand gestoken op de toren van de voormalige Tam Toa kathedraal in Dong Hoi. Twee demonstranten werden gearresteerd, onder wie de plaatselijke pastoor.’
   ‘Beelden?’
   ‘Nog niet. Onderweg naar een massademonstratie in de straten van de stad Vinh hebben grote groepen de Nationale Snelweg Nummer 1 geblokkeerd. Die loopt dwars door het stadscentrum. Wel is de symbolische betekenis gigantisch omdat dit de enige rechtstreekse verbinding is tussen het noorden en het zuiden van het land. Bovendien is dit de hoofdstad van de provincie Nghe An, vanwaar Ho Chi Minh afkomstig was. Die acties raken het regime in het hart.’
   ‘Komt het leger niet tussenbeide?’
   ‘Ik heb met eigen ogen soldaten de belangrijkste kruispunten in Hanoi zien controleren. En rondom Thai Ha zijn duizenden ordestrijdkrachten geconcentreerd.’
   ‘Luister jij niet?’
   ‘Wat dan?’
   ‘Ik bedoel in het land.’
   Radko kijkt naar Lam. ‘Quan’s beste vriend die de lokale media heeft gescreend, heeft tot dusver geen informatie teruggevonden over mogelijke militaire interventies.’
   Lam knikt affirmatief.
   ‘De toestand is verward. Ik denk dat de militairen in hun kazernes wachten op de bevelen van hun oversten.’
   ‘Waar ligt de oorsprong van die religieuze onlusten?’
   ‘Het kan niet anders of ook u weet dat het uiteindelijke doel van het Communisme de uitroeiing is van alle religies. Maar godsdienst zit diep verankerd in de ziel van de Aziaten. Toen de Communisten enkele decennia terug beseften dat hun harde religieuze repressie had gefaald, probeerden ze hen te controleren. Geïnspireerd op de Chinese Patriottische Kerk werden een officiële boeddhistische kerk en, los van Rome,  een Katholiek Solidariteitscomité opgericht. Maar die krijgen nauwelijks steun van de bevolking.’
   ‘Is er een verband met de aanvallen op Chinese bedrijven in de Centrale Hooglanden?’
   ‘Neen. Die zijn gelinkt aan de etnische minderheden. De Montagnards, de oorspronkelijke bewoners, zijn razend over de bauxietexploitatie door de Chinezen omdat die leidden tot een massale ontbossing, vervuiling van het drinkwater, het verminderen van het vis- en het wildbestand.’
   ‘Voorlopig is dat meer dan genoeg. Wij gaan nu alles verwerken. Bedank de vriend van Quan.’
   Plots is de verbinding verbroken.
   Radko glimlacht naar Lam. ‘Ongelooflijk. Jij ligt in zijn bovenste lade! Het uitspreken van dat zes letterwoord – nu al voor de tweede keer – moet hem zeer veel energie kosten. Kun jij je indenken hoeveel spieren hij daarvoor heeft moeten gebruiken?’
      Lam kalmeert hem. ‘Iedereen loopt op de  toppen van zijn tenen.’
      ‘Hoe lang ken je Quan al?’
      ’46 jaar. We zijn even oud. Samen opgegroeid. Hij was als mijn broer. Mijn thuis in Chua Bi was rechtover de zijne.’
   ‘Dan ken jij de geschiedenis van zijn familie.’
   ‘Zeker. Ze was pover gehuisvest. Zoals gebruikelijk in Vietnam leefden drie generaties onder hetzelfde dak. In het huis woonden naast de zes kinderen ook zijn grootvader Hoa. Zijn vader, Hoang, die dwangarbeid moest doen, was er maar zelden.’
   ‘Hoe overleefden ze?’
   ‘Door het kleine loon dat zijn vader verdiende, maar vooral door de verkoop van zelfgemaakte cake en de smokkel van medicijnen naar Hanoi.’
   ‘Hoe was Quan in zijn jeugdjaren?’
   ‘Een speciale kerel.’
   ‘In welke zin?
   ‘Zijn geboortenaam was Le Dinh Thang. Maar zijn grootvader veranderde die.’
   ‘Waarom?’
   ‘Hij voelde dat die kleine jongen het talent in zich droeg om iets te betekenen voor het land. De etymologische betekenis van Quan is niet alleen soldaat of dienaar van de natie. Maar in het Chinees heeft het nog een tweede betekenis: koning.’
   ‘Hoe was hij op school?’
   ‘Een uitstekende, maar kritische student.’
   ‘En zijn omgang met het opvoedkundig systeem in de geest van het Marxisme-Leninisme?’
   ‘Leraren uitdagen was zijn favoriete sport. Als gevolg daarvan moest hij van de ene naar de andere school verhuizen. De hechte katholieke gemeenschap waartoe hij behoorde, was zijn enige rustpunt. Wat hij het meest haatte was het verplichte lidmaatschap van de HYPO.’
   ‘Wat is dat?’
   ‘De Ho Chi Minh Jonge Pioniersbeweging. Die bracht De vijf lessen van Oom Ho voor kinderen in de praktijk. Tijdens de wekelijkse brainwashsessies leerden de leiders ons te houden van ons vaderland en een compatriot te zijn, altijd goed te studeren en hard te werken, de solidariteit te beoefenen en een strikte discipline te volgen, veel aandacht te schenken aan de hygiëne en bescheiden te zijn, alsook waarheidsgetrouw en dapper te handelen. Wij zongen, dansten, speelden, beoefenden sport, verzorgden ons lichaam en droegen trots ons witte uniform met een rode das en pet. Wij aanbaden de leiders van ons land.’ Hij begint te lachen. ‘Wanneer ik aan die periode terugdenk … Ik begrijp nog altijd niet dat wij zo slaafs gehoorzaamden.’
   ‘En Quan?’
   ‘Hij was de enige uitzondering natuurlijk.’
   ‘Vertel!’
   ‘Elke keer dreef hij de leiders tot de wanhoop met zijn scherpe opmerkingen. Hij deed ook altijd het tegenovergestelde van wat werd gevraagd, terwijl hij zich als de domme gedroeg.’
   Lam blijft lachen.
   ‘Wat gebeurt er?’
   ‘Weet je dat ik zelfs promotie maakte bij de HYPO!’
   ‘Hoezo?’
   ‘Tot mijn verrassing werd ik geselecteerd voor de jaarlijkse actie Duizend Goede Daden. En dat voor  zaken die ik gewoon was om te doen: wat bijles geven aan mijn buur die moeilijk kon volgen op school, het bezoek aan Quan’s grootvader Hoa, met wie ik goed kon opschieten en het verzamelen van oud ijzer en papier. Dat laatste deden we om drinkgeld te verdienen. Ik werd, met zeventig andere genomineerden, uitgenodigd op een nationale plechtigheid in Hanoi die ook zou worden bijgewoond door president Dang Xuan Khu. Maar ik ben niet gegaan.’
   ‘Waarom niet?’
   ‘Hoa, Quan’s grootvader was woedend. Tijdens de landhervorming van de jaren 1950 had een familielid van hem de executie van zijn vrouw bevolen. Uit respect voor hem heb ik gemeld dat ik ziek was. Maar ik maakte hoe dan ook promotie. En dankzij die selectie kon ik zonder enig probleem mijn studies aanvatten aan het Conservatorium van Hanoi. Maar de verheven sociale positie van de HYPO was fake natuurlijk. Toen  ik op een schoolfeest verboden alcoholische dranken in beslag nam, bracht ik die samen met Quan bij de directeur. Ik kon ze alleen niet dragen. Die man moedigde Quan voor de allereerste keer aan: “Jij hebt eindelijk het revolutionaire pad gevonden en dan nog met een goede daad daarbovenop! Ga verder op de ingeslagen weg.” Terug in de gang gaf Quan een teken om te wachten. We zagen hoe de directeur een fles in één teug leegdronk en de rest opborg in een kast die op slot ging. “Dat is het ware gelaat van het Communisme”, leerde Quan mij toen. “Je verwacht iets goed en aan het einde is het slecht.”’
   ‘Wie was zijn inspirerende voorbeeld?’
   ‘De nationalistische leider Phan Chu Trinh.’
   ‘Nooit van gehoord.’
   ‘Hij stierf in de jaren 1920.‘
   ‘Waarom is hij belangrijk?’
   ‘Hij pleitte voor een niet-gewelddadige aanpak. Chu Trinh streefde naar de onafhankelijkheid van Vietnam op basis van een parlementaire democratie. Hij werd gevangengenomen en bracht zijn verdere leven door onder huisarrest. In zijn spoor eist Quan sinds vele jaren de vervanging van het machtsmonopolie van de Communistische Partij door een democratie met meerdere partijen en vrije verkiezingen. Maar tot dusver viel hem hetzelfde lot te beurt.’
   Plots rinkelt het vaste telefoontoestel in de ontvangstruimte. Ten slotte neemt Radko de hoorn op.
   ‘Thai … Ha’, stamelt hij.
   ’Mijnheer Radko?’
   ‘Wie … belt er?’
   ‘Sam. De taxichauffeur.’
    Radko voelt het bloed wegtrekken uit zijn hoofd.
   ‘Fijn te horen dat je nog altijd op je bestemming bent.’
   ‘Niets weet je. Bovendien …’
   ‘We weten waar je bent’, onderbreekt hij. ‘Is het niet te warm daar boven?’
   ‘Je bent … aan het opscheppen!’
   ‘Echt? Ik heb nog altijd geen bril nodig. Ik heb je zopas aan het venster gezien.’
   ‘Waar ben je?’
   ‘Wat denk je? Een Tijgerbier aan het proeven in je favoriete bar. Mag ik je uitnodigen om er samen nog een te drinken?’
   Het zweet parelt op zijn voorhoofd. ‘Ik geloof … je niet.’
   ‘Ik zal naar buiten komen, maar alleen op voorwaarde dat je zwaait.’
   Radko kijkt verbouwereerd door het raam en ziet de man.
   Lam geeft hem een teken. ‘Ik neem dat gesprek op’, fluistert hij.
   ‘Een … ogenblik’, stottert Radko.
   Lam zet zijn gsm naast de hoorn en steekt zijn duim omhoog.
   ‘Wat … wilde je zeggen?’
   ‘Was jij je ervan bewust dat de vrouw naast u op het vliegtuig een geheime agente was? De vrouw van generaal Truong Hunh is directeur van de Vietnamese Nationale Administratie voor Toerisme. Je was alles behalve vriendelijk voor haar. Je moest je schamen. Ik dacht dat de mensen in het Westen altijd respect betonen voor een vrouw, maar ik moet mijn mening herzien. Wel was ze zo welwillend om verslag uit te brengen over alles wat je hebt genoteerd. Volg mijn goede raad: denk voortaan twee keer na!’
   Radko voelt de grond onder zijn voeten wegzinken. ‘Wat bedoel je?’
   ‘Uw informatie over het kerkland is onjuist. De meeste grond in Thai Ha werd geschonken door de monniken. Mogen wij van een beroepsjournalist van een kwaliteitskrant niet verwachten dat hij objectief handelt? De weergave van een mening en haar tegenstem zijn essentieel. Dat heb je in de eerste les Journalistiek aan de universiteit geleerd, niet? Denk daar maar eens over na. En de man aan de douane duwde op een knop, zodat wij hem opbelden, teneinde uw wantrouwen niet te wekken. Hij heeft je aan het lijntje gehouden, zodat wij die scène met de handelaars die uw lastig vielen, konden organiseren. En ik werd gemobiliseerd als zogezegde taxichauffeur. Mijn grote baas, generaal Nguyen Dang Hung, verwelkomde je in de inkomhal.’
   Met de woorden van Quan in het achterhoofd om op te scheppen, raapt Radko al zijn moed samen. Zijn stem trilt. ‘Ik heb al contact gehad met de privésecretaris van Philip Hammond, de minister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk. Hij is een persoonlijke vriend. Er zit een diplomatiek incident aan te komen wanneer jullie mij arresteren. Overigens komt de minister morgen aan in Hanoi. Hij vertegenwoordigt het Verenigd Koningrijk op de viering van het eeuwfeest. Met alle journalisten die hier rondlopen, zou hij het regime flink in verlegenheid kunnen brengen.’
   Sam begint te lachen. ‘Een gunstige wind deed in uw valies drugs en pornografisch materiaal belanden. Meest interessant is de kinderporno. Denk je dat uw minister tussenbeide zal komen ten gunste van een crimineel en een pedofiel? De straf voor die feiten is acht jaar voor drugsmokkel en dertig jaar voor pedofilie. Ik informeer je graag bij voorbaat’, voegt hij er cynisch aan toe, ‘zodat er achteraf geen misverstanden zijn.’
   Radko krijgt geen adem meer. Ook Lam, die het gesprek heeft gevolgd, reageert verbijsterd.
   ‘Er is een troost’, vervolgt Sam. ‘Je krijgt in de gevangenis gezellige compagnie.’
  ‘Wat?’
   ‘Zopas is Nhung gearresteerd, die vrouw aan de lobby van het Hanoi Apple Hotel. De ethische code voor het personeel dat persoonlijk contact heeft met de buitenlanders is zeer strikt. Wie steun verleent aan reactionaire activiteiten die de soevereiniteit van het land in gevaar brengen, is schuldig aan hoogverraad. En dat betekent minstens dertig jaar gevangenis.’
   ‘Die vrouw heeft me niets verteld.’
   ‘Dat denk je.’
   ‘Hoezo?’
   ‘Onze camera’s registreren ook alles wat wordt gezegd. Ze is er volgende dinsdag niet bij op de parade voor het eeuwfeest, want ze vertoeft al in verzekerde bewaring.’
   Radko klampt zich vast aan de tafel.
   ‘Geen dorst?’ vervolgt Sam droog ‘Ik nodig u geen derde keer uit. Tijgerbier is nog altijd de beste dorstlesser. Of verkies je Go?’
   ‘Wat bedoel je?’
   ‘Het spel waarin je zo geïnteresseerd was. Welke stenen kies jij? Wit of zwart?’
   Radko kijkt apathisch voor zich uit. De woorden “een spelletje spelen” echoën door zijn hoofd. Zelfs op dit moment komt een Gelegenheidsdicht op in zijn geest. Maar hij heeft niet de moed om het op te schrijven.

Can I proclaim
we’re playing a game?
            Sam vs Brownie, you’ve a funny nickname.

Black or white? For me it’s the same.
But why sitting so tame?
You want to disclaim?
In that case I’ve to blame.
That should be a shame!
Cause for the winner, waits the hall of fame.

Tell me, what’s your aim?

   Lam neemt de hoorn en haakt hem in.
   De journalist reageert nog altijd verward. ‘Dit is … het einde’, stamelt Radko. Hij kijkt naar Lam. ‘Hij gaat mij kapot maken.’
   ’99 procent van de mensen die voor de Geheime Dienst werken, zijn losers. De meesten kunnen zelfs niet lezen of schrijven. Maar een intrigant van zo’n kaliber: dat heb ik nog nooit geweten. In elk geval ben je hier veilig.’
   ‘Voor … hoelang’, stottert hij.
   ‘Je kunt ontsnappen langs de achterdeur en we hebben genoeg plaatsen om je te verbergen.’
   ‘Maar hoe geraak ik het land uit?’ panikeert hij.
   ‘Niet langs de Vietnamees-Chinese grens’, glimlacht hij. ‘Maar de tweeduizend kilometer lange grens met Laos en Cambodja is zo lek als een vergiet. We zullen je helpen.’
   Hij kan het niet helpen maar begint te snotteren.
   ‘Hey, je bent nog niet in hun handen! Tenzij dat je nu een Tijgerbier gaat drinken.’
   ‘En wat als we elkaar in deze heksenketel uit het oog verliezen?’
   ‘Neem dan een taxi naar mij thuis. Schrijf op: Doc Ngu straat, vlakbij het Benh Vien ziekenhuis. Ik woon op nummer 14 en mijn broer op nummer 16. Hij zal u helpen wanneer ik er niet ben. Hij is een hooggeplaatste functionaris van de stadsadministratie en lid van de Communistische Partij.’
   ‘Excuseer?’
   ‘Hij gaf ons heimelijk de plannen die leidden tot de onlusten van 2008 en 2011, maar kan hier niet komen natuurlijk. Maar hij is een vurig aanhanger van Thai Ha.’
   Radko is opgelucht.
   ‘Kop omhoog. Nu moet jij je job doen’ moedigt Lam hem aan. ‘Het is uw taak om de informatie over de gebeurtenissen hier aan de wereld kond te doen.’
   ‘Je hebt gelijk.’

In de gang lopen ze Quan tegen het lijf die vlug de trap komt opgelopen.
   ‘Ik ga mijn vrouw op de hoogte brengen. Ik wil niet dat ze gaat panikeren.’
   Radko geeft hem zijn telefoon terug. ‘Ik wacht beneden.’
   ‘Vijf minuten.’
   Quan betreedt de ontvangstruimte en zucht. Hoe kan hij verslag uitbrengen over wat er de voorbije uren is gebeurd? Hij kon haar niet eerder contacteren, want tijdens het werk is het verboden om haar te storen. Zijn hart klopt in zijn keel wanneer hij contact krijgt.
   ‘Schat … hoe was uw vergadering met die Chinezen?’
   ‘Hun vlucht vanuit Beijing was geannuleerd. En hoe is de sfeer in Thai Ha?’
   ‘Weet je …’
   ‘Mijn voorgevoel laat me nooit in de steek’, onderbreekt ze.
   ‘Vader Phung heeft mij gebeld … Ik kon niet weigeren … Lawyers4lawyers.’
   ‘Ik zag al het verlangen in je ogen toen ik vertrok. Maar het is goed dat je daar nu bent. Gelukkig ben je ontsnapt.’
   Quan is opgelucht. ‘Op het laatste nippertje. Is er veel schade?’
   ‘Ze hebben de voordeur ingebeukt, het hele huis overhoop gehaald en het portret van Barrack Obama vernield.’
   ‘Wat zochten ze?’
   ‘U natuurlijk. Volgens juffrouw Linh was de hooggeplaatste verantwoordelijke uitzinnig. Hij gooide de agenten die in de gang zaten van de trap en bekoelde zijn woede op een van haar zogenaamde neven. De man zat in zijn stoel te slapen. Hij is gearresteerd.’
   ‘Hebben zij iets meegenomen?’
   ‘Papieren en je computer.’
   ‘Gelukkig maak ik elke week een back up. Wat nog?’
   ‘Mijn juwelen en de trouwring van mijn vader.’
   Hij hoort haar stem beven.
   ‘Criminelen zijn het. Maar waar ben jij nu?’
   ‘Thuis. Met juffrouw Linh. Ze heeft mij haar bijna ongelooflijke levensverhaal verteld. Ze is een nicht van de voormalige president Diem. Ik zal het je later vertellen.’
   ‘En de kinderen?’
   ‘Nog altijd bij oom Tung en tante Cam.’
   ‘Hoe reageerden zij?’
   ‘Ze weten nog altijd van niets. Linh helpt het huis opruimen en de slotenmaker komt de deur herstellen. Hopelijk bemerkt Thai niets. Maar hoe zit het met jou?’
   ‘De evacuatie is aangekondigd voor zes uur. Maar die kan onmogelijk plaatsvinden. De koer van het klooster barst uit zijn voegen. Ik schat tussen drie- en vierduizend personen. En dat aantal neemt nog elke minuut toe. Zij zijn onze belangrijkste troef.’
   ‘En de sfeer?’
   ‘Verrassend genoeg zeer sereen. Zoals je kunt horen, bidden ze nog altijd het Rozenhoedje. De aanwezigen lijken zeer vastberaden.’
   ‘Wat gaat er gebeuren?’
   ‘Lam drong aan dat ik het woord zou nemen.’
   ‘Jij?’
   Quan ontwijkt de vraag. ‘Er moet een leek opstaan. We kunnen alle verantwoordelijkheid toch niet op de schouders van Vader Phung leggen.’
   ‘Met zijn gezondheidsproblemen zou dat inderdaad niet verstandig zijn.’
   ‘Ik ben al blij dat hij zal voorgaan in de mis.’
   ‘Waarom kan Lam niet spreken?’
   ‘Hij heeft dat nog nooit gedaan.’
   ‘Dat is gemakkelijk. En wie, denk je, gaan ze arresteren wanneer de zaken uit de hand lopen?’
   ‘Jij weet dat ik daarvoor niet sta te springen, maar Lam heeft gelijk. Veel gelovigen hebben gedemonstreerd voor mijn vrijlating. En sommigen dragen nog altijd de witte T-shirts van die campagne. Zij verwachten dat ik mijn verantwoordelijkheid opneem.’
   ‘Wat ga je zeggen?’
   ‘Praten over de burgermaatschappij en hoe wij ons moeten gedragen tijdens het nakende conflict.’
   ‘Hoe denk je dat aan te pakken?’
   ‘Door ten allen prijze te vermijden dat geïnfiltreerde onruststokers van de regering incidenten uitlokken.’
   ‘Wees … voorzichtig.’ Haar stem trilt. ‘Ik ga straks de kinderen ophalen. En ik blijf bij je in mijn gedachten en in mijn gebed.’
   ‘Dat zal ik hard nodig hebben.’
   ‘We zijn ook verzekerd van het gebed van juffrouw Linh.’
   ‘Wat?’
   ‘Ze is een toegewijde katholiek, maar kon daar sinds 1975 nooit uitdrukking aan geven.’
   Quan wordt emotioneel. ‘De rozenkrans loopt naar zijn einde …’
   ‘Weet je nog wat ik zei toen ik je 1990 hielp ontsnappen uit mijn studentenkamer?’ zegt Hien met haar zachte stem. ‘Letterlijk. “Jij bent mijn hoop, mijn toekomst en mijn leven. Wat er ook moge gebeuren, ik zal je altijd steunen.”’ Hien wacht een ogenblik. ‘Nu nog meer dan vroeger.’
   ‘Ik moet … nu gaan’, zegt hij bevend. ‘Plicht roept.’
   ‘God zegene je.’
   ‘Jou ook.’

Lam geeft Quan een duw. ‘Dagdromer! We zitten al op de volgende bladzijde van de cursus Engels.’
   ‘De schittering in haar ogen fascineren mij’, fluistert hij.
   ‘Van wie?’
   ‘Dat meisje aan het einde van de rij.’ Door de gebogen vorm van het auditorium aan de universiteit hebben ze een zijdelings zicht op haar. ‘Ik kan mijn ogen van haar niet afhouden. En dat gevoel is wederzijds.’
   ‘Vlinders in de buik?’
   Quan stampt op de voet van Lam.

Na de les ontmoetten ze elkaar in de gang. Ze bleek Russisch te studeren. Ze had hem nooit eerder gezien omdat hij niet vaak naar de les kwam. Haar ouders waren hoge functionarissen van het ministerie van Bosbouw en lid van de Communistische Partij. Schoorvoetend gaf hij toe geen communist te zijn.   Volgens haar was er niks mis met het Communisme. Haar vader studeerde in de Sovjet-Unie. En ze hadden toch alle voorzieningen? Gezondheidszorg, jeugdbewegingen, gratis studies. Hij had aangevoerd dat ze geen vrijheid hadden, maar dat woog volgens haar niet op tegen die enkele nadelen.
   En toen had hij haar verteld over de landhervorming in de jaren ’50. De eliminatie van honderdduizenden landheren en tegenstanders van het regime. Zijn grootmoeder die was doodgeschoten.
   Ze was aangedaan. Had geen weet van die toestanden. Hij had haar verteld over de schrijnende armoede op het platteland. Mensen met kromme ruggen die werkten als slaven om te overleven, terwijl al het geld in de zakken van de partijbonzen verdween. De politie en de Geheime Dienst die de wegen en de stations controleerden om te voorkomen dat landarbeiders heimelijk vluchten naar de grote steden.’
   Hien sloeg rood uit. Ook over de concentratiekampen had ze nooit gehoord. Hij had verteld dat zijn vader en oom daar jarenlang dwangarbeid deden omdat ze katholieken waren.’  
   ‘Katholieken? Oei!’
   ‘Is daar iets verkeerd mee?’
   ‘We hebben we op school geleerd …’ zegt ze aarzelend.
   ‘Dat we halve gekken zijn? Tweederangsburgers?’
   Hien knikt verlegen.
   ‘Heb geen schrik. Gek ben ik niet. En ik heb nog niemand opgegeten.’
    Ze schieten in een lach. Pas nu het ijs gebroken.
   ‘Gelukkig zijn, is het belangrijkste in het leven, niet?’ Hij aarzelt even. ‘Ben jij gelukkig?’
   ‘Na … tuurlijk.’ Ze kijkt naar het uurwerk in de gang . ‘Tien voor zes. Ik moet terug naar de home. Zo niet ben ik te laat voor het eten.’
   ‘Ik vond het leuk’, zegt hij.
   ‘Onverwacht … confronterend … leerrijk … maar aangenaam’, zegt Hien nog altijd bedeesd. ‘Voor mij ben je geen tweederangsburger’, besluit ze vastberaden. Aarzelend stapt ze weg.
   ‘Hm, spreken wij … nog eens af?’ vraagt Quan met een blos op de wang.
   Hien draait zich om en kijkt naar de grond.
   ‘Morgen? Overmorgen?’
   ‘Ik heb zaterdag examen Russische woordenschat.’
   ‘Zondag?’
   ‘Goed.’
   Plots aarzelt Quan. ‘Alhoewel. Ik ga  naar Thai Binh.’
   Hien kijkt verrast.
   ‘Ik woon daar elke week de mis bij in de kathedraal. Bisschop Van Sang is in zijn preken een meester in het geven van onderhuidse kritiek op het regime. Agenten van de Geheime Dienst noteren elk woord, maar de man werd nog nooit beschuldigd van propaganda tegen het regime.’
   ‘Hij pakt de zaken dan op een meer bedekte manier aan dan jij.’
   Hij is even van zijn stuk gebracht.  ‘Misschien ga ik zondag toch niet.’
   Hien kijkt hem vragend aan.
   ‘Omdat die mis volk van heinde en ver lokt, werden vorige week alle bussen gecontroleerd. Bij gebrek aan een verblijfsvergunning werd ik aangehouden, maar nog dezelfde avond vrijgelaten.’ Hij glimlacht. ‘Ik vertelde dat ik die vergeten was en kreeg het voordeel van de twijfel.’
   ‘Heb je dan geen geldige papieren?’
   ‘Ik studeerde Scheikunde in Saigon. Excuseer.’ Hij kan zijn glimlach nauwelijks onderdrukken. ‘De Communisten kennen die niet. Ik heb het over Ho Chi Minh Stad. Maar die richting was niet mijn ding. ‘Na wat omzwervingen ben ik hier, bij mijn jeugdvriend Lam aanbeland die aan het Conservatorium studeert.’
   ‘Illegaal?’
   ‘Zoals honderdduizenden anderen.’
   ‘Wat?’
   ‘Die werkelijkheid zie je niet op tv en staat evenmin in de krant.’
   Het lijkt alsof de vaste grond onder Hien’s voeten wegzinkt.
   ‘Hoe overleef je dan?’
   ‘Ik slaap bij Lam op de grond en word met een busje opgehaald om te werken in de bouwsector. Het loon is laag, maar illegalen hebben geen rechten.’
   ‘En wat als de politie je oppakt?’
   ‘Dan heb ik pech. In de kampen is er plaats genoeg.’
   Hien is aangedaan. ‘Wanneer je ooit moeilijkheden hebt, kom naar Studentenhome nummer 3, kamer 208.’
   Opnieuw valt het gesprek stil. De schittering in haar ogen kan ze niet verbergen. ‘Al zes uur’, schrikt Hien. ‘Ik ben te laat.’
   ‘Zo vrij ben jij dan toch niet’, plaagt hij.
   Ze tikt op zijn schouder. ‘Zondag?’
   Hij knikt.
   Niet veel later had hij zijn toevlucht gezocht tot haar studentenkamer.

Hien zit verdiept in haar cursussen wanneer haastig wordt geklopt.
   ‘Ja.’
   Hij sluipt binnen en doet de deur op slot.
   Hien schrikt zich een hoedje. ‘Wat gebeurt er?’
   ‘De politie zit mij op de hielen en wil mij arresteren. Zij. Dit was mijn enige uitweg.’
   Hien is zeer aangedaan.
   ‘Mag ik?’ Hij opent het venster. ‘Langs de afvoerbuis geraak ik wel weg.’
   Hien schrikt. ‘En wat wanneer je beneden valt?’
   ‘Ik ben lenig genoeg.’
   ‘Wat ga je nu doen?’
   ‘Vluchten. Wat anders?’
   ‘Waar naartoe?’
   Hij haalt zijn schouders op. ‘Het beste is, dat ik een tijdje onderduik.’
   In de gang neemt het lawaai toe.
   ‘Wellicht doorzoeken ze alle kamers.’
   Hien grijpt hem bij de kraag. ‘We kennen elkaar pas drie weken, maar ik wil je niet kwijt.’
   ‘Ik ook niet’, zegt hij geëmotioneerd.
   ‘Je bent mijn hoop, mijn toekomst en mijn leven.’
   Ze kussen elkaar wanneer op de deur wordt gebonkt.
   ‘Ik kom terug’, fluistert hij, waarna hij zich via het venster uit de voeten maakt.
   ‘Een ogenblik’, hoort hij Hien zeggen wanneer de politie voor een tweede maal op de deur klopt.
   Hij zit nog maar pas verstopt achter enkele struiken wanneer in de tuin zaklampen schijnen.
   Eenmaal het gevaar is geweken, kijkt Hien opnieuw door het venster. Hij steekt zijn duim omhoog. Ze pinkt een traan weg.
  
   ‘Je zal wat achterstand moeten ophalen om terug de lessen te volgen’, glimlacht Bang.
   ‘Bedankt om mij onderdak te geven’, zucht Quan. ‘Ik wist niet waar naartoe.’
   ‘Ruzie thuis?’
   Hij schudt het hoofd. ‘Vermoedelijk wacht de politie mij daar op.’
   ‘Wat mispeuterd?’
   ‘Ik sta geseind. Heb geen geldige verblijfsvergunning voor Hanoi.’
   ‘Ze worden inderdaad streng. Ik ben vorige week op straat tweemaal gecontroleerd. Blijf zolang je wil, maar veel valt tussen deze vier muren niet te beleven. Tenzij je opnieuw gaat studeren.’
   Quan schudt het hoofd. ‘Ik lust uw scheikundige formules niet.’
   ‘Jij die zo op de vrijheid bent gesteld. Waarom ga je niet naar Cambodja?’
    De ontwikkeling in het buurland fascineert hem. In 1979 hebben de Vietnamezen een einde gemaakt aan het terreurregime van Rode Khmer leider Pol Pot. In minder dan vijf jaar is dertig procent van de bevolking omgekomen van honger, ziekte, ontberingen, martelingen en uitputting in de killing fields. Volgend op een burgeroorlog en een vredesconferentie, organiseert een vredesmacht van de Verenigde Naties nu vrije verkiezingen. Niet alleen de vrijheid, dat magische woord, hem zo dierbaar. Bovendien weet hij van zijn vader dat zijn grootoom, Le Van Tinh, die in ’54 naar Zuid-Vietnam is gevlucht, nu in Phnom Penh woont.
   ‘Dat is het!’ glunderde hij.
   ‘Daar geraken is eenvoudig’, zegt Bang. ‘Op de kanalen van de Mekongdelta is er nauwelijks controle.’

In maart 1990, enkele dagen voor zijn negentiende verjaardag, kwam hij aan in de hoofdstad van Cambodja. Maar zijn grootoom was nergens te vinden. ’s Nachts sliep hij onder een bank op de grond van het Kandal park, nabij het Nationaal Museum en het Koninklijk Paleis.

   ‘Kom hier’, roept Tran Van Cung, de broodverkoper in het park. ‘Wil je een stuk?’
   Met grote happen verorbert Quan het. ‘Bedankt. Ik viel bijna flauw. Het is drie dagen geleden dat ik heb gegeten.’
   ‘Nog altijd geen spoor van uw familielid?’
   ‘Niemand heeft hem gezien.’
   ‘Waar ga je vannacht slapen?’
   ‘Terug onder die bank.’
   ‘Er zijn de voorbije jaren al meer dan genoeg mensen gecrepeerd. Kom bij mij thuis. Ik heb nog een bed vrij.’
   ‘Hoe kan ik u bedanken?’
   ‘Wanneer mensen wat meer mens zouden zijn, in de plaats van zich op sleeptouw te laten nemen door wreedaardige ideologieën, zou de wereld er anders uitzien. Nog een broodje?’
   Quan knikt met volle mond.
   ‘Plannen?’
   ‘Mijn grootoom zoeken tot ik hem vind.’
   ‘Niet geïnteresseerd in een job?’
   ‘Moest dat kunnen, graag. Maar ik heb geen papieren op zak.’
   ‘Dat is geen probleem. Ik ken de restauranthouder van om de hoek. Hij zoekt een bordenwasser.’
   ‘Dat zou schitterend zijn.’
   ‘Maar het is hard labeur. Twaalf tot veertien uur werken per dag. En zeven dagen op zeven.’
   ‘Geen probleem.’

Hij verdiende amper wat, leefde voortdurend in angst dat de politie hem zou arresteren en uitleveren aan Vietnam. Op een avond belandde hij in het midden van een klopjacht op gangsters. Een agent die dacht dat hij een van hen was, schoot in zijn richting. Maar hij wist weg te glippen. Na zeven maanden hield hij Phnom Penh voor bekeken. Hij miste al te zeer zijn familie en vriendin.
   In Chua Bi dook hij eerst onder bij de ouders van Lam en, toen de kust veilig was, ging hij naar zijn ouderlijk huis. Tot zijn opluchting vernam hij dat de politie niet langer op zoek was naar hem. Hij wilde terugkeren naar Hanoi.
   ‘Wat ga je daar doen?’ vroeg zijn vader.
   ‘Opnieuw studeren.’
   ‘Scheikunde?’ plaagde hij.
   ‘Neen, Rechten.’
   ‘Dat is een betere keuze. Je bent zo welbespraakt en hebt een scherp inzicht. We zullen u steunen, maar onze mogelijkheden zijn beperkt. Meer dan de helft van de kosten kunnen we niet dragen.’
   ‘Ik zal bijles Engels geven. Daar is een grote vraag naar. Als ik word aanvaard aan de universiteit. De Geheime Dienst controleert immers alle inschrijvingen.’
   ‘Lam kent wel mensen die kunnen informeren.’

   ‘Gelukzak!’ straalde zijn jeugdvriend. ‘De man bij de Geheime Dienst die uw dossier opvolgde, is met pensioen. En de aanstelling van zijn opvolger kan nog vele maanden of zelfs jaren duren. Zijn dossiers zijn ondertussen verspreid over de collega’s, maar geen van hen zal daar ooit naar kijken. Gelukkig is inefficiëntie de belangrijkste eigenschap van de Geheime Dienst. De kust is vrij, maar tart het lot niet wanneer je advocaat wil worden.’
   ‘Wel wil ik eerst mijn vriendin zien.’
   ‘Mm, nog altijd verliefd?’ Hij neemt zijn agenda. ‘Wanneer vindt het huwelijk plaats?’
   ‘Bastaard. Ik heb haar zeven maanden niet gezien en niks van haar gehoord.’
Toen ze elkaar diezelfde avond opnieuw ontmoetten, vonkte het nog even hevig als voordien. Maar hun pad was niet met rozen bedekt. Hien ervoer sociale druk om hun relatie te beëindigen. Maar zij keek ondertussen met kritische ogen naar de wereld en leefde mee met de arme boeren en arbeiders. Ze volgde in de parochie Thai Ha catechese en liet zich dopen.
   Met de implosie van de Sovjet-Unie die er zat aan te komen na de val van het IJzeren Gordijn, studeerde Hien Engels. Heimelijk nam Quan deel aan enkele ondergrondse activiteiten op de universiteit. Op een nacht hielp hij een folder verspreiden die de studenten opriep om het regime omver te gooien. De Geheime Dienst onderzocht de zaak. Hij werd ondervraagd, maar er werden geen bewijzen gevonden van zijn medewerking.
   Toen zes maanden later een tweede folder werd verspreid, kwam er nauwelijks reactie. Wegens het opdoeken van de Sovjet-Unie heerste toen een meer open sfeer.

Quan schrikt op uit zijn gemijmer. Hij moet zich haasten. Vijf minuten had hij beloofd. Hij haast zicht terug naar de inkom van het klooster en geeft zijn telefoon terug aan Radko.
   ‘Klaar voor uw toespraak?’ vraagt Lam.
   Hij knikt. ‘Ik heb wel  nog een symbool nodig.’
   ‘In welke zin?’
   ‘Iets gemeenschappelijk, waar iedereen achter kan staan. Iets dat alle opvattingen overstijgt en dat ons kan verenigen.’
   ‘Kon je dat niet wat vroeger vragen?’
   Quan kijkt zuur. ‘Enig idee?’
   ‘Denk aan een boom … een vis … of een persoon.’
   ‘Wie?’
   ‘Phan Chu Trinh, de nationalistische leider. Hij is uw inspirerende voorbeeld, toch?’
   ‘Wie kent hem nog. Hij stierf bijna een eeuw geleden.’
   ‘Ho Chi Minh?’
   Quan duwt hem. ‘Bastaard.’
   ‘’ Zijn ogen vallen op een foto van bloeiende lotussen in een vijver aan de muur. ‘Dat is het!’ . Hij geeft Lam een schouderklop. ‘Jij bent een genie!’   Lam en Radko kijken elkaar onbegrijpend aan.
   ‘Eh, waarom?’ vraagt Lam.
   ‘Datgene waarnaar ik op zoek was, zat in mijn rugzak.’ Hij neemt het gele linnen doek. De bedsprei met lotusmotief die hij heeft gemaakt voor zijn dochter.
   ‘Een bedsprei?’
   ‘Die wordt de nieuwe vlag.’
   Wanneer Quan die openvouwt, valt de cd van The Scorpions op de grond.
   Radko raapt die op en kijkt verrast op. ‘Ik ben een fan van hen. Ik was …’
   Lam onderbreekt hem. ‘Mijn huwelijksgeschenk!’
   ‘Begrijp jij het dan niet? De wind van de verandering komt eraan!’
   ‘Dat weet ik ook. Maar een vlag alleen is niet genoeg.’
   ‘Wat bedoel jij, mijnheer de componist?’
   ‘Je hebt hier een krachtig symbool waarachter we ons kunnen scharen. Maar we hebben ook een nieuw volkslied nodig. Dat op een enthousiaste manier uitdrukking geeft aan de verandering die er zit aan te komen. Inspirerende woorden op meeslepende muziek.’
   ‘The Scorpions?’ suggereert Radko.
   Lam en Quan kijken elkaar aan.
   ‘De meeste mensen verstaan amper een woord Engels.’
   ‘Ga jij nu nog iets componeren?’ vraagt Quan. ‘Is dat niet een beetje laat?’
   ‘Het is maar een idee …Maar dat is het! Hoe kan ik zo’n dwaas zijn om daaraan niet te denken?’
   ‘Nu is het te laat, bastaard’, glimlacht Quan. ‘Ik moet gaan.’
   Terwijl Lam een stuk papier uit zijn tas neemt, opent een seminarist de deur en verdwijnt Quan in de menigte.
   ‘Dat is het!’ straalt Lam.
   Radko die wil ook naar de binnenkoer gaan. ‘Ik ga zijn toespraak opnemen. Kom je mee?’
   ‘Ik heb eerst iets belangrijks te doen’, zegt Lam. ‘Waar kan ik hier fotokopies maken?’ vraagt hij aan de seminarist aan de deur.
   ‘Het secretariaat is op de eerste verdieping.’
   ‘Kopies? Waarvoor?’ vraagt Radko.
   ‘Dat zal je wel zien.’

Quan slaagt er slechts met grote moeite in om zich doorheen de massa naar voren te dringen. Velen groeten hem en hij herkent sommige dissidenten. Op een afstand baant ook Radko zich een weg in dezelfde richting. Tot zijn verbijstering neemt iemand hem bij zijn kraag.
   ‘Een communist!’ roept de man. ‘Hij draagt een pin van het eeuwfeest en een rode broek.’
   ‘Spion. Dat is wat je verdient!’
   Radko incasseert een klap in zijn gezicht.
   ‘Wat? Ben jij aan het filmen? Geef hier die I-phone.’
   ‘Een misverstand. Ik ben een journalist van het Verenigd Koninkrijk. Hey, Quan!’ roept hij terwijl hij uit hun greep probeert te ontkomen.
   Tot zijn opluchting geeft Quan een teken. De omstaanders lossen hun greep.
   Radko steekt de pin in zijn broekzak, er komt spontaan een nieuw Gelegenheidsgedicht op in zijn gedachten.

The original sin
of the Communist gin
is that they’ve created a loony bin.
Their greatest quality is to grin.

But all this has been.
Now they’re making a tailspin,
the pain at my chin
and my blue skin
prove that’s a mortal sin
to bear a centenary pin.
But I’ve to put it wherein
this souvenir from preceding?
Within my pants it’s benign.

De zinnen komen de ene na de andere. Hij zegt ze halfluid, maar ze gaan op in het geroezemoes op de binnenkoer.

Naast het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes hebben de seminaristen een klein podium gebouwd. Ze testen de geluidsinstallatie die voor de weekendmissen wordt gebruikt. Vader Phung neemt bevend de microfoon.
   ‘Mijn goede vrienden.’
   Hij krijgt spontaan applaus. Die steun doet hem zichtbaar deugd.
   ‘Op dit ogenblik denk ik aan de woorden van de apostel Petrus die ons waarschuwt om altijd waakzaam te zijn. En dat is wat we gaan doen in de mis die we gaan vieren. Maar eerst zal onze vriend, advocaat Quan, het woord tot ons richten. Hij is een ijverige voorvechter in de vredevolle strijd voor religieuze vrijheid, de teruggave van het in beslag genomen kerkland en de verdediging van onze geliefde parochie Thai Ha.’
   Quan betreedt het podium. ‘Bedankt vader.’ Hij buigt. ‘Geen wierook. Dit is onze gemeenschappelijke strijd. Ik wil enkele woorden tot u richten over onze toekomst.’

‘Aankondiging van de overheid.’ Een vrouwelijke stem weergalmt opnieuw door de luidsprekers. Door het volume eist die alle aandacht op. ‘In toepassing van het Decreet nummer 84/2017/ND-CP, gedateerd 2 november 2017, en de boodschap van generaal Nguyen Dang Hung, zullen de ordetroepen om 18.00 uur het klooster betreden. Zij zullen iedereen begeleiden naar de omliggende straten van waaruit jullie in toepassing van de avondklok naar huis moeten gaan. Wij rekenen op jullie medewerking.’

   ‘Nog een uur’, zegt Quan. Hij huivert binnenin, maar toont zijn angst niet. Lachen met de Communisten is de enige juiste houding. ‘Wij hebben nog een eeuwigheid’, vervolgt hij.
   Sommigen lachen, maar de meeste gelovigen beven. Ondertussen voelt hij de portefeuille in zijn achterzak. De liefdesbrief van zijn vrouw aanraken, maakt hem dubbel sterk.
   ‘Vandaag is een groot aantal dissidenten gearresteerd’, gaat hij verder. ‘Maar het is een vreugde vast te stellen dat velen in ons midden zijn. Welkom!’
   Er klinkt applaus.
   ‘Het is evenzeer een vreugde een delegatie van de Boeddhisten en zielsverwanten van andere denominaties te verwelkomen.’
   Opnieuw betuigen velen hun waardering.
   ‘Wij zijn geëngageerd in dezelfde vredevolle strijd en ieder van ons draagt dezelfde wapens: ons gebed en onze morele kracht die zo veel sterker zijn dan die vuurwapen die ons bedreigen. De minister van Binnenlandse Veiligheid …’ vervolgt hij.
   Spontaan boegeroep vult het binnenplein.
   ‘De minister heeft in het parlement aangekondigd dat ons land zestig subversieve organisaties telt en 350 staatsgevaarlijke individuen. Wanneer iemand daar nog zou aan twijfelen: ik ben een van hen.’
   Een aantal glimlacht.
   ‘De hoofdvraag is: op basis van welke beschuldiging worden wij voortdurend in de gaten gehouden? Waarom worden wij behandeld als criminelen? Het antwoord is eenvoudig. Voor onze niet-gewelddadige vraag voor vrijheid en het respecteren van de mensenrechten. Jammer genoeg worden die rechten steeds minder gerespecteerd, terwijl het repressieapparaat ongeziene afmetingen aanneemt. Hoevelen hebben dit jaar opnieuw de rangen van de Geheime Dienst versterkt? Hun enige doel is om de bevolking nog meer te onderdrukken.’
   Iedereen betuigt luid zijn instemming.
   ‘Het is hun taak om tussenbeide te komen met de politie en het leger: hun zielsverwanten, of beter hun wapenbroeders …’
   Er klinkt luid applaus.
   ‘… om overal te lande te opereren. Wij zien in de omliggende straten tot welke machtsontplooiing dat leidt. Onze regering denkt dat zij de massale ontevredenheid de baas kan door meer repressie. Het voorbije decennium werden alle leiders van de beweging Bloc 8406 en de politieke partijen en sociale organisaties veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen. Regerend vanuit haar ivoren toren is de regering er nog altijd van overtuigd dat de oude aanpak ook nu een oplossing zal brengen. Maar zij is volledig vervreemd van de werkelijkheid. Omdat wat nu gebeurt …’
   ‘Wij moeten het recht in eigen handen nemen!’ roept iemand.
   ‘Hij heeft gelijk’, beaamt een ander.
   Quan heft zijn hand om de menigte te bedaren. ‘Wat vandaag gebeurt … Stilte alstublieft … Wat vandaag gebeurt, is de opstand van de burgermaatschappij. Tientallen miljoenen burgers hebben genoeg van het communistische juk.’
   ‘Ja!’ klinkt uit vele monden.
   ‘Jongeren trekken elke nacht honderdduizenden rode bloemen uit die in de straten van Hanoi zijn geplant naar aanleiding van het eeuwfeest. Ook vannacht zijn ondanks de permanente politiecontrole honderden vlaggen verdwenen. De sociale media bewijzen hun onschatbare waarde. Ter gelegenheid van elke arrestatie deze namiddag schreeuwden binnen enkele minuten tientallen of zelfs honderden mensen publiekelijk hun onvrede uit. Wie kan nog langer de alomtegenwoordige onrechtvaardigheid, ongelijkheid, corruptie en nepotisme verdragen? Ik kan dat niet. En niemand kan dat.’
   De menigte reageert enthousiast.
   ‘In onze huizen discussiëren we over de actuele gebeurtenissen: van Dao Phu Quoc in de Golf van Thailand tot Lang Son aan de Chinese grens. Maar het blijft niet bij woorden. Informele netwerken leidden tot protesten op honderden plaatsen tezelfdertijd. Om de Chinese producten te boycotten. En om te demonstreren: tegen de milieuvervuiling, de snel stijgende benzineprijzen en de verhoging van de taksen en de levensduurte. En last nut not least tegen de laffe Chinese aanval op het eiland Storm.’
   Iedereen stemt luidruchtig in.
   ‘Die acties zijn niet georganiseerd, maar borrelen op van onderuit, schijnbaar uit het niets. En het ministerie van Nationale Veiligheid kan ze onmogelijk controleren, zelfs wanneer, zoals in de voormalige Sovjet-Unie en Oost-Duitsland, een op de drie Vietnamezen zou werken voor de Geheime Dienst. Het mirakel dat vandaag plaatsvindt, zijn de spontane verbindingen tussen die netwerken en de groeiende broederband tussen mensen die tot voor kort vreemden waren voor elkaar. De geschiedenis herhaalt zich. Vandaag geschiedt wat na de omverwerping van het regime van president Ferdinand Marcos in 1986 in de Filippijnen is gebeurd. Aangestuurd door de burgermaatschappij vonden fundamentele veranderingen plaats. Die doorbraken de negatieve spiraal waarbij de rijken steeds rijker werden en de armen steeds armer.’
   Opnieuw wordt Quan onderbroken door de enthousiaste menigte.
   ‘Na de toetreding tot het economische Partnerschap van de Stille Oceaan, beloofde de regering om, in ruil voor dat economische voordeel, voor de allereerste keer vrije vakbonden toe te laten. Vandaag, twee jaar later, is deze zoveelste belofte nog altijd een lege doos. Wij hebben genoeg van het Communisme. Genoeg is genoeg!’
   Nu roepen de aanwezigen uitgelaten.
   ‘De wind van de verandering komt eraan. Ook jij kan hem niet tegenhouden, Viet Pot.’
   Veel gelovigen schrikken bij het horen van die naam.
   ‘Viet Pot, vrienden, is de bijnaam van generaal Dang Hung, de bevelhebber van de gewapende ordekrachten die buiten staan opgesteld. Zijn inspirerende voorbeeld van de Cambodjaanse Rode Khmer-leider Pol Pot.’
   Vooraan valt een vrouw flauw. Omstaanders dragen haar naar de kerk.
   ‘Gedurende anderhalf jaar heb ik in het concentratiekamp de vernederingen van Viet Pot ondergaan.’
   Er klinkt een oorverdovend boe-geluid.
   ‘Ik wil enkele woorden richten tot dat sadistische monster. Wij kennen allemaal uw ambitie: het vervullen van de familiedroom om de macht te grijpen. Uw vader, Dang Xuan Khu, die in de jaren 1950 verantwoordelijk was voor de noodlottige landhervorming, is daarin niet geslaagd. En een nieuwe poging komt er nu aan met de geplande eliminatie van de parochie Thai Ha. Wij zijn niet naïef. De bulldozers gaan ook de kerk en het klooster vernietigen. Wij hebben de plannen gezien. Hier komt een administratief districtscentrum naast 25 private kavels voor woningen. Die operatie moet de stad een paar miljard Dong opbrengen.’
   Quan kijkt om naar Phung die lijkbleek wordt. Twee seminaristen ondersteunen hem.
   ‘Ik had beloofd om die informatie geheim te houden’, verontschuldigt hij zich. ‘Maar dat heeft op dit moment geen enkele zin meer. Iedereen heeft recht op de waarheid. Wij hebben geen geheimen. En iedereen moet de echte inzet kennen van wat hier gaande is. ’
   ‘Genoeg gepraat!’ roept iemand verbolgen.
   ‘We moeten nu handelen!’ zegt zijn buur.
   ‘Wanneer wordt de strijdbijl opgegraven’, brengt een ander in.
   ‘Alstublieft!’ Quan heft nu beide handen in een nieuwe poging de menigte stil te krijgen. ‘Viet Pot: Ik heb slecht nieuws. Zoals uw vader, zal ook jij niet slagen in uw opzet.’
   Er volgt luid applaus.
   ‘Hij zal niet slagen … even uw aandacht alstublieft … want dit is cruciaal … Viet Pot zal niet slagen op één voorwaarde.’ Quan steekt een vinger op. ‘En die is, dat ieder van ons ijzig kalm blijft. Eén slag, één duw of één trek kunnen een golf van geweld uitlokken. Niemand zal in die val trappen. Of reageren op hun intimidaties, noch op het geweld dat ze zullen gebruiken. Zelfs wanneer ze schieten.’
   Een huivering gaat door de menigte.
   ‘De voorbije uren hebben jullie verschillen mollen ontmaskerd. Vele anderen bevinden zich nog in ons midden. En zij hebben maar één doel: rellen uitlokken die een gewapend optreden van Viet Pot kunnen rechtvaardigen. Maar geen enkele verrader zal slagen in zijn opzet.’
   Quan kijkt achterom naar Vader Phung die er gebroken uitziet.
   ‘Wanneer jullie zo’n mollen in de nabijheid opmerken, geef ik u, met de zegen van Vader Phung, de toelating om die met uw handen hun mond te bedekken en ze in bedwang te houden. Ze moeten worden geneutraliseerd met zo weinig mogelijk geweld.’
   De monnik knikt.
   ‘Eindelijk!’ roept dezelfde toehoorder.
   ‘Alstublieft! Wanneer na de mis de evacuatie eraan komt, zal niemand een millimeter bewegen. We zullen als standbeelden blijven staan, geworteld op deze heilige grond. Dat is, mijn dierbare vrienden, de enige mogelijkheid waarop wij ons doel kunnen bereiken. Vandaag weet niemand van ons wat het woord vrijheid betekent. Ons geliefde land heeft in haar hele geschiedenis nooit een ogenblik van vrijheid gekend. Gedurende duizend jaar hebben we geleden onder het Chinese juk. We hebben tachtig jaar Franse kolonisatie doorstaan en verdragen nu al zestig jaar …’
   ‘Twee en zestig jaar!’ roept iemand uit het publiek.
   ‘In elk geval duurt die Communistische heerschappij al veel te lang.’
   De vele reacties onderstrepen de waardering voor die woorden.
   ‘Ikzelf had elf jaar terug, tijdens mijn illegaal verblijf in de Verenigde Staten, de gelegenheid om te proeven van de unieke smaak van de vrijheid. Ik heb toen veel boeken gelezen over de vrijheid en de burgermaatschappij en gesproken met mensen die waren verkozen bij vrije verkiezingen.’
   Quan hapt naar adem.
   ‘De vrijheid prikkelt alle zintuigen en vervult u met een onbeschrijflijk gevoel van vreugde en geluk. Sinds mijn terugkeer uit Washington DC was ik onophoudelijk het voorwerp van vervolgingen, intimidatie en gevangenneming. Maar de smaak van de vrijheid is in mijn mond nooit verdwenen. Het is mijn vurige wens ieder van jullie weldra zult proeven van de wonderbaarlijke smaak.’
   Een aantal aanwezigen reageert emotioneel terwijl een golf van applaus aanzwelt.
   ‘Resten nog enkele cruciale vragen. Wie is de burgermaatschappij? Voor wat staan wij? Welk is ons gemeenschappelijk ideaal? Achter welk symbool kunnen wij ons scharen?’
   Hij wacht enkele ogenblikken.
   ‘Deze namiddag vond ik bij toeval, maar ik denk dat het veeleer de voorzienigheid was, het antwoord.’
   Hij opent zijn rugzak en neemt de gele linnen doek.
   ‘Wil iemand helpen?’
   Seminaristen openen het doek en steken dat in de hoogte. Iedereen reageert verrast.
   ‘Geen enkele kleur is meer verbonden met onze geschiedenis dan geel. De meest heldere tint van het kleurenspectrum symboliseert geluk, optimisme, verlichtring, creativiteit, zonneschijn en de nieuwe lente die zal aanbreken. En geen enkele bloem weerspiegelt meer de Vietnamese ziel dan de lotus. Hoewel die in de donkere en stinkende water groeit, is ze, wanneer ze aan het wateroppervlak tevoorschijn komt, zo zuiver en ruikt ook zo goed.’
   Quan wijst naar de vlag. ‘Deze lotusbloem is opgegroeid in het midden van de communistische modder.’ Hij verheft zijn stem. ‘Vanaf vandaag zullen haar licht en haar opmerkelijke schoonheid schijnen over heel Vietnam, terwijl de Communisten voor eeuwig zullen verdwijnen in de modder.’
   Nu gaat het publiek helemaal uit de bol. Quan is opgelucht dat iedereen zijn voorstel positief verwelkomt. Er weerklinken toejuichingen wanneer de seminaristen de bedsprei ophangen aan twee vlaggenstokken.
   ‘Ik nodig u uit om achter deze vlag te gaan staan in de kritieke momenten die er aankomen. Laten we terugdenken aan de rebellie van de adellijke gezusters Trung van tweeduizend jaar geleden en hun inspirerend voorbeeld volgen. Zij hebben zich nooit overgegeven aan de Chinese draak. Ook wij zullen  ons nooit overgeven aan de Chinezen en hun Vietnamese marionettenregering.’
   Wat volgt is een oorverdovend handgeklap.
   ‘Maar laten we waakzaam zijn, zoals Vader Phung heeft gezegd, en onszelf verdiepen in gebed’, besluit Quan.
   Veel aanwezigen laten hun emoties de vrije loop.

Radko die tevreden dat hij de toespraak van Quan integraal heeft opgenomen, haast zich naar het klooster om die door te sturen naar zijn baas. Wanneer de seminarist, die de wacht houdt bij de deur, hem binnenlaat, loopt Lam haastig de trap af. Hij praat met hem in het Vietnamees. Radko verstaat geen woord van wat ze zeggen, maar voelt dat Lam iemand zoekt met lang haar en een snor. Ten slotte gaat de jonge man naar buiten, terwijl Lam bij de deur blijft staan.
   Radko telefoneert naar David.
   ‘Al ontvangen? Dit is een uniek historisch document.’
   ‘Een ogenblik … We horen duidelijk zijn stem … maar waarom stond je op zo’n grote afstand? Met een close up kon je ook zijn emoties en lichaamstaal registreren. Dat zou zijn boodschap nog krachtiger hebben gemaakt.’
   ‘Wat?’ Hij kan die vent wel wurgen.
   ‘Wat je hebt gedaan is goed natuurlijk. Maar The World Inside gebruikt de hoogste kwalitatieve standaarden.’
    ‘Volgende keer kun jij  komen en dan zal ik je handelingen eens kritisch beoordelen, betweter!’ Hij onderbreekt de verbinding.
   ‘Vrijheid is niet altijd zo eenvoudig als het lijkt,’ zegt Lam droog.
   ‘Die beul zou carrière maken in het communistisch systeem.’
   ‘We zijn net bezig om komaf te maken met het Communisme.’
   Wanneer Lam begint te lachten, breekt het ijs ook bij Radko.
   ‘Waar wij naar snakken, is vrijheid. Ik ben jaloers op jullie persvrijheid.’
   ‘Maar je geen illusies. In vergelijking met de Vietnamese media oogt de  westerse persvrijheid aantrekkelijk. Maar onze werking is ondergeschikt aan de het geld en de economie. Eerlijk: ik denk niet dat ik veel meer vrijheid heb dan mijn Vietnamese collega’s.’
   ‘Daar schrik ik van.’
   ‘Laat u geen zand in de ogen strooien door al het uiterlijk vertoon en de glamour en glitter. Want de persvrijheid is in het Westen evenzeer een nagenoeg lege doos. Er is nog amper plaats voor kritische zin.’
   ‘Wat u zegt, klinkt ontluisterend.’
   ‘Manipulatie van de media vind je in alle tijden en alle culturen.’
   ‘Even kijken.’ Lam klikt verschillende grote Aziatische nieuwssites aan op zijn I-phone. ‘Ze vertellen allemaal hetzelfde. In de Spratly archipel is een verdere escalatie aan de gang.’
   ‘Wat gebeurt er?’
   ‘Chinese marineschepen hebben Zuidwest Cay, het strategische eiland in de noordwestelijke hoek ingenomen. En op Sin Cowe eiland bieden vijftien Vietnamese soldaten weerstand met hun artillerie. Er zijn Chinese versterkingen onderweg. Een Chinese inname lijkt onvermijdelijk. En wanneer ze daar de vlag gaan planten, betekent dit dat alle andere onbewoonde Vietnamese eilanden en riffen onder Chinees gezag komen. Dat is wat in 1974 is gebeurd met de annexatie van de Paracel eilanden. En wat de Chinezen in 1979 probeerden op het vasteland. China vernietigde de grensstad Lang Son. Mijn vrouw is van daar afkomstig. Daarbij werd een groot deel van haar familie uitgemoord. Zeventien dagen later versloeg het Vietnamese leger de Chinezen met de steun van de Sovjet-Unie. China had op alle terreinen gefaald: tactisch, strategisch, logistiek en wat de communicatie betref. Ik herinner mij nog als kind de gespannen sfeer bij de exodus van honderdduizenden etnische Chinezen.’
   ‘De aversie voor de Chinezen heeft nog altijd diepe wortels.’
   ‘Zeg dat wel. Toen ik in de jaren 1990 op het Conservatorium in Hanoi studeerde, was de anti-Chinese tirade Fighting for Independence & Freedom nog altijd het populairste studentenlied. Misschien heb je die al gehoord?’
   Lam begint te zingen:

Gunfire echoes across the skies above the border
Calling all our people to enter battle anew.
The invading army advances brutally,
Tearing asunder the ground of the battlefront.
Fires have burned and blood has been spilled across the lengthy borderland.

A land of countless feats of war,
Still churns with a heroic fervor.
The Chi Langs, the Bạch Dangs, the Dong Das,
Demand their succession with further epic tales.

Oh Việt Nam. Oh our beloved Vietnamese homeland!
History has handed you a divine mission.
Though you still carry so many wounds,
You still proudly enter the battlefield,
For a loftier way of life for all the people,
Independence and freedom!

   ‘Dat zijn wel krachtige woorden.’

De telefoon in Radko’s hand rinkelt.
   ‘Uw film is fantastisch’, kraait David. ’50.000 mensen hebben die al gezien sinds we hem een paar minuten geleden op onze website hebben gezet. De BBC, CNN en Fox News Chanel gaan fragmenten uitzenden in hun journaals.’
   ‘Ik dacht dat hij niets waard was.’
   ‘Dat heb ik nooit gezegd. Doe voort zoals je bezig bent, maar volgende keer vanop de eerste rij. Dat is de plaats die The World Inside toekomt. CNN zal u contacteren om direct op antenne te gaan. Vergeet uw pin niet. Zo krijgen we gratis publiciteit.’
   ‘Welke pin?’ Hij voelt in de zak van zijn broek de pin van het eeuwfeest.
   ‘Onze pin, ezel.’
   ‘Oh, hij zit nog in mijn valies in het hotel.’
   ‘The World Inside is een keurmerk. Als medewerker is het uw plicht dat te promoten op elk moment en op elke plaats. Volgende keer bevestig ik die met siliconen op uw vest.’
   ‘Ik heb een beter idee. Waarom verplicht je ons niet om hemden te dragen met het logo op de kraag? Of vraag aan uw ontwerpers om een logo te creëren dat we op ons voorhoofd kunnen kleven.’